Vergelijking Sun certificering voor Enterprise architect voor J2EE en het CPP Gecertificeerd softwarearchitect van de Open Universiteit Nederland

Transcriptie

1 Vergelijking Sun certificering voor Enterprise architect voor J2EE en het CPP Gecertificeerd softwarearchitect van de Open Universiteit Nederland Inleiding Het Certified Professional Program Gecertificeerd softwarearchitect (CPP GSA) is een opleiding van de Open Universiteit Nederland. Dit CPP wordt door de Open Universiteit Nederland (OUNL) getoetst en gecertificeerd en levert 12 studiepunten (17,2 ECTS) op binnen het reguliere studieprogramma. Sun kent het examen Sun Certified Enterprise Architect (SCEA) dat een redelijk grote overlap kent met het CPP GSA. De certificeringen van Sun fungeren als de belangrijkste internationale standaard. Daarom heeft de OUNL, op eigen gezag, een vergelijking gemaakt van het CPP GSA met het examen SCEA van Sun. Aan deze vergelijking kunnen geen formele rechten worden ontleend. Korte samenvatting van de vergelijking Uit de vergelijking blijkt enerzijds dat de exameneisen van SCEA voor ongeveer 60-70% afgedekt worden door het CPP GSA. Anderzijds blijkt dat het CPP GSA een aantal zaken biedt die niet voorkomen in SCEA. Het verschil tussen beide certificeringen wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de wat bredere focus van het CPP GSA op componenten en de wat specifiekere focus van SCEA op EJB s in een J2EE-omgeving. Sun certificering SCEA kent drie onderdelen bij de certificering: Een op kennis gebaseerd multiple choice tentamen Een opdracht (assignment) Een essay over de opdracht De certificering is bedoeld voor enterprise architecten die verantwoordelijk zijn voor de architectuur en het ontwerp van applicaties die gebaseerd zijn op het Java 2 platform, Enterprise Edition (J2EE). De applicaties moeten schaalbaar, flexibel en zeer betrouwbaar zijn. Onderdelen van het CPP GSA De inhoud van het CPP GSA is gebaseerd op de volgende OUNL-cursussen: T34131 Objectgeoriënteerd analyseren en ontwerpen met patterns en UML (OAO) T26821 Design Patterns () T28821 Component-based development () T32811 Softwarearchitectuur (SA) OAO is een cursus uit de bacheloropleiding Informatica;, en SA zijn cursussen uit de masteropleiding Computer Science. Alle cursussen worden afzonderlijk gecertificeerd naast het diploma bij afronding van het volledige CPP GSA. Generieke verschillen in vorm en inhoud van de examinering Alvorens in te gaan op een vergelijking van de onderdelen die in beide te vergelijken examenprogramma's voorkomen, staan we even stil bij de manier van toetsen: SCEA wordt in de eerste plaats geëxamineerd in de vorm van een meerkeuzetoets. De toets is een gesloten boek toets, dat wil zeggen dat de cursist tijdens de toets geen hulpbronnen mag raadplegen. De toetsing van de onderdelen van het CPP GSA geschiedt in de regel door middel van opdrachten en een schriftelijke toets van minuten. Deze toets is een open boek toets, waarbij wel hulpbronnen mogen worden geraadpleegd. Het assignment onderdeel van SCEA heeft globaal een belasting van 100 uur. De opdrachten die verbonden zijn aan het CPP GSA vergen meer tijd, in totaal ongeveer 140 uur. 1

2 Vergelijking van de eisen van SCEA en CPP GSA In bijlage 1 staat een gedetailleerde vergelijking van de exameneisen van SUN SCEA en die van het CPP GSA. Omdat Het CPP GSA uit diverse onderdelen (cursussen) bestaat, wordt binnen het CPP GSA ook gerefereerd aan de specifieke cursus waar een bepaald onderwerp aan de orde komt. In de gedetailleerde vergelijking zijn de exameneisen van Sun als uitgangspunt genomen. Er wordt bekeken of en zo ja waar die onderwerpen in het CPP GSA aan de orde komen. Op basis van deze gedetailleerde vergelijking is tabel 1 gemaakt met daarin de onderdelen van SCEA die niet door het CPP GSA afgedekt worden. Daarnaast is een tabel 2 gemaakt van onderdelen van het CPP GSA die niet door SCEA afgedekt worden. Probleem bij de vergelijking is wel dat er geen expliciete eisen voor assignment van SCEA beschikbaar zijn. Zoals al eerder opgemerkt wordt het verschil tussen beide certificeringen voor een belangrijk deel veroorzaakt door de wat bredere focus van het CPP GSA op componenten en de wat specifiekere focus van SCEA op EJB s in een J2EE-omgeving. Door deze verschillende focus zal ook de diepgang van de verschillende onderdelen niet altijd gelijk zijn. Onderdelen SCEA Section 6: Protocols Section 7: Applicability of J2EE Technology Section 9: Messaging Section 10: Internationalization Section 11: Security Delen die niet afgedekt worden in CPP GSA Globale kennis van protocollen wordt bekend verondersteld. Er wordt aan dit onderwerp geen specifieke aandacht besteed. Dit onderwerp komt globaal aan de orde. Er wordt aan dit onderwerp geen aandacht besteed. In het CPP Gecertificeerd Javaprogrammeur (dat als voorkennis wordt beschouwd) wordt het Message Queue System behandeld, binnen het blok Distributed Computing. Er wordt aan dit onderwerp geen aandacht besteed Aan dit onderwerp wordt een klein beetje aandacht besteed TABEL 1 Onderdelen van SCEAJ die niet afgedekt worden door het CPP GSA 2

3 Onderdeel Objectgeoriënteerd analyseren en ontwerpen met patterns en UML Design patterns Component-based development Opmerkingen In deze cursus wordt ruim aandacht besteed aan (R)UP en aan het ontwerpen met behulp van UML, gebaseerd op algemene uitgangspunten voor een goed OO-ontwerp ( de zogenaamde GRASP Patterns) Cursisten krijgen een handreiking voor het zorgvuldig verdelen van verantwoordelijkheden over klassen. Centraal staat het ontwerpen waarbij UML gebruikt wordt als diagramtechniek. Bij SUN komt het ontwerpen met UML veel minder aan bod; een voornamelijk passieve kennis van UML (een diagram kunnen lezen) is vereist. In het SUN multiple choice tentamen is een meer encyclopedische kennis van design patterns nodig. In de cursus worden de belangrijkste design patterns behandeld maar een cursist moet ook voor een gegeven probleem in staat zijn een aantal voor dat probleem geëigende patronen te kunnen selecteren en uit deze patronen gemotiveerd het meest geschikte te selecteren Deze cursus behandelt de problematiek van het ontwerpen van flexibele gedistribueerde systemen en de oplossing van componenten in brede zin. In de cursus maakt de cursist kennis met een breed scala aan componenten, met ontwerpmethoden voor op basis van UML, en met software architectuur: de structuur van de applicatie waar een component in wordt geplaatst. In dit groter geheel komen ook EJB s in een J2EE omgeving aan bod Softwarearchitectuur Softwarearchitectuur heeft te maken met het ontwerp van een ingewikkeld, uit meerdere componenten bestaand systeem, vanuit verschillende invalshoeken. Daarbij worden (soms conflicterende) eisen van verschillende stakeholders in beschouwing genomen, waarbij extra aandacht wordt besteed aan nietfunctionele eisen als performance of security. U krijgt kennis en methoden aangereikt om ontwerpbeslissingen te nemen, een systeem vanuit verschillende invalshoeken te beschrijven, en een architectuur te evalueren. TABEL 2 SCEA Onderdelen van het CPP GSA die anders of niet afgedekt worden door de eisen van Opzet van CPP GSA Als laatste onderdeel vermelden we nog een belangrijk verschil: SCEA is een verzameling eisen waaraan voldaan moet worden. Het CPP GSA is een scholingstraject met ingebouwde certificering. Centraal in het CPP GSA staat het zich eigenmaken van concepten en de praktische toepassing ervan. In het eerste onderdeel OAO van de opleiding ontwerpt de cursist een deel van een systeem. In het tweede deel verbetert de cursist het ontwerp van een systeem, breidt het uit en maakt het flexibeler door toepassing van een aantal design patterns. In het derde onderdeel specificeert en bouwt de cursist componenten. In het vierde onderdeel SA ontwerpt en beschrijft de cursist de architectuur voor een systeem op basis van documenten van verschillende stakeholders van het systeem. Daarnaast voert de cursist binnen de verschillende onderdelen nog een aantal kleinere opdrachten uit. Cursisten leren ook te reflecteren op hun eigen ontwerpen en die van medecursisten 3

4 BIJLAGE 1 Eisen SCEA in relatie tot de behandelde stof in het CPP GSA SUN Enterprise architect Section 1: Concepts Draw UML Diagrams Interpret UML diagrams. State the effect of encapsulation, inheritance, and use of interfaces on architectural characteristics. Section 2: Common Architectures Recognize the effect on each of the following characteristics of two tier, three tier and multi-tier architectures: scalability maintainability, reliability, availability, extensibility, performance, manageability, and security. Recognize the effect of each of the following characteristics on J2EE technology: scalability maintainability, reliability, availability, extensibility, performance, manageability, and security. Given an architecture described in terms of network layout, list benefits and potential weaknesses associated with it. Aandacht voor de J2EE architectuur Geen aandacht voor beschrijven en evalueren van architecturen Section 3: Legacy Connectivity Distinguish appropriate from inappropriate techniques for providing access to a legacy system from Java code given an outline description of that legacy system Section 4: Enterprise JavaBeans Technology List the required classes/interfaces that must be provided for an OUNL CPP Gecertificeerd Softwarearchitect OAO OAO OAO en SA Zijdelings in ; SA SA Uitgebreide aandacht voor patterns op architectuurniveau, waarbij verschillende technologieën als voorbeeld worden gebruikt. Binnen SA. Uitgebreid aandacht voor het beschrijven en evalueren van softwarearchicturen. Vaardigheid verkrijgen met het beschrijven van architecturen. Binnen SA., (niet toegespitst op J2EE) 4

5 EJB technology. Distinguish stateful and stateless Session beans. Distinguish Session and Entity beans. Recognize appropriate uses for Entity, Stateful Session, and Stateless Session beans. State benefits and costs of Container Managed Persistence. State the transactional behavior in a given scenario for an enterprise bean method with a specified transactional deployment descriptor. Given a requirement specification detailing security and flexibility needs, identify architectures that would fulfill those requirements. Identify costs and benefits of using an intermediate data-access object between an entity bean and the data resource. Section 5: Enterprise JavaBeans Container Model State the benefits of bean pooling in an EJB container. State the benefits of Passivation in an EJB container. State the benefit of monitoring of resources in an EJB container. Explain how the EJB container does lifecycle management and has the capability to increase scalability. Section 6: Protocols Given a scenario description, distinguish appropriate from inappropriate protocols to implement that scenario. Identify a protocol, given a list of some of its features, where the protocol is one of the following: HTTP, HTTPS, IIOP, JRMP. Select from a list, common firewall features that might interfere with the normal operation of a given protocol. Section 7: Applicability of J2EE Technology Select from a list those application aspects that are suited to (enigszins) Te gedetailleerd voor SA Niet zo specifiek Wordt globaal behandeld Niet, is voor een deel voorkennis Niet 5

6 implementation using J2EE. Select from a list those application aspects that are suited to implementation using EJB. Identify suitable J2EE technologies for the implementation of specified application aspects. Section 8: Design Patterns From a list, select the most appropriate design pattern for a given scenario. Patterns will be limited to those documented in Gamma et al. and named using the names given in that book. State the benefits of using design patterns. State the name of a design pattern (for example, Gamma) given the UML diagram and/or a brief description of the pattern's functionality. Select from a list benefits of a specified design pattern (for example, Gamma). Identify the design pattern associated with a specified J2EE feature Section 9: Messaging Identify scenarios that are appropriate to implementation using messaging, EJB, or both. List benefits of synchronous and asynchronous messaging. Select scenarios from a list that are appropriate to implementation using synchronous and asynchronous messaging. Section 10: Internationalization State three aspects of any application that might need to be varied or customized in different deployment locales. Match the following features of the Java 2 platform with descriptions of their functionality, purpose or typical uses: Properties, Locale, ResourceBundle, Unicode, java.text package, InputStreamReader and OutputStreamWriter. Wordt niet behandeld Zijdelings bij SA. Zijdelings bij SA. Wordt niet behandeld 6

7 Section 11: Security Select from a list security restrictions that Java 2 environments normally impose on applets running in a browser. Given an architectural system specification, identify appropriate locations for implementation of specified security features, and select suitable technologies for implementation of those features. nee, enigszins 7