KONINKLIJK BESLUIT VAN XX TOT VASTSTELLING VAN DE VORM, DE INHOUD, ALSOOK VAN DE MODALITEITEN EN BEPERKINGEN VOOR DE TOEGANG TOT

Transcriptie

1 KONINKLIJK BESLUIT VAN XX TOT VASTSTELLING VAN DE VORM, DE INHOUD, ALSOOK VAN DE MODALITEITEN EN BEPERKINGEN VOOR DE TOEGANG TOT EN HET GEBRUIK VAN HET BLOOTSTELLINGSREGISTER EN HET STRALINGSPASPOORT Filip, Koning der Belgen Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op artikel 108 van de Grondwet; Gelet op de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, inzonderheid op artikel 1 en de artikels 25/1 tot 25/15, waarvan de laatste door de wet van 26 januari 2014 werden ingevoegd; Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen, inzonderheid op artikel 30.6; Gelet op het Koninklijk besluit van 6 maart 2017 betreffende de toekenning van het beheer en de uitbouw van een blootstellingsregister in het kader van het dosimetrisch toezicht aan het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle; Gelet op het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op.., overeenkomstig artikel 24/14 van voormelde wet van 15 april 1994; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op ; Gelet op het advies xxxxxx van de Raad van State, gegeven op., met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 2 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en op advies van Onze in Raad vergaderde ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij. 1/10

2 Hoofdstuk I Algemeen Art Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2013/59/Euratom van de Raad van 5 december 2013 tot vaststelling van de basisnormen voor de bescherming tegen de gevaren verbonden aan de blootstelling aan ioniserende straling, en houdende intrekking van de Richtlijnen 89/618/Euratom, 90/641/Euratom, 96/29/Euratom, 97/43/Euratom en 2003/122/Euratom, met name de artikels 43, 44 en Alle definities vermeld in artikel 1 van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en in artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen zijn ook van toepassing op dit besluit. 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1) Monitoringperiode: het tijdsinterval voor welke aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een dosis te wijten aan een externe blootstelling wordt toegekend; 2) Evaluatietijdstip: het tijdstip voor welke aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een dosis te wijten aan een inwendige blootstelling wordt toegekend; 3) Officiële dosis: dosis die officieel aan een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon wordt toegekend als evaluatie van de uitwendige blootstelling van deze persoon binnen een bepaalde monitoringperiode, of van de inwendige blootstelling van deze persoon op een bepaald ogenblik en die wordt gebruikt voor de controle op de naleving van de dosislimieten; 4) Tussentijdse dosis: tijdelijke evaluatie van de dosis die een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon kan oplopen ten gevolge van een uitwendige of inwendige blootstelling en waarmee rekening wordt gehouden voor de controle op de dosislimieten, tot deze waarde door de officiële dosis in het blootstellingsregister kan worden vervangen; 5) Speciale dosis: dosis die een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon kan oplopen ten gevolge van een uitwendige of inwendige blootstelling met speciale vergunning, zoals vermeld in artikel van het Algemeen Reglement; 6) Dosis bij ongeval: dosis die een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon kan oplopen ten gevolge van een uitwendige of inwendige blootstelling bij ongeval, zoals vermeld in art van het ARBIS; 7) Dosis in noodsituaties: dosis die een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon kan oplopen ten gevolge van een uitwendige of inwendige blootstelling in noodsituaties, zoals vermeld in artikel van het ARBIS; 8) Dosissubtype: benaming van een dosimetrische grootheid en desgevallend nog wordt aangevuld met een of meerdere van de volgende vermeldingen: a. het lichaamsdeel waarop de dosis betrekking heeft; b. of het een berekende dosis betreft. 9) De wet van 15 april 1994: de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle; 2/10

3 10) Het algemeen reglement: het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen. Hoofdstuk II - Blootstellingsregister Afdeling 1 Doelstelling van het blootstellingsregister Art Het Agentschap bouwt een blootstellingsregister uit, beheert het en houdt het actueel. Het Agentschap controleert middels het blootstellingsregister het dosimetrisch toezicht van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen personen ten einde hen een doeltreffende stralingsbescherming te garanderen. Het blootstellingsregister laat toe om opzoekingen uit te voeren aangaande een individuele aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon of een groep van aan dosimetrisch toezicht onderworpen personen ten einde overzichten of statistieken te produceren. Het blootstellingsregister laat het Agentschap toe om: a) de naleving van de dosislimieten of van de referentieniveaus bij noodsituaties te controleren; b) te identificeren waar er nog ruimte is ter optimalisering van de blootstelling; c) dysfuncties op te sporen zoals: i. abnormale dosissen bij vergelijkingen met wat er kan verwacht worden voor een bepaalde werkpost; ii. ontbrekende dosissen. 2. Volgens de aard van de vaststellingen, zal het Agentschap de gepaste maatregelen of acties treffen. Deze acties of maatregelen kunnen zowel gericht zijn naar een bepaalde sector, een werknemer of een externe werkers, als naar een exploitant, een ondernemingshoofd of een externe onderneming. Afdeling 2- Vorm en inhoud van het blootstellingsregister Art. 3 Vorm van het blootstellingsregister Het blootstellingsregister wordt bijgehouden in de vorm van een elektronische databank. Art. 4 Inhoud van het blootstellingsregister 1. Voor elke aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon, bevat het blootstellingsregister naast de gegevens bedoeld in artikel 25/6, 1 en 3 van de wet van 15 april 1994 de volgende gegevens: 1 de identificatiegegevens van zijn/haar werkgever; 2 de vermelding of de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon een werknemer, student, stagiair of leerling, of zelfstandige is; 3 indien van toepassing, de duurtijd van de arbeidsovereenkomst tussen de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon en zijn/haar werkgever (begindatum en einddatum) en eveneens, in 3/10

4 voorkomend geval, de historiek van de verschillende arbeidsstelsels tijdens deze arbeidsovereenkomst, met voor elk arbeidsstelsel: a) of het gaat om een deeltijds of voltijds arbeidsstelsel; b) de periode van het arbeidsstelsel, aangegeven door de begindatum en indien van toepassing, de einddatum ervan. 2. Voor elke exploitant, ondernemingshoofd en externe onderneming, bevat het blootstellingsregister naast de gegevens bedoeld in artikel 25/6, 1 en 2 van de wet van 15 april 1994 de activiteitssector waartoe hij behoort overeenkomstig de volgende lijst: - kernindustrie; - gezondheidszorg; - industrie; - vervoer; - sector waarbij personeel blootgesteld kan worden aan ioniserende stralingen uit natuurlijke stralingsbronnen; - hoger onderwijs en onderzoek in andere sectoren dan in de kernindustrie; - defensie; - interventie in een radiologische noodsituatie; - andere. 3. Voor iedere dosis van een aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon, vermeldt het blootstellingsregister: 1 de werkgever van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon; 2 de exploitant of het ondernemingshoofd bij wie de dosis werd opgelopen; 3 de activiteitssector, zoals voorzien in het vorige paragraaf, van de exploitant of het ondernemingshoofd in het kader van dewelke de dosis hoofdzakelijk werd opgelopen, of desgevallend de vermelding of de dosis werd opgelopen tijdens een interventie in een radiologische noodsituatie; 4 de professionele hoofdactiviteit tijdens dewelke de dosis werd opgelopen overeenkomstig de classificatie bepaald door het Agentschap; 5 de dosiswaarde; 6 de monitoringperiode of het evaluatietijdstip; 7 het type dosis, met name: a) officiële dosis; b) tussentijdse dosis; c) ongevalsdosis; d) speciale dosis; e) noodsituatie dosis. Voor de types c), d), e) worden de omstandigheden vermeld die tot de betrokken dosis hebben geleid. Voor type c) en e) worden de opgenomen acties vermeld en voor type d) wordt de justificatie van de blootstelling vermeld; 8 voor elk type dosis, het dosissubtype vermeld, overeenkomstig de mogelijkheden bepaald door het Agentschap; 9 indien nuttig geacht, een opmerking m.b.t. de dosis; 10 in geval een dosis werd gecorrigeerd: a) de gebruiker die de correctie heeft doorgevoerd; b) de datum van de correctie; c) de reden van de correctie, zijnde: i) ofwel een tekortkoming tijdens de procedure die hetzij bij de dienst voor fysische controle, hetzij bij de dosimetrische dienst toegepast wordt om de dosis te bepalen; 4/10

5 ii) ofwel de conclusie van het onderzoek bedoeld in art b) 15 van het algemeen reglement waaruit blijkt dat de aangeleverde dosis weliswaar correct gemeten werd, maar niet overeenstemt met de werkelijke dosis opgelopen door de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon. 11 of de dosis werd gevalideerd door de erkende geneesh(e)er(en) die deze persoon opvolgt, met in voorkomend geval vermelding: a) de erkende geneeshe(e)r(en) die heeft (hebben) gevalideerd ; b) de datum van de validatie(s). Afdeling 3 Toegangs- en gebruiksvoorwaarden van het blootstellingsregister Art. 5. Toegangsvoorwaarden 1. De in artikel 25/7 van de wet van 15 april 1994 opgesomde personen en entiteiten hebben toegang tot de gegevens van het blootstellingsregister overeenkomstig de daartoe door het Agentschap bepaalde modaliteiten. 2. Personeelsleden van het Agentschap waarvan de opdracht het rechtvaardigt, krijgen toegang tot het blootstellingsregister, nadat zij hiertoe aangeduid werden door de Directeur-generaal van het Agentschap. Art. 6. Gebruiksvoorwaarden en beperkingen 1. De opzoekingen die mogelijk zijn voor de verschillende gebruikers worden door het Agentschap beperkt in functie van hun toegangsrechten zoals beschreven in art. 25/7 van de wet van 15 april De gegevens van het blootstellingsregister mogen niet aan derden worden medegedeeld. Worden niet beschouwd als derden: de personen waarop de gegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers. Deze paragraaf doet geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen, waaronder de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Afdeling 4 Rechten van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon Art. 7 Recht tot informatie De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon heeft het recht na te gaan door wie zijn gegevens worden geraadpleegd volgens de modaliteiten bepaald door het Agentschap. Art. 8 Recht tot verbetering De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon heeft het recht om schriftelijk aan het Agentschap, in zijn hoedanigheid van verantwoordelijke voor de verwerking bedoeld krachtens artikel 1, streepje 25, van de wet van 15 april 1994, de foutieve op hem/haar betrekking hebbende gegevens kosteloos te laten verbeteren. De verantwoordelijke voor de verwerking (zijnde het Agentschap) corrigeert de foutieve gegevens binnen de 30 kalenderdagen. Binnen de 10 werkdagen na de uitgevoerde correctie, informeert de 5/10

6 verantwoordelijke voor de verwerking (zijnde het Agentschap) schriftelijk de betrokkene van de uitgevoerde correctie. Afdeling 5 Maatregelen ter beveiliging van het blootstellingsregister en ter bescherming van de daarin opgenomen gegevens Art Overeenkomstig artikel 7, 4 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, duidt het Agentschap onder zijn personeelsleden een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg aan onder wiens toezicht en verantwoordelijkheid de in het blootstellingsregister opgenomen persoonsgegevens aangaande de gezondheid worden behandeld, uitgewisseld en bewaard. 2. Het Agentschap duidt onder zijn personeelsleden een veiligheidsconsultent aan, die niet dezelfde persoon kan zijn als het personeelslid vermeld in De veiligheidsconsultent vervult de functie van aangestelde voor de gegevensbescherming bedoeld in artikel 17bis van bovenvermelde wet van 8 december Onverminderd 3 ziet de veiligheidsconsultent er samen met de verantwoordelijke voor de informaticadienst van het Agentschap op toe dat de verantwoordelijke voor de verwerking (zijnde het Agentschap) veiligheidsmaatregelen uitwerkt en toepast die garanderen dat de gegevens opgenomen in het blootstellingsregister op een perfecte en veilige wijze worden bewaard. 5. De in 4 bedoelde taak beperkt zich tot het adviseren, stimuleren, documenteren en controleren van de verantwoordelijke voor de verwerking (zijnde het Agentschap) inzake de uitwerking van een veiligheidsbeleid in het kader van dit besluit. De uiteindelijke beslissingsbevoegdheid en de verantwoordelijkheid betreffende de implementatie van het veiligheidsbeleid berusten bij de verantwoordelijke voor de verwerking (zijnde het Agentschap). Art Hij die uit hoofde van zijn functie kennis neemt van de gegevens in het blootstellingsregister of betrokken is bij de inzameling, de verwerking of mededeling ervan, is ertoe gehouden het vertrouwelijk karakter ervan te eerbiedigen. 2. Het bepaalde in 1 doet geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen. 3. Na verstrijken van de termijnen bedoeld in artikel 25/5 van de wet van 15 april 1994, verwijdert de verantwoordelijke voor de verwerking (zijnde het Agentschap) de in het blootstellingsregister opgenomen gegevens die op de betrokkene betrekking hebben. De verwijdering gebeurt op zodanige wijze dat de gegevens na het verstrijken van de in artikel 25/5 van de wet van 15 april 1994 bedoelde termijn op geen enkele wijze meer kunnen geraadpleegd worden. 6/10

7 Afdeling 6 Link met de authentieke bronnen Art. 11 Het Agentschap sluit een overeenkomst met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid voor de raadpleging van de gegevens uit het repertorium van de DmfA (multifunctionele aangifte), van de DIMONA (onmiddellijke aangifte) en het RSVZ (Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen) die nodig zijn voor de consolidatie van de in artikel 4 1, 1, 2 et 3 van dit besluit vermelde gegevens die door de exploitanten, de ondernemingshoofden en de externe ondernemingen worden verstrekt. Art 12 Het Agentschap sluit een overeenkomst met Co-Prev (de sectororganisatie van de Belgische Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het Werk) voor de raadpleging van de gegevens die nodig zijn voor de consolidatie van de in artikel 25/6, 2, d) van de wet van 15 april 1994 vermelde gegevens die door de exploitanten, de ondernemingshoofden en de externe ondernemingen worden verstrekt. Hoofdstuk III - Stralingspaspoort Afdeling 1 Doelstelling van stralingspaspoort Art. 13 Voor de externe werkers die opdrachten met blootstellingsrisico in het buitenland uitvoeren, stelt het Agentschap een stralingspaspoort op om hun dosimetrisch toezicht verder te zetten tijdens deze opdrachten. Afdeling 2 Vorm en inhoud van het stralingspaspoort Art. 14 Vorm van het stralingspaspoort Het stralingspaspoort is een individueel document dat door het Agentschap wordt opgesteld en afgeleverd onder de vorm van een afdrukbaar elektronisch formulier. Art. 15 Inhoud van het stralingspaspoort 1. Gegevens opgenomen in het stralingspaspoort vóór de opdracht(en) met blootstellingsrisico in het buitenland: a) Gegevens over de externe onderneming zoals bedoeld in artikel 37 quater c), i van het algemeen reglement; b) Gegevens van de externe werker zoals bedoeld in art 37 quater c), ii van het algemeen reglement; c) De resultaten van het individueel dosimetrisch toezicht van de externe werker, zoals vermeld in art 37 quater c), iii van het algemeen reglement; 7/10

8 d) De officiële dosislimieten en desgevallend de dosisbeperking die moet worden opgelegd tijdens de opdracht met blootstellingsrisico; e) De geldigheidsperiode van het stralingspaspoort. 2. Gegevens opgenomen in de stralingspassport na de opdracht(en) met blootstellingsrisico in het buitenland: a) de namen, adressen en indien beschikbaar, de identificatienummers in hun eigen land van de buitenlandse onderneming(en) waarbij de externe werker een opdracht uitvoert en de bijhorende periode(n) van die opdracht(en). b) Schatting van de door de externe werker opgelopen effectieve dosis voor de periode waarop de opdracht betrekking heeft; c) In geval van een niet-uniforme blootstelling, schatting van de equivalente doses voor de verschillende lichaamsdelen; d) In het geval van een incorporatie van een radionuclide, schatting van de effectieve volgdosis. De gegevens bedoeld in 2 gerelateerd aan opdrachten waarvoor de externe onderneming volledig zorgt voor het individuele dosimetrisch toezicht van zijn werkers, worden niet opgenomen in het stralingspaspoort. In deze gevallen, wordt het stralingspaspoort enkel gebruikt ter informatie van de buitenlandse onderneming voor wat betreft de dosishistoriek van de externe werkers zoals bedoeld in 1. Afdeling 3 Functionering en gebruik van het stralingspaspoort Art. 16 Voor een externe werker die een of meerdere opdrachten met blootstellingsrisico zal uitvoeren in het buitenland dient de externe onderneming voorafgaandelijk aan deze opdracht(en) een aanvraag voor het bekomen van een stralingspaspoort in bij het Agentschap, volgens de modaliteiten die hiertoe worden bepaald door het Agentschap. In zijn aanvraag, vermeldt de externe onderneming : i. Zijn uniek identificatienummer onder de vorm van zijn nummer in de Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO); ii. Het uniek identificatienummer van de werknemer onder de vorm van het Rijksregisternummer of in voorkomend geval het BIS-registernummer; iii. De gewenste geldigheidsperiode van het stralingspaspoort, die maximaal x maanden mag bedragen; iv. Desgevallend de dosisbeperkingen die tijdens de opdracht moeten worden toegepast. Als de externe onderneming en/of de externe werker nog niet bekend is/zijn in het blootstellingsregister, wordt de externe onderneming door het Agentschap gevraagd om de gegevens bedoeld in artikel 15, 1 a) en/of b) van onderhavig besluit te vermelden. De gegevens bedoeld in artikel 15, 1 van onderhavig besluit alsook de geldigheid periode van het stralingspaspoort kunnen dan worden opgenomen in het stralingspaspoort die door het Agentschap afgeleverd wordt aan de externe onderneming. 8/10

9 In voorkomend geval, vult de externe onderneming het stralingspaspoort aan met een overzicht van de meeste recente dosimetrische gegevens die nog niet in het blootstellingsregister werden opgenomen op het moment waarop het stralingspaspoort werd opgesteld door het Agentschap. Art. 17 Voordat de opdracht met blootstellingsrisco van de externe werker bij de buitenlandse onderneming begint, zorgt de externe onderneming ervoor dat het stralingspaspoort van de externe werker wordt verschaft aan de buitenlandse onderneming. Volgens wat er afgesproken werd met de buitenlandse onderneming, wordt het op voorhand door de externe onderneming per post of verstuurd of ter plaatse door de externe werker zelf overhandigd. Art. 18 Indien het individuele dosimetrisch toezicht van de externe werker tijdens zijn opdracht in het buitenland aan de buitenlandse onderneming wordt toevertrouwd, dan ziet de buitenlandse onderneming er op toe dat de gegevens, na afloop van de opdracht, zoals bedoeld in artikel 15, 2 van onderhavig besluit in het stralingspaspoort van de externe werker worden vermeld en bezorgt het deze terug aan de externe onderneming (per post of of via de externe werker zelf volgens wat er afgesproken werd met de externe onderneming). Afdeling 4 Toegangsvoorwaarden tot de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort Art. 19 De enige entiteiten die toegang hebben tot de inhoud van het stralingspaspoort zijn: - De aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon; - De werkgever van de aan dosimetrisch toezicht onderworpen persoon; - De vertegenwoordiger van de buitenlandse onderneming waar de opdracht met blootstellingsrisico wordt uitgevoerd; - De personeelsleden van het Agentschap waarvan de opdracht het rechtvaardigt nadat zij hiertoe aangeduid werden door de Directeur-generaal van het Agentschap. Afdeling 5 Maatregelen ter beveiliging van de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort Art Hij die uit hoofde van zijn functie kennis neemt van de gegevens opgenomen in het stralingspaspoort of betrokken is bij de inzameling, de verwerking of mededeling ervan, is ertoe gehouden het vertrouwelijk karakter ervan te eerbiedigen. 2. De gegevens van het stralingspaspoort mogen niet aan derden worden medegedeeld. Worden niet beschouwd als derden: de personen waarop de gegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers. 3. Paragrafen 1 en 2 doen geen afbreuk aan andere deontologische, reglementaire of wettelijke verplichtingen, waaronder de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. 9/10

10 Hoofdstuk IV -Slotbepalingen Art. 21 Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 4, 3, 11, dat op een door de Koning bepaalde datum in werking zal treden. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. 10/10