(ft. tíí. duw. schreeuw. , - t' 'Au, au!' brulde de leeuw. 'Mijn kies is stuk.

Transcriptie

1 woordzetter. vlot en correct lezen. í0.1. íeesblad I Er was eens een leeuw. Die zat te smullen van ziln prooi. Plots gaf hij een schreeuw. Want hij beet op een botje., - t' 'Au, au!' brulde de leeuw. 'Mijn kies is stuk. Hij voelt heel ruw. f k moet naar de tandarts.' g tíí 'Dag leeuw,' zei de tandarts. 'Wat is er aan de hand?' 'lk beet op een botje,' zei de leeuw. 'Nu is mijn kies stuk, hij voell zo ruw.' (ft De tandarts zei: 'Laat me maar eens in uw bek kijken. A, ha, ik zie het al. Dat komt wel goed. lk maak uw kies weer als nieuw.' \\ ')) a 0 a a o t t a a a a e a t a i o s t e a 6 i a a a a i o r G { 3 a a c a a ó a a a a a t a a a a a a a a a a aa t a a a o a a o t! a a a t a a a a a a 6 a 0 9a eeuw leeuw meeuw geeuw meeuw leeuw geeuw eeuw EEUW leeuw sneeuw schreeuw nieuw nieuws kieuw nieuw,*kieuw nieuws UW ruw duw Veilig leren lezen. woordzetter. kern Uitgeverij Zwijsen 8.V., Tilburg

2 woordzetter. vlot en correct lezen r 1O.1 r leesblad 2 a a l a c a a ê t 3 t o c I s a a a o t a a a a a a { a e a a a a a a a a a a a a o a a a c a t t c a a a a a a t t o a a a a aa a t c e c a a ó 6 t a a a a a 3 sneeuw nieuw ruw meeuw UW kieuw schreeuw leeuw duw geeuw nieuws schreeuw Er was eens een leeuw. Die zat te smullen van zijn prooi. Plots gaf hij een schreeuw. Want hij beet op een botje. 'Au, au!' brulde de leeuw. 'Mijn kies is stuk. Hij voelt heel ruw. lk moet naar de tandarts.' \' \ \ \ '-- tp^} \S..f",',r" d 'Dag leeuw,' zei de tandarts. 'Wat is er aan de hand?' 'lk beet op een botje,' zei de leeuw. 'Nu is mijn kies stuk, hij voelt zo ruw.' De tandarts zei: 'Laat me maar eens in uw bek kijken. A, ha, ik zie het al. Dat komt wel goed. lk maak uw kies weer als nieuw.' Na afloop had de leeuw veel trek. Hij greep de tandarts beet. \ -àa' ffa De tandarts gaf een schreeuw. En verdween, hop!, in de bek van de leeuw. (( /// -/, 'í \(( Veilig leren lezen. woordzetter o kern Uitgeverij Zwiisen B.V.' Tilburg

3 woordzetter r vlot en correct lezen e 1O.2.leesblad I lk ga op reis en dit neem ik mee: o zes broeken en vier paar schoenen. zes groene en drie blauwe truien r drie flessen drinken en een brood met krenten. vijf schriften om in te schrijven o tien pennen om mee te schrijven. vijf vliegers voor op het strand. kaartjes voor de treinen. een zwembroek voor als ik ga zwemmen. schaatsen voor op het ijs o een hengel om te vissen o kranten, boeken en een tijdschrift o zalf voor de muggen. pillen en drankjes om te slikken 'Q.; r.\ \ I I t /o'^a;'e k:v?/ a a 3 a aa r o sq a a t a a o t a a c a 3 t a a ó 6 t e t a t I ót a ar a a t t a t a a a a o 6 0 t e a t a a a t t t a a a o a t a a a o G G a c t t o a a t 6 a slikken prikken kn i kken kranten planten klanten d rin ken stin ken klinken zwemmen drummen brommen vlieger stijger vroeger schaatsen schrijven schriften broeken stoelen groeten hengel stengel bengel trappen druppel stippen Veilig leren lezen. woordretter. kern Uitgeverij Zwijsen B.V, Tilburg

4 woordzetter r vlot en correct lezen r Í 0.2. leesblad 2 t a r a a i t a aa? a a! s c a t o o a o t a 9 e e a a aa a a a a a a a a a a a a a i a a a oa a a t a a a a aa a a t a a e t a a c a a a a ó aa 3 t a a 6 a ê groene blauwe bru ine zwarte flessen stoelen d rin ken schaatsen krenten zwemmen schriften hengel schrijven vlieger sl i kken kranten lk ga op reis en dit neem ik mee: o zes broeken en vier paar schoenen o zes groene en drie blauwe truien. drie flessen drinken en een brood met krenten. vijf schriften om in te schrijven o tien pennen om mee te schrijven. vijf vliegers voor op het strand. kaartjes voor de treinen \[. een zwembroek voor als ik ga zwemmen \ o schaatsen voor op het ijs o een hengel om te vissen o kranten, boeken en een tijdschrift. zalf voor de muggen. pillen en drankjes om te slikken Maar waar laat ik dat alles nou? lk wou dat ook mijn huis mee kon. Dan had ik stoelen en een bed. Dan had ik een keuken en een bad. Weet je wat? lk blijf lekker thuis! fr í: Veilig leren lezen. woordzetter. kern Uitgeverij Zwijsen 8.V., Tilburg

5 woordzetter r vlot en correct lezen r 10.3 o leesblad I Peter ziï aan tafel te eten. Pa heeft sla met radijs gemaakt. Er zitten ook bonen en tonijn doorheen. Pa en Peter smullen ervan. Peter neemt nog een hap. Hij heefï zijn mond vol. Zijn vader neemt net een hap tonijn. 'Pà,' roept Peter dan. Maar pa verstaat er niets van. Want Peter heeft zijn mond vol. 'Praat niet met je mond vol,' zegt pa. 'Eet eerst je bord even leeg.' Peter doet wat zijn vader zegt. ( Snel eet hi1 zijn bord leeg. 'Waarom schrok je zo?' vraagt pa. (( rz../ 7)-e oo o "\ à- 0 a.oaaei.' ó a { * c 6 $ a! o i $ r! * a a a a t a a ó t a c c o t a o c a o a a a a t a a a a a a a a a a o o a o a aa a a a a a a a a a a a a a a a a r a a o a aa a aa Peter veter meter beter bonen zonen tonen wonen even geven beven leven eten weten meten heten ton ijn kon ijn tafel wafel zeker beker sla vla Veilig leren lezen. woordzetter. kern Uitgeverij Zwijsen 8.V,, Tilburg

6 woordzetter. vlot en correct lezen r 1O.3. leesblad 2 Èra a a e a a aa oo o a a a a t t a a a r a o a a e a a a c a a a a a a aó a a a a a 6 a a a a a a a 6 a * a aa a tt a t a t a a t a a a a a a a a a 4 a * êó ton ijn zeker water bezem leven bonen muren lepel tafel geven bomen eten Peter konijn varen even Peter ziï aan tafel te eten. Pa heeft sla met radijs gemaakt. Er zitten ook bonen en tonijn doorheen. Pa en Peter smullen ervan. Peter neemt nog een hap. Hij heeft zijn mond vol. Zijn vader neemt net een hap tonijn. 'Pà,' roept Peter dan. Maar pa verstaat er niets van. Want Peter heeft zijn mond vol. 'Praat niet met je mond vol,' zegt pa. 'Eet eerst je bord even leeg.' \ _\ r-,/ s Peter doet wat zijn vader zegt. Snel eet hij ztln bord leeg. 'Waarom schiok je zo? ' vraagt pa. 'Te laat!' zucht Peter. 'Het hoeft al niet meer. Het is nu zeker te laat.' (( 'Waarvoor dan?' vraagt papa. 'Nou, er zaï een slak op je lepel. Die zal nu echt niet meer leven.' Veilig leren lezen r woordzetter. kern Uitgeverij Zwiisen 8.V., Tilburg

7 woordzetter r vlot en correct lezen o 1O,4 c leesblad I Er zijn van die kleine beestjes. t( Ze vallen haast niet op. Maar mensen en dieren kunnen er veel last van hebben. Dit kleine beestje kan heel hoog springen. Als jij net zo hoog springt, dan kom je op de hoogste toren! Het beestje houdt van bloed. Bloed van een trouwe hond of een lieve kat. Na een dikke beet van dit beestje moeten die zich vaak krabben. t -i l., ')) Er is nog een beestje dat graag bloed lust. Hij komt als het donker wordt. rtli,, ' Net als jij moet slapen. --' Hij zoemt en hij prikt. Nu moet jij je ook vaak krabben. r( 6G 6 6 A 6 9 a 3S 6 a a ó 6 a O a a 6 a a 6 a a a s A e 6I O e t? a a a a t t a a a a a a a t a a a c o a c a i a a a a a S a a a ta a a ó r t a t a a a t9 to fijne kleine groene bruine dikke zwakke drukke strakke rappe knappe slappe krappe trouwe grauwe blauwe flauwe lieve halve stroeve zoete zoute stoute vieze reuze grijze hoogste laagste vroegste Veilig leren lezen. woordzetter o kern Uitgeverij Zwijsen B.V.' Tilburg

8 woordzetter o vlot en correct lezen o leesblad 2 a a 6 a a a a t a t ê a a a e t a ó 6 a t o a a a a a r a c a a a a a a a!! a a a a a a a s aa a a a a a a a t aa a a a a a c a aa a c ó a r a a t a É o t a t a enge lange jonge bange saaie mooie taaie fraaie echte zachte dichte lichte eerste voorste duurste naarste kleine trouwe lieve slimme dikke echte knappe mooie Er zijn van die kleine beestjes. Ze vallen haast niet op. Maar mensen en dieren kunnen er veel last van hebben. {,\ )-,.. fr) Dit kleine beestje kan heel hoog springen. Als jij net zo hoog springt, dan kom je op de hoogste toren! Het beestje houdt van bloed. Bloed van een trouwe hond of een lieve kat. Na een dikke beet van dit beestje moeten die zich vaak krabben. Er is nog een beestje dat graag bloed lust. Hij komt als het donker wordt. Net als jij moet slapen. Hij zoemt en hij prikt. Nu moet jij je ook vaak krabben. Jullie weten het vast wel. De eerste beestjes zijn vlooien. Die springen in het rond. Het tweede beestje is een steekmug. Dat is een echte klier. En jeuken dat het kleine-bultje'doet! ( \\, Veilig leren lezen. woordzetter o kern Uitgeverij Zwijsen 8.V., Tilburg

9 woordzetter o vlot en correct lezen o 10.5 o leesblad I Mama ziï in de rode stoel. Ze is aan het lezen. Haar ogen turen in het boek. Ze merkt niet dat Karin er is. /í^ ^\\ / Dat vindt Karin niet leuk. 'Mama, moet je horen,' zegt Karin. 'lk heb zeven gaten in mijn hoofd.' 'Ja, dat is goed,' mompelt mama. Ze heeft een rode kleur op haar wangen. 'Mama,' probeert Karin opnieuw. 'Weet je wat ik heb gezien? Een nest met drie schapen.' 'Ja, dat is goed,' mompelt mama. # \ \ \ \t \ r r \ r tl \,l l' 1t I I _! a t.' -./ií,.[>a:=,, 4: tl ( 'í,,( ',; '/).t $ I I ) I I I t t, / /rt rode vele nare dure hoge lege lage zure dode hele brave ruwe grote brede zware pure gaten laten vaten haten oren horen borqn toren muren huren turen duren even beven zeven leven Veilig leren lezen. woordzetter. kern Uitgeverij.Zwijsen B.V., Tilbug

10 woordzetter r vlot en correct lezen o í 0,5. leesblad 2 aó t c a a t G * ê G! 6 t * t a a t o ê a e a t a a a e a ê a o t a a a a a ó a a a 6 a t t a a t a a t 6 a o o a a a a a a a a a c o a t a t a a t a r a a t t I c dure lage hele rode zware brede grote brave pure gele hoge nare vele dode rare ruwe lezen poten zeven haven boven gaten repen muren turen vragen scharen ogen schapen negen hoger weten Mama zil in de rode stoel. Ze is aan het lezen. Haar ogen turen in het boek. Ze merkt niet dat Karin er is. Dat vindt Karin niet leuk. n,ffi 'Mama, moet je horen,' zegl Karin. 'lk heb zeven gaten in mijn hoofd.' 'Ja, dat is goed,' mompelt mama. Ze heeft een rode kleur op haar wangen. 'Mama,' probeert Karin opnieuw. 'Weet je wat ik heb gezien? Een nest met drie schapen.' 'Ja, dat is goed,' mompelt mama.,\\\ at\. rl i, t r"^a.tt\ t, I, t Mama is aan het lezen in haar boek. Ze heeft niets in de gaten. Ha, Karin weet al wat ze moet vragen. 'Mama mag ik negen repen?' 'Ja, dat is goed,' zegt mama. 'Laat me nu maar even lekker lezen.' \\ # Veilig leren lezen. woordzetter o kern Uitgeverij Zwijsen 8.V., Tilburg