LITTLE FIRE PANTS GEHAAKT WOLBROEKJE

Transcriptie

1 LITTLE FIRE PANTS GEHAAKT WOLBROEKJE Patroon van Amy With a tangled skein Vertaald door HET HAAKBEEST Voor dit patroon wordt gebruik gemaakt van worsted weight garen en een haaknaald maat 4,00mm (of welke maat je nodig hebt voor het bekomen van de stekenproef). Zelf gebruik ik haaknaald 4,5 mm, een stekenproef is aan te raden! Een proeflapje in vasten geeft volgende stekenproef: 4 steken per inch, 4 rijen per inch. TIP: Het is belangrijk dat je niet te los werkt, zodat er niet teveel ruimte tussen de steken ontstaat. TIP: Om het broekje goed te kunnen lanoliseren (en zodoende waterdicht te maken) is een 100% wollen, onbehandeld (dus géén superwash) garen het best geschikt. MAATTABEL: SMALL: 5 8 kg MEDIUM: 7 10 kg LARGE: 9 12 kg X LARGE: kg Opgelet: de maten vallen redelijk ruim!

2 PATROON: TOER 1: Haak 56 (64,72,80) stokjes (de eerste 3 lossen tellen als 1 stokje, je maakt dus eigenlijk 1 stokje minder) volgens de opzetmethode zonder lossenketting (dit verzekert voldoende rek aan de bovenzijde van het wolbroekje). Maak tot een ring met een halve vaste. Let hierbij op dat het geheel niet gedraaid zit. TIP: Bekijk de tutorial op de website voor het opzetten zonder lossenketting. Wil je toch liever op de oude vertrouwde manier opzetten? Haak dan een lossenketting (met 1 extra losse) met een haaknaald 1 of 2 maten groter, en haak dan vasten langsheen de lossen. TOER 2-3: Haak een halve vaste achterlangs rond de eerste 2 lossen van de vorige toer. Haak 2 lossen, *voorlangs stokje in de volgende steek, achterlangs stokje in de volgende steek*. Herhaal over de volledige toer en sluit met een halve vaste in de bovenste lus van de 2 lossen. TIP: Bekijk de tutorial op de website voor het maken van een ribbelsteek. Ik maak zelf liever een bredere boord en herhaal dit nog een extra toer. TOER 4: 1 losse, 1 vaste in dezelfde steek, nogmaals 1 vaste in de volgende 2 steken. 2 vasten in de volgende steek. *1 vaste in de volgende 3 steken, 2 vasten in de volgende vaste* Herhaal van * tot * en sluit met een halve vaste. Je hebt nu 70, 80, 90, 100 steken. TOER 5: 1 losse, keer het werk, 1 vaste in elke steek, sluit met een halve vaste. TOER 6-8: Herhaal toer 5. TOER 9: 1 losse, keer het werk, 1 vaste in de volgende 2 (3,4,5) steken, 1 half stokje in de volgende 4 (5,6,7) steken, 1 stokje in de volgende 23 (24,25,26) steken, 1 half stokje in de volgende 4 (5,6,7) steken, 1 vaste in de overblijvende 37 (43,49,55) steken. Sluit met een halve vaste in de eerste steek. TOER 10-25: Herhaal de toeren 6 tot 9 vier keer voor maatje small, 5 voor medium, 6 voor large, 7 voor extra large. In totaal heb je dus 5 keer deze toeren herhaald voor een small, 6 voor een medium,n 7 voor een large en 8 keer voor een extra large. TOER 26: Herhaal toer 6 nogmaals, hecht af. VOOR HET KRUIS: Tel 20 (24,27,30) steken terug vanaf het begin van de toer en hecht een nieuwe draad aan met een halve vaste. Let er hierbij op dat je de voor- en achterzijde respecteert.

3 Haak 1 losse, 1 vaste in dezelfde steek en daarna 1 vaste in de volgende 5 (7,9,11) steken. *1 losse, keer het werk, 1 vaste in elke vaste ( resp. 6,8,10,12)* Herhaal van * tot * nog 2 (4,6,8) keer. Hecht af (laat een lange draad voor het vastnaaien). Naai het kruis aan de achterzijde van het wolbroekje vast. Zorg ervoor dat de beenopeningen gelijk zijn. Je hoort aan elke kant 29 (32,35,38) steken per beenopening te hebben. Hecht opnieuw garen aan in 1 van de beenopeningen (bij voorkeur ter hoogte van de naad). Haak 1 vaste in elke vaste en in elke steek van het kruis. Sluit met een halve vaste. Je hebt dan 35 (40,45,50) steken voor de beenopening. Let op dat je de volgorde van de toeren respecteert. VOOR LONGIES: TOER (62,70,78): 1 losse, keer het werk, 1 vaste in elke vaste. Hecht af. VOOR SHORTIES: ½ van de rijen VOOR CAPRIS: ¾ van de rijen Zelf prefereer ik het maken van een boord aan een kort wolbroekje (shortie). Ik maak ze als volgt: Haak 3 (4,5,6) toeren 1 vaste in elke steek en sluit met een halve vaste. Wanneer je aantal vasten oneven is, meerder of minder dan 1 keer in de laatste toer. Haak 2 lossen (deze tellen als 1 stokje, je haakt dus niet meer in dezelfde steek) en haak 1 stokje in elke steek. Sluit met een halve vaste. Je hebt nog steeds een even aantal steken. Haak de volgende 1 (2,2,2) toeren als volgt: Haak 1 halve vaste voorlangs rond de 2 lossen van de vorige toer. Haak 2 lossen. Haak daarna afwisselend 1 achterlangs stokje en 1 voorlangs stokje (zoals je ook deed voor de boord thv de buik) en sluit de toer met een halve vaste in de bovenste losse. Haal een lint door de boordsteek thv de buik. KLAAR! HET HAAKBEEST is officiële retailer van de Little Fire Series. Alle rechten op deze patronen blijven evenwel voorbehouden aan Amy van With a Tangled Skein. Het originele patroon kan je hier vinden:

4 ADDENDUM: FOTOTUTORIALS BIJ HET PATROON TOER 1: OPZETTEN ZONDER LOSSENKETTING Haak 3 lossen, maak een omslag en steek in in de eerste losse (derde losse vanaf de naald). Maak een omslag, haal de naald weer door de steek. Maak een omslag en haal de naald door de voorste lus (die het dichtst bij de punt van de naald zit). Werk daarna zoals je een gewoon stokje zou afwerken (omslag, naald door 2 lussen, omslag, naald door de laatste 2 lussen). Maak een omslag. Daarna steek je in in het lusje dat werd gevormd door het eerste deel van je steek (dat wat extra is ten opzichte van een gewoon stokje). Dat zie je op de foto hieronder. Haal de naald weer terug, maak een omslag en haal de naald door de voorste lus. Werk daarna het stokje af. Voor een uitgebreide fototutorial van het opzetten zonder lossenketting: kijk op

5 TOER 2: KETTING SLUITEN EN STARTEN VAN DE BOORDSTEEK Zorg ervoor dat je ketting niet gedraaid is, en sluit met een halve vaste. Nu start je de boordsteek. Je alterneert achterlangse en voorlangse stokjes om een ribbeleffect te bekomen. Om ook de eerste steek (de 2 lossen om de volgende toer te starten) deel te laten nemen aan de ribbel, maak je eerst een achterlangse halve vaste. Steek je naald in de ruimte tussen het begin en het eindpunt van je ketting, ga rond het eerste stokje (dat eigenlijk de twee lossen van de vorige toer is), en kom met je naald tussen de steken weer naar voren. Maak een omslag (je draad komt van achter je werk), breng je naald weer terug en haal meteen door de lus die op je naald zit. Als het goed is komt hierdoor de steek een beetje bovenop je werk te liggen.

6 Nu maak je eerst 2 lossen, om de volgende toer echt te beginnen. De eerste steek was achterlangs, dus nu maken we een voorlangs stokje. Je maakt een omslag en steekt vanaf de achterkant van je werk naar voor in de ruimte waar je daarstraks naar boven kwamen met je naald. Je gaat rond het stokje en steekt weer terug (van voor naar achter). Maak een omslag, kom weer terug met je naald.

7 Werk het stokje verder af zoals je anders zou doen. Je maakt eerst een omslag, haalt de naald door de eerste 2 lussen, omslag, naald door de laatste 2 lussen. Deze steek ligt onderin je werk. Na het voorlangs stokje is het tijd voor een achterlangs stokje (de eerste halve vaste was ook al achterlangs). Je maakt een omslag en steekt je naald van bovenaf in de ruimte tussen de 2 stokjes (waar je de laatste keer hebt ingestoken), achter het stokje langs en weer naar voren. Werk het stokje verder af. Deze steek ligt bovenop het werk.

8 Ga zo door tot je aan het einde van de toer bent gekomen. Je zal een reliëf, een ribbeleffect zien ontstaan, en je ketting zal ook wat kleiner geworden zijn, vermits de boordsteek een zekere rekbaarheid aan je werk geeft. VEEL HAAKPLEZIER! Toon je afgewerkte broekjes op de facebookpagina van HET HAAKBEEST: of schrijf een review bij het patroon op de blogpagina