Cultuurhistorisch effectrapport (CHER) van het project Culemborg aan de Lek

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Cultuurhistorisch effectrapport (CHER) van het project Culemborg aan de Lek"

Transcriptie

1 Cultuurhistorisch effectrapport (CHER) van het project Culemborg aan de Lek Onderzoek naar effecten van de voorgenomen ontwikkelingen in het kader van het project Culemborg aan de Lek op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het plangebied. Lantschapsstudies 110 1

2 Cultuurhistorisch effectrapport (CHER) van het project Culemborg aan de Lek Opdrachtgever: Ballast Van Oord Onderzoek: Lantschap, in samenwerking met o Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis (BBA) in Utrecht o ADC ArcheoProjecten in Amersfoort o VISTA landscape and urban design in Amsterdam Redactie: Jenny Dam adviesbureau voor landschap en cultuurhistorie Herenstraat CC Haaften tel fax Het onderzoek is uitgevoerd door: Drs. Adriaan Haartsen (Lantschap) Drs. Ben Olde Meierink (BBA) Drs. Karen Veenland (BBA) Drs. Wesley van Breda (ADC) Drs. Klaas Jan Wardenaar (VISTA) november

3 Samenvatting pagina 4 1. Inleiding pagina 6 2. Ontstaan van het natuurlijke landschap pagina 9 3. Prehistorie en Romeinse tijd pagina De omgeving van het onderzoeksgebied pagina Archeologische waarden in het onderzoeksgebied - - pagina Middeleeuwse ontginningen pagina Waterbeheersing pagina De uiterwaarden en de dynamiek van de Lek pagina De stad Culemborg pagina Infrastructuur pagina Kasteel Culemborg en de dreven pagina Bedrijvigheid pagina Landschapsanalyse pagina Het plangebied als geheel pagina De deelgebieden pagina Waardering pagina Het plangebied als geheel pagina Ensembles pagina Elementen met cultuurhistorische betekenis pagina Archeologische verwachting pagina Bewoningssporen op de stroomruggen pagina Waterbodems en scheepvaartarcheologie algemeen - - pagina Mogelijke scheepvaartgerelateerde resten in het plangebied - pagina Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen pagina Het onderzoeksgebied als geheel pagina De deelgebieden pagina Aanbevelingen pagina Archeologie pagina Landschap en cultuurhistorie pagina 78 Geraadpleegde bronnen pagina 83 Bijlage: Cd-rom met catalogus. 3

4 Samenvatting In het kader het project Culemborg aan de Lek is een planvisie opgesteld waarin verschillende maatregelen worden voorgesteld in een brede zone aan de zuidkant van de Lek bij Culemborg. Aanleiding voor het project zijn de ruimtelijke ontwikkelingen in het buitendijkse gebied die voortkomen uit de PKB Ruimte voor de Rivier uit In het kader hiervan gaat het Rijk maatregelen uitvoeren om de doorstroming van de rivier te vergroten en de veiligheid op langere termijn te vergroten. Vooralsnog bestaan de voorgenomen ingrepen bij Culemborg uit het verder versterken van de dijken en ontgronding van delen van de uiterwaarden. De Gemeente Culemborg wil de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied bevorderen. De stad heeft eeuwenlang een sterke relatie met de Lek gehad, maar die band is voor een deel verloren gegaan door de teloorgang van de industriële activiteit in het Veerweggebied. De vrijgekomen ruimte biedt kansen om de relatie tussen de stad en de rivier opnieuw, maar nu in een andere vorm, gestalte te geven. Daarom heeft het College van B&W samen met Ballast -Van Oord het initiatief genomen om een integraal plan te maken waarin zowel de veiligheidsaspecten als de ruimtelijke kwaliteitsimpuls worden meegenomen en met elkaar verweven worden. In 2008 is door DN Urbland een planvisie opgesteld waar de ideeën over de toekomstige ontwikkeling van het gebied op hoofdlijnen zijn neergelegd. De Beusichemsedijk en het aangrenzende binnendijkse gebied in het oosten van het plangebied. Het plangebied Culemborg aan de Lek vertegenwoordigt een grote cultuurhistorische betekenis. Bijna duizend jaar waterstaatszorg hebben hier, en in de directe omgeving, hun sporen achtergelaten in de vorm van oude kaden en dijken tot het moderne stuwcomplex bij Hagestein. De geschiedenis van de bedijking en het gebruik van het buitendijkse gebied kan niet los gezien worden van de ontwikkeling van de binnendijkse gebieden en Culemborg. De stad Culemborg is gesticht op de plaats waar het oude veenstroompje De Meer uitmondde in de Lek. De oudste ontginningen op de oeverwallen van de Lek dateren al uit de vroege middeleeuwen. Toen later ook de achterliggende komgebieden ontgonnen werden trad vervolgens bodemdaling op door inklinking en oxidatie van de venige bodem. Het overstromingsgevaar in de komgebieden nam toe, hetgeen leidde tot de aanleg van dorpsdijken en, in de twaalfde eeuw, tot de zuidelijke bandijk van de Lek. Vanaf die tijd kreeg het landschap zijn kenmerkende zonering van rivier-uiterwaard-dijk-oeverwal-kom. 4

5 De uiterwaarden zijn vanouds gebruikt als weiland, waar men koeien en vooral paarden weidde. De percelering is over het algemeen onregelmatig, maar vaak wel van hoge ouderdom. Ook het stelsel van zomerkaden, met in- en uitlaatwerken, is van hoge ouderdom. Bij de stad dragen de uiterwaarden in het Veerweggebied de sporen van bedrijvigheid. Om Culemborg beter bereikbaar te maken voor schepen is een haven aan de Kleine Lek gegraven en werd een oud wiel ingericht als haven, de Ronde Haven. Later is de Kleine Lek afgedamd toen de Veerweg werd aangelegd. De havenactiviteit verplaatste zich naar het water langs de Veerweg. Bij de haven werd een steenfabriek gebouwd, in de negentiende eeuw gevolgd door onder andere een glasfabriek en een jenever- en likeurstokerij. Een belangrijke rol in de beleving van het gebied spelen het Culemborgse Veer en de spoorlijn Utrecht- s-hertogenbosch. De Wachtkamer der Stoomboten aan de Veerweg. Behalve het pontveer was er vanaf ca 1860 ook een stoombootverbinding met Rotterdam. Het binnendijkse gebied heeft sterk onder invloed gestaan van het rond 1270 gestichte kasteel van Culemborg, dat aan de oostelijke stadsrand was gelegen. In 1640 werd door de graven van Culemborg een buitenverblijf gesticht waarvan de lanen (Oude Dreven) en het park nog resteren. Het parkachtige karakter wordt nog versterkt door de Plantage, buitenplaats Tusculum of De Bol en de begraafplaats. In het kader van de dijkversterking en de realisering van de plannen met betrekking tot Culemborg aan de Lek zal het plangebied van karakter veranderen. Daarbij is van belang dat essentiële cultuurhistorische kwaliteiten in het gebied worden gerespecteerd en als uitgangspunt voor de nieuwe inrichting worden genomen. Daarvoor zijn in de planvisie aanzetten gegeven die in de verdere planvorming nader uitgewerkt moeten worden. Hiervoor zijn in deze CHER aanbevelingen geformuleerd. 5

6 1. Inleiding In opdracht van de heer drs. Thijs Stam van Ballast - Van Oord, namens het projectteam Culemborg aan de Lek, is een cultuurhistorisch effectrapport (CHER) opgesteld van het plangebied Culemborg aan de Lek. Het onderzoeksgebied omvat het buitendijkse gebied van de spoorbrug tot en met de Redichemse Waard, en het aangrenzende binnendijkse gebied. Doel van het onderzoek was drieledig. In de eerste plaats ging het om een inventarisatie en waardering van de cultuurhistorische elementen en patronen in het gebied. In de tweede plaats om een effectanalyse van de voorlopige plannen die zijn gepresenteerd in de Planvisie (DN Urbland, 2009). In de derde plaats luidde de opdracht aanbevelingen te formuleren voor behoud, versterking en ontwikkeling van de belangrijkste cultuurhistorische waarden. Begrenzing van het plangebied in het kader van Ruimte voor de Lek. Bij ons onderzoek ligt het accent op het gebied ten zuiden van de Lek, de Culemborgse kant van het plangebied, en in het bijzonder het gebied ten oosten van de spoorlijn Utrecht s-hertogenbosch. Bij het onderzoek is ook de aangrenzende, binnendijks gelegen zone ten noordoosten van Culemborg meegenomen. In het project is samengewerkt met ADC ArcheoProjecten, Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis (BBA), en VISTA landscape and urban design. ADC ArcheoProjecten heeft een archeologische bureaustudie verricht en aanbevelingen gedaan voor archeologisch onderzoek. BBA en Lantschap hebben de wordingsgeschiedenis van het plangebied beschreven en de historischgeografische en bouwhistorische elementen en structuren geïnventariseerd en gewaardeerd. VISTA heeft de cultuurhistorische kansenkaart gemaakt. 6

7 Cultuurhistorische waarden Cultuurhistorische elementen en structuren zijn belangrijke aspecten van stad en landschap. Het zijn bijzondere objecten in een omgeving die hoezeer we ons er ook tegen verzetten steeds uniformer wordt en aan zeggingskracht inboet. Ze dragen bij aan de herkenbaarheid, ze vormen oriëntatiepunten en ze zorgen ervoor dat bewoners en bezoekers zich met een stad of een streek kunnen identificeren. De omgang met het water heeft het Nederlandse landschap gevormd en heeft geleid tot de unieke inrichting en vormgeving van ons land. De grote verscheidenheid aan wateren en watergebonden elementen, zoals sluizen, dijken, forten en bruggen, verleent het Nederlandse landschap zijn bijzondere internationale betekenis. Dit geldt in het bijzonder voor het gebied van project Culemborg aan de Lek, waar nog zoveel elementen en structuren herinneren aan de langdurige omgang met het water. Historische introductie Het plangebied maakt deel uit van de gemeente Culemborg, het vroegere graafschap Culemborg. In de dertiende eeuw bouwden de heren van het naburige Beusichem (Van Bosighem, die zich later Van Culemborg gingen noemen) hier een kasteel, dat de Culenborg werd genoemd. De Van Bosighems bouwden een vergelijkbaar kasteel in Vianen (De Bol). Het bestaande dorp, dat in 1318 stadsrechten kreeg, kreeg ook de naam van het kasteel. De heerlijkheid Culemborg werd in 1555 door Karel V tot graafschap verheven. De bezittingen en het graafschap vererfden naar de families Van Pallandt, Von Waldeck-Pyrmont, en Von Saksen-Hildburghausen. Hertog Ernst Frederik I von Saksen-Hildburghausen verkocht het graafschap in 1720 aan de Staten van het Kwartier van Nijmegen. Het bleef een zelfstandige eenheid en in 1748 werd het graafschap aan prins Willem IV van Oranje geschonken. Gedeelte van de gedrukte kaart die Jacob Perrenot in 1760 maakte van het Graafschap Culemborg. Bron: Gelders Archief 0509 inv nr

8 Culemborg was een vrijstaat. Het behoorde niet tot de Zeven Provinciën en het Gelderse recht was hier niet van toepassing. Het was een toevluchtsoord voor mensen die elders vervolgd werden of zich aan schuldeisers wilden onttrekken. Naar Kuilenburg gaan betekende vroeger failliet gaan. In 1799 werden het graafschap en de bijzondere positie opgeheven en werd Culemborg bij Gelderland gevoegd. Het onderzoeksgebied omvat de buitendijkse gedeelten van de gemeente tussen de spoordijk en de spoorbrug in het westen en de grens met Beusichem in het oosten. Omdat dit buitendijkse gebied vanouds nauwe banden had met de binnendijks gelegen gronden, en omdat de voorgenomen maatregelen deels ook effecten zullen hebben op het binnendijkse gebied, is dit ook in deze studie meegenomen. Hetzelfde geldt voor de binnenstad van Culemborg. Het buitendijkse gebied bestaat uit de Redichemsche Waard, de Lazaruswaard en het Veerweggebied. In dit laatste gebied liggen de jachthaven, de Veerweg met bebouwing, het oude industriegebied met de steenfabriek en de oude Ronde Haven. In het binnendijkse gebied ten oosten van de stad liggen de resten van kasteel Culemborg en landbouwgronden waarvan de oorsprong teruggaat tot voor de bedijking van de Lek, verdeeld in verschillende polders. Uiterwaarden en binnendijks gelegen polders in het plangebied ten noorden en oosten van de binnenstad van Culemborg. A: Ronde Haven, B: kasteelterrein, C: de Volenkamp, D: de Plantage, E: Het Rondeel. De Koornwaard staat ook bekend als de Polder Besloten Rekum. 8

9 2. Ontstaan van het natuurlijke landschap Het studiegebied maakt deel uit van de delta van Rijn en Maas. De bodem bestaat uit afzettingen van de Lek en oudere Rijntakken, waarvan de fossiele stroomruggen nog steeds als ruggen in het landschap te herkennen zijn. Voor de mens zijn stempel op het landschap ging drukken bestond het gebied uit ongerepte bossen en moerassen, doorsneden door grote rivieren. De verschillen in natuurlijke omstandigheden hebben een grote invloed gehad op de manier waarop de mens met het gebied is omgegaan. Hoe is dit landschap ontstaan? In de ontstaansgeschiedenis zijn twee geologische tijdvakken van groot belang, namelijk het pleistoceen, de periode van de ijstijden, en het holoceen, de huidige geologische periode. Pleistoceen: stuwwallen en dekzand uit de ijstijd Het pleistoceen begon ongeveer twee miljoen jaar geleden. In dit tijdvak hebben warme en koude perioden elkaar afgewisseld. De koude perioden, waarvan er meer dan twintig zijn geweest, noemen we ijstijden. Tussen de ijstijden in lagen warmere perioden, waarin het klimaat te vergelijken was met het huidige. Tijdens de ijstijden is er door de Rijn en de Maas ontzettend veel zand en grind vanuit de bergen naar onze streken getransporteerd. En tijdens één van de vele koude perioden, de voorlaatste, bereikte het landijs uit Scandinavië ons land. Het ijs bedekte het noordelijke deel van Nederland, ongeveer tot de lijn Vogelenzang-Utrecht-Nijmegen. De dikke ijsmassa s schoven langzaam naar het zuiden en werkten als enorme bulldozers. De zand- en grindlagen waaruit de bodem toen bestond werden opgedrukt en er ontstonden stuwwallen: langgerekte heuvelreeksen zoals de Utrechtse Heuvelrug, de Veluwe en het Gooi. Door de landijsbedekking en de vorming van de stuwwallen waren de grote rivieren gedwongen naar het westen af te buigen. Voor die tijd stroomden ze in noordelijke richting. Doordat de zee in de ijstijden ruim honderd meter lager stond dan nu, sneden de rivieren zich in en ontstond er een breed dal tussen de hogere gronden van Noord-Brabant en de Utrechtse heuvelrug. Tijdens de laatste ijstijd was Nederland niet met ijs bedekt, maar er heerste destijds wel een zeer koud toendraklimaat. Vanwege de lage temperatuur was er nauwelijks plantengroei mogelijk. Bomen groeiden er al helemaal niet. In deze koude periode huisden hier dieren als de mammoet en de wolharige neushoorn. De zeespiegel lag toen opnieuw veel lager dan tegenwoordig. Door de westelijke winden werd een dikke laag zand vanuit het grotendeels drooggevallen Noordzeegebied over ons land afgezet. Hier en daar blies de wind rivierduinen op, sommige zo hoog dat ze niet door latere afzettingen bedekt zijn (donken). In het plangebied komen dergelijke donken echter niet voor. Holoceen: klei en veen Circa jaar geleden kwam er een eind aan de laatste ijstijd en begon het holoceen. Het klimaat werd warmer en vochtiger en ons land veranderde geleidelijk in een gesloten bosgebied. Als gevolg van het smelten van de enorme landijsmassa s steeg de zeespiegel snel. Na afloop van de ijstijd veranderde het karakter van de rivieren. In plaats van vlechtende rivieren met talrijke, zich verplaatsende beddingen, die s winters droogvielen en in het voorjaar enorme hoeveelheden smeltwater transporteerden, werden het meanderende rivieren. Deze naam komt van de sterk kronkelende rivier de Meander in West-Turkije. De rivieren gingen behalve zand ook zavel en klei aanvoeren en afzetten, waardoor het brede dal tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Brabantse zandgronden geleidelijk werd opgevuld. De rivierafzettingen en de vorming van oeverwallen is in de omgeving van Culemborg omstreeks 7000 jaar geleden begonnen (Heunks, 2007). Oeverwallen en stroomruggen In de natuurlijke toestand hebben meanderende rivieren een tamelijk smalle bedding. Bij een grote aanvoer van water treedt de rivier al snel buiten haar oevers. Daar verliest het water snelheid waardoor de grootste 9

10 en zwaarste korrels het eerst worden neergelegd. Hierdoor ontstaan er direct langs de rivier twee lage, zandige ruggen: de oeverwallen. Door het meanderende rivierbedding trad er over korte afstanden een sterke differentiatie op in afzettingsmilieus. Binnen de invloedssfeer van de actieve rivierbedding ontwikkelde zich een zandige meandergordel, geflankeerd door zones met (relatief zandige) oeverafzettingen. De oeverwallen worden samen met de meandergordel tot de stroomgordel gerekend. Verder bij de bedding van de stroom vandaan, in de komgebieden, blijft het water langere tijd staan en komen de fijnere deeltjes tot bezinking: hier vinden we kleilagen in de bodem. Zouwe Honswijk Dwarsdijk crevasse Lek Zijderveld Redichem Maurik N Schoonrewoerd m Crevasse Hennisdijk Stroomstelsels bij Culemborg, met een indicatie van de periode waarin de rivieren actief waren, aangegeven in C14 jaren voor 1950 (BP). Maurik stroom ( BP), Zijderveldse stroom ( BP), Schoonrewoerdse stroom ( BP), Hennisdijk stroom ( BP), Honswijkse stroom ( BP), Redichemse stroom ( BP) en Lek ( BP). Bron: Berendsen en Stouthamer, Door het voortdurend afzetten van klei en zand heeft de rivier de neiging om zijn stroomrug steeds verder op te hogen. We zien dat verschijnsel tegenwoordig ook in de uiterwaarden. De uiterwaarden komen hoger te liggen, de bedding van de rivier ook, en na verloop van tijd zijn de dijken weer te laag om een dreigende overstroming te kunnen voorkomen. Dit ophogen van de stroomrug gebeurde ook al in de natuurlijke toestand van de rivieren. In de tijd dat de rivieren nog niet bedijkt waren kon het gebeuren dat de rivier zo hoog kwam te liggen ten opzichte van het omringende land dat ze op een gegeven moment haar bedding verliet en een nieuwe koers ging volgen. De oude stroomrug bleef dan als een fossiele rivierloop liggen. De bedding groeide dicht en de oeverwallen bleven als ruggen in het landschap achter. Door inklinking van het 10

11 omringende veen kwamen deze ruggen steeds geprononceerder in het landschap te liggen. Bij Culemborg liggen verschillende stroomstelsels, waarvan de oudere door latere rivierafzettingen zijn bedekt en niet meer in het huidige landschap te herkennen zijn. In het begin van de jaartelling kwam de huidige loop van de Lek tot ontwikkeling. De nieuwe rivierloop doorsneed enkele oudere stroomruggen en bouwde brede oeverwallen op (Berendsen en Stouthamer, 2001). Op de uitsnede van het AHN (Algemeen Hoogtebestand Nederland) zijn de verschillen in hoogteligging duidelijk zichtbaar. De Polder Redichem ligt gemiddeld lager dan de Koornwaard, die later is bedijkt en hoger opgeslibd is. De onvergraven delen van de uiterwaarden liggen nog weer wat hoger. In de uiterwaarden zijn de laagten van voormalige (zij)geulen te zien. Opgehoogde delen, zoals de huisplaatsen in de Redichemsche Waard en het Veerweggebied, zijn wit. De kommen Verder van de rivier af, waar het overstromingswater stagneerde, kwamen de fijnere slibdeeltjes uit het rivierwater tot bezinking: de komklei. Binnen het rivierengebied is er dus een onderscheid te maken tussen de wat hoger gelegen, zandige oeverwallen en de laaggelegen, uit zware klei opgebouwde kommen. Het zuidelijke deel van de Polder Redichem is zo n komgebied. In het centrum van de komgebieden kon het overstromings- en neerslagwater moeilijk weg. Er ontstonden moerassen, waarin water- en moerasplanten groeiden. De resten van dode planten verteerden slecht onder de natte en 11

12 N m Legenda Zandattentiediepte beneden maaiveld Zand van bedijkte rivieren, binnen 1,0 m-mv Zand van bedrijkte rivieren, top tussen 1,0-2,0 m-mv Zand van bedijkte rivieren, top tussen 2,0-3,0 m-mv Zand van bedijkte rivieren, top tussen 3,0-4,0 m-mv Zand van bedijkte rivieren, top tussen 4,0-5,0 m-mv Zand van bedijkte rivieren, top tussen 5,0-6,0 m-mv Zand van bedijkte rivieren, top tussen 6,0-7,0 m-mv Zand van bedijkte rivieren, top tussen 7,0-8,0 m-mv Zand van bedijkte rivieren, top tussen 8,0-9,0 m-mv Zand van bedijkte rivieren, top tussen 9,0-10,0 m-mv Beddingzand onbedijkte rivieren, top binnen 1,0 m-mv Beddingzand onbedijkte rivieren, top tussen 1,0-1,5 m-mv Beddingzand onbedijkte rivieren, top tussen 1,5-2,0 m-mv Beddingzand onbedijkte rivieren, top tussen 2,0-3,0 m-mv Beddingzand onbedijkte rivieren, top dieper dan 3,0 m-mv Pleistoceen zand 0-1,0 m-mv Pleistoceen zand 1,0-2,0 m-mv Pleistoceen zand 2,0-3,0 m-mv Pleistoceen zand 3,0-4,0 m-mv Pleistoceen zand 4,0-5,0 m-mv Pleistoceen zand 5,0-6,0 m-mv Pleistoceen zand 6,0-7,0 m-mv Pleistoceen zand 7,0-8,0 m-mv Pleistoceen zand 8,0-9,0 m-mv Pleistoceen zand 9,0-10,0 m-mv Pleistoceen zand 10,0-11,0 m-mv Verstoord (behoud, zandw inning, vergraven) Water Storende zandlagen en zandige dekken Zandige laag (0,5-1 m dik) binnen 1,0 m-mv Zandige laag (0,5-2 m dik) binnen 2,0 m-mv Pleistoceen zand bedekt met klei en veen Dek van eolisch zand, top tussen 1,0-2,0 m-mv Dek van eolisch zand (<1 m dik), interval 1,0-2,0 m zeer lemig Dek van eolisch zand (rivierduinen, dekzanden), top binnen 1,0 m-mv Dek van eolisch zand aan het maaiveld, dikker dan 1,0 m Dek van eolisch zand aan het maaiveld, dikker dan 1,0 m Dek van afspoelingsw aaierzand, top binnen 1,0 m-mv Subrecent dek van eolisch zand (jonge rivierduinen) Begrenzing plangebied Zanddieptekaart van het onderzoeksgebied. Bron: Cohen e.a., ADC

13 zure omstandigheden en er vormde zich veen. In het komgebied tussen Culemborg en Beesd en ook in het zuiden van het onderzoeksgebied is een veenlaag tot ontwikkeling gekomen. Het veen is hier thans bedekt met een laag komklei of door het landbouwkundig gebruik veraard en uiteindelijk verdwenen. De Lange Dreef op de grens van de Polder Redichem (rechts) en Polder De Geeren. De Meer De Meer is een waterloop die loodrecht op de oeverwal van de Lek staat. Naar alle waarschijnlijkheid is het een stroompje geweest dat het overtollige water uit het (vroeger) ten zuiden van de stroomrug gelegen veengebied afvoerde in de richting van de Lek. Toen het veengebied werd ontgonnen en de bodem als gevolg van het landbouwkundig gebruik en de ontwatering was gedaald, verzandde de monding. De Zandstraat in de Nieuwstad ligt in het verlengde van De Meer. Later is De Meer ten zuiden van Culemborg uitgediept ten behoeve van de afwatering van de polder Voorkoop (als onderdeel van het afwateringsstelsel waarvan ook de Bisschopsgraaf deel uitmaakt) en ten behoeve van de scheepvaart. De stroomrichting in de Meer is toen omgekeerd: vroeger in de richting van de Lek, daarna naar de Linge. De Rekummer De Rekummer stroomde langs de Lange Dreef naar Culemborg. Mogelijk hebben we hier te maken met een middeleeuws overloopgeultje van de Lek, dat bij hoogwater buiten zijn oevers trad en het Redichemmer Veld blank zette (Mulder, z.j.). Na de bedijking fungeerde het als afwateringssloot. De Rekummer liep vroeger van oost naar west door het centrum van Culemborg, waar het de grens vormde tussen de Oude Stad en de Nieuwstad. In 1430 kreeg men toestemming van de heer van Buren om een sluisje in de Weidsteeg aan te leggen en het water van de Rekummer te lozen in De Meer. 13

14 3. Prehistorie en Romeinse tijd 3.1 De omgeving van het onderzoeksgebied In het rivierengebied waren de mogelijkheden voor wonen en landbouw beperkt tot de hogere delen van het landschap. Vindplaatsen van bewoning in de prehistorie zijn aangetroffen op de verschillende stroomruggen in het gebied. Ook de huidige steden en dorpen liggen op de oeverwallen van de huidige rivieren en op fossiele stroomruggen, die net iets hoger lagen dan de omgeving en dus minder snel overstroomd raakten als de rivier buiten haar oevers trad. Overzicht van de prehistorische en historische perioden Periode Nieuwe tijd heden Middeleeuwen: na Chr. Late middeleeuwen Vroege middeleeuwen Romeinse tijd: 12 voor Chr. 450 na Chr. Laat-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd Vroeg-Romeinse tijd IJzertijd: voor Chr. Late ijzertijd Midden-ijzertijd Vroege ijzertijd Bronstijd: voor Chr. Late bronstijd Midden-bronstijd Vroege bronstijd Neolithicum (jonge steentijd): voor Chr. Laat-neolithicum Midden-neolithicum Vroeg-neolithicum Mesolithicum (midden-steentijd): voor Chr. Laat-mesolithicum Midden-mesolithicum Vroeg-mesolithicum Paleolithicum (oude steentijd): tot 8800 voor Chr. Laat-paleolithicum Midden-paleolithicum Vroeg-paleolithicum Bron: Archeologisch Basis Register 1992 Tijd in jaren na Chr na Chr na Chr na Chr. 12 voor Chr na Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr voor Chr. tot voor Chr. De oudste bewoning in het westelijk rivierengebied vond plaats in een periode waarvan de sporen nu grotendeels zijn afgedekt door meters dikke rivierafzettingen. Archeologische vondsten uit deze periode (paleolithicum en mesolithicum: voor Chr.) worden dan ook zelden aangetroffen. Alleen bij zand- en grindwinning komen mondjesmaat aanwijzingen tevoorschijn van menselijke aanwezigheid 14

15 in het vroegere landschap dat op grote diepte begraven ligt. Op enkele plaatsen in het rivierengebied komen afzettingen uit het laat-pleistoceen aan de oppervlakte. Het gaat om de zogenaamde donken (fossiele rivierduinen). Op een donk bij Leerdam is een vindplaats bekend uit mogelijk het laatmesolithicum, terwijl ook in de Alblasserwaard aanwijzingen bestaan voor menselijke activiteiten in deze periode. De vroegste onmiskenbare bewoningssporen in het gebied dateren uit het vroeg-neolithicum. In de nabijheid van Everdingen zijn op een fossiele stroomrug aanwijzingen gevonden uit deze periode. Bewoning uit het vroeg- en midden-neolithicum is op tal van plaatsen in het rivierengebied aangetroffen, vooral op donken. In de ijzertijd en de Romeinse tijd was het rivierengebied op uitgebreide schaal bewoond. In archeologisch opzicht is de Schoonrewoerdse stroomrug buitengewoon interessant. Ten westen van het plangebied is bij boerderij Den Heuvel in 1966 een nederzetting uit de midden-ijzertijd opgegraven. Bij verkennend archeologisch onderzoek ten behoeve van uitbreidingswijken van Culemborg zijn enkele woonplaatsen uit deze periode aangetroffen, onder andere in de wijk Lanxmeer (Odé & Haartsen, 1997a en 1997b). Ten oosten en zuidoosten van Culemborg zijn op dezelfde stroomrug nederzettingen bekend uit de Romeinse tijd. 3.2 Archeologische waarden in het onderzoeksgebied Om een inventarisatie van de bekende archeologische waarden in het onderzoeksgebied te maken is gebruik gemaakt van ARCHIS, een online database met actuele kennis van archeologische informatie van heel Nederland. Ook is er gebruik gemaakt van de catalogus archeologische vindplaatsen behorend bij de verwachtingskaart van de gemeente Culemborg. In het plangebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden en ondergrondse bouwhistorische waarden vastgesteld: Bron Omschrijving Archeologische verwachtingskaart Hoge indicatieve archeologische waarde voor diverse gemeente Culemborg meandergordels in het plangebied (zie hfst. 2.1) Archeologische Monumenten Kaart (AMK) Geen AMK-terreinen in het plangebied, wel twee terreinen in de onmiddellijke nabijheid, namelijk het kasteelterrein en het terrein waar vroeger de stallen van het kasteel hebben gestaan. Waarnemingen ARCHISII (Archeologisch 26792, 2260 Informatie Systeem) Archeologische vindplaatsen catalogus 72, 73, 75, 81 verwachtingskaart gemeente Culemborg Vondstmeldingen ARCHISII geen Onderzoeksmeldingen ARCHISII 2877, 2878, 15908, 8832, Er zijn in het plangebied maar twee archeologische waarnemingen bekend. Dit heeft voornamelijk te maken met het feit dat er tot nu toe geen gravend archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Waarneming 2260 betreft 10 fragmenten aardewerk daterend uit de late middeleeuwen. Deze zijn gevonden tijdens een veldkartering uitgevoerd door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek in Het is niet bekend bij welk complextype het hoort. Waarneming betreft twee prehistorische bijlen gemaakt van gewei. Ze zijn in 1958 door een particulier gevonden in opgespoten zand langs de Lek. De exacte vindplaats, diepte en archeologische context zijn niet bekend. 15

16 In de catalogus behorend bij de archeologische verwachtingskaart van de gemeente (Heunks, 2007) zijn naast de bovenstaande Archis-waarnemingen nog een aantal andere vindplaatsen geregistreerd. Van geen van deze vindplaatsen is een bron vermeld. Het gaat om de volgende vindplaatsen: Catalogus nummer 72: middeleeuws aardewerk aangetroffen in een afvalkuil tijdens een dijkverzwaring van de Beusichemsedijk. Catalogus nummer 73: Romeinse munt aangetroffen tijdens een dijkverzwaring van de Beusichemsedijk. Catalogus nummer 75: Vermoedelijke locatie van een steenoven daterend uit de late middeleeuwen, mogelijk gebruikt voor de bouw van het kasteel van Culemborg. Catalogus nummer 81: Mogelijke kasteelplaats van de Heren van Culemborg uit de twaalfde eeuw. Deze aanduiding wordt niet ondersteund door oude kaarten, vondsten of waarnemingen. Op de locatie is in de zeventiende eeuw het speelhuis De Bol gebouwd N m WVB Legenda Begrenzing Plangebied Archeologische Monumenten Waarnemingen ARCHIS Water Onderzoeksmeldingen ARCHIS Bekende archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied en in de onmiddellijke omgeving. Catalogus vindplaatsen verwachtingskaart In de afgelopen 20 jaar zijn binnen het plangebied aan aantal archeologische veldonderzoeken uitgevoerd. Het gaat uitsluitend om verkennend booronderzoek. Tot op heden is er geen gravend onderzoek uitgevoerd. Onderzoeksmelding 2877 en 2878 betreffen een archeologisch booronderzoek uigevoerd door RAAP in Hierbij werd geen vervolgonderzoek geadviseerd. Melding betreft een verkennend booronderzoek uitgevoerd door ARC in 2006, vlak achter de Beusichemsedijk. Tijdens dit onderzoek zijn oeverafzettingen van de Redichemse stroomgordel aangetroffen bovenop oever- en geulafzettingen van de Hennisdijk stroomgordel. Tijdens het onderzoek zijn geen archeologische laag of 16

17 indicatoren aangetroffen. Derhalve is besloten geen vervolgonderzoek uit te voeren (Wullink, 2006). Melding 8832 betreft een booronderzoek uitgevoerd door RAAP in 2004 in het Veerweggebied. Hierbij zijn beddingafzettingen van de Lek aangetroffen onder een opgebrachte (puin)laag. Er is geen vervolgonderzoek uitgevoerd (Leijnse 2004). Melding betreft een verkennend booronderzoek op het terrein van de vroegere Julianaschool op de hoek van de Wilhelminadreef uitgevoerd door de ACVU in maart De conceptrapportage hiervan is inmiddels verschenen (Wijnen, 2010). Bij de boringen is op de afzettingen van de Schoonrewoerdse stroomrug een cultuurlaag aangetroffen met indicatoren van menselijke activiteit (houtskool) uit het neolithicum en/of de bronstijd. Het toenmalige oppervlak is afgedekt met latere afzettingen van de Redichemse stroomrug en van de Lek. Hierin zijn archeologische indicatoren uit de late middeleeuwen gevonden. Het onderzoek vormt een bevestiging van de archeologische verwachting van dit gebied N m WVB Legenda Begrenzing plangebied Detail van de archeologische verwachtingskaart van de Gemeente Culemborg. Voor de stroomruggen geldt een hoge verwachting (de geelbruine en rode gebieden), voor de flanken van de stroomruggen en de komgebieden een middelmatige verwachting (groen), in de uiterwaarden een lage verwachting (donkerblauw), behalve in de oude Lekgeulen, die een hoge verwachting hebben (lichtblauw) voor watergerelateerde ogjecten en structuren. Een hoge verwachting geldt ook voor de oude bewoningsstroken (rood raster).bron: Heunks,

18 4. Middeleeuwse ontginningen Een van de oudste kaarten van de omgeving van Culemborg is deze tekening van omstreeks De maker is niet bekend, en ook over de aanleiding om deze wat primitieve en onnauwkeurige schets te maken is niets bekend. Interessant is dat in de Lazaruswaard het Oude Veer, het Lazarushuis en de galgenbelt (de heuvel waarop de galg stond) zijn aangegeven. Bron: Gelders Archief, 0370 inv. nr. K1. Na de Romeinse tijd brak een periode aan waarin veel overstromingen plaatsvonden in dit deel van het rivierengebied. Veel dorpen werden verlaten. Later zijn nieuwe nederzettingen gesticht en gronden in gebruik genomen als bouwland. Volgens de gangbare opvattingen (Haartsen en Harten, 2010) zijn de ontginningen in het rivierengebied in drie fasen te verdelen. De oudste ontginningen liggen op de hoogste delen van de stroomruggen en worden gekenmerkt door een tamelijk onregelmatige blokvormige percelering, zoals in de polder Redichem. De tweede fase betreft de flanken van de stroomruggen en wordt gekenmerkt door regelmatige strokenpercelering loodrecht op de oeverwal van de Lek, zoals in de polder Goilberdingen ten westen van de stad. Ook in het gebied tussen Beusichem en Redichem vinden we een dergelijke strookvormige percelering op de oeverwal van de Lek. Op grond van hun naam mag men aannemen dat Goilberdingen en Redichem van Karolingische ouderdom zijn ( na Chr.), hoewel de oudste vermeldingen laatmiddeleeuws zijn (Godebreghtingen in 1210 en Radengheim in 1031; bron: Moerman, 1956). De derde fase was de ontginning van de venige komgebieden. Vanuit de oeverwallen van de rivieren werd het veen ontgonnen en in gebruik genomen door de boeren. Er werden sloten gegraven haaks op de rivieren om de oeverwallen en de erachter 18

19 gelegen drassige komgebieden te ontwateren. De achtergrens van het ene ontginningsblok is vaak gebruikt als ontginningsas van het volgende blok, zoals bijvoorbeeld het geval was bij Parijs, dat ontgonnen is vanaf de achterkade van Goilberdingen. Zo ontstond geleidelijk een nederzettingspatroon van langgerekte dorpen en buurtschappen met loodrecht daarop de lange, smalle kavels van de boeren. Vanaf de elfde eeuw kwamen systematische ontginningen tot stand doordat de landsheer (dat was toen de bisschop van Utrecht) stukken woeste grond uitgaf aan groepen ontginners. Deze strak door de bisschop georganiseerde ontginningen noemen we cope-ontginningen (Van der Linden, 1956). Veel van de ontginningen uit deze periode dragen fantasienamen; Prijs (van Parijs) en Paveien (van Pavia, oudste vermelding Paveia, 1129). Ook de nabijgelegen polders Korte en Lange Avontuur zijn hier voorbeelden van. De ontginningen Voorkoop en Lanxmeer dateren ook uit deze periode. In tegenstelling tot de oudere ontginningen langs de rivieren, die vaak nogal onregelmatig van percelering zijn, worden deze cope-ontginningen gekenmerkt door een grote regelmaat. Tussen deze systematische ontginningen en de oudere ontginningsblokken op de oeverwallen bleven restgebieden over die als laatste in gebruik werden genomen, zoals de polders De Hond en De Geeren. De Hond is ontgonnen door het klooster Mariënwaard. Het dorp Redichem Van Redichem wordt een datering in de vroege middeleeuwen waarschijnlijk geacht, hetgeen wordt bevestigd door de vondst van een fragment Badorf-aardewerk (9e eeuw). De vraag is echter waar het dorp Redichem precies gelegen heeft. Volgens Renes (1982) zou Redichem de oude, prestedelijke naam van Culemborg zijn. Na de bouw van kasteel Culemborg gingen de Heren van Beusichem zich Van Culemborg noemen. Naderhand zou ook de stad naar het kasteel en de heren worden genoemd, net als bijvoorbeeld bij Vianen het geval was, en zou de oude naam in onbruik zijn geraakt. Andere onderzoekers zien Redichem als een afzonderlijk dorp, bestaande uit enkele verspreid gelegen boerderijen bij het huidige Bakelbos (mededeling mevrouw Yvonne Jakobs). Historisch-geografisch gezien stelt de prestedelijke structuur van Culemborg ons voor raadsels. Net als veel rivierdorpen bestaat de kern van Culemborg uit een voor- en achterstraat, die aan de uiteinden van het dorp bij elkaar komen. Bij alle dorpen met zo n structuur liggen de voor- en achterstraat min of meer evenwijdig aan de rivier, in de lengterichting van de oeverwal. In Culemborg liggen de straten echter noord-zuid, dus loodrecht op de oeverwal van de Lek en evenwijdig aan de vroegere loop van De Meer. De landschappelijke structuur van het gebied ten noordoosten van de stad is daarentegen nadrukkelijk op de Lek gericht. We zijn om deze reden geneigd om van twee dorpen uit te gaan, Redichem en het prestedelijke Culemborg. Als we vervolgens de vraag stellen hoe het dorpsgebied van Redichem er vroeger uit heeft gezien blijven er drie mogelijkheden over. De Achterweg wordt door Mulder (z.j.) gezien als de achterkade van de ontginning. Uitgaande van een min of meer rechthoekig ontginningsblok moet de ontginningsbasis dan ten noordwesten of ten zuidoosten hiervan gelegen hebben. Als het dorp ten noordwesten van de Achterweg heeft gelegen zou het geheel of gedeeltelijk in de Lek zijn verdwenen. Volgens de theorie van Mulder hebben de bewoners hun gebied bedijkt nadat het noordelijke deel van Redichem door de Lek was verzwolgen. De functie van achterkade veranderde nu in bandijk, die bescherming moest bieden tegen hoge Lekstanden. Tegen deze theorie pleit dat er ten noordwesten van de Achterweg te weinig ruimte was voor een dorpsgebied, gezien de oude ontginning Pothuizen aan de noordkant van de rivier. Tevens is het onwaarschijnlijk (maar niet onmogelijk) dat de naam van de nederzetting zo lang in stand is gebleven als het dorp al in de elfde of twaalfde eeuw verdwenen is. Een tweede mogelijkheid is dat de Landweer (nu de Lange Dreef) de functie van ontginningsbasis had. De Landweer vormde de scheiding tussen het gebied van Beusichem en dat van Redichem. Ten zuiden ervan liggen de polders De Geeren en De Hond, die het karakter hebben van restverkavelingen tussen 19

20 de Polder Redichem enerzijds en de oude ontginningsblokken Oud Aa en Smalriem en de copeontginning Voorkoop anderzijds. Zo bezien zou Redichem dan een gereduceerd dorp zijn, waarvan de boeren zich geleidelijk in de stad hebben teruggetrokken, net als bij Lanxmeer is gebeurd. Tegen deze mogelijkheid pleit dat de gronden langs de Lange Dreef de laagste plekken in de polder Redichem vormen. Bovendien lag vroeger ter plaatse van de Lange Dreef de Landweer, tot in de vijftiende eeuw de grens tussen Culemborg en Buren. Landweren legde men niet in bebouwd gebied. Tenslotte is het opmerkelijk dat op oude kaarten geen boerderijen zijn ingetekend langs de Lange Dreef. De derde mogelijkheid, en naar onze mening de meest waarschijnlijke, is dat het oorspronkelijke dorp uit een voorstraat en een achterstraat heeft bestaan, net als veel andere oude dorpen in het rivierengebied. De Achterweg zou dan geen achterkade, maar een achterweg zijn geweest, zoals de naam ook al aangeeft. De voorstraat zou dan iets verder naar het noorden hebben gelegen. Bij de bedijking is de Achterweg tot bandijk opgeworpen. De voorstraat kwam buitendijks te liggen en is geleidelijk uit het landschap verdwenen. De Landweer zou dan de achterkade van het dorp zijn geweest en de grens hebben gevormd met het ontginningsblok De Hond. Toen in de nabijheid de stad Culemborg tot ontwikkeling kwam is Redichem niet uitgegroeid tot een volwaardig dorp. Mogelijk zijn boeren uit het dorp weggetrokken en in de stad gaan wonen, net als bij Paveien en Lanxmeer het geval was. In dat geval hebben we, net als hierboven beschreven, met een gereduceerd dorp te maken. De kern van het dorp zou volgens mevrouw Yvonne Jakobs van de oudheidkundige vereniging A.W.K. Voet van Oudheusden ongeveer gelegen hebben op de plaats waar de Achterweg en de Korte Achterweg (nu Bakelbos) bij elkaar komen. Hier heeft de oude kapel van Redichem gestaan (Voet van Oudheusden, 1753) en niet ver er vandaan lag vroeger het veer over de Lek. Later werd Redichem de verzamelnaam voor een gebied waartoe in 1549 De Geeren, in 1516 het Redichemmerveld en in 1497 en 1556 de Gravenweert werden gerekend (Schilfgaarde, 1949, pp ). In 1650 wordt een grafelijke bouwing onder Redichem genoemd. Bodemgebruik De hogere gronden in het rivierengebied waren vooral in gebruik als akkerland. Behalve graan verbouwde men vlas, koolzaad, erwten, bonen, hop en tabak. Ook de boomgaarden liggen vanouds op de oeverwallen en stroomruggen. Al in de middeleeuwen was de Betuwe befaamd om zijn appels, pruimen en kersen; tegenwoordig is het de grootste fruitschuur van Nederland. Grasland trof men vanouds aan in de komgebieden en in de uiterwaarden. De komgronden waren vroeger vooral als hooiland in gebruik; de percelen werden niet bemest en leverden slechts één snee schraal hooi op. Daarnaast trof men er specifieke vormen van bodemgebruik aan: grienden en eendenkooien (in de kom tussen Culemborg en Beesd hebben er minstens 16 gelegen!). De komgebieden van het Land van Culemborg de laagste delen van de hele Betuwe waren zeer drassig. In natte zomers kon het gebeuren dat delen van het gebied in het geheel niet droog vielen. Veldnamen als Rietveld herinneren nog aan de vroegere drassige omstandigheden. Boerderijen waren er vrijwel niet in de kommen, op een enkele boerderij op een hoge woerd na, zoals Den Heuvel. Het kerkdorpje Paveien ondervond al in de 13e eeuw zoveel last van het water, dat de bewoners omstreeks 1250 zijn weggetrokken. De kerk is vóór 1294 verplaatst naar Lanxmeer (Beltjes & Schipper, 1988). De uiterwaarden worden vooral als grasland gebruikt. Bij hoog water in het voorjaar overstromen de uiterwaarden vrijwel elk jaar en het slib dat daarbij afgezet wordt, vormt een natuurlijke bemesting. De grazige weiden van de uiterwaarden werden vroeger gebruikt voor de vetweiderij en het fokken van paarden. Op tal van plaatsen in het rivierengebied werden dan ook paardenmarkten gehouden, zoals in Culemborg en Beusichem. 20

21 5. Waterbeheersing Bij de problemen in de waterhuishouding waarvoor de bewoners van het Land van Culemborg zich geplaatst zagen, speelden twee aspecten een rol: de strijd tegen het rivierwater en de ontwatering van de komgebieden. Omstreeks 1200 was nagenoeg het hele rivierengebied in cultuur gebracht. De problemen met de waterbeheersing waren in de loop der tijden sterk toegenomen. Dit had drie oorzaken. In de eerste plaats was er de stijging van de zeespiegel en de waterstanden op de rivieren. In de tweede plaats waren als gevolg van de toegenomen bevolking de minder geschikte gronden ook in productie genomen. Deze laaggelegen gronden waren uiteraard kwetsbaarder voor overstromingen dan de hoger gelegen gebieden. En ten derde hadden de ontginningen van de komgronden bodemdaling tot gevolg. Door de ontginning klonk de zware klei in, en daar waar veenlagen in de bodem zaten trad zowel klink als oxidatie op. Oxidatie is de langzame omzetting van plantendelen, waaruit veen bestaat, in water en CO2. Het gevolg hiervan was dat het maaiveld van de komgronden extra ongunstig ten opzichte van de rivieren kwam te liggen. Om zich tegen het water te beschermen legden de laatmiddeleeuwse bewoners kaden en dijken aan in het gebied. Aanvankelijk bestond de bescherming tegen het rivierwater uit lage kade die rondom ieder afzonderlijk ontginningsblok werden aangelegd. Rondom elk blok lagen voorkaden, zijkaden en achterkaden. De Weidsteeg/Hondsdijk was de noordelijke zijkade van Voorkoop, het oostelijke deel van de Prijsseweg had die functie voor Lanxmeer. De Landweer was waarschijnlijk de achterkade van de ontginning Redichem. In de twaalfde eeuw zijn de doorgaande bandijken langs de Lek aangelegd. Door de aanleg van deze dijken verminderde de frequentie van de overstromingen, maar als er een overstroming plaatsvond waren de gevolgen ernstig. In het onbedijkte land kon het rivierwater bij elke hoogwatergolf de lager gelegen delen overstromen. Het water spreidde zich over een grote oppervlakte uit en de overstroming veroorzaakte weinig schade. Bij een dijkdoorbraak daarentegen drong een grote hoeveelheid water een beperkt gebied binnen, waardoor het water veel hoger kwam te staan en de overstromingen veel meer schade aanrichtten. Bedijking Wanneer de doorgaande dijken langs de Lek aangelegd zijn is niet precies bekend. Er zijn aanwijzingen dat de noordelijke Lekdijk tot stand kwam in samenhang met de afdamming van de Kromme Rijn in Of toen ook al op de zuidoever van de Lek een doorgaande bedijking heeft plaatsgevonden is niet zeker, maar wel waarschijnlijk. Mulder (z.j.) neemt aan dat de bedijking van Lek en Linge tussen 1100 en 1150 heeft plaatsgevonden. De oude zuidelijke bandijk volgde het tracé Goilberdingerdijk, Goilberdingerstraat, Slotstraat, Waldeck Pyrmontdreef en Achterweg. Opmerkelijk is dat de dijk dwars door de prestedelijke nederzetting van Culemborg liep. Toen de Oude Stad werd omgracht, omstreeks 1318, is een nieuwe bandijk om de stad gelegd en kwam het noordelijke deel van het oude dorp ook binnendijks te liggen. De nieuwe dijk, de Havendijk, loopt naar het noordoosten door als deel van de huidige bandijk. Op oude kaarten wordt dit dijkgedeelte ook wel Oostdijk genoemd. Bij Bakelbos, vroeger de Korte Achterweg geheten, werd het nieuwe dijkgedeelte aangesloten op de Achterweg. Het kasteel, dat voor die tijd buitendijks had gelegen, werd dus al in het begin van de veertiende eeuw binnengedijkt. Bij de stad werd de dijk een tweede keer verlegd toen de Havendijk, waarop vissers en schippers zich hadden gevestigd, rond 1370 bij de stad werd getrokken. Dit stadsdeel werd omstreeks 1425 ommuurd. Het huidige tracé van de bandijk rond het noordelijke deel van de stad dateert dus van het eind van de veertiende eeuw. De laatste verandering van het dijkenpatroon vond plaats omstreeks 1500, toen de polder Besloten Rekum (ook wel Koornwaard genoemd) werd bedijkt door de aanleg van de Beusichemsedijk langs de Lazaruswaard en het westelijke deel van de Redichemsche Waard. 21

22 Bedijkinggeschiedenis van het plangebied. De oudste dijk wordt gevormd door de Achterweg, Slotstraat, Kattenstraat, Goilberdingerstraat en Goilberdingerdijk. In 1318 werd de Havendijk aangelegd, die doorloopt in de Oostdijk en de Korte Achterweg, nu Bakelbos geheten. In de tweede helft van de veertiende eeuw is de Havendijk bij de stad getrokken en is een nieuw dijkgedeelte aangelegd. Omstreeks 1500 werd de Koornwaard binnengedijkt door aanleg van de huidige Beusichemsedijk. De jaarlijks terugkerende overstromingen waren door de aanleg van de doorgaande Lekdijk uitgebannen, maar dit betekende nog niet dat de overlast van de rivieren geheel tot het verleden behoorde. De kronieken vermelden tal van grote en minder grote overstromingen als gevolg van dijkdoorbraken. De vloedmerken bij de binnenpoort van Culemborg geven de hoogte en datum van verscheidene overstromingen aan. Niet alleen doorbraken in de onmiddellijke omgeving, maar ook verder stroomopwaarts konden het land van Culemborg blank zetten. Er hoefde maar ergens in de Betuwe een dijk door te breken of het water stroomde binnendijks naar het westen, waar het de gronden van Culemborg bedreigde. Bij Buren was een soort trechter aangelegd, gevormd door de Aalsdijk en de Burense dijk, om het water op te vangen en via de Korne en de Linge af te voeren. Vaak echter bleken de Aalsdijk of de Lingedijk niet bestand tegen de watermassa en braken door. In februari 1571 bijvoorbeeld braken de dijken van Waal en Nederrijn door op een aantal plaatsen in de Overbetuwe. De Aalsdijk bezweek vervolgens, waardoor het Land van Culemborg onder water kwam te staan. Zelfs de Nieuwstad stond geheel blank. Ook de Diefdijk brak, waarbij het Wiel van Bassa ontstond. Deze overstroming, hoewel heel ernstig, was geen incident: de archieven vermelden een groot aantal gevallen van dijkdoorbraken en overstromingen. In het huidige landschap zijn de sporen van dijkdoorbraken nog te zien in de vorm van wielen of waaien: diepe plassen die door het 22

23 kolkende water zijn ontstaan. Bij het herstellen van de dijk moest men om zo n kolkgat heen, zodat de dijk ter plaatse van een vroegere doorbraak vaak een karakteristieke bocht vertoont. Langs de Achterweg ligt zo n wiel, de Hoolkuil, op recente kaarten als Hoge Kul aangegeven. Ook de Ronde Haven zou oorspronkelijk een dijkdoorbraak zijn. Bij het huis Binnenpoort 6 in Culemborg zijn verschillende vloedmerken aangebracht. De handjes op de stenen geven aan hoe hoog het water destijds heeft gestaan, zoals bij de overstromingen van 1657, 1726 en Beheersing van het binnenwater Door de aanleg van doorgaande dijken langs de grote rivieren nam dus de impact van dijkdoorbraken en overstromingen toe. Vooral de komgronden kregen veel water te verwerken. Aanvankelijk stroomde dit water naar het westen, waardoor ook delen van de Vijherenlanden wateroverlast kregen. Om aan deze situatie een einde te maken, staken vijf belangrijke edelen de koppen bij elkaar en werd in 1284 een heemraadschap opgericht. Het waren de heren van Arkel, Ter Leede, Everdingen, Hagestein en Vianen; aan deze vijf dankt het gebied zijn naam: Vijfherenlanden. Een van de eerste werken die werden uitgevoerd, was het opwerpen van een dwarskade tussen de Lek en de Linge. Later, in 1385, werd deze kade verhoogd tot een forse waterkering, de Diefdijk. Door de aanleg van deze dijk en door inklinking van de veenbodem verslechterde echter de waterhuishouding in het komgebied tussen Culemborg en Beesd. Weteringen werden gegraven, spuisluizen aangelegd in de dijken, en vanaf de 15e eeuw zijn molens gebouwd om delen van het gebied droog te houden. Nadat de Linge, een zijtak van de Waal, omstreeks 1300 bij Tiel was afgedamd daalde de waterstand in deze rivier en werd het aantrekkelijk om het binnenwater hierop te lozen. Ook het Land van Culemborg loosde zijn overtollige neerslagwater via een 23

24 stelsel van weteringen op de Linge. Gezien het feit dat een belangrijke wetering zoals de Bisschopsgraaf in het midden van de 12e eeuw (volgens Hol, 1956; Van Bavel,1993 spreekt zelfs van vóór 1108) helemaal naar de Linge werd gegraven en niet naar de veel dichterbij gelegen Lek, geeft aan dat de Linge ook vóór de afdamming bij Tiel kennelijk al interessanter was dan de Lek om het binnenwater op te lozen. Dijken, kwelkaden en wielen. Legenda: 1 = huidige bandijk; 2= twaalfde-eeuwse bandijk; 3 = Korte Achterweg of Bakelbos (begin veertiende eeuw), 4 = zomerkade Redichemse Waard; 5 = vermoedelijk tracé kwelkade Polder Redichem; 6 = tracé kwelkade Koornwaard of Beloten Rekum; 7 = Hoolkuil; 8 = wiel in de Redichemsche Waard. De aanleg van de weteringen betekende echter niet dat de komgebieden geheel van de wateroverlast af waren. In de winter stonden grote delen van de kommen onder water, en het duurde soms tot diep in het voorjaar voor de waterstand er voldoende gedaald was om er het gras te kunnen maaien. Het gebied ten westen van de stad waterde via de Culemborgse Vliet af op de Linge. Een korte periode is de afwatering verlegd naar de Lek, in een periode dat de Lek heel weinig water kreeg. In 1701 werd bij het huidige fort t Spoel een uitwateringssluis gebouwd, een wetering gegraven en een boezemgebied ingericht. De molens van de Culemborgse Vliet werden verplaatst naar het nieuwe uitwateringspunt. Toen enige jaren nadien het Pannerdens Kanaal werd gegraven en de Lek weer meer water kreeg moest alles weer in oude staat worden teruggebracht (Van Maanen, 1996). 24

25 De afwatering van de binnendijkse gronden van het onderzoeksgebied geschiedde via de Oostersingel en de Meer. Het water stroomde via de Bisschopsgraaf naar de Linge. In 1430 werd een watergang in Redichem (de Rekum of Rekummer) gekocht door de heren van Culemborg. Bij de koop kregen ze van de heer van Buren het recht om het water door de Weidsteeg in de Meer te laten lopen. Voorwaarde was dat de verbinding tussen de stadsgracht en de Meer werd afgedamd. Bovendien werd bepaald: voorts zullen zij van Redichem hun kweldam achter hun hofsteden behouden (Voet van Oudheusden, 1753). Deze kweldam in de Polder Redichem komt op de oudste kaarten van het gebied niet meer voor. Vermoedelijk lag de kade op de plek waar de sloten vanaf de Achterweg een knik naar het zuidoosten maken. De kade verloor haar functie toen de polder Besloten Rekum werd bedijkt. Ook hier lag een kwelkade, die wel op oude kaarten is aangegeven en die in het huidige slotenpatroon nog te herkennen is. De Koornwaard of Besloten Rekum, die geheel door dijken omsloten is, waterde af via een duiker in de Korte Achterweg waarna het water in de slotgracht en de stadsgracht stroomde. Voor de detailafwatering werden de percelen voorzien van sloten en een dicht stelsel van greppels. Omdat in het gebied geen ruilverkaveling heeft plaatsgevonden is een groot deel van dit greppelpatroon bewaard gebleven (zie ook de hoogtekaart op pagina 11). De afwatering van de buitendijkse gronden verloopt via kromme sloten, die aansluiten op het reliëf. Rondom de grote Redichemsche Waard lag een zomerkade, waardoor men de waterstand in de waard kon regelen. Via een sluisje, dat al op de oudste kaart uit ca 1600 is aangegeven, stroomde het overtollige water naar de Lek. Op de topografische kaart van 1900 was de sluis vervangen door een duiker. Door de zandwinning en het doorgraven van de zomerkade is het waterbeheersingssysteem in de uiterwaard veranderd en verloor de duiker zijn functie. Ten zuiden hiervan ligt een klein wiel, dat bij een doorbraak van de zomerkade is ontstaan. 25

26 6. De uiterwaarden en de dynamiek van de Lek Toen de Lek door de bandijken werd vastgelegd zag het landschap van de rivier en de uiterwaarden er anders uit dan nu. De Lek had een hoofdgeul met daarnaast tal van killen (nevengeulen), die kleine eilanden (weerden of waarden) omspoelden. De hoofdgeul heeft zich in de loop der tijden verplaatst (Heunks, 2007; zie kaartje op pagina 22). Aanvankelijk lag de hoofdgeul bij Redichem dicht tegen de bandijk aan. Het gebied ten noorden hiervan, de nu grotendeels ontgronde Redichemsche Waard, heette toen s-grevenweert en behoorde tot in de vijftiende eeuw tot het grondgebied van Houten. De waard was eigendom van de graaf van t Goy. De 's-grevenweert is in 1497 aangekocht door Jasper van Culemborg. De dichtgeslibde geul is in het huidige landschap nog steeds als een laagte langs de dijk herkenbaar. Percelering en bodemgebruik van de Redichemsche Waard in Geel: hooiland; paars: moeras; groen: bos, hakhout en boomgaard (bij het waardmanshuis). Bron: Westelijk hiervan had de dertiende-eeuwse Lekbedding een veel noordelijker verloop en liep door de Steenwaard. Lange tijd bleef ook hier een restgeul aanwezig, die bekend staat als het Boterdiep. Deze restgeul was de grens van de Heerlijkheid en later het Graafschap Culemborg. Door graafwerkzaamheden is het restant van deze geul niet of nauwelijks meer te herkennen in het terrein. Omstreeks 1400 is de Lek door erosie van haar buitenbochten een grote meander gaan maken. De bedding bij Redichem werd verlaten en slibde dicht. De hoofdgeul verlegde zich naar de noordelijke Lekdijk en slingerde in een grote bocht in de richting van de Culemborg. De huidige Kleine Lek was in die tijd de hoofdbedding van de Lek. Mogelijk is in de periode de Goilberdingerdijk een eind naar het zuiden verlegd. Ook later werd de dijk daar bedreigd en legde men strekdammen aan om de hoofdgeul geleidelijk naar het noorden te verplaatsen. Ten oosten van de stad vormde de Achterweg de bandijk. Tussen deze bandijk en de hoofdstroom lag een grote uiterwaard, de Koornwaard. Omstreeks 1500 is deze waard binnendijks komen te liggen doordat een nieuwe bandijk werd aangelegd (de Redichemmerdijk, de huidige Beusichemsedijk). In de Lazaruswaard is de Kleine Lek dichtgeslibd en niet meer te herkennen, maar ten westen van de Veerweg is de restgeul nog aanwezig. 26

27 De Lek, de Kleine Lek en de uiterwaarden bij de stad. Tussen de Kleine Lek en de Lek ligt de Middelweert, die in 1558 is doorgraven om de haven van Culemborg beter bereikbaar te maken. Kaart van Jan Deijs uit Bron: Gelders Archief. Omstreeks 1500 zal de hoofdgeul van de Lek ongeveer op de huidige plek hebben gelegen. Op de kaart van Jan Deijs uit 1574 is de Kleine Lek nog als een belangrijke nevengeul aangegeven. Tussen de hoofdgeul van de Lek en de Kleine Lek lag de Middelweerd. Deze uiterwaard is in 1558 doorgraven om de haven van Culemborg beter toegankelijk te maken. Ongeveer een eeuw later werd de Veerweg aangelegd, waarbij de Kleine Lek werd afgedamd. Het oostelijke deel van de Kleine Lek slibde dicht en de uiterwaard kreeg de naam Lazaruswaard, naar een leprozenhuis dat aan de dijk stond. Het westelijke deel van de oude Middelweerd is het huidige Veerweggebied tussen de Veerweg en de Spoordijk. De kil in de Lazaruswaard. Waarschijnlijk is het een oude loop van de Lek. Enkele jaren geleden is de kil uitgegraven, zodat hij nu weer watervoerend is, ook bij lage waterstanden op de Lek. 27

28 Reliëfrijke graslanden in het oostelijke deel van de Redichemsche Waard, met rechts de begroeide zomerkade. Na 1500 is de hoofdbedding niet noemenswaardig van plaats veranderd. Door middel van strekdammen trachtte men de stroom vast te leggen en kwetsbare dijkgedeelten te beschermen. De Kleine Lek stond zowel bovenstrooms als benedenstrooms in open verbinding met de iets noordelijker gelegen hoofdgeul. De Kleine Lek is in 1650 door de aanleg van de havendam (de huidige Veerweg) afgedamd. De uiterwaarden zijn reliëfrijk. Laagten wijzen op de ligging van vroegere, dichtgeslibde rivierlopen. Andere reliëfvormen zijn veroorzaakt door de mens. De Redichemsche Waard wordt nog voor een deel omgeven door een zomerkade. Aan de oostkant lag vroeger een sluisje om water in te laten, dat men enige tijd in het gebied liet staan zodat het slib uit het water kon bezinken. Daarna liet men het water via een sluisje (later een duiker) aan de westkant weer weglopen. Het slib dat achterbleef diende als bemesting van het grasland. Op de plaats van de oostelijke sluis ligt nu een overlaat, de westelijke duiker hebben we niet kunnen terugvinden. 28

29 7. De stad Culemborg Veel oude nederzettingen in het rivierengebied worden gekenmerkt door een langgerekte vorm en twee of drie parallelle straten die aan de voor- en achterkant van het dorp bij elkaar komen. Ook in het oudste deel van de binnenstad van Culemborg kunnen we deze structuur herkennen. De belangrijkste as (de voorstraat ) wordt gevormd door de Markt, Oude Vismarkt en Tollenstraat. Westelijk daarvan ligt de achterstraat: Everwijnstraat, Herenstraat en Achterstraat. Sommige onderzoekers zien in de Ridderstraat eveneens een achterstraat (Beltjes en Schipper, 1988). Voordat de stedelijke ontwikkeling van Culemborg begon was er dus al een dorp aanwezig. De Markt van Culemborg met het stadhuis, ontworpen door bouwmeester Rombout Keldermans. Omstreeks 1270 werd het kasteel van Culemborg gebouwd door de heren van Beusichem. Het kasteel lag aan de oostkant van de huidige binnenstad. De naam Culemborg wordt wel verklaard als borg (burcht) bij een cule (dijkdoorbraak), ervan uitgaande dat een ouder kasteel aan de westkant van de stad heeft gelegen, bij de doorbraakkolk (de cule) die later als Ronde Haven dienst zou doen. Dit kasteel zou in 1249 gesticht zijn door Hubrecht van Bosinchen sr. Een anonieme kroniekschrijver meldt hierover hij heeft ( ) een schoon slot doen setten aan de westzijde van de stadt aen de wech nae Goelberdingen toe (Beltjes en Schipper, 1988). Een ander versterkt huis bevond zich ten zuiden van de Goilberdingerstraat, op het terrein van het Elisabeth Weeshuis. Dit in ieder geval veertiende-eeuwse huis of stadskasteel werd opgenomen in de westelijke stadsmuur. Dit kasteel is na een brand rond 1425 gesloopt. Het kasteel aan de oostkant van de stad wordt behandeld in hoofdstuk 9. 29

30 De mogelijk al versterkte nederzetting bij het kasteel kreeg in 1318 stadrechten van Johan van Bosingem. Vanaf ca 1330 gingen de heren zich Van Culemborg noemen. De stad besloeg toen de huidige Oude Stad. Kort na 1318 zijn de stadsmuren gebouwd met vier poorten: de Goilberdingerpoort, de Lekpoort, de Slotpoort en de Lanxmeerpoort, de huidige Binnenpoort. Opmerkelijk is dat de stad gedeeltelijk ten noorden van de toenmalige bandijk ligt, die gevormd werd door de Goilberdingerstraat en de Slotstraat. Of misschien moeten we het anders formuleren: de eerste bandijk heeft een deel van het prestedelijke dorp doorsneden, en door de aanleg van de wallen, de stadsmuur en de Havendijk is het noordelijke deel weer bij de stad getrokken. Hierbij kwam een deel van de oude bandijk binnen de stad te liggen. Eenzelfde situatie heeft zich voorgedaan in Vianen. Plattegrond van Culemborg door Blaeu (1649), het noorden is rechtsboven. De drie delen van de stad zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden. Centraal ligt de Oude Stad, met de St.-Barbarakerk en het stadhuis, in het zuiden de Nieuwstad met de (verdwenen) St.-Janskerk, in het noorden het Havenkwartier. De Ronde Haven en het kasteel completeren het beeld. Langs de Havendijk ten noorden van de stad vestigden zich schippers, vissers en kooplieden. Culemborg maakte in de veertiende eeuw een periode van welvaart door. Rond 1370 werd de Havendijk bij de stad getrokken en in 1427 van een ommuring voorzien. De Lekpoort van de Oude Stad werd zo een binnenpoort, ten noorden ervan bouwde men een nieuwe poort, die Havenpoort of ook wel Lekpoort werd genoemd. Ten zuiden van de stad lag het dorp Lanxmeer, een langgerekt bewoningslint met een kerk op de plek van het huidige Janskerkhof. Deze kerk was de opvolger van de kerk van Paveien, waar de bewoners in 30

31 de dertiende eeuw zijn weggetrokken vanwege de wateroverlast. In 1390 is Culemborg uitgebreid met het noordelijke deel van Lanxmeer (de Nieuwstad). De aanleg van de Nieuwstad werd gefinancierd uit de schadevergoeding die de Heer van Culemborg kreeg vanwege de verhoging van de Diefdijk (1385), waarvan het land van Culemborg ernstige schade ondervond omdat de afwatering naar het westen werd geblokkeerd. Bovendien lag de dijk grotendeels op Culemborgs gebied. Aan het eind van de veertiende eeuw is de grote stadsuitbreiding ommuurd en van twee poorten voorzien, de Zandpoort aan de zuidzijde en de Prijsse Poort aan de westzijde. Door deze uitbreiding werd de Lanxmeerpoort ook een binnenpoort. Op enkele plaatsen in de stad zijn nog resten van de veertiende-eeuwse stadsmuren te vinden. Van de zeven stadspoorten is alleen de Lanxmeer- of Binnenpoort behouden gebleven. De Lekpoort gezien vanuit het oosten, getekend door Dirk van Lokhorst in De poort bestond uit een torenvormig poortgebouw uit de late middeleeuwen en een voorbouw uit de zeventiende eeuw. Buiten de poort stond al bebouwing, waarschijnlijk een herberg. Bron: Beltjes en Schipper, In 1533 waren er plannen om de verdediging van de stad te verbeteren. Aan beide kanten van de Havendijk waren bolwerken gepland en bij de Goilberdingerpoort moest een rondeel worden aangelegd. Deze werken zijn niet uitgevoerd. Volgens Voet van Oudheusden is er in 1578 wel een bolwerk aangelegd aan de oostkant van de Havendijk, dat in een stuk uit 1617 het Curkesteijns bolwerk werd genoemd, gelegen aan de oostzijde van de Cortenhavensdijck (Beltjes en Schipper, 1988). Vreemd genoeg is dit bolwerk niet op de kaarten van Verstralen en Blaeu terug te vinden. Ook in de zeventiende eeuw werden plannen gemaakt om de stadsverdediging te verbeteren, maar die zijn niet uitgevoerd. In de achttiende en negentiende eeuw hadden de muren en poorten al lang geen functie meer als verdedigingswerken. Delen van de stadsmuur werden afgebroken en ook de meeste torens en poorten vielen ten prooi aan de slopers. De grote Kalkmanstoren in de Nieuwstad en de toren achter het Oude 31

32 Mannen- en Vrouwenhuis aan de Havendijk werden in 1761 gesloopt, het puin werd gebruikt om de Veerweg op te hogen. Daarnaast werden de verdedigingswerken door de burgerij gebruikt om er te wandelen. J.D. Zocher maakte omstreeks 1850 een ontwerp om de wallen en muren in een plantsoen te veranderen. Van zijn plan is alleen de wandeling bij het Kleine Buitenom gerealiseerd. In de periode tussen 1650 en 1850 veranderde er niet veel in en om de stad. De bevolking nam niet of nauwelijks toe en binnen de muren waren nog grote delen onbebouwd, vooral in de Nieuwstad. In de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde dit beeld. De stad werd opengelegd door de afbraak van de poorten. De Lekpoort is afgebroken in Nieuwe bedrijvigheid ontstond in de vorm van meubelmakerijen en sigarenfabriekjes. Bij de Veerweg ontstond een industriegebied (zie hoofdstuk 10: bedrijvigheid). De stad breidde zich geleidelijk uit buiten de grachten. Aan de oostkant van de stad werden vanaf 1880 villa s en herenhuizen gebouwd langs de dreven en op Het Voorburg. Aan de Veerweg bouwde men twee rijen woningen voor de werknemers van de fabrieken van Van Hoytema. Volkswoningbouw werd in de eerste helft van de twintigste eeuw ook gerealiseerd aan het Bakelbos, waardoor deze oude dijk een stedelijk aanzien heeft gekregen. Bij de latere stedelijke uitbreidingen van Culemborg is het landelijke gebied van de Polder Redichem en de Koornwaard vrij gebleven van woningbouw. De stad is na de Tweede Wereldoorlog vooral in zuidoostelijke en westelijke richting gegroeid. 32

33 8. Infrastructuur De opkomst en groei van de stad werden bevorderd door de ligging aan belangrijke verkeerswegen. De Lek was uiteraard belangrijk voor de scheepvaart, de Meer/Bisschopsgraaf vormde een vaarweg die Culemborg verbond met de Linge. In 1558 werd bij de Neust, de uitmonding van de Bisschopsgraaf in de Linge, een grote schutsluis gebouwd. Verschillende landwegen verbonden Culemborg met het achterland. De waterwegen en de Culemborgse havens Op de plattegrond van Jacob van Deventer (1559) is de kleine haven ingetekend, die in 1518 ten zuidoosten van de Kleine Lek is gegraven. Bij de haven stond een korenmolen van de Graven van Culemborg. Het havenkanaal tussen de Kleine Lek en de Lek uit 1558 is nog niet ingetekend. In de eerste eeuwen van haar bestaan heeft Culemborg geprofiteerd van de rivierhandel. Aanvankelijk stroomde de Lek ten noorden van de stad. De oudste haven was de Schoteldoekse haven, die waarschijnlijk via een nevengeul in verbinding stond met de Lek. De restgeul van de Schoteldoekse haven vormt thans de afscheiding tussen de Oude Stad en de Havendijk. Later, toen de hoofdstroom ongeveer op de huidige plek kwam te liggen, vormde de Kleine Lek een verbinding met de hoofdgeul. Op last van Anthonis de Lalaing en Elisabeth van Culemborg werd in 1518 een haven bij de Lekpoort aangelegd, het zuidelijke deel van de huidige haven langs de Veerweg. Volgens Voet van Oudheusden (1753) is in 1558 de Middelweerd doorgraven om zo De Lekstroom voor de stad te brengen. Door deze doorgraving kwam voor de Lekpoort een havenkanaal te liggen dat de verbinding vormde tussen de haven, de Kleine Lek en de Lek. In 1609 richtte men een nieuwe haven in aan de westkant van de stad: de Ronde Haven. Hiervoor is een bestaand wiel vergroot en werd een verbinding met de Kleine Lek gegraven. Op de kaart van Blaeu zijn diverse schepen te zien die in de haven zijn afgemeerd. Langs de haven lagen scheepswerven. De haven bij de Lekpoort bleef ook in gebruik en is vergroot in vergelijking met de kaart van Van Deventer uit In 1650 is de huidige Veerweg langs het kanaal aangelegd, waarbij de Kleine Lek werd afgedamd. Hierdoor werd de haven bij de Lekpoort veel groter en werd weer 33

34 de belangrijkste haven van de stad. De Ronde Haven raakte geleidelijk buiten gebruik. Op de kaart van Conrad uit ca 1790 staat de Ronde Haven aangegeven als Oude Haven. Op de zuidoever van de Lek lag een jaagpad waarop de paarden liepen die de schepen stroomopwaarts trokken. In 1555 heeft Elisabeth van Culemborg een reglement opgesteld voor het onderhoud van het jaagpad: het moest tien voet breed zijn en bij perceelscheidingen moesten klaphekken worden aangebracht. Het noordelijke deel van Culemborg op de kaart van Blaeu (1649), heruitgegeven in het Stedenboek van Frederik de Wit (1698). Op de kaart zijn de Ronde Haven, de Kleine Lek, de haven bij de Lekpoort en het havenkanaal tussen de Lek en de Kleine Lek aangegeven. Bron: Nationaal Archief. De Veerweg en de haven van Culemborg, door Jan de Beijer (1750). Bron: Beltjes en Schipper, Het veer over de Lek lag aanvankelijk stroomopwaarts van de stad. Op de kaart van Perrenot (1760) staat de plek aangegeven: bij de knik in de huidige bandijk. In de tijd dat het veer naar Pothuizen in gebruik was, lag hier misschien de zomerkade van de Koornwaard, de Achterweg was toen nog de 34

35 bandijk. Aan het eind van de veertiende eeuw kwam de heer van Culemborg in bezit van het veer en verlegde hem naar de stad. Naast de afwateringsfunctie had de Meer, en in het verlengde daarvan de Bisschopsgraaf, een verkeersfunctie. Al in 1457/58 is sprake van scheepvaart, in 1558 is de vaarweg verbreed en werd de schutsluis verbeterd bij de Neust, de plaats waar de Bisschopsgraaf in de Linge uitmondt. Stroomafwaarts van de Linge konden de schepen via de Boutensteinse Wetering en de Culemborgse Vaart naar Waardenburg varen, waar de passagiers konden overstappen en de vracht overgeladen kon worden op Waalschepen. De vaarweg was van groot belang voor boeren en handelaren die hun waren te koop aanboden op de weekmarkt van Culemborg. Bij de Zandpoort lag in de Meer een kleine haven, waar de vracht uitgeladen werd om naar de markt te brengen. De industrie in het Veerweggebied was ook nadrukkelijk gebonden aan de ligging aan de Lek. Aanvoer van grondstoffen en afvoer van producten van bijvoorbeeld de steenbakkerij en de glasfabriek vond per schip plaats. De steenbakkerij had een eigen losplaats voor de klei die aan de overkant van de rivier werd gewonnen, in de Steenwaard. Directeurswoning en kantoor of schaftlokaal (1934) van de steenfabriek. Stoomboten In 1857 startte een combinatie van Duitse reders een raderbootdienst tussen Rotterdam en Schoonhoven. De eerste raderboot heette "De Stad Schoonhoven". Passagiers betaalden in de eerste klas 40 cent en in de tweede klas 20 cent voor een enkele reis. In 1865 kreeg de rederij toestemming om ook het meer stroomopwaarts gelegen Culemborg aan te doen. De tweede raderboot kreeg de naam "Culemborg". In 1879 beschikte de rederij al over zes boten, waaronder drie schroefschepen. In 1896 kreeg de stoomdienst de naam "Rederij op de Lek". Het pand met het opschrift Wachtkamer der stoombooten aan de Veerweg herinnert aan deze periode. 35

36 De landwegen De huidige Rijksstraatweg (Lanxmeerseweg) is een verkeersader met een respectabele ouderdom. De weg wordt al vermeld in bronnen uit 1305 en was dus al aanwezig voor de grote stedelijke ontwikkeling van Culemborg plaatsvond. De weg had een belangrijke interlokale functie, want het was onderdeel van de landroute van Utrecht naar Den Bosch, waarbij men moest overvaren bij Culemborg (Lek), Zaltbommel (Waal) en Hedel (Maas). Aan de zuidkant van Lanxmeer, waar in 1562 een brug werd gebouwd over de Bisschopsgraaf, werd tol geheven. Tot in 1838 liep de Lanxmeerse weg niet door naar Buurmalsen, maar volgde de Bisschopsgraaf. In 1838 kwam het ontbrekende stuk gereed, dat de Lanxmeerse weg met de Buurmalsense Broeksteeg verbond. Het was onderdeel van de zoolang reeds geprojecteerde Straatweg van Utrecht op s-hertogenbosch. Het duurde tot 1846 voordat ook het deel tot aan Culemborg kon worden bestraat. Op 26 augustus 1846 legde wethouder Hondius de eerste steen. Toen ook moet de weg rechtgetrokken zijn (mededeling drs. A.J. Blommers). Het verkeer uit het zuiden moest door de binnenstad of langs de westkant van de stad om het veer te bereiken om, eenmaal overgezet, de reis naar Utrecht te kunnen vervolgen. Belangrijke oost-westwegen liepen over de bandijken van de Lek. De overige wegen in het binnenland hadden voornamelijk een lokale verbindingsfunctie. De spoorwegen Na lange discussies werd in 1860 besloten tot de aanleg van de spoorlijn Utrecht- s-hertogenbosch. Van de vijf mogelijke tracés werd voor het kortste, via Culemborg, gekozen. Bij de stad moest de eerste spoorbrug over de grote rivieren in ons land worden gebouwd. De aanleg van de opritten naar de brug Spoordijk met de zuidelijke pijler, de tunnel en het begin van de grote overspanning van de spoorbrug over de Lek. en de spoorbrug over de Lek zelf ging gepaard met een groot aantal activiteiten. Om de doorstroomcapaciteit van de Lek niet te verminderen kreeg de brug een lengte van in totaal 665 meter. De brug 36

37 kwam te rusten op zware pijlers met scherpe punten aan de oostkant, om de vorming van ijsdammen tegen te gaan. Ook aan de Lek zelf werd gewerkt: delen van de noordelijke uiterwaarden werden vergraven en het oude eilandje Candia ter hoogte van de Lazaruswaard moest verdwijnen. In 1863 begon men met de bouw van de pijlers en in Duisburg werden de ijzeren brugdelen van de bovenbouw geconstrueerd. Naast de zuidelijke pijler werd een tunnel gebouwd voor de paarden die de schepen over de Lek trokken. In 1867 zijn de brugdelen gemonteerd en een jaar later vond de officiële opening plaats. Iets ten zuiden van de tunnel gaat een lange trap omhoog, de spoordijk op. Boven is een platform met de fundering van twee houten gebouwen die hier in ieder geval tot 1966 hebben gestaan. Hier woonde de brugwachter. Aanvankelijk was er één spoor, maar de brug bood voldoende ruimte voor een tweede spoor, dat in 1914 werd aangelegd. Bouwsporen aan de tunnel langs de zuidelijke pijler wijzen erop dat de tunnel toen is verlengd omdat de spoordijk werd verbreed. De brug liep weinig schade op tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1983 werd zij vervangen door de huidige spoorbrug, die rust op de oude pijlers uit de negentiende eeuw. Vlak bij de spoorbrug ligt een kazemat. Westelijk van de spoorlijn liggen de forten Everdingen, Honswijk en het Werk aan t Spoel. Dit waren belangrijke onderdelen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Met hun kanonnen bestreken ze de Lek en de beide bandijken. Door de aanleg van de spoorlijn werd de linie verzwakt. De vijand kon zich achter de spoordijk verschansen en van daaruit de forten beschieten. Ook kon men van de brug gebruik maken om de Lek over te steken. Er werden twee maatregelen genomen om deze nadelen enigszins weg te nemen. De noordelijke brugpijler kreeg een holle ruimte waarin springstof aangebracht kon worden om de pijler op te blazen en zo de spoorbrug te vernielen. En aan weerskanten werden zogeheten brugkazematten gebouwd om naderende vijanden op de dijk of op het water te beschieten. De nieuwe spoorwegverbinding was van groot belang voor de economische ontwikkeling. Aan het eind van de negentiende eeuw profiteerden onder meer de meubelindustrie en de sigarenindustrie van de goede vervoersmogelijkheden. Voor de meeste bedrijven in het Veerweggebied had de spoorweg echter weinig betekenis, hier bleef het transport over het water het belangrijkst. Een tweede spoorverbinding was minder succesvol. In 1906 werd de stoomtram Tiel-Buren-Culemborg (TBC) feestelijk geopend. Vanaf het station reed de tram door de Goilberdingerstraat, Kattenstraat en Slotstraat door de stad en vandaar via de Elisabethdreef, Lange Dreef en Voorkoopse Weg. Er was een aftakking naar het veer. In 1918 ging de maatschappij failliet en op 4 maart van dat jaar reed de laatste tram van Tiel naar Culemborg. De rails werden opgebroken en de straten zijn grotendeels teruggebracht in hun oude toestand. 37

38 9. Kasteel Culemborg en de dreven Het kasteel van Culemborg op de kaart van Blaeu (1649), heruitgegeven in het Stedenboek van Frederik de Wit (1698). Bron: Nationaal Archief. Tal van schrijvers melden dat er een kasteel aan de westkant van de stad zou hebben gelegen, in de buurt van de Ronde Haven, en dat er een tweede kasteel in de stad heeft gestaan, voordat men begon te bouwen aan het grote kasteel ten oosten van de stad. Inmiddels is uit bouwhistorisch onderzoek gebleken dat dit laatste kasteel ouder is dan men aanvankelijk dacht en dat de oudste delen al omstreeks 1270 zijn gebouwd. Daarmee is het echter niet onmogelijk dat het één of zelfs twee voorgangers heeft gehad. De aanwezigheid van een kasteel aan de westelijke stadsmuur is in ieder geval aangetoond, maar nog niet duidelijk is of dit kasteel ouder is dan Voor de aanwezigheid van een kasteel ten westen van de stad zijn alleen aanwijzingen uit archivalische bronnen. In de loop der eeuwen is het oostelijke kasteel uitgegroeid tot een omvangrijk complex met een voorburcht, de Nederhof, een hoofdburcht en diverse bijgebouwen. Op de kaart van Blaeu is de indeling 38

39 goed herkenbaar. Vanuit de stad stak men de stadsgracht over en bereikte via een poort de Voorhof, een ommuurd plein. Op de Voorhof lag een kaatsbaan. Aan de oostkant van dit plein lag de Dreefpoort, waardoor men de lanen en dreven rondom de Volencampen kon bereiken. Een poortje aan de zuidkant van het plein gaf toegang tot de tuinen waarin in de zestiende eeuw een lusthuis was gebouwd. Aan de noordzijde vormden twee bruggen de toegang tot het bouwhuis met de stallen en tot de Nederhof. De Nederhof was door de Overste of Hoge Brug verbonden met de hoofdburcht. De omstreeks 1500 gebouwde Lange Brug gaf vanuit de hoofdburcht rechtstreeks toegang tot de stad. Bouwfasen van kasteel Culemborg, zoals aangegeven op de informatieborden bij het kasteelterrein. Na de dood van Elisabeth van Culemborg erfde Floris I van Pallandt het graafschap Culemborg. Hij ging al in 1566 over tot het protestantse geloof. Toen een aanval van Spaanse troepen dreigde verliet hij het graafschap en trok zich terug op zijn bezittingen in Duitsland. Het kasteel werd bezet door Spaanse troepen die tien jaar later uit de streek werden verdreven. Volgens Voet van Oudheusden is er in 1578 een bolwerk aangelegd tegenover het Melatenhuis. Dit huis lag aan de dijk in de Lazaruswaard. Waar 39

40 het bolwerk precies heeft gelegen is niet duidelijk. Op oude kaarten staat het niet aangegeven. Evenmin is duidelijk wat voor verdedigingswerk het is geweest. Een bolwerk is over het algemeen van aarde opgetrokken, maar volgens Voet is het in het begin van de achttiende eeuw afgebroken en zijn de stenen gebruikt voor de bouw van de nieuwe molen op de noordoostelijke punt van de stadsmuren. In de zeventiende eeuw is het kasteel mede door de Franse bezetting in zo ernstig in verval geraakt dat herstel niet meer mogelijk was. De grafelijke familie, die slechts af en toe in Culemborg verbleef, richtte het oude klooster Mariënkroon in de stad in als nieuwe woonplaats (De Nieuwe Hof). De hoofdburcht is in 1735 voor afbraak verkocht. Veel van de stenen en het puin zijn gebruikt om de Zuiderzeedijk bij Muiderberg te verstevigen, die door de paalworm ernstig was verzwakt. De gebouwen van de Nederhof zijn nog lange tijd in gebruik geweest, onder andere als raadskamer. In het midden van de achttiende eeuw, toen het graafschap in handen was gekomen van het Huis van Oranje, is er in de gebouwen van de Voorhof en in de vroegere stallen een geweerfabriek gevestigd. Verdere sloop van de Nederhof en de andere gebouwen vond plaats in de negentiende eeuw. Ten zuiden van de Voorhof lagen de tuinen. De kaart van Blaeu laat een ommuurde tuin zien met geometrisch ingerichte bloemperken en een boomgaard. Uit 1633 dateert een kaart met voorstellen voor een geometrische tuin ten zuiden van de boomgaard, maar die is waarschijnlijk nooit aangelegd. In de achttiende eeuw werd er op het kasteelterrein een nieuwe tuin aangelegd, in de negentiende eeuw gevolgd door een theetuin met theehuis. Het theehuis (1849) is recent gerestaureerd. Diverse parkbomen, waaronder een monumentale rode beuk, zijn nog aanwezig. Rond 1900 zijn delen van de vroegere tuin bebouwd, onder andere met de huizen op het Voorburg. Op het terrein van de vroegere stallen staat de villa Casa Blanca uit 1909, tegenover het landhuis van de rentmeester van de domeinen uit Vanaf 1985 zijn delen van de fundamenten van het kasteel opgegraven en geconsolideerd en wordt het terrein geleidelijk ingericht tot een cultuurhistorisch stadspark. Het kasteel van Culemborg, gezien vanuit het noorden, door C.W. Mieling, naar een gravure die gebaseerd is op tekeningen van R. Roghman. Rechts is de hoofdburcht, links de Nederhof. Bron: Beltjes en Schippers, De Vier Dreven en de Plantage Ten oosten van het kasteel zijn fraaie dreven aangelegd. De Vier Dreven omsluiten het gebied De Volencampen, dat tot de grafelijke bezittingen behoorde en lange tijd in gebruik is geweest als veulenweide. De Oude Dreef (de huidige Waldeck Pyrmontdreef) dateert al uit de tijd van Elisabeth van Culemborg (Beltjes en Schipper, 1988), waarvoor een deel van de Achterweg is rechtgetrokken. Aan de noordkant sluit de fraaie rechte laan mooi aan op de kronkelige Achterweg. De overige dreven zijn aangelegd in de eerste helft van de zeventiende eeuw. De ontwerptekening uit omstreeks 1630 is bewaard gebleven. Opdrachtgever was graaf Floris II van Pallandt. Volgens de tekening bestond de noordwestelijke dreef al (de Oude Dreef, nu Waldeck Pyrmontdreef), en was de zuidoostelijke (nu Elisabethdreef) net aangelegd. De beide andere dreven (Wilhelminadreef en Lange Dreef) zijn op de 40

41 kaart aangegeven als Nieuwe afgepaelde Dreef (Gelders Archief, 0370 inv. nr K5). De zuidwestelijke dreef (Lange Dreef) vormde de verbinding met het verder oostelijk gelegen lanenstelsel van het Rondeel en het speelhuis De Bol. Langs de Wilhelminadreef ligt de Plantage. De eerste aanleg dateert van 1779 (Oude Plantage) en 1785 (Nieuwe Plantage). Het park besloeg een rechthoekige ruimte en bestond uit bos, een lanenkruis en slingerpaadjes. In 1828 werd het park verkocht aan de stad Culemborg. Een nieuw ontwerp voor het park kwam tot stand in 1850, van de hand van L.P. Zocher. Het werd gerealiseerd als werkverschaffingsproject en is sindsdien nauwelijks veranderd. Het is een mooi negentiende-eeuws wandelpark met bospartijen, vijvers, bosschages en fraaie wandelpaden (Oldenburger-Ebbers e.a., 1996). Ontwerp van De Plantage door L.P. Zocher. De kaart is te zien in het Elisabeth Weeskuis. Kaart van Culemborg en omgeving door F.W. Conrad (ca 1790). De lanenstructuur aan de oostkant van de stad, met het Rondeel, is op de kaart duidelijk te herkennen. Bron: Beltjes en Schipper,

42 Het Rondeel en buitenplaats De Bol Het Rondeel is omstreeks 1640 aangelegd als wandelbos door graaf Philips Theodoor van Waldeck Pyrmont, die na de dood van Floris II van Pallandt het graafschap had geërfd. Nicolaas van Geelkercken tekende een kaart van de toenmalige situatie en een kaart waarop hij de lanenstructuur ( de Kruysalleeën ) inschetste. In het verlengde van de centrale noord-zuidlaan liet de graaf een speelof zomerhuis (De Bol) bouwen. Het huis kwam te liggen op een hoogte, die toen de Kerswerff op Redichem werd genoemd (Beltjes en Schipper, 1988). Na de Franse bezetting in was De Bol zo bouwvallig geworden dat het moest worden afgebroken. De omgrachting is nog aanwezig. Het perceel waarop het huis heeft gestaan kwam in 1860 in handen van het Rooms-katholieke kleinseminarie in Culemborg, die er een recreatieverblijf voor de studenten liet bouwen. De villa werd Tusculum genoemd. In 1888 is het huidige huis gebouwd. Het verloor haar functie als buitenverblijf toen het kleinseminarie in 1935 verhuisde naar Apeldoorn. Tegenwoordig is het een woonhuis. De aanleg van Het Rondeel is bewaard gebleven. Het is een vierkante ruimte, omgeven door lanen, met een lanenkruis en een cirkelvormig bosje in het midden, op het kruispunt van de lanen. De lanen waren vroeger beplant met iepen, op de tussenliggende percelen waren fruitbomen geplant. De aanleg van het Rondeel is uniek in ons land, vooral door de cirkelvormige ruimte in het midden. Was het de bedoeling om hier een buitenhuis te bouwen? Hoe het ook zij, Het Rondeel is een bijzondere ruimtelijke structuur. Ontwerp van het Rondeel, door Nicolaas van Geelkercken (ca 1640). Bron: Gelders Archief, 0370, inv. nr. K5. 42

43 10. Bedrijvigheid Lange tijd was de landbouw de belangrijkste bron van bestaan in het buitengebied. De Nieuwstad was voornamelijk agrarisch van karakter, maar ook in de andere stadsdelen stonden tot in de twintigste eeuw boerderijen. In de Oude Stad was een veelheid aan ambachtelijke activiteit te vinden. De visserij en de handel waren vooral geconcentreerd in de Havendijk, het noordelijke deel van de stad. Buitendijks lagen de Ronde Haven en vanaf 1650 de haven langs de Veerweg. Ten oosten hiervan lag één van de grafelijke korenmolens, ingetekend op de kaarten van Van Deventer en Blaeu. In het begin van de achttiende eeuw werd de molen verplaatst naar de noordoostelijke hoek van de ommuring van de Havendijk. De molen brandde in 1917 af; de molenromp is nog aanwezig. Op enkele plaatsen bij de stad hebben steenovens gestaan. De stadsrekeningen uit de veertiende eeuw bevatten omvangrijke uitgaven voor stenen. Zelfs boetes konden voldaan worden in de vorm van stenen. De stad had grote behoefte aan bouwmaterialen voor de bouw van de stadsmuren. Waar de toenmalige steenovens hebben gelegen is nog niet bekend. Een locatie bij Bakelbos betreft vermoedelijk de steenbakkerij waarmee het nabij gelegen kasteel van Culemborg is opgebouwd (Hoek, 2003). In historische bronnen wordt melding gemaakt van een boomgaard de Ouden Steenoven:.Lekdijk van de Lazaruswaard tot de afweg bij de boomgaard de Ouden Steen(h)oven van de graaf van Culemborg (Merkelbach, 2000). Het is niet uitgesloten dat hiermee dezelfde steenoven uit 1532 wordt bedoeld waarnaar Voet van Oudheusden in zijn "Historische Beschryvinge Van Culemborg" (pag. 501) verwijst. Hij schrijft: "In den eersten, op een mergen landts by den steenoven, in erf-pachte gegeven Jan Splinter". Mogelijk gaat het in beide gevallen om de steenoven bij Bakelbos. Steenoven en blekerijen, ingetekend op de kaart van Perrenot (1760) Een modernere steenoven verscheen omstreeks 1750 ten westen van de Veerweg. Op de plattegrond 43

44 uit 1760, die Jacob Perrenot van Culemborg heeft getekend, staat aan de oever van de Lek deze steenoven ingetekend, compleet met droogplaatsen. De steenoven is door de eeuwen heen aangepast en verbouwd maar heeft altijd op deze plaats gestaan. In 1974 werd de fabriek gesloten. De benodigde klei voor de bakstenen kwam uit de Steenwaard aan de overkant van de Lek. Hier werd de klei afgegraven en door lorries in bakken gestort, die vervolgens naar de aanlegplaats van de Culemborgse steenoven werden gevaren. Daar aangekomen werd de klei gelost door twee grote kranen. Van de gebouwen resteert alleen de directeurswoning met aangebouwd kantoor uit 1934 en een eind negentiende-eeuwse schuur. De plek waar de steenfabriek en de droogschuren hebben gestaan is nu een rechthoekig, vrij hoog gelegen open terrein dat gedeeltelijk gebruikt wordt voor opslag. In 1759 werd op de voorhof van het kasteelterrein een geweerfabriek opgericht door de Zwitser Jean Dasseau. De hoofdburcht was toen al afgebroken. De fabriek bestond uit verschillende gebouwen. De machines werden aangedreven door waterkracht. Via een bestaand sluisje tussen de haven en de stadsgracht werd water uit de Lek ingelaten. Via twee andere sluisjes kwam het water bij de fabriek, waar een waterrad in beweging werd gezet. Het water werd via de stadsgracht en De Meer naar de Linge afgevoerd. In 1766 werd de fabriek overgenomen door de Oranjes, die het graafschap Culemborg in 1748 hadden gekregen. De fabriek heeft gefunctioneerd tot 1811, toen Napoleon het bedrijf naar Luik verplaatste. Plattegrond van het kasteelterrein met de geweerfabriek uit Bron: Gelders Archief, 0370 inv.nr. K5A. Bij de steenfabriek waren in de achttiende eeuw een tijdlang twee wasserijen/blekerijen gevestigd. In de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde het Veerweggebied zich tot een klein industriegebied. Ten oosten van de haven lag een scheepswerf, waarnaar de huidige straatnaam Helling nog verwijst. Tevens bevond zich daar de stoomhoutzagerij van L. Sillevis met een langgerekte waterpartij voor het wateren van het aangevoerde hout. Een ander deel van de houtzagerij, de latere kistenfabriek, stond aan de westkant van de Veerweg, op de hoek met de bandijk. Naast de steenfabriek stond de jenever- en likeurstokerij van Van Hoytema en achter het noordelijke rijtje dijkhuizen aan de Veerweg bevond zich de glasblazerij, eveneens van Van Hoytema. De stokerij is 44

45 gebouwd in 1839, en de eerste glashut in 1859, een tweede glashut volgde spoedig. De dijkhuizen zijn gebouwd voor werknemers van de glasfabriek. Een hoog pand in het midden van het noordelijke rijtje heeft een poort waardoor men het fabrieksterrein kon bereiken. In het Veerweggebied bevonden zich enkele sigarenfabrieken, die hier in het begin van de twintigste eeuw zijn gevestigd. Aan de Steenovenslaan stonden de sigarenfabrieken van de gebroeders Van Uden en Dejaco. Aan deze nijverheid herinnert nog de muurschildering op de zijgevel van Veerweg 78 uit omstreeks Verder vermelden de hinderwetvergunningen uit de jaren onder meer de meubelfabriek van Klumper en Van der Ham, de verniskokerij van het NV Handelsvennootschap en de benzineopslagplaats van de Bataafsche Importmaatschappij (Merkelbach, 2003). Plattegrond van het Veerweggebied uit ca 1885 met de houtzagerijen van Sillevis en de steenfabriek, de glasfabriek en de distilleerderij van Van Hoytema. Bron: Gelderland in Beeld, GDC Inmiddels behoort de industriële bedrijvigheid in het Veerweggebied al weer enkele decennia tot het verleden. De fabrieksgebouwen zijn afgebroken, aan de kade zijn woningen gebouwd en bij het veer hebben zich enkele nieuwe bedrijven gevestigd. 45

46 11. Cultuurhistorische landschapsanalyse Het rivierengebied is een van de oudste en meest kenmerkende cultuurlandschappen van Nederland. Het behoort in zijn geheel tot de Nederlandse delta. Hoewel ook elders in Europa deltagebieden voorkomen die qua opbouw enigszins te vergelijken zijn met het Nederlandse rivierengebied, geven de bewoningsgeschiedenis en de specifieke inrichting het gebied een volkomen eigen karakter. Omdat het rivierengebied vrijwel uitsluitend beperkt is tot ons land (in Duitsland bevindt zich nog een smalle zone langs de Rijn tot Xanten), vormt dit landschapstype een belangrijke Nederlandse component van de internationale landschappelijke diversiteit. De Lazaruswaard Het plangebied als geheel Het onderzoeksgebied kan model staan voor het rivierengebied als geheel. De Lek is de vertegenwoordiger van de grote rivieren, die door hun afzettingen en stroomverleggingen het fysischgeografische fundament van het gebied hebben gelegd. De laatste duizenden jaren zijn verschillende stroomstelsels actief geweest. Hun stroomruggen vormen de vruchtbare bodem van het binnendijkse gebied en zijn vanouds de woonplaatsen en landbouwgronden van prehistorische en hedendaagse bewoners. In de uiterwaarden liggen oude beddingen en laagten die oude lopen van de Lek aanduiden. De subtiele verschillen in hoogteligging, bodemgesteldheid en waterhuishouding hebben de gebruiksmogelijkheden bepaald en daarmee de inrichting van het gebied. De vormgeving van het huidige landschap begon in de vroege middeleeuwen. Sinds de bedijking in de twaalfde eeuw is het karakteristieke landschap van uiterwaarden, oeverwallen en kommen tot stand gekomen. Deze onderdelen hebben elk hun eigen kenmerken maar hangen nauw met elkaar samen. Interessant is ook de wisselwerking tussen de stad Culemborg en het omringende gebied. De stad had enerzijds de 46

47 neiging zich verder naar de rivier uit te strekken, anderzijds breidde zij zich ook steeds verder uit over het agrarische landschap in het binnendijkse gebied. Dit proces is nog steeds gaande. Ook de heren en graven van Culemborg drukten hun stempel op het gebied door de bouw van het enorme kasteel, door de aanleg van lanen als de Vier Dreven en Het Rondeel en door de aanleg van de Plantage. In het huidige landschap zijn de drie onderdelen de uiterwaarden, het binnendijkse gebied en het stedelijke gebied duidelijk van elkaar te onderscheiden. De uiterwaarden zijn grotendeels open, onbebouwd en als grasland in gebruik. Het binnendijkse gebied is door de bosjes, boomgaarden, lanen, bebouwing en erfbeplanting veel meer besloten van karakter. Het gebied is duidelijk geleed door de historische grenzen van de verschillende ontginningsblokken. Het noordelijke deel van de stad is door de jachthaven, de Veerweg, het veer naar Schalkwijk en door de Ronde Haven en de Kleine Lek nauw met de Lek verbonden. Achter de Veerweg ontstond in de negentiende eeuw een bescheiden industriegebied met bedrijfsgebouwen en arbeiderswoningen. Deze laatste bepalen thans het beeld van het gebied. Woningen aan de Veerweg. 47

48 11.2 De deelgebieden Redichemsche Waard De Redichemsche Waard is het noordoostelijke deel van het plangebied. De uiterwaard wordt begrensd door de Lek en de Beusichemse Dijk. Het gebied wordt gedomineerd door een grote zandwinplas uit de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw. Aan de zandwinning herinnert nog een steiger van gewapend beton aan de zuidkant. De plas stond vroeger aan de oostkant in verbinding met de Lek, tegenwoordig aan de westkant. Het niet vergraven deel van de waard bestaat uit grasland, maïsakkers en enkele boomgaarden. De percelering is hier niet veranderd sinds Langs de dijk is een laagte te zien waar vroeger de hoofdstroom van de Lek lag. De waard wordt nog grotendeels omgeven door een zomerdijk, die al op kaarten uit de zeventiende eeuw is aangegeven. Een klein wiel geeft aan dat deze kade in het verleden doorgebroken is. Via een sluisje, later een overlaat, aan de oostkant werd water in de waard ingelaten voor de bemesting van het grasland. Door een sluisje, later een duiker aan de westkant kon men het water weer weg laten lopen. Het is een vrij open gebied zonder bebouwing. Langs de plas staat opslag van elzen en wilgen, ook aan de voet van de bandijk vinden we opgaande bomen en enkele bosjes. Een halfverharde weg met knotbomen en andere begroeiing loopt van de dijk naar een huisplaats, waar tot in de jaren 50 van de vorige eeuw een gebouw heeft gestaan. Verschillende fruitbomen en een brede houtsingel herinneren aan de vroegere bewoning. Oude kaarten geven aan dat er vroeger meer huizen hebben gestaan. Ook aan de oostkant heeft vroeger een boerderij gestaan. Buiten de zomerdijk lag in de achttiende eeuw de gerechtplaats van Culemborg. Landschap van de Redichemsche Waard, vanaf de Beusichemsedijk. 48

49 Lazaruswaard De Lazaruswaard is een open, reliëfrijk onbebouwd gebied. Op de kaart van Engelman en Van Diest uit 1788 is het gebied aangegeven als Grote en Kleine Lazaruswaard, van elkaar gescheiden door de resten van de Kleine Lek. De bedding van deze waterloop is dichtgeslibd, en niet meer als zodanig in het terrein te herkennen. Langs de Beusichemsedijk ligt een strang, een oude bedding, die recent is uitgegraven en weer water voert. De uiterwaard is grotendeels als grasland in gebruik. De waard heeft in het verleden tal van stedelijke functies vervult. Een grafelijke korenmolen heeft in de buurt van de haven gestaan, waarschijnlijk op de plaats van de huidige jachthaven. Aan de dijk stond het Lazarushuis, waar de waard naar genoemd is. Dit huis, waar melaatsen werden verzorgd, was onderdeel van het Pietersgasthuis in de stad. Het is in de zeventiende eeuw afgebroken. Op een kaart van omstreeks 1600 staat de galgenbelt ingetekend, die op latere kaarten verder naar het noorden is aangegeven. Mogelijk heeft in de waard het bolwerk gelegen, dat volgens Voet van Oudheusden in 1578 is aangelegd. In het gebied moet ook het oude veerhuis gelegen hebben, voordat het veer naar Culemborg is verplaatst. Het binnendijks gelegen huis dat nu het Oude Veerhuis heet ligt ten zuiden van de vroegere plek. In de eerste helft van de vorige eeuw werd een strandje tussen twee kribben gebruikt als zwembad. Het was te bereiken via een pad bij de knik in de Beusichemsedijk. De Lazaruswaard met de Pikse Bogerd bij de zomerkade op de grens met de Redichemsche Waard. De noordelijke binnenstad Het noordelijke deel van de binnenstad, de Havendijk, is omstreeks 1370 bij de stad gevoegd en van een omwalling en omgrachting voorzien. In 1427 is hier een stadsmuur aangelegd. Opmerkelijk is de hoge ligging van de Lange en Korte Havendijk. Toen de Oude Stad in 1318 werd omgracht en ommuurd is een deel van de oude bandijk in de stad opgenomen. Er werd een nieuwe dijk, de Havendijk, ten noorden van de stad aangelegd, waarop zich vissers en schippers vestigden. Toen de bebouwing aan 49

50 de Havendijk in 1370 bij de stad werd gevoegd is de waterkering opnieuw, voor de tweede keer, naar het noorden verlegd. Tussen de Oude Stad en de Havendijk bevindt zich een smalle watergang, de Schoteldoekse Haven, de oudste haven van Culemborg en tevens onderdeel van de omgrachting van de Oude Stad. De Havenweg was vanouds de belangrijkste verkeersweg en voerde vroeger door de Lekpoort, over een ophaalbrug naar het veer. Tegenwoordig gaat de weg door een dubbele coupure ( De Muurtjes ) in de Lekdijk. De Noorderwal, de gracht en de bandijk bij het noordelijke stadsdeel. Het Veerweggebied Het Veerweggebied is vanouds het meest dynamische deel van de stad geweest. We vinden er verschillende locaties van de Culemborgse haven: de Kleine Lek, de Ronde Haven, de haven langs de Veerweg en de huidige jachthaven. Het agrarische verleden is vertegenwoordigd door een hooggelegen terrein tussen de Ronde Haven en de Kleine Lek, dat vroeger in gebruik was als boomgaard en bekend stond als De Bloemendael. Het veer representeert de verkeersfunctie die deze plek al sinds de veertiende eeuw heeft gehad. Ook het wachtlokaal van de stoomboten en de aanlegplaatsen langs de Lek herinneren hieraan. De spoorweg met de Lekbrug en de hoge spoordijk begrenst het gebied aan de westzijde. Bij de aanleg was de spoorbrug de grootste van Europa, het was in ons land de eerste spoorbrug over een van de grote rivieren. Interessant zijn de tunnel naast de zuidelijke pijler en het platform met de fundering van de vroegere brugwachterswoning bovenop de spoordijk. De aanleg van de spoorweg betekende dat er maatregelen moesten worden getroffen voor de verdediging. In de rivierpijler is een ruimte aangebracht voor springstof, zodat men de spoorbrug onklaar kon maken in geval van oorlog. Ten oosten van de spoorlijn werd een betonnen rivierkazemat gebouwd. 50

51 Aan de bedrijvigheid, die dit gebied ruim een eeuw heeft gekenmerkt, herinneren diverse objecten. Van de oude bedrijfsgebouwen is niet veel bewaard gebleven, wel van de woningen die men liet bouwen voor de werknemers. Luchtfoto van het Veerweggebied uit ca 1925 met rechtsonder de steenfabriek, bij de veerstoep de jenever- en likeurstokerij, en daarachter de beide glashutten. Rechtsboven is de balkenput en middenboven de kistenfabriek van Sillevis te zien. De Koornwaard De Koornwaard, ook wel Besloten Rekum genoemd, is een omstreeks 1500 bedijkte uiterwaard. De bandijk werd vroeger gevormd door de Achterweg, die verder naar het westen doorliep via de omstreeks 1600 rechtgetrokken Oude Dreef (nu Waldeck Pyrmontdreef), Slotstraat, Kattenstraat, Goilberdingerstraat en aansloot op de Goilberdingerdijk. Toen in het begin van de veertiende eeuw de Oude Stad werd omgracht en de Havendijk werd aangelegd is de Havendijk aan de oostkant doorgetrokken en sloot via de Korte Achterweg (nu Bakelbos) aan op de Achterweg. Bakelbos en Achterweg zijn door hun kronkelige beloop en hogere ligging duidelijk als oude dijken te herkennen. Aan de Achterweg ligt een wiel, de Hoolkuil, die volgens Voet van Oudheusden in 1251 is ontstaan toen de Heer van Redichem tijdens een burenruzie met de heren van Parijs, Paveien en Lanxmeer de dijk liet doorsteken. De polder is dus geheel door dijken omgeven, vandaar de oude naam Besloten Rekum. Voor de afwatering lag er een duiker in de Korte Achterweg, waardoor het overtollige water naar de stadsgracht werd afgevoerd. Midden in de polder lag een kwelkade, die nu nog gedeeltelijk in het slotenpatroon te herkennen is (zie kaartje op pagina 24). De polder is door de erfbeplanting en door boomgaarden en bosjes vrij besloten van karakter. Het bodemgebruik is grasland, bouwland en boomgaard. Dit was ook al zo op de kaart van Nicolaas van Geelkercken uit De kleinschalige percelering is sinds 1850 vrijwel ongewijzigd, behalve in het centrum waar tussen 1974 en 1980 zandwinning heeft plaatsgehad (de Put van Hussen). Een andere 51

52 verandering betreft de aanleg van een volkstuinencomplex in het centrum, dat bereikbaar is vanaf Bakelbos en vanaf de Beusichemsedijk. Boomgaarden en grasland in de Koornwaard. Polder Redichem De Polder Redichem wordt begrensd door de Lange Dreef in het zuiden, de Beusichemse Dijk, de Achterweg, het Bakelbos, de Oostdijk en de stadsgracht. Het is samen met Besloten Rekum het gebied van het oude dorp Redichem, waarvan de bebouwing mogelijk langs de Achterweg en Korte Achterweg heeft gestaan (mededeling mevrouw Yvonne Jakobs). Voet van Oudheusden noemt de oude kapel, die op de hoek van de Achterweg en de Korte Achterweg heeft gestaan en die in zijn tijd (1753) als woonhuis in gebruik was. In visueel-landschappelijk opzicht is het een halfopen gebied, met open delen en meer besloten terreinen met lanen, boomgaarden en de beplanting van de Plantage en de begraafplaats. Bijzonder is de open ruimte van de Volenkamp, van waaruit men een vrij uitzicht op de binnenstad heeft. Op dit gebied hebben de heren en graven van Culemborg nadrukkelijk hun stempel gedrukt. Het kasteelterrein, de dreven, het Rondeel en de Plantage getuigen hiervan. Tussen het kasteelterrein en Bakelbos lag een langgerekte strook land die in de lengte doorsneden werd door een sloot, die ook het water uit de Koornwaard afvoerde naar de slotgracht. Tussen deze sloot en de Beusichemsedijk lag de Lazarusboomgaard. Ten zuiden daarvan lag een terrein dat op de kaart van Conrad (ca 1790) is aangegeven als Het Hof. Op de kaart van Perrenot (1760) is te zien dat dit terrein was opgedeeld in smalle strookvormige perceeltjes loodrecht op de huidige Waldeck Pyrmontdreef. Hier lagen vroeger de moestuinen van het kasteel. De huidige verkaveling herinnert aan deze oude situatie: de percelen van de villa s aan de dreef zijn langwerpig en strekken zich uit tot de scheidingssloot. De villa s zijn voor een belangrijk deel in de eerste helft van de twintigste eeuw aangelegd. 52

53 Ook de overige dreven en andere delen van het vroegere kasteelterrein zijn bebouwd. De villa s op Het Voorburg en de polikliniek dateren van omstreeks Het Bakelbos is geheel volgebouwd, deels met sociale woningbouw. Dit is een merkwaardig fenomeen, zo n straatje met stedelijke bebouwing in het landelijke gebied. Tussen het kasteelterrein en de Beusichemsedijk is in het begin van de vorige eeuw de meubelfabriek Palumbus gesticht, die lange tijd het beeld ter plaatse heeft gedomineerd. Het voormalige fabrieksterrein is tegenwoordig als parkeerterrein in gebruik. Een van de lanen van Het Rondeel. 53

54 12. Waardering Het Nederlandse rivierengebied is een van de oudste cultuurlandschappen van ons land. Het behoort nationaal en internationaal gezien tot de meest waardevolle cultuurlandschappen van ons land (Haartsen, 1998). Hierbij spelen de gaafheid, de samenhang van de terreingesteldheid met de inrichting van het landschap, en de strijd tegen het water een belangrijke rol. Het rivierengebied heeft een lange bewoningsgeschiedenis. Op tal van plaatsen zijn gebruiksvoorwerpen en bewoningssporen uit de prehistorie, de Romeinse tijd en de middeleeuwen gevonden. Dergelijke vondsten zijn schaars in het onderzoeksgebied. Daarom komt in de waardering van het gebied de archeologie niet aan de orde. De schaarste aan vondsten en bodemsporen wil echter niet zeggen dat er geen archeologische resten in de bodem aanwezig zijn. De archeologische verwachting is hoog. Dit aspect is nader uitgewerkt in hoofdstuk 13. De Achterweg met de bocht bij de Hoolkuil Het plangebied als geheel Binnen het grotere kader van het rivierenlandschap heeft het onderzoeksgebied zowel kenmerkende als bijzondere aspecten. Kenmerkend is de agrarische geschiedenis, van de mogelijk aanwezige prehistorische nederzettingen op de oeverwallen van de Lek en haar voorgangers, via de middeleeuwse ontginningen van Redichem en de zuidelijker gelegen cope-ontginningen, tot de bepoldering van de Koornwaard rond Met deze agrarische geschiedenis hangen ook de historische verschillen in inrichting en bodemgebruik samen tussen de binnendijkse gebieden en de uiterwaarden. Kenmerkend is ook de omgang met het water: de afvoer van het binnenwater, maar vooral de strijd tegen de rivieroverstromingen. De bedijkinggeschiedenis is buitengewoon interessant. Het verleggen van de hoofdstroom heeft bij Redichem geleid tot uitbreiding van het bedijkte land in drie etappes. In de stad zijn deze drie fasen op een afstand van 200 meter herkenbaar: de oudste twaalfde-eeuwse fase in 54

55 de vorm van de (ter plaatse nog steeds iets hoger gelegen) Slotstraat-Kattenstraat-Goilberdingerstraat, de begin veertiende-eeuwse fase in de vorm van de Havendijk en de omstreeks 1370 aangelegde huidige bandijk. De Wilhelminadreef bij de Plantage. Bijzonder is de wijze waarop de heren en graven van Culemborg, waaronder het Huis van Oranje, hun stempel op het gebied hebben gedrukt. Van het ooit zo imposante kasteel van Culemborg zijn slechts bescheiden muurresten overgebleven. Dankzij de activiteiten van de Stichting Kasteeltuin Culemborg zijn de grachten gereconstrueerd en is de plattegrond van de Nederhof en de hoofdburcht herkenbaar gemaakt. Van het vroegere kasteelpark, tussen Het Voorburg en de Lange Dreef gelegen, is niets bewaard gebleven, maar wel van de prachtige dreven die in de zestiende en zeventiende eeuw zijn aangelegd. De Vier Dreven rond de Volenkamp en de unieke ruimtelijke structuur van Het Rondeel verlenen het gebied bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische waarde. De laatste toevoeging aan dit heerlijke landschap is de Plantage, die in de negentiende eeuw door de stad is aangekocht en door tuin- en landschapsarchitect L.P. Zocher is omgevormd tot een fraai wandelpark in landschapsstijl. Bijzonder zijn ook de elementen die herinneren aan de verkeersfunctie en de industriële ontwikkeling in het Veerweggebied. De Ronde Haven, de Kleine Lek en de huidige haven geven aan dat de relatie van de stad met de Lek altijd een belangrijke rol heeft gespeeld. Na een economisch mindere periode in de achttiende en begin negentiende eeuw kreeg de bedrijvigheid in Culemborg in de tweede helft van de negentiende eeuw belangrijke impulsen, waarbij de ligging aan de Lek een belangrijke factor was. Het meest imposante overblijfsel van de industriële ontwikkeling in het Veerweggebied wordt gevormd door de beide rijen dijkwoningen aan de westkant van de Veerweg, gebouwd voor medewerkers van de glasfabriek. De aanleg van de spoorlijn speelde bij de ontwikkeling van de bedrijvigheid in het Veerweggebied een ondergeschikte rol, maar leidde wel tot een extra accentuering van de verkeersfunctie. De grote 55

56 spoorbrug en de hoge spoordijk domineren al bijna anderhalve eeuw het rivierlandschap aan de noordkant van Culemborg Ensembles Koornwaard (Besloten Rekum) Een cultuurhistorisch waardevol ensemble is de Koornwaard. De drie dijken die de polder omringen zijn alle van verschillende ouderdom. De Hoolkuil vertelt het verhaal van een historische dijkdoorbraak. De percelering is onregelmatig als gevolg van de bezitsverhoudingen en inrichting van de uiterwaard, die de Koornwaard tot de bepoldering was. Een oude kwelkade is nog gedeeltelijk herkenbaar in de percelering. Aan de randen staan enkele interessante boerderijen, waaronder het gemeentelijke monument Achterweg 7. In historisch-geografisch en stedebouwkundig opzicht is Bakelbos interessant. Deze oude dijk is in de twintigste eeuw bebouwd met particuliere woningen en rijtjes arbeiderswoningen. Volkswoningbouw die op enige afstand van de stad werd gerealiseerd, en nog steeds buiten de stad ligt, komt in ons land weinig voor. De spoorlijn De aanleg van de spoorlijn heeft de inrichting van het plangebied danig beïnvloed, zowel in directe als in indirecte zin. Objecten die direct met de spoorlijn te maken hebben zijn de spoordijk, de spoorbrug, de halteplaats en de begeleidende spoorsloten, die via een ijzeren buis uitwaterden op de Lek. Omdat langs de Lek een jaagpad lag werd er langs de zuidelijke pijler een pad aangelegd en voor als het water wat hoger stond een tunnel. Ter verdediging van de spoorbrug is een brugkazemat gebouwd aan de oostkant van de spoordijk, op de oever van de Lek. Het meest recente object is het monument, dat is opgericht als herinnering aan de oude spoorbrug, die in 1983 is vervangen door de huidige. Het spoorwegmonument. 56

57 Beschermd stadsgezicht De binnenstad van Culemborg herbergt diverse cultuurhistorisch waardevolle structuren en gebouwen. Bijzonder is het feit dat de opbouw in drie gedeelten de Oude Stad, de Havendijk en de Nieuwstad nog duidelijk hekenbaar is. Belangrijke structuurelementen als de stadgrachten en het stratenpatroon zijn bewaard gebleven. Op 8 november 1977 is door de minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening besloten de historische binnenstad (bestaande uit Havendijk, Oude Stad, Nieuwstad), het Veerweggebied en het voormalig kasteelterrein aan te wijzen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 20 van de Monumentenwet. Begrenzing van het beschermde stadsgezicht. Interessant is dat men niet alleen de binnenstad, maar ook het hele Veerweggebied, de jachthaven, een deel van de Lazaruswaard, de Volenkampen, de begraafplaats en de Plantage tot het beschermde gezicht rekent. Dit betekent dat een groot deel van het plangebied van Culemborg aan de Lek binnen het beschermde stadsgezicht valt. In de motivatie van het besluit tot aanwijzing van het beschermde gezicht worden onder meer de volgende aspecten genoemd: De stedenbouwkundige structuur van de stad De cultuurhistorisch waardevolle gebouwen De visuele relaties tussen de stad en het buitengebied 57

58 Het groen aan de rand van de stad en in de tuinen De Veerweg met bebouwing De veerstoep en de kade langs de Lek De Kleine Lek De Volenkampen met de dreven De Plantage Het silhouet van de stad Elementen met cultuurhistorische betekenis In de bij dit rapport gevoegde cd-rom is een lijst gemaakt van alle cultuurhistorisch waardevolle elementen. Per element is een waardering uitgevoerd op grond van diverse criteria. In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste elementen bijeengebracht. Voor de verdere beschrijving en toelichting wordt verwezen naar de cd-rom. Deelgebied Element Datering Waardering Plangebied Bandijk 12 e -16 e eeuw hoog Redichemsche Waard Percelering middeleeuws middel Zomerkade middeleeuws middel Reliëf middeleeuws hoog Huisplaatsen 17 e eeuw of ouder onbekend Houtsingel 19 e eeuw middel Overlaat aan oostzijde 20 e eeuw? middel Steiger 20 e eeuw middel Lazaruswaard Noordelijke binnenstad Veerweggebied Reliëf middeleeuws hoog Kil middeleeuws, 20 e eeuw hoog Het oude zwembad 20 e eeuw laag Huisplaatsen 16 e eeuw, mogelijk onbekend ouder Omgrachting 14 e eeuw Rijksmonument Schoteldoekse Haven 1318 hoog Molenromp 1735 middel Korte en Lange 1318 hoog Havendijk Veerweg 1650 hoog Ronde Haven 1609 hoog De Kleine Lek 1518 hoog Haven 1650/20 e eeuw middel Kade 19 e eeuw, mogelijk ouder middel Coupure (De Muurtjes) 19 e eeuw, mogelijk middel ouder 58

59 Spoordijk 1868 middel Tunnel 1868/1914 middel Spoorbrug 1868/1983 hoog Monument voor de 1983 middel oude spoorbrug Bloemendaals 17 e eeuw laag boomgaard Kazemat 1938 hoog Directeurswoning en 1934 hoog kantoor Schuur Eind 19 e eeuw middel Steenovenslaan 16 Ca 1880 middel Woningen Veerweg Ca 1880 Gemeentelijk monument Rijkspeilschaalhuisje Ca 1920 Rijksmonument Wachtlokaal Ca 1880 Gemeentelijk monument Gevelschildering Ca 1930 Rijksmonument Uitzichtkoepel Ca 1990 middel Koornwaard Polder Redichem Percelering middeleeuws hoog Vm kwelkade, nu sloot Ca 1500 middel Achterweg 12 e eeuw hoog Hoolkuil (Hoge Kuil, 13 e eeuw (1251?) hoog Hoge Kul) Bakelbos (dijk) 14 e eeuw hoog Bakelbos (bebouwing) 20 e eeuw hoog Achterweg 7 19 e /20 e eeuw Gemeentelijk monument Boerderij Begin 20 e eeuw middel Beusichemsedijk Het Rondeel Ca 1640 Rijksmonument Tusculum/De Bol 1640/1888 Rijksmonument Lange Dreef Ca 1630 hoog Vier Dreven 1550/1630 hoog Kasteelterrein 13 e eeuw Rijksmonument Het Voorburg (bebouwing) Eind 19 e eeuw Gemeentelijke monumenten Begraafplaats 19 e eeuw middel Volenkampen middeleeuws-17 e eeuw hoog Plantage Ca 1790/1850 Gemeentelijk monument 59

60 13. Archeologische verwachting In het plangebied zijn weinig tastbare gegevens over de bewoningsgeschiedenis vanaf de prehistorie tot in de vroege middeleeuwen. Er zijn nog geen terreinen onderworpen aan gravend archeologisch onderzoek, dat ons inzicht zou kunnen geven hoe eventuele archeologische resten zich in situ tot het landschap verhouden. Op basis van de enkele losse vondsten is het lastig om een concrete archeologische verwachting op te stellen. Wel zijn aardwetenschappelijk gegevens ruim voorhanden, onder andere uit recent archeologisch booronderzoek (zie onder meer Wijnen, 2010). Deze laten zien dat er in de ondergrond fossiele stroomgordels aanwezig zijn, die, gezien hun gunstige ligging voor de mens in het prehistorische landschap, de potentie hebben om goed geconserveerde archeologische resten te bevatten Bewoningssporen op de stroomruggen Binnen het plangebied zijn vijf stroomgordels aanwezig. De stroomgordels met de daaraan gekoppelde verwachting voor het aantreffen archeologische resten zijn uitgebreid beschreven in de toelichting van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Culemborg (Heunks, 2007). De onderstaande tabel geeft hier een overzicht van. Stroomgordel Actief van Actief tot Archeologische Periode van Periode tot verwachting Maurik 5127 v. Chr 4175 v. Chr onbekend vroeg _ neolithicum Zijderveld 4170 v. Chr 3365 v. Chr hoog laat neolithicum late middeleeuwen Hennisdijk 2241 v. Chr 1225 v. Chr hoog late bronstijd late middeleeuwen Redichem 272 v. Chr 1023 n. Chr hoog vroege middeleeuwen late middeleeuwen Redichem 272 v. Chr 1023 n. Chr middelmatig Romeinse tijd Romeinse tijd Lek 71 n. Chr. heden hoog (watergerelateerde objecten) late middeleeuwen nieuwe tijd Op afzettingen van de Maurik stroomgordel zijn tot op heden geen archeologische vindplaatsen aangetroffen. Door de ouderdom van deze stroomgordel liggen deze afzettingen relatief diep (tot dieper dan 3 m onder maaiveld). Vandaar dat de archeologische verwachting op deze stroomgordel onbekend is. Als zich wel archeologische resten op de afzettingen van deze stroomgordel bevinden, zullen deze vanaf het Vroege Neolithicum dateren. Voor de Maurik, Zijderveld, Hennisdijk en Redichem stroomgordels kan gesteld worden dat de verwachting voor het aantreffen van archeologische resten geldt voor de oeverafzettingen en de top (30-50 cm) van de beddingafzettingen. In 2009 is door de provincie Gelderland en de Universiteit Utrecht een gedetailleerde kaart opgesteld van alle zanddieptes in het rivierengebied binnen de grenzen van de provincie Gelderland. Voor het plangebied zijn deze waarden ook bekend. De dieptes van de top van het beddingzand onder maaiveld van onbedijkte rivieren wordt op deze kaart weergegeven (zie de 60

61 zanddieptekaart op pagina 12). In feite kan gesteld worden dat tot op deze diepte archeologische resten aangetroffen kunnen worden. Voor de Lek stroomgordel, die nog actief is, geldt voor sommige delen een hoge verwachting voor watergerelateerde objecten en structuren. Het betreft oude, reeds verlande geulen van de Lek Waterbodems en scheepvaartarcheologie - algemeen Het bureauonderzoek van de natte of scheepvaartarcheologie verschilt in een aantal opzichten sterk van dat van de landarcheologie. Daar komt bij dat bureauonderzoeken voor waterbodems in Nederland tot op heden relatief weinig zijn uitgevoerd. Het is daarom van belang, ook voor mogelijk vervolgonderzoek, expliciet in te gaan op de theoretische basis van een dergelijk bureauonderzoek. Hieronder zullen achtereenvolgens de gehanteerde begrippen, daarna de uitgangspunten bij het formuleren van een archeologische verwachting en ten slotte de uitgangspunten bij de interpretatie van de beschikbare bronnen worden behandeld. Scheepvaartlandschap De scheepvaartarcheologie betreft niet alleen de archeologische resten boven en onder water, maar ook alle aspecten die te maken hebben met de natte infrastructuur. Het gaat niet alleen om voorwerpen, scheepsresten en scheepshellingen, maar bijvoorbeeld ook om sluizen, bruggen en dammen. Daarnaast kan worden gesproken van een maritiem cultuurlandschap, zoals dat tegenwoordig in de archeologie wordt genoemd. In de context van de grote rivieren is de term scheepvaartlandschap te prefereren. Zoals het bij de landarcheologie gebruikelijk is een analyse te maken van het bewoonbare areaal, is het van belang het bevaarbare areaal vast te stellen. Zeker in de context van de binnenvaart is het interessant dit scheepvaartlandschap in kaart te brengen. Het omvat het gehele netwerk van vaarwegen, zowel oude als nieuwe, met havens en gerelateerde constructies en overblijfselen van menselijke activiteiten, zowel onder als boven water. Voor de scheepvaartarcheologie gelden dezelfde stappen in de cyclus van de archeologische monumentenzorg (AMZ) als bij archeologie op het land. In wezen ligt de scheiding tussen natte en droge archeologie op de grens waar de mogelijkheden van de methoden en technieken die op land gebruikelijk zijn ophouden, met dien verstande dat het artefact schip een specialistische behandeling behoeft, onafhankelijk van de ligging onder of boven water. Om deze redenen is het begrip waterbodem geïntroduceerd in de nieuwe KNA (KwaliteitsNorm Archeologie). Uitgangspunten bij de archeologische verwachting Bij de landarcheologie bestaat over het algemeen een betekenisvolle relatie tussen de aangetroffen voorwerpen of complexen en de fysisch geografische context. Met een betekenisvolle relatie wordt bedoeld dat nederzettingssporen zich niet toevallig in bepaalde afzettingen en op bepaalde plaatsen in het landschap bevinden. De plaatsen van de voormalige bewoning in het landschap zijn bepaald door fysieke milieuomstandigheden en menselijke keuzes. Dit maakt het goed mogelijk een archeologische verwachting te bepalen op basis van een landschappelijke reconstructie. Bij de archeologie van de waterbodem is dit complexer. Om dit duidelijk te maken is een onderscheid gemaakt tussen verschillende categorieën vondsten. Categorie 1. Categorie 2. Vondsten gerelateerd aan scheepvaart: wrakken, ankers, boeien, inventaris, persoonlijke eigendommen en lading Depositievondsten in de meest ruime zin van het woord: van nederzettingsafval tot 61

62 Categorie 3. Categorie 4. Categorie 5. rituele deposities. Infrastructurele ingrepen: oeverbeschoeiingen, aanplempingen, vlonders, kaden, veerponten, bruggen, dammen, gemalen, sluizen en dijken. Menselijke activiteiten langs en deels in de rivier: visserij, vlasroten, wasplaatsen en watermolens. Overstroomde nederzettingen / bewoningskernen Bij categorie 1 wordt de relatie tussen een scheepswrak en de rivierbedding alleen bepaald door het moment in tijd en ruimte dat het schip is vergaan. Vindplaatsen van scheepswrakken zijn om deze reden nauwelijks te voorspellen. Een schip vervult per definitie een dynamische rol: is onderweg van A naar B. De plaats van vergaan ligt ergens in het tracé tussen A en B. Wanneer ervan wordt uitgegaan dat een schip is vergaan, is de kans op een wrak in de hele vaarroute aanwezig en overal in principe even groot. Een andere situatie is dat een schip wordt weggezet (verlaten langs een oever), waar het vervolgens langzaam vergaat en zinkt. Een dergelijke depositie is enerzijds eerder te verwachten in de buurt van een nederzetting en anderzijds eerder in een neven- dan in een hoofdvaarwater. Bij categorie 2 kan een relatie worden verondersteld tussen nederzettingen of bewoningskernen en vondsten in de waterbodem. Het deponeren van materialen in riviercontext kan ook in een rituele context worden beschouwd, zoals bepaalde vondsten die gedaan zijn in de Maas. De relatie tussen bewoningsactiviteit en losse vondsten kan echter niet of nauwelijks getoetst worden door middel van prospectief onderzoek. Categorie 3 kan in veel gevallen gekoppeld worden aan een archeologische context op het droge en is daarom in zekere mate voorspelbaar. Zo kan verwacht worden dat op bepaalde plaatsen in de rivier een brug heeft gelegen. De laat-romeinse brug bij Cuijk kan direct in verband worden gebracht met het wegennet bij het castellum. Hetzelfde geldt voor de verschillende fasen van de Romeinse brug bij Maastricht. Ook kan een relatie worden gelegd tussen bewoningskernen en het aanleggen van kaden, aanplempingen en oeverbeschoeiingen. In een aantal gevallen werden afgedankte schepen gebruikt voor deze ingrepen. In deze situaties kan nauwkeurige kennis over de omvang van nederzettingen en de landinrichting op het droge een idee geven van wat onder water verwacht kan worden. De vierde categorie ligt in het verlengde van categorie 3. Het belangrijkste verschil is dat veel van de activiteiten die langs de oevers plaatsvonden nauwelijks resten achterlaten in het bodemarchief. Daar waar bij categorie 3 sprake is van intentionele en structurele ingrepen met het oog op de lange termijn, speelt bij categorie 4 toeval een belangrijke rol. De kans op dergelijke vondsten in primaire context is klein, aangezien ze niet met het oog op een verblijf op lange termijn in de rivier werden achtergelaten. Fuiken werden geleegd en verplaatst, bakken voor vlasroten werden afgezonken en laten weer opgehaald. Om in archeologische context te geraken moet er sprake zijn van achterlaten en vervolgens van gunstige conserveringsomstandigheden door bijvoorbeeld afdekking met sediment. Deze situatie is bijvoorbeeld bekend bij de prehistorische visweren en fuiken die zijn aangetroffen bij Emmeloord. Categorie 5 is ter volledigheid toegevoegd aan de lijst. Als gevolg van overstromingen onder invloed van zeespiegelstijging of een andere oorzaak, kunnen complete nederzettingen zijn overspoeld. Deze categorie lijkt in het kader van dit bureauonderzoek niet relevant en zal daarom niet verder worden uitgewerkt. 62

63 Bij alle categorieën geldt dat er gewerkt moet worden met ruime marges om een uitspraak te doen over een archeologische verwachting. Bij het opstellen van de Indicatieve Kaart voor Archeologische Verwachtingen (IKAW) zijn deze problemen weliswaar onderkend, maar wat betreft de archeologische verwachting van de rivieren doet de IKAW geen uitspraak. Naar aanleiding van de bovenstaande categorisering en de toepassing van de begrippen van Westerdahl (1989/1004) zijn echter wel voorzichtige uitspraken mogelijk Mogelijke scheepvaartgerelateerde resten in het plangebied Binnen het onderzoeksgebied zijn diverse locaties die als waterbodem met eventueel archeologische resten aangewezen kunnen worden. Het betreft de Ronde Haven, de Kleine Lek en het westelijk deel van de huidige haven. Voorts worden de uiterwaarden van de huidige Lek ook in de beschouwing betrokken vanwege de verwachting voor watergerelateerde objecten en structuren op de verwachtingskaart. De Redichemse plas, een klei- en zandwinput uit de jaren 70, is dusdanig diep verstoord dat archeologische resten hier niet meer worden verwacht. De Lek is sinds het begin van de jaartelling een actieve stroomgordel. In de vroege middeleeuwen was de rivier het meest actief, als hoofdstroom van de Rijn. In de oude beddingafzettingen kunnen scheepswrakken vanaf deze periode voorkomen. In de uiterwaarden zijn het vooral de oude beddingen en restgeulen waar vondsten verwacht kunnen worden. Het betreft de twaalfde-eeuwse loop van de Lek direct te noorden van de Beusichemsedijk en de veertiende-eeuwse bedding in de Lazaruswaard. Daarnaast is ook de Kleine Lek interessant, die mogelijk ook is op te vatten als een restgeul van de veertiende-eeuwse loop van de Lek. In het Veerweggebied is de Kleine Lek nog aanwezig, in de Lazaruswaard is de waterloop na de aanleg van de Veerweg in 1650 dichtgeslibd. Bij het huidige veer zijn vondsten te verwachten. Oude structuren die met het veer te maken hebben alsmede eventueel gezonken oude veren kunnen hier worden aangetroffen. De rivier heeft niet de kracht om zulke dingen op te ruimen. Onder de huidige aanlegkade, alsmede in de omgeving vlak daarachter kunnen oudere fasen van steigers liggen. Ook kunnen resten verwacht worden bij de vroegere veerplaats iets stroomopwaarts. Na de verplaatsing van het veer aan het eind van de veertiende eeuw is de veerplaats in de uiterwaard blijven liggen, waarbij de verbinding tussen het veerhuis en de Lek is dichtgeslibd. Mogelijk is een deel van het dorp Redichem overspoeld geraakt, als bedoeld in categorie 5. We beschouwen de mogelijke resten hiervan echter als onderdeel van de landarcheologie, omdat ze zich in de bodem van het huidige binnendijkse gebied bevinden. 63

64 14. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen De verbinding van de zandwinplas in de Redichemsche Waard met de Lek. Het project Culemborg aan de Lek In het kader van Ruimte voor de Rivier en Culemborg aan de Lek zijn verschillende ingrepen in het plangebied te verwachten. Deze maatregelen hebben consequenties voor de aardwetenschappelijke betekenis, de cultuurhistorische waarden en de beleving van het gebied. Uitgangspunten voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het buitendijkse gebied komen voort uit de PKB Ruimte voor de Rivier uit In het kader hiervan gaat het Rijk maatregelen uitvoeren om de doorstroming van de rivier te vergroten en de veiligheid op langere termijn te vergroten. Vooralsnog bestaan de voorgenomen ingrepen bij Culemborg uit het verder versterken van de dijken en het vergroten van de doorstroomcapaciteit, zonder dat voorzien is in verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De Gemeente Culemborg wil juist die ruimtelijke kwaliteiten bevorderen. De stad heeft eeuwenlang een sterke relatie met de Lek gehad, maar die band is voor een deel verloren gegaan door de teloorgang van de industriële activiteit in het Veerweggebied. De vrijgekomen ruimte biedt kansen om de relatie tussen de stad en de rivier opnieuw, maar nu in een andere vorm, gestalte te geven. Daarom heeft het College van B&W samen met Ballast -Van Oord het initiatief genomen om een integraal plan te maken waarin zowel de veiligheidsaspecten als de ruimtelijke kwaliteitsimpuls worden meegenomen en met elkaar verweven worden. In 2008 is door DN Urbland een planvisie opgesteld waar de ideeën over de toekomstige ontwikkeling van het gebied op hoofdlijnen zijn neergelegd. 64

65 Rivierverruimende maatregelen. De detaillering van de voorgenomen maatregelen moet nog plaatsvinden. Een nadere ontwerpstudie zal worden uitgevoerd, waarbij ook de cultuurhistorische waarden nadrukkelijk worden meegenomen. De inrichtingsvoorstellen uit de planstudie zijn in de volgende paragrafen getoetst aan hun consequenties voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied Het onderzoeksgebied als geheel In hoofdstuk 12 is aangegeven dat het onderzoeksgebied alle specifieke kenmerken van het rivierenlandschap in zich verenigt. Dit komt tot uiting in de verschillen in inrichting en gebruik tussen de uiterwaarden, de oeverwallen en de komgebieden. Daarnaast biedt het gebied enkele bijzondere kenmerken die voortkomen uit de relatie tussen de stad en het buitengebied en uit de eeuwenlange invloed van de heren en graven van Culemborg op het buitengebied. De cultuurhistorische kernkwaliteiten van het gebied als geheel zijn: het onderscheid tussen de onregelmatige percelering in de uiterwaarden en de onregelmatige blokvormige percelering in de Koornwaard en de Polder Redichem visueel-ruimtelijke verschillen tussen de verschillende deelgebieden het dijkenstelsel de structuur van dreven en lanen zichtrelaties tussen het buitengebied en de stad Gedeeltelijke afgraving van Redichemsche Waard en vergroting van de jachthaven in de Lazaruswaard kan tot gevolg hebben afhankelijk van de manier waarop de ontgronding plaatsvindt dat bestaande hoogteverschillen in de uiterwaarden zullen verdwijnen en dat de percelering verandert of verdwijnt. Dit houdt in dat de relatie tussen de percelering en het reliëf deels verloren gaat. Verdere vergroting van de 65

66 toch al grote plas in de Redichemsche Waard kan tot gevolg hebben dat men de plas als een binnenzee zal ervaren in plaats van als een uiterwaard met een zandwinplas. Grote plassen bij de rivieren, zoals langs de Maas bij Roermond, de Gouden Ham en de Bisonbaai, hebben geen grote landschappelijke kwaliteit opgeleverd. Wel zullen de visueel-ruimtelijke verschillen tussen de buitendijkse gebieden en het binnendijks gelegen oude cultuurlandschap door de afgraving worden vergroot. Overzicht van de beraamde ingrepen in het plangebied: uitbreiding van de plas in de Redichemse Waard, uitbreiding van de jachthaven, ontwikkeling van het Veerweggebied en nieuwbouw van huizen aan de Put van Hussen, midden in de Koornwaard. De uitbreiding van deze plas in zuidwestelijke richting in inmiddels niet meer aan de orde. 66

67 De visueel-ruimtelijke verschillen in het binnendijkse gebied worden voor een belangrijk deel bepaald door de beplanting, het bodemgebruik en de bebouwing. Vanouds is er een gradiënt in de dichtheid van de bebouwing van west naar oost. De dichte bebouwing van de stad gaat via een zone van villa s over in schaarse verspreide bebouwing in het oostelijke deel. De merkwaardige bebouwing van Bakelbos kunnen we zien als de twintigste-eeuwse variant op het oude middeleeuwse dorp Redichem. Ook in de beplanting is een dergelijke west-oost gradiënt aanwezig, met een bosachtig gebied in de vorm van de Plantage en de begraafplaats naar een transparant lanenlandschap in het oosten, dat de overgang vormt naar het open gebied van polder De Geeren. Erfbeplanting en boomgaarden zorgen plaatselijk voor accentuering en nuancering van het landschapsbeeld. Uitbreiding van de bewoning in het buitengebied heeft tot gevolg dat zowel de gradiënt in de bebouwing, van dicht bebouwd tot vrijwel onbebouwd, als ook de visueel-landschappelijke verschillen kunnen verdwijnen. Vanuit cultuurhistorisch en visueel-ruimtelijk oogpunt bezien is daarom de geplande ontwikkeling van nieuwe woningen midden in de Koornwaard ongewenst. De essentie van deze polder is de openheid van de ruimte binnen de drie dijken, met de schaarse bewoning aan de dijken. Bovendien kan van de bouw van woningen een precedentwerking uitgaan die uiteindelijk tot verdere verstedelijking van het gebied zal leiden. Vanuit verschillende punten heeft men vanuit het buitengebied een mooi uitzicht op de binnenstad, zoals vanaf de Beusichemsedijk en de Wilhelminadreef (over de Volenkampen). Ook vanaf de Ronde Haven is er een fraai gezicht op de binnenstad. Deze zichtrelaties zijn buitengewoon belangrijk en hebben mede de begrenzing van het beschermde stadsgezicht bepaald. In de redengevende omschrijving wordt opgemerkt: Het beschermde stadsgezicht Culemborg omvat de gehele historische stad binnen de veertiende-eeuwse omwalling alsmede de uiterwaarden tussen de spoordijk en Redichem en de Volenkampen met de aangrenzende voormalige plantage. De terreinen buiten de stad zijn zowel vanwege hun visuele relatie met de stad als ook door hun eigen historische waarde een volwaardig onderdeel van het beschermde stadsgezicht. Zicht op de binnenstad vanaf de Volenkampen. 67

68 Het stelsel van dijken en kaden illustreert de waterstaatkundige geschiedenis en vormt de ruggengraat van de ruimtelijke opbouw van het gebied. Vanuit het oogpunt van verbetering van de veiligheid en vergroting van de doorstroomcapaciteit van de Lek is het goed voorstelbaar dat overwogen wordt de Beusichemsedijk een eind landinwaarts te verleggen. Vanuit cultuurhistorische overwegingen kleven hier echter bezwaren aan omdat de oude dijk uit ca 1500 (die vermoedelijk vooraf werd gegaan door een zomerkade) wordt aangetast, de Koornwaard belangrijk wordt verkleind en markante bebouwing langs de dijk moet verdwijnen. De relatie tussen de stad en de Lek is essentieel geweest voor de ontwikkeling van Culemborg. In de beginperiode breidde de stad zich steeds verder uit naar de Lek en verlegde men de dijk twee keer in noordelijke richting. Landwegen die in de stad bij elkaar kwamen waren via de Havenweg en de Veerweg met de pont verbonden. Diverse maatregelen zijn genomen om de haven te verbeteren en de schippers betere mogelijkheden te geven om de stad te bereiken. Ook de bedrijvigheid in het Veerweggebied was gekoppeld aan de aan- en afvoermogelijkheden van grondstoffen en producten over de Lek. Tegenwoordig ligt het Veerweggebied er voor een belangrijk deel verlaten bij en is de betrokkenheid van de stad op de Lek belangrijk verminderd. De aanleg van een rivierfront tussen het veer en de spoordijk is een belangrijke kwaliteitsimpuls en zal het gezicht van Culemborg bepalen vanaf de overkant van de Lek en voor iedereen die de stad met het veer nadert. Uitbreiding van de jachthaven kan de relatie tussen de stad en de Lek vergroten. Dit kan niet gezegd worden van de voorgestelde inrichting van het Veerweggebied. Door hier een besloten parklandschap met woningen aan te leggen wordt de scheiding tussen de stad en het water juist vergroot. De voorgenomen ingrepen kunnen schade toebrengen aan het bodemarchief. Zoals in de voorgaande hoofdstukken is beschreven is het onderzoeksgebied in archeologisch opzicht slecht bekend, met name omdat er weinig onderzoek is verricht. Dit hoeft echter niet te betekenen dat er geen bodemsporen of vondsten te verwachten zijn. Zowel in de uiterwaarden als in het binnendijkse gebied geldt een hoge verwachting. In de uiterwaarden vooral wat betreft scheepsresten en scheepvaartgerelateerde vondsten, in het binnendijkse gebied gaat het vooral om sporen van middeleeuwse bewoning en bodemgebruik, en eventueel prehistorische en vroeghistorische resten van bewoning op oudere stroomstelsels in de bodem. Per deelgebied is aangegeven waar en welke archeologische vondsten te verwachten zijn De deelgebieden Redichemsche Waard De Redichemsche Waard bestaat uit een grote zandwinplas, die aan de noord- en oostzijde door een landtong van de Lek wordt afgescheiden, en het onvergraven zuidelijke deel. Cultuurhistorische kernkwaliteiten zijn: Het reliëf De percelering De zomerkade Het wiel langs de zomerkade De huisplaatsen De beplanting (fruitbomen en houtsingel) bij het vroegere waardmanhuis. 68

69 Het zuidelijke deel van de Redichemsche Waard. Rivierverruimende maatregelen in de Redichemse Waard. 1: mogelijke dijkverlegging; 2: verlaging van de zomerkade; 3: uitbreiding van de plas; 4: maaiveldverlaging. Ontgronding en verlaging van het maaiveld kunnen ten koste gaan van het reliëf en de percelering. In de nieuwe geul langs de Beusichemsedijk zou men met enige fantasie de oude stroomgeul van de Lek uit de twaalfde eeuw kunnen vermoeden. De ontgronding zal echter alleen bij het nieuwe eiland het beeld van een stroomgeul opwekken. In het centrale deel van de waard wordt het beeld bepaald door de grote oppervlakte water, die door de voorgenomen ingrepen bijna verdubbeld wordt. De ontgronding kan tevens tot gevolg hebben voor het buitengewoon fraaie landschap aan de westkant van de waard, met de zomerkade, het wiel, de Pikse Bogerd en de andere begroeiing. Verwijderen van de zomerkade zou betekenen dat het meest in het oog springende aspect van de waterhuishouding van deze uiterwaard wordt aangetast. Bij een (bescheiden) verlaging, waarbij de kade als zodanig herkenbaar blijft, doet dit probleem zich in veel mindere mate voor. 69

Het rivierklei-landschap

Het rivierklei-landschap Het rivierklei-landschap Kaart rivierlandschap in Het huidige rivierengebied omvat de stroomgebieden van de Maas en de Rijn. De Rijn vertakt vrijwel direct na binnenkomst in ons land bij Lobith in een

Nadere informatie

Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Culemborg

Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Culemborg Cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Culemborg Inventarisatie en waardering van het cultuurhistorisch erfgoed in de gemeente Culemborg, uitgevoerd door Lantschap, in samenwerking met Bureau

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard

Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard Inventariserend veldonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 201 Archeologisch onderzoek locaties Oranjehof en Appelgaard Inventariserend veldonderzoek

Nadere informatie

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden 0 SOB Research, 26 juni 2014 1 1. Archeologisch onderzoek 1.1 Inleiding

Nadere informatie

MEMO. Alphen aan den Rijn. Stevinstraat 9 2405 CR ALPHEN AAN DEN RIJN. Contactpersoon opdrachtgever Dhr. R. Teunisse; (0172) 245 611 / (06) 2021 06 09

MEMO. Alphen aan den Rijn. Stevinstraat 9 2405 CR ALPHEN AAN DEN RIJN. Contactpersoon opdrachtgever Dhr. R. Teunisse; (0172) 245 611 / (06) 2021 06 09 MEMO Van : Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie Aan : Dhr. R. Teunisse namens Stichting Ipse de Bruggen Onderwerp : Quickscan Drietaktweg te Datum : 13 oktober 2010 Ons Kenmerk : V10-22710 / V10-1944

Nadere informatie

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013 NAW plan: Plan: Opp plangebied: RO-procedure: Opsteller: Aanvrager: Inrichting openbare ruimte plangebied Pantarhei aanleg ontsluitingsweg, parkeergelegenheid, openbaar groen ca. 5000 m² (locatie Pantarhei);

Nadere informatie

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder

Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Cultuurhistorische inventarisatiescan nieuwe scoutingterrein Broekpolder Adviescode: 2015.020 Auteur: R. Terluin, archeoloog gemeente Vlaardingen Oktober 2017 Inleiding Scoutinggroepen worden verplaatst

Nadere informatie

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen Bijlage 3 bij Nota van Uitgangspunten Strijpsche Kampen Definitief Gemeente Oirschot Grontmij Nederland bv Eindhoven, 11 mei 2007 Verantwoording Titel :

Nadere informatie

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan

Quickscan Inleiding Resultaten quickscan Quickscan Kenmerk Betreft 1 Inleiding Provincie Noord-Holland heeft het voornemen om de provinciale weg N244 tussen de A7 bij Purmerend en de N247 bij Edam-Volendam op te waarderen tot een regionale weg.

Nadere informatie

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART BAAC rapport GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART BAAC rapport V-09.0172 januari 2010 Status definitief Auteur(s) drs. A. Buesink drs. M.A. Tolboom H.M.M. Geerts ARCHEOLOGIE

Nadere informatie

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE ONDERWERP Quick scan archeologie kabelverbinding Zaltbommel - Druten (TenneT) DATUM 13-5-2016 PROJECTNUMMER C05058.000062 ONZE REFERENTIE VAN E. Amsing (adviseur archeologie) AAN TenneT TSO, Gemeente Zaltbommel,

Nadere informatie

Addendum op RAAP-rapport 1254: Plangebied Winssense Waarden / zandtransportzone in het kader van vergunningverlening plan Geertjesgolf

Addendum op RAAP-rapport 1254: Plangebied Winssense Waarden / zandtransportzone in het kader van vergunningverlening plan Geertjesgolf 1 Addendum op RAAP-rapport 1254: Plangebied Winssense Waarden / zandtransportzone in het kader van vergunningverlening plan Geertjesgolf Eckhart Heunks 01-10-2012 1. Inleiding Een onderdeel van het plan

Nadere informatie

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas QUICKSCAN ARCHEOLOGIE KLAVER 8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente 8 2017 Horst aan de Maas Gemeente Horst aan de Maas 20 APRIL 2017 20 APRIL 2017 Contactpersonen KOOS MOL Arcadis Nederland B.V.

Nadere informatie

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49

2 Bemesting 44 2.1 Meststoffen 44 2.2 Soorten meststoffen 46 2.3 Grondonderzoek 49 2.4 Mestwetgeving 49 Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Bodem en grond 9 1.1 Grond, bodem en grondsoorten 9 1.2 Eigenschappen van grond 20 1.3 Problemen met de grond 23 1.4 Verbeteren van landbouwgronden 30 1.5 Transport van

Nadere informatie

Kustlijn van de Noordzee

Kustlijn van de Noordzee International Wadden Sea School www.iwss.org 150.000 jaar geleden - 150.000 jaar geleden was het hele Noordzeebekken bedekt met een dikke ijslaag: dit was de Saale ijstijd. - Alle zeewater was in gletsjers

Nadere informatie

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1). Afbeelding I.1. Vorming stuwwal Nijmegen en stuwwal Reichswald Zandige

Nadere informatie

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1. 1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.0) H.

Nadere informatie

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: gemeente: plaats: Groningen Slochteren Slochteren toponiem: Hoofdweg 39 bevoegd gezag:

Nadere informatie

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11

Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11 Delftse Archeologische Notitie 99 Nieuw Delft - Veld 2, 3, 6, 7, 8, 9, 10.2 en 11 Een archeologisch bureauonderzoek Jean Paul Bakx, Jorrit van Horssen & Bas Penning 5 Nieuw Delft Veld 3 5.1 Plangebied

Nadere informatie

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle

Archeologietoets. locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle Archeologietoets locatie kerkstraat 57 Riel gemeente Goirle Archeologietoets Locatie Kerkstraat 57, Riel projectleider: B. van Spréw Datum: 13 oktober 2006 Uitgevoerd in opdracht van SAB Eindhoven contactpersoon:

Nadere informatie

Archeologische Quickscan

Archeologische Quickscan Document: Archeologische Quickscan versie 2 Plangebied: Polderpark, Oudesluis, gemeente Schagen Adviesnummer: 16185 Opsteller: drs. C.M. Soonius (senior archeoloog) & drs. S. Gerritsen (senior archeoloog)

Nadere informatie

Het gebied Begrenzing

Het gebied Begrenzing Cursus Reitdiep Het gebied Begrenzing -In het Oosten: de lijn Westerdijkshorn Wolddijk - Noorderhogebrug -In het Westen: de lijn Zuurdijk Lammerburen - Balmahuizen -In het Noorden: de lijn Onderwierum

Nadere informatie

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS)

Figuur 1 Geulafzettingen (Bron: CHS) Archeologie, aardkundige waarden en cultuurhistorie Naar de archeologie in onder andere de Groeneveldse Polder is een bureaustudie gedaan door de heer Bult van het Vakteam Archeologie i. De in weergegeven

Nadere informatie

12 Landschap 4: Rivierengebied

12 Landschap 4: Rivierengebied 12 Landschap 4: Rivierengebied De Waal tussen Haaften en Zaltbommel. 12.1 Inleiding Het rivierengebied vormt het oostelijke gedeelte van de delta van de Maas en de Rijn. Als grote rivieren in het laagland

Nadere informatie

Adviesdocument 742. Advies Archeologie in kader van Geluidwal Veldhuizen, gemeente Woerden. Project: Projectcode: 22697WOGV

Adviesdocument 742. Advies Archeologie in kader van Geluidwal Veldhuizen, gemeente Woerden. Project: Projectcode: 22697WOGV Adviesdocument 742 Project: Advies Archeologie in kader van Geluidwal, gemeente Woerden Projectcode: 22697WOGV Opdrachtgever: Provincie Utrecht Datum: 10 maart 2015 ADVIES ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK Advies

Nadere informatie

Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen

Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen (gemeente Druten) Colofon Opdrachtgever: HSRO bv Contactpersoon: Dhr. J. van Lierop Hoogstraat 1 6654 BA AFFERDEN Projectnummer: S090135 Titel: Adviesnotitie

Nadere informatie

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap Adviesdocument 768 Project: Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht Projectcode: HOOM2 Opdrachtgever: Brabants Landschap Datum: 12 juni 2015 1 ARCHEOLOGIE & DE ORANJERIE MATTEMBURGH Inleiding

Nadere informatie

Cultuurhistorische verkenning Zandwijksingel Woerden. Datum 2 mei 2011

Cultuurhistorische verkenning Zandwijksingel Woerden. Datum 2 mei 2011 Cultuurhistorische verkenning Zandwijksingel Woerden Datum 2 mei 2011 Colofon Projectnaam Cultuurhistorische verkenning Zandwijksingel Woerden Auteur Willem de Bruin Datum 2 mei 2011 1. Inleiding 1.1

Nadere informatie

Libau, 10 augustus 2010. Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek

Libau, 10 augustus 2010. Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek Tracé Aduard - Dorkwerd Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: gemeenten: plaats: toponiem: bevoegd gezag: opdrachtgever: Groningen Zuidhorn en Groningen Aduard en Dorkwerd

Nadere informatie

Heesch - Beellandstraat

Heesch - Beellandstraat Archeologische Quickscan Heesch - Beellandstraat Gemeente Bernheze 1 Steller Drs. A.A. Kerkhoven Versie Concept 1.0 Projectcode 12110023 Datum 22-11-2012 Opdrachtgever LWM Ewislaan 12 1852 GN Heiloo Uitvoerder

Nadere informatie

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand 18 november 2010 Inleiding Het plangebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de gemeente Loon op Zand (afb. 1). De

Nadere informatie

Veldheem Wezep en archeologie

Veldheem Wezep en archeologie Veldheem Wezep en archeologie In opdracht van Delta Wonen heeft de regioarcheoloog van De Regio Noord Veluwe in mei 2011 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de planontwikkelingen

Nadere informatie

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen

Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen Archeologie Quickscan Archeologie Bedrijventerrein Zwanegat te Zevenbergen Gemeente Moerdijk Het plangebied op een kaart uit 1870 (bron: www.watwaswaar.nl) In opdracht van : AGEL adviseurs Auteur : drs.

Nadere informatie

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - VMBO BIJZONDERE SCHATTEN De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt er een uitbreiding

Nadere informatie

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Averboodse Baan (N165), Laakdal Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in juni 2017 een archeologienota

Nadere informatie

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

4 Conclusies en aanbevelingen

4 Conclusies en aanbevelingen 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied op een hoger gelegen rivierduin ten zuiden van de Maas ligt. Vanwege de aanwezigheid van gradiëntsituaties

Nadere informatie

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen

Quickscan Archeologie. Bedrijfsunits te Deil. Gemeente Geldermalsen Quickscan Archeologie Bedrijfsunits te Deil Opdrachtgever: Van Es architecten Hazenberg AMZ-publicaties 2009-12 Auteur Datum Versie Status dr. W.K. Vos 24 juli 2009 1.1 Definitief Contactgegevens Hazenberg

Nadere informatie

Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast. Een Archeologisch Bureauonderzoek

Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast. Een Archeologisch Bureauonderzoek Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: Groningen gemeente: Grootegast plaats: Doezum toponiem: Eesterweg 48 bevoegd gezag: gemeente

Nadere informatie

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen

Figuur 4.1 Stroomschema archeologie gemeente Terneuzen Gemeentelijk beleid Algemeen Op 27 januari 2011 is door de gemeenteraad van Terneuzen het interim beleid archeologie vastgesteld. De insteek van dit beleid is het regelen van archeologie in ruimtelijke

Nadere informatie

N76, Zwartberg, gemeente Genk

N76, Zwartberg, gemeente Genk Programma van Maatregelen Auteur: A. Schoups (veldwerkleider) Autorisatie: J.A.G. van Rooij (OE/ERK/Archeoloog/2017/00169) 1 Inleiding In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in maart een archeologienota

Nadere informatie

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding

RMB NOTITIE Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg. Inleiding RMB NOTITIE 1015 Quickscan archeologie Uden Eikenheuvelweg/Munterweg Inleiding De gemeente Uden heeft als bevoegde overheid het RMB gevraagd een advies uit te brengen over de een plangebied aan de Eikenheuvelweg

Nadere informatie

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012

Inleiding. Vigerend beleid en bevoegd gezag. Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn. Utrecht, 25 november 2012 Quick scan archeologie: Trajectstudie Bochtverbetering Alphen a/d Rijn Utrecht, 25 november 2012 Inleiding De provincie heeft voornemens om de zuidwestelijke oever van de kruising van de Oude Rijn met

Nadere informatie

Plangebied Visvijvers te Gendt

Plangebied Visvijvers te Gendt RAAP-NOTITIE 1540 Plangebied Visvijvers te Gendt Gemeente Lingewaard Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek Colofon Opdrachtgever: Gemeente Lingewaard Titel: Plangebied

Nadere informatie

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. www.wshd.nl/lerenoverwater. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. www.wshd.nl/lerenoverwater. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Lesbrief Dijken Kijken naar dijken www.wshd.nl/lerenoverwater Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Kijken naar dijken Zonder de duinen en de dijken zou jij hier niet kunnen wonen: bijna de

Nadere informatie

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand 12 augustus 2010 Inleiding Het plangebied ligt in het noorden van de bebouwde kom van Kaatsheuvel in de

Nadere informatie

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38

Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38 Buro de Brug Rapporten Quickscan Archeologie Kabeltracé Waarderpolder - Vijfhuizen B09-38 Administratieve gegevens 3 1. Inleiding 4 2. De uitgangspunten 4 3. Beschrijving van de historische situatie 4

Nadere informatie

De ontginning van het woeste land

De ontginning van het woeste land De ontginning van het woeste land In een tijdsbestek van 2000 jaar is het onland van het huidige Nederlandse grondgebied door mensenhanden in cultuur gebracht. De serie kaarten toont de ontginning van

Nadere informatie

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Publiekssamenvatting Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden Catastrofale overstromingen kwamen vaak voor in de geschiedenis van Pannerden, wat met de ligging in de driehoek tussen de rivieren

Nadere informatie

ARCHEOsupport bv. Advies en onderzoek. Een archeologisch bureau-onderzoek voor de Middelweg 14C in Asperen, gemeente Lingewaal (Gld)

ARCHEOsupport bv. Advies en onderzoek. Een archeologisch bureau-onderzoek voor de Middelweg 14C in Asperen, gemeente Lingewaal (Gld) Een archeologisch bureau-onderzoek voor de Middelweg 14C in Asperen, gemeente Lingewaal (Gld) ARCHEOsupport bv Advies en onderzoek A.J. Wullink AcheoSupport-Rapport 2013-3 Groningen 2013 ISSN 1574-6887

Nadere informatie

Naam regio: Nederbetuwe

Naam regio: Nederbetuwe Naam regio: Nederbetuwe Middeleeuwse terp ten zuiden van Culemborg 1. Ligging De Nederbetuwe ligt in het westen van Gelderland en bestaat uit de Tielerwaard, het Land van Culemborg en het Land van Buren.

Nadere informatie

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden 1 Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden 2 1 Administratieve gegevens projectleiding uitvoering soort onderzoek opstellers Arjan de Boer Verkennend en eventueel karterend

Nadere informatie

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: gemeente: plaats: toponiem: bevoegd gezag: opdrachtgever:

Nadere informatie

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies B U R E A U O N D E R Z O E K Bemmel, Bemmelse waard (Gemeente Lingewaard) Een bureauonderzoek Afbeelding uit 1649 (Geraadpleegd op www.wildernis.eu/chart-room)

Nadere informatie

memo Locatiegegevens: Inleiding

memo Locatiegegevens: Inleiding memo van Bram Silkens afdeling RB Datum Contact 28-04-2016 Walcherse Archeologische Dienst (gemeenten Middelburg, Veere en Vlissingen) postbus 70 4330 AB Middelburg b.meijlink@middelburg.nl (06-52552925)

Nadere informatie

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Texel Landschappelijke ontwikkelingen Texel Landschappelijke ontwikkelingen Een LIA-presentatie LIA staat voor: Landschappen ontdekken In een Aantrekkelijke vorm. Lia is ook de geograaf die zich gespecialiseerd heeft in de veranderende Noord-Hollandse

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES

INFORMATIERAPPORT EN SELECTIEADVIES INFORMATIERAPPORT EN ELECTIEADVIE Proefsleuvenonderzoek Bedrijventerrein fase 2 (Homoetsestraat), Maurik, gemeente Buren Archis onderzoekmeldingsnummer 4120 Inleiding Tussen 14 en 23 februari 2011 is door

Nadere informatie

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED KOSSENLAND, ACHTER BOVENWEG 308 TE SINT PANCRAS GEMEENTE LANGEDIJK

ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED KOSSENLAND, ACHTER BOVENWEG 308 TE SINT PANCRAS GEMEENTE LANGEDIJK ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK NAAR DE ARCHEOLOGISCHE WAARDE VAN HET PLANGEBIED KOSSENLAND, ACHTER BOVENWEG 308 TE SINT PANCRAS GEMEENTE LANGEDIJK Opdrachtgever GTP VastgoedOntwikkeling B.V. Uitgevoerd

Nadere informatie

Archeologisch onderzoek Geluidswal Spier

Archeologisch onderzoek Geluidswal Spier Archeologisch onderzoek Geluidswal Spier Bureauonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1081 Archeologisch onderzoek Geluidswal Spier Bureauonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1081 Definitief

Nadere informatie

Bijlage 3. Vrijstellingen

Bijlage 3. Vrijstellingen Bijlage 3. Vrijstellingen Terreinen van hoge archeologische waarde: provinciaal monument (AWG categorie 1) De West-Friese Omringdijk is een provinciaal monument. Vergunning verloopt via de provincie Noord-

Nadere informatie

Dollard: landschapsontwikkeling en geologie van vóór de Dollardinbraken

Dollard: landschapsontwikkeling en geologie van vóór de Dollardinbraken De Stichting Verdronken Geschiedenis organiseerde in het kader van het project Verhalen van de Eems-Dollard kust in het najaar van 2016 avonden, middagen en excursies waarop zeer uiteenlopende verhalen

Nadere informatie

Historisch-geografisch landschap van de Groote Waard voor 1421

Historisch-geografisch landschap van de Groote Waard voor 1421 Historisch-geografisch landschap van de Groote Waard voor 1421 3.1 Methode en bronnen Bij het van het cultuurlandschap van de Groote Waard voor 1421 is enerzijds gemaakt van historische gegevens, maar

Nadere informatie

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst LANDSCHAPSANALYSE 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland 27 september 2013 Academie van Bouwkunst Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii Onderwerpen 1. Rivierenlandschap 2. Zandlandschap 3. Krijt-

Nadere informatie

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899 1. ALGEMENE GEGEVENS Titel Auteur(s) Autorisatie Gemeente Plaats Toponiem / Straat Onderzoekskader Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam,

Nadere informatie

Tastbare Tijd, Bilthoven

Tastbare Tijd, Bilthoven Tastbare Tijd, Bilthoven WERKBLAD Tijdlaag tot 1000 Op de grens van droog en nat a. Welke dorpen en kernen liggen er allemaal in deze gemeente? b. Aan welke gemeenten grenst de gemeente de Bilt? c. Wat

Nadere informatie

RAAP-NOTITIE 1378. Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding

RAAP-NOTITIE 1378. Plangebied Weideveld. Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding RAAP-NOTITIE 1378 Plangebied Weideveld Gemeente Bodegraven Een archeologische begeleiding Colofon Opdrachtgever: gemeente Bodegraven Titel: Plangebied Weideveld, gemeente Bodegraven; een archeologische

Nadere informatie

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden

Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Bijlage 4 Bepaling archeologische verwachtingswaarden Hieronder worden de resultaten van de archeologische toets per deelgebied weergegeven. Drieschouwen Binnen de grenzen van het deelgebied Drieschouwen

Nadere informatie

Zuidnederlandse Archeologische Notities

Zuidnederlandse Archeologische Notities Bureauonderzoek Tiel Station Passewaaij Carolien Tolsma Zuidnederlandse Archeologische Notities 31 Amsterdam 2005 Archeologisch Centrum Vrije Universiteit / Hendrik Brunsting Stichting INHOUD Samenvatting

Nadere informatie

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek 39 Bijlage 4 Archeologisch onderzoek Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) Wijzigingsplan "Emmastraat Pijnacker" (vastgesteld) 40 Bodemverstoringsvergu nning Archeologie Plangebied: Gemeente:

Nadere informatie

Verslag bureauonderzoek Geldermalsen, Prinses Marijkeweg

Verslag bureauonderzoek Geldermalsen, Prinses Marijkeweg Verslag bureauonderzoek Geldermalsen, Prinses Marijkeweg Julie Van Kerckhove 43 Amsterdam 2005 Archeologisch Centrum Vrije Universiteit -Hendrik Brunsting Stichting Opdrachtgever: Gemeente Geldermalsen

Nadere informatie

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd IJstijden Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd IJstijden Glaciaal tijdens het pleistoceen 2.500.000-100.000 jaar geleden 1. ijs duwt de bodem naast en voor zich om hoog en zo ontstonden stuwwalen. 2. ijs

Nadere informatie

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1. Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). (Steekproef 2006-03/18, ISSN 1871-269X) Inleiding Voor De Lange, Bureau voor Stedebouw

Nadere informatie

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst)

Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst) RAAP België - Rapport 035 Ranst Vaartstraat, Pomuni Trade (gemeente Ranst) Archeologienota Archeologisch Vooronderzoek Programma van Maatregelen Bureauonderzoek 2016L20 Landschappelijk booronderzoek 2016L21

Nadere informatie

Archeologische quick-scan plangebied Elisabethterrein. Gegevens Plangebied

Archeologische quick-scan plangebied Elisabethterrein. Gegevens Plangebied Archeologische quick-scan plangebied Elisabethterrein November 2013 Opstellers namens het CAR (Centrum voor Archeologie, Amersfoort): Dhr. I. de Rooze MA Mevr. drs. F.M.E. Snieder Gegevens Plangebied De

Nadere informatie

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel

Locatie OPZ, Stelenseweg, Geel Programma van Maatregelen Auteur: J.A.G. van Rooij (veldwerkleider) Autorisatie: P. Hazen (OE/ERK/Archeoloog/2015/00072) 1 Inleiding Op het terrein van het OPZ in Geel, is een vijftal nieuwe gebouwen gepland,

Nadere informatie

Overstromingen en wateroverlast

Overstromingen en wateroverlast Atlasparagraaf Overstromingen en wateroverlast 1/6 In deze atlasparagraaf herhaal je de stof van Overstromingen en wateroverlast. Je gaat extra oefenen met het waarderen van verschijnselen (vraag 4 en

Nadere informatie

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE Lesbrief Onderbouw voortgezet onderwijs - HAVO/VWO BIJZONDERE SCHATTEN De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom komt er een uitbreiding

Nadere informatie

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554 Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554 NOTITIE TML554 Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht, (gemeente Zuidplas).

Nadere informatie

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE BIJZONDERE SCHATTEN LESBRIEF BOVENBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS De haven van Rotterdam wordt te klein. Voor de in- en uitvoer van goederen is meer ruimte nodig in de haven. Daarom is

Nadere informatie

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse

HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn achtereenvolgens de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied uiteengezet. De ruimtelijke structuur is beschreven

Nadere informatie

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Archeologie Deventer Briefrapport 27 November 2013 Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494) Briefrapport Controleboringen Cellarius / De Hullu, Colmschate (project 494) Behorende bij bureaustudie

Nadere informatie

CULTUURHISTORISCHE LANDSCHAPSINVENTARISATIE GEMEENTE BREDA IV RELICTEN VAN HET HISTORISCHE LANDSCHAP

CULTUURHISTORISCHE LANDSCHAPSINVENTARISATIE GEMEENTE BREDA IV RELICTEN VAN HET HISTORISCHE LANDSCHAP CULTUURHISTORISCHE LANDSCHAPSINVENTARISATIE GEMEENTE BREDA IV RELICTEN VAN HET HISTORISCHE LANDSCHAP dr K.A.H.W. Leenders 15 oktober 2004 1. INLEIDING 203 2. RELICTSTATUS BESCHOUWD PER THEMA 204 3. ALGEMEEN

Nadere informatie

notitie 1. INLEIDING Witteveen+Bos Van Twickelostraat 2 Postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.

notitie 1. INLEIDING Witteveen+Bos Van Twickelostraat 2 Postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos. notitie Witteveen+Bos Van Twickelostraat 2 Postbus 233 7400 AE Deventer telefoon 0570 69 79 11 telefax 0570 69 73 44 www.witteveenbos.nl onderwerp project opdrachtgever projectcode referentie opgemaakt

Nadere informatie

Almelose kanaal Michael Klomp

Almelose kanaal Michael Klomp Archeologische Rapporten Zwolle Michael Klomp 17 Michael Klomp Colofon ISBN: 90-8533-016-5 Gemeente Zwolle Eenheid expertisecentrum, Afdeling Stad en Landschap, Monumentenzorg en Archeologie Tekst: Michael

Nadere informatie

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN 96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN Grondboor en Hamer, jrg. 43, no. 5/6, p. 225-227, 3 fig., november 1989 AFZETTINGEN VAN RIJN EN MAAS IN LIMBURG W.M. Felder* In de loop van het Mioceen, 10 tot 7 miljoenn

Nadere informatie

Libau, 4 januari Plangebied kampeerterrein aan de Pageplas te Stadskanaal Een Archeologisch Bureauonderzoek

Libau, 4 januari Plangebied kampeerterrein aan de Pageplas te Stadskanaal Een Archeologisch Bureauonderzoek Plangebied kampeerterrein aan de Pageplas te Stadskanaal Een Archeologisch Bureauonderzoek Administratieve gegevens provincie: gemeenten: plaats: toponiem: bevoegd gezag: opdrachtgever: Groningen Stadskanaal

Nadere informatie

Adviesdocument 434. Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel. Projectcode: 14714VENCB. Opdrachtgever: Aveco de Bondt

Adviesdocument 434. Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel. Projectcode: 14714VENCB. Opdrachtgever: Aveco de Bondt Adviesdocument 434 Project: Adviesdocument, N.C.B.-laan te Veghel, gemeente Veghel Projectcode: 14714VENCB Opdrachtgever: Aveco de Bondt Initiatiefnemer: G. van Hemert Onroerend Goed BV Datum: 6 mei 2010

Nadere informatie

SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT

SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT SAMENVATTING GEOLOGIE / BODEM - BODEMKWALITEIT Geologie Over het algemeen geldt dat de toplaag van 0,0 tot 0,5 m mv. zal bestaan uit opgebrachte zand/grond dat plaatselijk (licht) puinhoudend is. Ter plaatse

Nadere informatie

Archeologisch bureauonderzoek Andel De Notenhoff

Archeologisch bureauonderzoek Andel De Notenhoff 2009 Tauw & ArcheoLogic. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke

Nadere informatie

.txl. Advies: - Noordelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) - Zuidelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos)

.txl. Advies: - Noordelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) - Zuidelijk deel Monitoring werkzaamheden (kosteloos) Archeologie Texel.txl Document: Archeologische Quickscan Plangebied: Planlocatie Pelgrim, Den Burg, gemeente Texel Adviesnummer: 16192 Opsteller: H. de Weerd (archeoloog) en M.H. Bartels (senior-archeoloog)

Nadere informatie

Bijlage 7: Archeologisch onderzoek

Bijlage 7: Archeologisch onderzoek Bijlage 7: Archeologisch onderzoek Windturbine aan het Coevorderkanaal (gemeente Coevorden) Een Archeologisch Bureauonderzoek r. Libau, 5 november 2012 - rapport 12-245 Administratieve gegevens provincie:

Nadere informatie

Drie aardkundige monumenten

Drie aardkundige monumenten 10 Drie aardkundige monumenten Aardkundige monumenten geven iets weer van de ontstaansgeschiedenis van ons landschap. Een geschiedenis die ons honderden, duizenden of zelfs miljoenen jaren terugvoert in

Nadere informatie

Adviesdocument 495. Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen. Projectcode: 16093RVBE5

Adviesdocument 495. Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen. Projectcode: 16093RVBE5 Adviesdocument 495 Project: Toelichting archeologische beleidskaart gemeente De Ronde Venen Projectcode: 16093RVBE5 Opdrachtgever: Gemeente De Ronde Venen Datum: 23 juni 2011 Adviesdocument RAAP Archeologisch

Nadere informatie

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn

Pagina 1 van 7 Archeologie West-Friesland, Nieuwe Steen 1, 1625 HV Hoorn, Postbus 603, 1620 AR Hoorn Document: Archeologische Quickscan Plangebied: Oosterdijk 54, Oosterdijk, gemeente Enkhuizen Adviesnummer: 16078 Opsteller: F.C. Schinning (archeoloog) & C.M. Soonius (regio-archeoloog) Datum: 09-05-2016

Nadere informatie

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas

Quickscan Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg (gem. Peel en Maas) Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas Quickscan en Advies Archeologie Maasbree-Maasbreeseweg gemeente Peel en Maas Pagina 1 van 7 Projectnummer: P11155 Datum: 5 augustus 2011 Plan: bouwplan voor de uitbreiding van een varkensbedrijf op het

Nadere informatie

OVER HET VERDWENEN LAND VAN THIJSSE. 1. Schoonrewoerdse wiel. Ed Buijsman

OVER HET VERDWENEN LAND VAN THIJSSE. 1. Schoonrewoerdse wiel. Ed Buijsman OVER HET VERDWENEN LAND VAN THIJSSE 1. Schoonrewoerdse wiel Ed Buijsman COLOFON PANORAMA-reeks over het verdwenen land van Thijsse, gebaseerd op de Verkade-albums Waar wij wonen uit 1937 en Onze groote

Nadere informatie

.txl. Archeologie Texel. Archeologische Quickscan

.txl. Archeologie Texel. Archeologische Quickscan .txl Archeologie Texel (concept) Document: Archeologische Quickscan Plangebied: Uitbreiding Texelse Bierbrouwerij, Laagwaalderweg/Vliegwiel Oudeschild, gemeente Texel Adviesnummer: 16159 Opsteller: Datum:

Nadere informatie

REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL

REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL REDENGEVENDE OMSCHRIJVING RIOOL ONDER HET GLOP EN DE BOTERHAL Inleiding Hoorn is een van de steden waar zich de uitzonderlijke situatie voordoet dat al vanaf de late Middeleeuwen riolen zijn aangelegd.

Nadere informatie

4 Archeologisch onderzoek

4 Archeologisch onderzoek 4 Archeologisch onderzoek 99044462 Inhoudsopgave ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK 1 Inleiding... 2 1.1 Algemeen... 2 1.2 Aanleiding en doelstelling... 2 2 Bureauonderzoek... 3 2.1 Werkwijze... 3 2.2 Resultaten

Nadere informatie