De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in Nederland

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in Nederland"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in Nederland A.S.E. EVELO [Pick the date] [Type the abstract of the document here. The abstract is typically a short summary of the contents of the document. Type the abstract of the document here. The abstract is typically a short summary of the contents of the document.]

2 Scriptie ter afronding van de master Publiekrecht: Strafrecht Auteur: A.S.E. Evelo (studentnummer: ) Onder begeleiding van: dhr. dr. D. Abels Tweede corrector: dhr. prof. mr. T. Blom xx maart

3 Better that ten guilty persons escape, than that one innocent person suffers William Blackstone,

4 Inhoudsopgave I. Gebruikte afkortingen 4 II. Het onderzoek 1. Introductie 1.1. Inleiding Onderzoeksmethode en opbouw 7 2. Het conceptwetsvoorstel 2.1. De inhoud van het conceptwetsvoorstel De ratio van het conceptwetsvoorstel Dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in omringende landen Kritiek op de huidige wettekst Het recht op vrijheid 3.1. Artikel 5 lid 1 sub a EVRM Toepassing op de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Het vermoeden van onschuld Artikel 6 lid 2 EVRM Toepassing op de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Een effectief rechtsmiddel 5.1. Artikel 13 EVRM Het Nederlandse systeem van rechtsmiddelen Proportionaliteit & subsidiariteit 6.1. De inhoud en ratio van deze rechtsbeginselen De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in het licht van het proportionaliteitsbeginsel De dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in het licht van het subsidiariteitsbeginsel Conclusie 39 III. Referenties 44 3

5 I. GEBRUIKTE AFKORTINGEN Art. CCN CP CPCN CPP e.a. EHRM EVRM Artikel Criminal Code Norway Code Pénal (Frankrijk) Criminal Procedure Code Norway Code de procédure Pénal (Frankrijk) en anderen Europees Hof voor de Rechten van de Mens Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden Hof GW HR Ibid. IVBPR jo. MvT NJ OM Pbw RvdR StPo Sv Gerechtshof Nederlandse Grondwet De Hoge Raad der Nederlanden verwijzing naar bron die in vorige voetnoot is genoemd Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten juncto Memorie van Toelichting Nederlandse jurisprudentie Openbaar Ministerie Penitentiaire Beginselenwet Raad voor de Rechtspraak Strafprozeßordnung (Duitsland) Wetboek van Strafvordering (Sv) v. versus vgl. WODC vergelijk Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie 4

6 II. HET ONDERZOEK 5

7 1. INTRODUCTIE 1.1. Inleiding Op 18 september 2013 presenteerde de minister van Veiligheid en Justitie 1 een controversieel (concept)wetsvoorstel (hierna: het Wetsvoorstel ), dat beoogt niet onherroepelijke gevangenisstraffen dadelijk ten uitvoer te leggen. 2 Kort gezegd houdt dit in dat een opgelegde gevangenisstraf in bepaalde gevallen direct geëxecuteerd mag worden, zonder dat de schuld van de verdachte, noch de aard en de hoogte van de straf, definitief is vastgesteld. Indien beroep tegen de veroordeling is aangetekend, hoeft de uitspraak van de hogere rechter niet langer te worden afgewacht. Het thans in het Nederlandse straf(proces)recht geldende uitgangspunt van art. artikel 557 Sv dat een sanctie enkel kan worden geëxecuteerd indien geen rechtsmiddel meer tegen het rechterlijk oordeel kan worden aangewend wordt met dit voorstel in zware zaken verlaten. 3 Het zal dan ook niet verbazen dat het Wetsvoorstel in de rechtspraktijk veel stof heeft doen opwaaien. 4 Het Wetsvoorstel vormt een reactie op kamervragen van onder meer kamerlid Marcouch (PvdA) naar aanleiding van een uitzending van het televisieprogramma De Vijfde Dag, waarin verslag werd gedaan van het feit dat alleen al in de regio Amsterdam Amstelland tot een vrijheidsstraf veroordeelden vrij rond lopen. 5 De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie 6 berichtte de Tweede Kamer hierop dat justitie op zoek is naar ruim tot een vrijheidsstraf veroordeelden. 7 Met de voorgestelde dadelijke uitvoerbaarheid tracht de minister een antwoord te bieden op dit opzienbarende tenuitvoerleggingstekort. Door een in eerste aanleg veroordeelde direct op te sluiten, voorkomt men het gevaar dat de veroordeelde zich aan de straf zal kunnen onttrekken, aldus de minister. 8 Zodoende kan de executie van de straf 'zeker worden gesteld. Het voorstel dient bij te dragen aan een 'slagvaardig en doeltreffend' strafrecht, dat in het teken staat van bescherming van de slachtoffers en beveiliging van de samenleving. 9 Het Wetsvoorstel past dan ook binnen de huidige tendens van strafrechtelijke repressie binnen de Nederlandse politiek Dhr. mr. I. Opstelten (VVD). 2 Conceptwetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen van 18 september Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p A. Kas & M. Thie, Juristen: plannen regeerakkoord in strijd met onschuldbeginsel, NRC Handelsblad 10 november De Vijfde Dag, EO, 23 februari Te raadplegen op: /EO_ Dhr. mr. F. Teeven (VVD). 7 Kamerstukken II 2011/2012, vraagnummer: 2012Z Peildatum: 1 september Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p Ibid., p Th. A. de Roos, Dadelijke tenuitvoerlegging na veroordeling in eerste instantie: opnieuw een staaltje symboolwetgeving, Data Juridica 2014/1857, p

8 Het feit dat er in Nederland een substantiële groep veroordeelden bestaat die aan de opgelegde gevangenisstraf ontkomt, is inderdaad slecht verteerbaar. De oplegging van een straf wordt immers een lege huls indien zij geen daadwerkelijke consequentie verbindt aan het plegen van een strafbaar feit. Te meer daar het hier om relatief zware zaken gaat, waarin een gevangenisstraf van ten minste één jaar (zonder slachtoffer) respectievelijk twee jaar (met slachtoffer) is opgelegd. Dat hieraan iets moet worden gedaan, staat buiten kijf. Het is echter de vraag in hoeverre de voorgestelde regeling de aangewezen manier is om deze problematiek aan te pakken. De dadelijke uitvoerbaarheid van gevangenisstraffen is immers een zeer ingrijpend middel, dat het geenszins wenselijke risico in zich draagt dat achteraf na het oordeel van een hogere rechter blijkt dat de betrokkene ten onrechte van zijn vrijheid is beroofd. De breuk met de schorsende werking van rechtsmiddelen (art. 557 Sv) is echter niet alleen kwestieus in het licht van het recht op vrijheid. Ook op andere punten zijn bij dit wetsvoorstel vraagtekens te plaatsen. Is het Wetsvoorstel verenigbaar met het vermoeden van onschuld? Per slot van rekening heeft ook in hogere aanleg het vermoeden van onschuld te gelden. 11 Iemand van zijn vrijheid beroven zonder dat zijn schuld definitief in rechte is komen vast te staan, lijkt hiermee op het eerste gezicht moeilijk verenigbaar. En hoe verhoudt het Wetsvoorstel zich tot het recht op een effectief rechtsmiddel? Het recht op beroep lijkt illusoir te worden als de gevangenisstraf reeds is ondergaan indien men in hogere aanleg toch wordt vrijgesproken, dan wel een lagere of ander soort straf krijgt opgelegd. Tot slot is in dit kader de verhouding met de strafrechtelijke beginselen proportionaliteit en subsidiariteit interessant. Is de voorgenomen directe vrijheidsontneming van alle in eerste aanleg veroordeelden tot minimaal twee jaar gevangenisstraf (geen slachtoffer), respectievelijk minimaal één jaar gevangenisstraf (wel slachtoffer), te rechtvaardigen met het beoogde doel (het terugdringen van het tenuitvoerleggingstekort)? En bestaan er wellicht andere, minder ingrijpende alternatieven om dit doel te bereiken? Naar deze vragen zal in het navolgende onderzoek worden verricht, om uiteindelijk vanuit juridisch oogpunt een afgewogen oordeel over het Wetsvoorstel te vellen Onderzoeksvraag en opbouw van het onderzoek Naar aanleiding van het in de inleiding geschetste probleemkader luidt de onderzoeksvraag van deze bijdrage als volgt: In hoeverre is de voorgestelde dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen in het Nederlandse strafrechtssysteem verenigbaar met het vermoeden van onschuld, het recht op vrijheid alsmede het recht op een effectief rechtsmiddel en hoe verhoudt de dadelijke uitvoerbaarheid zich tot de strafrechtelijke beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit? 11 EHRM 25 maart 1983, nr. 8660/79 (Minelli/Switzerland). 7

9 Teneinde deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zal in het tweede hoofdstuk allereerst het Wetsvoorstel onder de loep genomen worden. Daarbij zal worden ingegaan op de wijzigingen en de ratio hiervan. In het derde hoofdstuk zal het recht op vrijheid (ex art. 5 lid 1 sub c EVRM) behandeld worden, alsmede de verhouding van dit recht met de voorgestelde dadelijke uitvoerbaarheid van gevangenisstraffen. Vervolgens zullen in hoofdstuk 4 en 5 respectievelijk het vermoeden van onschuld en het recht op een effectief rechtsmiddel, althans het Nederlandse stelsel van rechtsmiddelen, aan bod komen. In beide gevallen zal een oordeel worden gegeven over de verenigbaarheid met het Wetsvoorstel. In hoofdstuk 6 zal aandacht worden besteed aan het proportionaliteits- en het subsidiariteitsbeginsel. De ratio van deze beginselen zal uiteen worden gezet, alsmede de verhouding hiervan tot de dadelijke executie van gevangenisstraffen. Tenslotte zal in hoofdstuk 7 de conclusie worden geschetst. 8

10 2. HET CONCEPTWETSVOORSTEL 2.1. De inhoud van het conceptwetsvoorstel Met het Wetsvoorstel beoogt de minister, zoals gezegd, te bewerkstelligen dat gevangenisstraffen in Nederland in de toekomst dadelijk ten uitvoer kunnen worden gelegd. Dit betekent dat, in het geval hoger beroep of beroep in cassatie tegen het vonnis respectievelijk het arrest is aangetekend, althans de mogelijkheid hiertoe nog openstaat, het oordeel van de hogere rechter niet afgewacht hoeft te worden, alvorens tot executie van de in lagere aanleg opgelegde gevangenisstraf kan worden overgegaan. De minister beoogt met dit wetsvoorstel het aantal openstaande opgelegde maar niet geëxecuteerde gevangenisstraffen te verminderen. 12 Met de voorgestelde regeling wordt uitvoering gegeven aan het Regeerakkoord VVD-PvdA Ingevolge het Wetsvoorstel zou de dadelijke executie van gevangenisstraffen in de toekomst mogelijk kunnen worden op grond van een nieuw artikel in het Wetboek van Strafvordering (WvSv), dat luidt: Artikel 557a 1. Rechterlijke beslissingen waarbij ten minste één jaar gevangenisstraf is opgelegd, zijn dadelijk uitvoerbaar. De eerste volzin is niet van toepassing indien minder dan twee jaar gevangenisstraf is opgelegd en er geen sprake is van een slachtoffer. 2. De tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf op grond van het eerste lid heft een in de desbetreffende zaak ten aanzien van de verdachte gegeven bevel tot voorlopige hechtenis van rechtswege op. 3. Het gerechtshof dat kennis neemt van het hoger beroep kan ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de verdachte de dadelijke uitvoerbaarheid schorsen. Artikel 88 is van overeenkomstige toepassing. 4. Het gerechtshof kan te allen tijde de opheffing van de schorsing bevelen. Alvorens daartoe over te gaan, hoort de rechter het openbaar ministerie en zo mogelijk de verdachte en kan hij te dien einde, zo nodig onder bijvoeging van een bevel tot medebrenging, de dagvaarding van de verdachte gelasten. 5. De schorsing eindigt van rechtswege bij de einduitspraak in hoger beroep. 6. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, kan het gerechtshof dat kennis heeft genomen van het hoger beroep, op verzoek van de gewezen verdachte hem een vergoeding ten laste van de staat toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van het eerste lid. De artikelen 89, eerste lid, tweede volzin, derde lid, vierde en zesde lid en 90 tot en met 93 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing. Op grond van het eerste lid van het voorgestelde artikel 557a Sv wordt de mogelijkheid gecreëerd om gevangenisstraffen direct na veroordeling in eerste aanleg ten uitvoer te leggen. Dit betekent dat een veroordeelde ten aanzien van wie door de rechtbank een gevangenisstraf is bevolen, direct gedetineerd wordt, zonder dat de straf definitief in rechte is komen vast te staan. Daarmee wijkt het Wetsvoorstel af van het uitgangspunt van het WvSv, opgenomen in artikel 557, dat een beslissing van de rechter enkel kan worden geëxecuteerd indien de 12 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p Regeerakkoord VVD-PVDA 2012, VIII Veiligheid en Justitie, p

11 uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. Zo lang er nog een gewoon rechtsmiddel 14 tegen de beslissing openstaat, althans dit reeds is aangewend, bestaat immers de mogelijkheid dat een hogere rechter in de voorliggende kwestie tot een andersluidend oordeel komt. De beslissing is derhalve nog niet onherroepelijk en mag dan ingevolge artikel 557 Sv in beginsel nog niet worden geëxecuteerd. Het aanwenden van gewone rechtsmiddelen, althans de mogelijkheid daartoe, heeft volgens de huidige regeling met andere woorden schorsende werking ten aanzien van de executie van de straf. De gedachte achter dit uitgangspunt is dat men in het strafprocesrecht zo veel mogelijk dient te voorkomen dat ten aanzien van de verdachte onherstelbare maatregelen worden genomen. 15 De reden hiervoor is gelegen in het feit dat een rechterlijke beslissing (en daarmee de opgelegde straf) door het aanwenden van een (gewoon) rechtsmiddel kan worden vernietigd. Deze gedachte vloeit op haar beurt weer voort uit het hoofddoel van het strafrecht: dat de schuldige worde gestraft, met inachtneming van alle voorzorgen, dat onschuldige verdachten niet ten onrechte worden getroffen. 16 Nu sommige straffen naar hun aard niet ongedaan gemaakt kunnen worden als later blijkt dat zij ten onrechte zijn opgelegd 17, gebiedt artikel 557 Sv dat men met de tenuitvoerlegging hiervan terughoudend dient om te gaan. Pas wanneer de uitspraak definitief in rechte is komen vast te staan, is executie op zijn plaats. Indien het Wetsvoorstel doorgang vindt, zal dit in de toekomst niet meer het geval zijn voor in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraffen van twee jaar of meer, respectievelijk één jaar of meer indien er sprake is van een slachtoffer (art. 557a lid 1 Sv nieuw). Of de gevangenisstraf (geheel of gedeeltelijk) voorwaardelijk is opgelegd, is niet van belang, met dien verstande dat voor executie van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf enkel plaats is, indien de veroordeelde de daaraan verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd. 18 Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat, hoewel het Wetsvoorstel afwijkt van het uitgangspunt van de schorsende werking van rechtsmiddelen, van strijd met artikel 557 Sv géén sprake is. In het eerste lid van voornoemd artikel wordt immers ruimte gelaten voor uitzonderingen: Voor zoover niet anders is bepaald, (...). Met de invoering van artikel 557a Sv wordt voor 'ernstige gevallen' een gevangenisstraf van minimaal twee jaar respectievelijk minimaal één jaar (indien er een slachtoffer is gevallen) anders bepaald. Bestaande gevallen waarin dadelijke executie reeds geoorloofd is zijn de voorlopige hechtenis (artikel 73 Sv) en de verlenging daarvan in hoger beroep (artikel 75 sv), alsmede de voorwaardelijke veroordeling en het contact- en gebiedsverbod (artikel 14e Sr respectievelijk artikel 38v Sr). De reden dat in sommige gevallen van het uitgangspunt ex artikel 557 Sv wordt afgeweken, ligt besloten in het feit dat er sprake kan zijn van andere zwaarwegende 14 De gewone rechtsmiddelen zijn: verzet (artikel Sv), hoger beroep (artikel 404 e.v. Sv) en beroep in cassatie (artikel 427 e.v. Sv). Gewone rechtsmiddelen dienen te worden onderscheiden van de buitengewone rechtsmiddelen : cassatie in het belang der wet (artikel 456 Sv) en herziening (artikel 457 e.v. Sv). Buitengewone rechtsmiddelen hebben in tegenstelling tot gewone rechtsmiddelen geen schorsende werking ten aanzien van de executie van de straf. Zie: Corstens 2011, p S. Meijer, De dadelijke uitvoerbaarheid van rechterlijke beslissingen, Delikt en Delinkwent 2013; Afl. 1, p. 63 en MvT, p Kamerstukken II 1913/1914, 286, nr. 3, p De gevangenisstraf is in tegenstelling tot bijvoorbeeld de veroordeling tot betaling van een geldboete bij uitstek een straf die naar haar aard onomkeerbaar is. 18 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p

12 (maatschappelijke) belangen die de uitvoerbaarheid bij voorraad rechtvaardigen. 19 Bij de voorlopige hechtenis kan een dergelijk belang bijvoorbeeld worden gevonden in de gronden zoals vermeld in artikel 67a Sv: ernstig vluchtgevaar, recidivegevaar, een ernstig geschokte rechtsorde en het onderzoeksbelang (waarheidsvinding). De aanwezigheid van één dezer gronden rechtvaardigt met andere woorden de dadelijke executie van het rechterlijk bevel tot voorlopige hechtenis. Het maatschappelijk belang bij (het voorkomen van) voornoemde gronden weegt zwaarder dan het belang van de betrokkene om niet van zijn vrijheid te worden beroofd, alvorens de rechterlijke uitspraak onherroepelijk is. Bij de voorgestelde wetswijziging met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van gevangenisstraffen zou het belang van slachtoffers, nabestaanden en de samenleving als geheel bij de daadwerkelijke en snelle tenuitvoerlegging van opgelegde gevangenisstraffen de dadelijke executie rechtvaardigen. De minister laat de belangen van de slachtoffers, nabestaanden en de samenleving in dit geval prevaleren boven het belang van de verdachte dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat onherstelbare maatregelen jegens hem getroffen worden. 20 In het tweede lid van het voorgestelde art. 557a Sv is bepaald dat de dadelijke tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf op grond van het eerste lid, het aan de verdachte gegeven bevel tot voorlopige hechtenis van rechtswege opheft. Hiermee wordt gedoeld op de hierboven geschetste situatie waarin de betrokkene zich ten tijde van de rechterlijke uitspraak in voorlopige hechtenis bevindt. In een dergelijk geval verandert er met de invoering van het voorgestelde artikel 557a Sv voor de in eerste aanleg veroordeelde feitelijk niets. In beide gevallen bevindt de veroordeelde zich in de gevangenis. Enkel de titel waarop zijn detentie is gestoeld verandert. Voorheen was het de voortzetting van voorlopige hechtenis in hoger beroep (artikel 75 Sv), nu wordt het de dadelijke tenuitvoerlegging van de aan hem in eerste aanleg opgelegde straf (artikel 557a Sv nieuw). In de praktijk worden voorlopig gehechte gedetineerden na de eerste veroordeling thans al overgeplaatst van een huis van bewaring naar een gevangenis, alwaar zij kunnen deelnemen aan resocialisatie en reintegratietrajecten. 21 Op grond van art. 557a Sv zou de betrokkene ook in de gevangenis terecht komen; het gaat immers om de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf. 22 Het derde lid voorziet in de mogelijkheid tot schorsing van de dadelijke tenuitvoerlegging van de straf. Het gerechtshof dat kennis neemt van het hoger beroep kan hierover ambtshalve, op vordering van het Openbaar Ministerie dan wel op vordering van de verdachte beslissen. In de Concept Memorie van Toelichting (MvT) wordt een tweetal situaties geschetst waarin schorsing van de dadelijke tenuitvoerlegging (in ieder geval) aangewezen zal zijn. 23 Het eerste geval ziet op de situatie waarin het hof, na kennisneming van de zaak tot de conclusie zou komen, dat de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf naar verwachting in hoger beroep geen stand zal houden. Als tweede schorsingsmogelijkheid worden zwaarwegende 19 S. Meijer, De dadelijke uitvoerbaarheid van rechterlijke beslissingen, Delikt en Delinkwent 2013; Afl. 1, p Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p Wet van 26 mei 2005, Stb Artikel 10 lid 1 Pbw. 23 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p

13 persoonlijke omstandigheden genoemd. In dat verband valt bijvoorbeeld te denken aan het verlies van werk of de zorg voor kinderen waarmee de betrokkene is belast. 24 Artikel 88 Sv wordt in dit kader van overeenkomstige toepassing verklaard, waardoor onder schorsing ook opschorting tracht te worden verstaan. De schorsing kan te allen tijde worden opgeheven (art. 557a lid 4 Sv). Het gerechtshof kan daartoe pas overgaan na het OM en indien mogelijk de veroordeelde ter zake te hebben gehoord. Teneinde de verdachte te kunnen horen kan het gerechtshof de dagvaarding gelasten, zo nodig onder een bevel tot medebrenging van de verdachte (art. 557a lid 4 Sv). De schorsing eindigt van rechtswege bij de einduitspraak in hoger beroep (art. 557a lid 5 Sv). Dat betekent dat de gevangenisstraf onmiddellijk na veroordeling in tweede aanleg aanvangt, ook indien tegen deze uitspraak cassatie is ingesteld. 25 Momenteel komt aan beroep in cassatie, als gewoon rechtsmiddel, schorsende werking toe en dient derhalve de uitspraak van de Hoge Raad te worden afgewacht (art. 557 Sv). Tenslotte voorziet lid 6 in de mogelijkheid tot schadevergoeding indien in hogere aanleg blijkt dat de gevangenisstraf ten onrechte is opgelegd en ondergaan. Aan de betrokkene die ten gevolge van de onrechtmatige vrijheidsbeneming uit hoofde van het eerste lid schade heeft geleden, kan een schadevergoeding (ten laste van de staat) worden toegekend om de geleden schade te compenseren. Het gerechtshof dat kennis heeft genomen van het hoger beroep heeft de bevoegdheid om een dergelijke vergoeding toe te kennen aan de betrokkene. De verdachte dient hiertoe zelf een verzoek in te dienen bij het betreffende gerechtshof De ratio van het conceptwetsvoorstel De minister acht de in paragraaf 2.1. beschreven voorgestelde wetswijziging, zoals gezegd, een wenselijk en noodzakelijk onderdeel van een 'slagvaardig en doeltreffend' strafrecht. 26 Ter onderbouwing van dit standpunt worden in de MvT diverse argumenten aangedragen. De voornaamste reden voor invoering van een regeling inzake de dadelijke executie van gevangenisstraffen is het waarborgen van de geloofwaardigheid van het strafrechtssysteem en het vertrouwen in de rechtsstaat. 27 Hiervoor is het volgens de minister van belang dat een strafrechtelijke beslissing snel en zeker wordt uitgevoerd, opdat daders minder gelegenheid wordt geboden om aan de tenuitvoerlegging te kunnen ontkomen en daarnaast de relatie tussen het plegen van een delict, de berechting en de straf helder wordt. 28 In het huidige systeem is daarvan volgens hem lang niet altijd sprake. De procedure van hoger beroep en beroep in cassatie zijn tijdrovend en kennen zeer lange doorlooptijden. 29 Het gevolg daarvan is dat een onherroepelijke uitspraak en daarmee de executie van de straf soms jaren op 24 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p Ibid., p Ibid., p Ibid., p Ibid., p Ibid., p

14 zich laat wachten. Het grote tijdsverloop tussen het delict, de berechting en de straf leidt in de praktijk tot een aantal onwenselijke gevolgen. In dat kader wijst de MvT allereerst op de zogeheten onttrekkingsproblematiek. 30 Daarmee wordt gedoeld op het gegeven dat naarmate de executie van de straf langer op zich laat wachten, er voor veroordeelden (die zich niet in voorlopige hechtenis bevinden) meer gelegenheid bestaat om zich aan de executie van de straf te onttrekken. Uit het rapport Prestaties in de Strafrechtsketen van de Algemene Rekenkamer blijkt dat zaken die onherroepelijk door de rechter zijn afgedaan, laat of soms helemaal niet ten uitvoer worden gelegd, onder andere doordat de veroordeelde onvindbaar is. 31 In 2013 waren er zaken bekend waarin onherroepelijk tot een vrijheidsstraf was veroordeeld, maar waarvan de tenuitvoerlegging was uitgebleven of onderbroken. 32 In 4% van deze gevallen betrof het een opgelegde gevangenisstraf van één jaar of meer (628 zaken). 33 Middels de voorgestelde nieuwe regeling wordt getracht dit aantal openstaande gevangenisstraffen terug te dringen. Door de directe tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf na veroordeling in eerste aanleg, verkleint de kans op uitval, aldus de minister. 34 Echter, de precieze omvang van de relevante doelgroep blijft op basis van de in de MvT aangehaalde cijfers onduidelijk. De eerder genoemde 628 zaken betreffen namelijk naast de relevante doelgroep van het Wetsvoorstel (veroordeelden die zich bewust aan de executie onttrekken) ook zaken die om andere redenen open staan, zoals bijvoorbeeld zachte onttrekkingen 35 en veroordeelde vreemdelingen die het land op grond van andere redenen reeds zijn uitgezet. 36 Om de zojuist besproken cijfers in perspectief te kunnen plaatsen, wordt volledigheidshalve opgemerkt dat er in Nederland jaarlijks in eerste aanleg gemiddeld gevangenisstraffen worden opgelegd. 37 In 11% van deze gevallen gaat het om een gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijke deel meer dan één jaar bedraagt. Daarvan zijn 7% onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van één tot drie jaar en 4% onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van meer dan drie jaar. 38 Ten tweede schetst de minister het probleem dat veroordeelden die hun straf nog niet hebben ondergaan ten gevolge van het grote tijdsverloop geen start kunnen maken met resocialisatie en re-integratie. 39 Hiermee wordt gedoeld op de omstandigheid dat resocialisatie en re-integratie deel uitmaken van het gevangeniswezen. 40 Zolang de in eerste aanleg veroordeelde hiervan geen deel uitmaakt, neemt hij dientengevolge ook geen deel aan het bijbehorende resocialisatie- en re-integratietraject. In een dergelijk traject wordt de betrokkene hulp geboden om zijn leven (weer) in goede banen te leiden, met het doel de kans op recidive te verminderen Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p Kamerstukken II 2011/2012, , nr. 2, p Kamerstukken II 2012/2013, VI, nr. 90, p Ibid., p Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p Het gaat hier bijvoorbeeld om personen die zich tijdens een voorwaardelijke straf onttrekken aan de gestelde voorwaarden of personen die na een verlofperiode niet terugkomen naar de penitentiaire inrichting. 36 Kamerstukken II 2012/2013, VI, nr. 90, p. 37 WODC, Criminaliteit en rechtshandhaving, 2012, p. 548, tabel Ibid., p. 552, tabel Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p Artikel 2 lid 2 Pbw. 41 F.W. Bleichrodt en P.C. Vegter, Sanctierecht, Deventer: Kluwer 2013, p

15 Tot slot wordt in de MvT gewezen op het gegeven dat het uitblijven van de executie van een straf tot onbegrip en frustratie bij slachtoffers en nabestaanden kan leiden. 42 Zeker gezien het feit dat het in deze om relatief ernstige delicten gaat (opgelegde gevangenisstraf van minimaal één jaar), is het begrijpelijk dat het voor slachtoffers en nabestaanden in het licht van vergelding moeilijk verteerbaar kan zijn dat een veroordeelde de consequenties van zijn daden niet onder ogen hoeft te zien Dadelijke tenuitvoerlegging in omringde landen Als referentiekader is het interessant te weten hoe in andere Europese landen tegen dadelijke executie (van gevangenisstraffen) wordt aangekeken. Een andere invalshoek kan immers tot inzichten leiden. In dat verband zal in deze paragraaf de situatie met betrekking tot dadelijke uitvoerbaarheid van strafrechtelijke sancties in Duitsland, Engeland, Frankrijk en Noorwegen kort uiteen worden gezet. In zowel het Franse- als in het Noorse strafprocesrecht bestaan, net als in Nederland, mogelijkheden tot de dadelijke tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen. 43 In Frankrijk (artikel 708 CPP) en Noorwegen (artikel 452 CPCN) wordt in beginsel, eveneens als in Nederland (artikel 557 Sv), aan rechtsmiddelen schorsende werking toegekend. Dat betekent dat de dadelijke executie van sancties een uitzondering vormt, maar dat hier in bepaalde gevallen wel de mogelijkheid toe bestaat. Duitsland kent als enige van deze landen in het geheel geen mogelijkheid om een door de strafrechter opgelegde sanctie uitvoerbaar bij voorraad te verklaren (art. 316 en 343 StPo). 44 Dat betekent dat indien een rechtsmiddel (Berufung of Revision) kan worden aangewend, althans dit reeds is aangewend het oordeel van de hogere rechter altijd dient te worden afgewacht, voordat tot executie van het vonnis mag worden overgegaan. Frankrijk kent een bepaling waarin voor een groot aantal strafrechtelijke sancties is bepaald dat zij door de rechter uitvoerbaar bij voorraad kunnen worden verklaard (artikel 471 lid 4 CC). 45 Voor wat betreft vrijheidsbeperkende sancties is de Franse strafrechter bevoegd het elektronisch toezicht alsmede bepaalde vormen van de voorwaardelijke veroordeling dadelijk uitvoerbaar te verklaren. 46 Het uitstel van strafoplegging met ondertoezichtstelling kan zelfs van rechtswege zonder dat de rechter dit uitdrukkelijk bepaalt direct ten uitvoer worden gelegd (artikel CP). Noorwegen kent in het strafrecht een tweetal gevallen waarin dadelijke executie mogelijk is. Anders dan in de andere landen zit in beide gevallen een wilselement van de zijde van de 42 Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p F.W. Bleichrodt, P.A.M. Mevis en B.W.A. Volker, Vergroting van de slagvaardigheid van het strafrecht; een rechtsvergelijkend perspectief, Erasmus Universiteit Rotterdam, WODC 2011, p. 72 en Ibid., p. 93 en Onder meer de dagboete, de burgerschapsstage, de ontzetting van bepaalde rechten en de werkstraf. 46 F.W. Bleichrodt, P.A.M. Mevis en B.W.A. Volker, Vergroting van de slagvaardigheid van het strafrecht; een rechtsvergelijkend perspectief, Erasmus Universiteit Rotterdam, WODC 2011, p

16 verdachte vervat. In het eerste geval dient de verdachte zelf te verzoeken om dadelijke uitvoerbaarheid van het strafrechtelijke vonnis, dient het OM hiertegen geen bezwaar te hebben en dienen er anderszins geen bezwaren tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad te bestaan (artikel 453 CPCN). Met deze instemming kan ieder strafrechtelijk vonnis en daarmee ook de oplegging van een gevangenisstraf uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. In het tweede geval dat ziet op de dadelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling met ondertoezichtstelling is vereist dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en dat hij instemt met de dadelijke executie (artikel 53 lid 2 CCN). Tegen de wil van de verdachte zal een strafrechtelijke sanctie in Noorwegen derhalve in geen geval dadelijk uitvoerbaar zijn. De instemming van de betrokkene wordt als juridische legitimatie voor de dadelijke tenuitvoerlegging beschouwd en draagt er (in samenhang met ofwel de bekentenis van de verdachte ofwel de instemming van het OM) tevens aan bij dat het niet waarschijnlijk is dat appel tegen de beslissing zal worden aangetekend. 47 In het eerste geval zal het OM immers terughoudend zijn met instemming als het voornemens is om in hoger beroep te gaan. In het tweede geval zal de bekentenis er waarschijnlijk toe leiden dat de veroordeling in hoger beroep stand zal houden. De kans dat er onherstelbare maatregelen jegens de verdachte worden genomen die achteraf onterecht blijken te zijn, is hiermee klein. Engeland neemt in dit verband een bijzondere positie in, omdat het als enige de dadelijke uitvoerbaarheid van vonnissen tot uitgangspunt neemt. Dat is te verklaren door het Engelse stelsel van rechtsmiddelen waarin het geschil in zwaardere zaken ( trial on indictment of offences triable either way indien de verdachte ontkent) in beginsel in één instantie (the Crown Court 48 ) wordt af gedaan. 49 De jury van het Crown Court oordeelt over de schuldvraag ( guilty or not guilty ) en de rechter buigt zich over de straf. Formeel gezien staat tegen het oordeel van het Crown Court beroep open bij het Court of Appeal. 50 In de praktijk komt het echter zelden zo ver, omdat voor beroep bij het Court of Appeal verlof nodig is, dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt verleend. 51 Daarnaast vindt in hoger beroep bij het Court of Appeal geen integrale nieuwe toetsing plaats. 52 Het oordeel van de jury van het Crown Court is bindend en zal in beginsel door het Court of Appeal niet opnieuw worden beoordeeld. 53 Dit heeft te maken met het Engelse common law-systeem. Het Engelse 47 Ibid., p In een strafproces bij het Crown Court is de jury verantwoordelijk voor het oordeel over de schuldvraag (op basis van de feiten en eventuele getuigenverhoren etc.) en is de rechter verantwoordelijk voor bepaling van de straf. Vgl. R. Card, Criminal Law, New York: Oxford University Press Inc. 2006, p F.W. Bleichrodt, P.A.M. Mevis en B.W.A. Volker, Vergroting van de slagvaardigheid van het strafrecht; een rechtsvergelijkend perspectief, Erasmus Universiteit Rotterdam, WODC 2011, p. 47 en R. Card, Criminal Law, New York: Oxford University Press Inc. 2006, p. 4 en Artikel 18 lid 2 en artikel 1lid 2 Criminal Appeal Act F.W. Bleichrodt, P.A.M. Mevis en B.W.A. Volker, Vergroting van de slagvaardigheid van het strafrecht; een rechtsvergelijkend perspectief, Erasmus Universiteit Rotterdam, WODC 2011, p Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging gevangenisstraffen (MvT), p Enkel indien sprake is van een unsafe conviction. Een veroordeling is unsafe indien de procedure niet fair in de zin van art. 6 EVRM is verlopen of indien er sprake is van een lurking doubt (er bestaat bij het Court of Appeal zeer ernstige twijfel over het oordeel van de jury dat de veroordeelde schuldig is). Vgl. S. Roberts, The Royal Commission on Criminal Justice and factual innocence: remedying wrongful convictions in the Court of Appeal, JUSTICE Journal (2)

17 strafproces kent een accusatoire processtijl, waarin het onderzoek ter terechtzitting centraal staat. Al het bewijs dient door partijen ter zitting te worden aangevoerd, op grond waarvan de jury (in zwaardere zaken) een oordeel over de feiten, en uiteindelijk over de schuldvraag, velt. 54 Anders dan in Engeland ligt het zwaartepunt van het strafrechtelijke onderzoek in Nederland (civil law-systeem met een inquisitoire processtijl), in het vooronderzoek bij politie en justitie. Het verschil tussen deze processtijlen uit zich onder meer in het gegeven dat het proces in Nederland vrijwel geheel schriftelijk is vastgelegd, terwijl het proces en het bewijs zich in Engeland voornamelijk ter zitting manifesteert. Nu er bij het Court of Appeal geen integrale nieuwe behandeling van de zaak plaatsvindt, het Court of Appeal geen zicht heeft op hetgeen ter zitting bij het Crown Court naar voren is gebracht en de jury van het Crown Court de overwegingen die ten grondslag lagen aan haar oordeel niet kenbaar maakt, beoordeelt het Court of Appeal de veroordeling in beginsel niet opnieuw. 55 De kans dat er in hoger beroep een andersluidend oordeel wordt uitgesproken, is gegeven deze omstandigheden uitermate klein. Dit verklaart de in het Engelse strafrechtssysteem geldende hoofdregel van dadelijke uitvoerbaarheid in zwaardere zaken. Hoewel uit het voorgaande blijkt dat in drie van de vier onderzochte landen de mogelijkheid bestaat om een strafrechtelijk vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, kent enkel Engeland een zo verreikende bepaling met betrekking tot de dadelijke executie van gevangenisstraffen als in het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld. Deze regeling kan echter niet met de Nederlandse situatie worden vergeleken, omdat het Engelse strafrechtssysteem op een essentieel punt verschilt van het Nederlandse. Waar een veroordeling (door de jury) in Engeland in zwaardere zaken in beroep in beginsel niet wordt herzien, is dat in Nederland in wel degelijk geval. De kans dat een hogere rechter in Nederland tot een andersluidend oordeel komt is reëel en zet daarmee de dadelijke executie van de gevangenisstraf in een ander licht. Het behoeft voorts geen uitleg dat de voorgestelde regeling van een geheel andere orde is dan Franse regelingen met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid. Deze regelingen zien immers op lichtere sanctievormen. Ook het Noorse artikel 453 CPCN, dat de dadelijke tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf mogelijk maakt, is niet met de voorgestelde regeling te vergelijken. Hier geldt immers de instemming van de verdachte als legitimatie voor de dadelijke executie van een (onherstelbare) straf. Tevens heeft de instemming van het Openbaar Ministerie tot gevolg dat het niet waarschijnlijk is dat een behandeling in hoger beroep zal plaatsvinden. De kans dat de genomen maatregel achteraf onterecht geëxecuteerd blijkt te zijn is daarmee zeer klein. Al met al kan geconstateerd worden dat in de omringende landen geen met het Wetsvoorstel vergelijkbare regeling aangewezen kan worden die hiermee één op één vergelijkbaar is. 54 S. Uglow, Criminal justice, London: Sweet & Maxwell Limited of South Quay Plaza 1995, p. 171 en A. Ashworth & M. Redmayne, The Criminal Process, New York: Oxford University Inc. 2005, p

18 2.4. Kritiek op de voorgestelde wettekst Het Wetsvoorstel, zoals het thans voorligt, is in het licht van het legaliteitsprincipe op een aantal punten onvoldoende duidelijk geformuleerd. In dat verband is het allereerst opvallend dat de term slachtoffer in de MvT niet nader wordt geconcretiseerd, hoewel deze term wel het scharnierpunt vormt voor toepassing van het voorgestelde artikel 557a Sv. In strafzaken zonder slachtoffer is immers een hogere (minimaal twee jaar in plaats van één jaar) gevangenisstraf vereist wil dadelijke tenuitvoerlegging hiervan mogelijk zijn. Mogelijkerwijs dient in dit verband aansluiting te worden gezocht bij de algemene definitie van een slachtoffer in het WvSv, zoals opgenomen in artikel 51a Sv: degene die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. Met het slachtoffer wordt gelijkgesteld de rechtspersoon die als rechtstreeks gevolg van een strafbaar feit vermogensschade of ander nadeel heeft ondervonden. Niet alleen is het de vraag hoe dit begrip tracht te worden uitgelegd, ook is het van belang te weten wie (in gevallen dat een gevangenisstraf van minder dan twee jaar wordt opgelegd) bepaalt of er al dan niet sprake is van een slachtoffer, zodat art. 557a Sv nieuw toepassing vindt. Of het aan de rechter of aan het Openbaar Ministerie (art. 553 Sv) is om dit te bepalen, regelt het Wetsvoorstel niet. Daarnaast valt op dat de huidige wettekst enkel in gevallen waarin de zaak eindigt zonder oplegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in de mogelijkheid tot schadevergoeding voorziet. Indien in hogere aanleg enkel een lagere vrijheidsstraf wordt opgelegd, bestaat naar de huidige letterlijke wettekst geen recht op compensatie. Hier lijkt sprake te zijn van een leemte in het huidige Wetsvoorstel. In het geval in hogere aanleg een kortere gevangenisstraf wordt opgelegd, is immers ook sprake van een onrechtmatige detentie, zij het enkel voor de periode die de betrokkene langer gedetineerd was dan uiteindelijk is opgelegd. De Wetsvoorstel in zijn huidige vorm is dan ook in strijd het EVRM, daar art. 5 lid 5 EVRM voor iedere onterechte detentie de mogelijkheid tot schadevergoeding eist. Voorts blijkt uit de huidige wettekst niet met zo veel woorden of het artikel tevens betrekking heeft op beroep in cassatie, hetgeen wel uit de MvT blijkt. Ook dient verduidelijkt te worden of de schorsingsmogelijkheid tevens in cassatie geldt en, zo ja, wie de schorsingstoetsing verricht. Indien het gerechtshof deze taak toebedeeld krijgt, kan er tegenstrijdigheid ontstaan, nu de ene kamer de verdachte veroordeelt, terwijl de andere kamer zich over de schorsing dient uit te spreken. 17

19 3. HET RECHT OP VRIJHEID Het recht op vrijheid wordt als een van de meest fundamentele rechten van de mens beschouwd. 56 Zonder persoonlijke vrijheid wordt de uitoefening van andere rechten in praktische zin immers in meer of mindere mate beperkt. Het recht op vrijheid wordt om die reden zowel op nationaal niveau als op internationaal niveau gewaarborgd in onder andere artikel 15 GW, artikel 5 EVRM en artikel 9 IVBPR. In dit hoofdstuk zal enkel de verenigbaarheid van het voorgestelde artikel 557a Sv met het EVRM worden getoetst, daar de uitleg van art. 15 GW in lijn is met de uitleg die aan art. 5 EVRM wordt gegeven en de reikwijdte van art. 9 IVBPR beperkter is en daarmee minder bescherming biedt dan het EVRM Artikel 5 lid 1 sub a EVRM Artikel 5 van het EVRM bepaalt dat een ieder het recht heeft op persoonlijke vrijheid en veiligheid. Onder persoonlijke vrijheid verstaat het EHRM de fysieke vrijheid van de persoon, waaronder tevens de afwezigheid van willekeurige aanhoudingen en detentie dient te worden verstaan. 57 Het artikel beschermt het individu derhalve tegen willekeurige vrijheidsberoving door de staat. Wil de overheid tot vrijheidsberoving over kunnen gaan, dan is daarvoor een legitieme grondslag vereist. Het artikel noemt zes gevallen (opgesomd in lid 1 sub a tot en met f) waarin vrijheidsberoving van de burger door de overheid is toegelaten, voor zover dit op rechtmatige wijze alsmede langs wettelijke weg plaatsvindt. In het kader van dit onderzoek naar de dadelijke uitvoerbaarheid van gevangenisstraffen, is met name lid 1 sub a interessant. Dit onderdeel ziet immers op de toelaatbaarheid van vrijheidsberoving na een gerechtelijke veroordeling. Nu artikel 5 EVRM betrekking heeft op (de rechtmatigheid van de) vrijheidsberoving, is het van belang te weten wanneer hiervan sprake is zodat de bescherming van artikel 5 EVRM kan worden ingeroepen. Het EHRM geeft hieraan de volgende uitleg: a measure taken by a public authority by which a person is kept against his or her will for a certain amount of time within a limited space hindered by force, or a threat of the use of force, from leaving that space Toepassing op de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Dat het Wetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen ziet op vrijheidsberoving van de betrokken burger, behoeft geen nadere uitleg. Een gevangenisstraf kan in Nederland ingevolge art. 113 lid 3 GW enkel worden opgelegd door de rechter, nadat 56 EHRM 18 juni 1971, nr. 2899/66 (De Wilde, Ooms and Versyp/Belgium), par EHRM 8 juni 1976, nr. 5370/72 (Engel and Others/Netherlands), par J. Vande Lanotte, Y. Haeck e.a., Handboek EVRM Deel 2: artikelsgewijze commentaar vol. 1, Antwerpen: Intersentia 2004, p

20 de verdachte door hem is schuldig bevonden. 59 Ook voor de executie is de staat verantwoordelijk. 60 Artikel 5 EVRM vindt dan ook toepassing. Vervolgens is het de vraag of voornoemd artikel de voorgestelde dadelijke executie van de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraffen toelaat. In dat verband is, zoals in de voorgaande paragraaf reeds is aangegeven, sub a van het eerste lid van belang. Dit onderdeel ziet namelijk evenals het Wetsvoorstel op vrijheidsberoving na een gerechtelijke veroordeling. Ingevolge art. 5 lid 1 sub a EVRM is het de overheid toegestaan om een burger gevangen te nemen nadat een daartoe bevoegde rechter de veroordeling van de betrokkene heeft uitgesproken. Met een bevoegde rechter wordt gedoeld op een orgaan dat onafhankelijk en onpartijdig is ten opzichte van de overheid en de betrokken partijen, en dat tevens naar nationaal recht bevoegd is om de zaak te behandelen. Op dit punt doen zich met betrekking tot het Wetsvoorstel geen bijzondere moeilijkheden voor. Het eventuele struikelblok ligt veeleer bij de term veroordeling. Wordt met een veroordeling enkel een veroordelend vonnis van de strafrechter bedoeld, of is tevens vereist dat de gewezen uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan? De laatste vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Een veroordeling hoeft voor toepasselijkheid van artikel 5 lid 1 sub a EVRM niet onherroepelijk te zijn. 61 Voldoende is dat de rechter de schuld van de verdachte heeft vastgesteld naar aanleiding van een strafrechtelijke- of tuchtrechtelijke inbreuk en daarbij tevens een vrijheidsberovende straf of maatregel heeft bevolen. 62 Dat hiertegen nog een rechtsmiddel is of kan worden aangewend, doet daaraan niet af. Het voorstel van de minister om een in eerste aanleg door de strafrechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van minimaal 2 jaar respectievelijk minimaal 1 jaar indien er sprake is van een slachtoffer, dadelijk te executeren, is derhalve op zichzelf verenigbaar met het recht op vrijheid, zoals neergelegd in artikel 5 lid 1 sub a EVRM. Volledigheidshalve dient te worden opgemerkt dat art. 5 lid 1 sub c EVRM in het kader van het Wetsvoorstel geen bescherming biedt. De reden hiervoor is dat dit onderdeel ziet op voorlopige hechtenis en de mogelijke verlenging daarvan hangende hoger beroep. Daarvan is in de voorgestelde regeling geen sprake. De dadelijke tenuitvoerlegging van in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraffen dient niet te worden beschouwd als voorzetting van de voorlopige hechtenis in hoger beroep, maar als executie van de opgelegde straf. Dit blijkt ook uit het tweede lid van het voorgestelde art. 557a Sv. 59 Artikel 113 lid 3 GW. 60 Artikel 113 lid 3 GW en artikel 553 Sv. 61 EHRM 27 juni 1968, nr. 2122/64 (Wemhoff/Germany), par J. Vande Lanotte, Y. Haeck e.a., Handboek EVRM Deel 2: artikelsgewijze commentaar vol. 1, Antwerpen: Intersentia 2004, p

21 4. DE ONSCHULDPRESUMPTIE De praesumptio innocentiae is een eeuwenoud en diepgeworteld strafprocesrechtelijk beginsel 63, dat universeel is verankerd in artikel 11 lid 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens 64. Het vermoeden van onschuld waarborgt, kort gezegd, dat een verdachte als onschuldig dient te worden behandeld totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. De vervolgende instantie dient zich er in dat verband zo veel mogelijk van te onthouden om jegens een verdachte onherstelbare maatregelen te treffen. 65 De grondslag voor het vermoeden van onschuld kan gevonden worden in het idee dat het moreel gezien wenselijker is om een schuldige, bij gebrek aan deugdelijk bewijs, vrijuit te laten gaan, dan dat een onschuldige wordt veroordeeld. 66 De onschuldspresumptie vormt al met al een waarborg tegen rechterlijke dwalingen. 67 In de regel wordt de onschuldpresumptie onderverdeeld in drie rechten, te weten: ten eerste, dat de verdachte zijn onschuld niet hoeft te bewijzen (de bewijslast ligt bij de vervolgende instantie), ten tweede, dat de rechter de verdachte bij enige twijfel omtrent diens schuld aan het strafbare feit dient vrij te spreken (in dubio pro reo) en, ten derde, dat de verdachte als onschuldig dient te worden behandeld tot het tegendeel bewezen is. 68 Het laatste aspect is interessant in het kader van dit onderzoek, in het bijzonder de vraag wanneer iemands schuld in rechte is komen vast te staan en het uiten van diens schuld derhalve niet meer wordt belet door de onschuldspresumptie. Is dat het moment waarop een veroordelende uitspraak is gewezen, of is daarvoor tevens vereist dat die rechterlijke uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan? Het Wetsvoorstel voorziet immers in de mogelijkheid om in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraffen dadelijk te executeren, ongeacht of de veroordelende uitspraak onherroepelijk is geworden. Dit terwijl de executie van een straf de schuld van de betrokkene veronderstelt 69, hoewel die schuld in gevallen waarin hoger beroep of beroep in cassatie is ingesteld, nog niet definitief in rechte is vastgesteld. Daarnaast is het de vraag hoe de dadelijke tenuitvoerlegging zich verhoudt tot de onschuldpresumptie in hogere aanleg. De onschuldpresumptie is internationaal neergelegd in art. 6 lid 2 EVRM en art. 14 lid 2 IVBPR. Het vermoeden van onschuld is als zodanig niet in de Nederlandse wet gecodificeerd, maar dient te worden ingelezen in art. 557 Sv en art. 271 lid 2 Sv. In de volgende paragrafen zal enkel de verenigbaarheid van het Wetsvoorstel met de Europese onschuldpresumptie worden getoetst, daar de Nederlandse doctrine hiermee zeer sterk 63 J. Vande Lanotte, Y. Haeck e.a., Handboek EVRM Deel 2: artikelsgewijze commentaar vol. 1, Antwerpen: Intersentia 2004, p Verenigde Naties, G.J.M. Corstens, Het Nederlands strafprocesrecht, Deventer: Kluwer 2011, p J. Vande Lanotte, Y. Haeck e.a., Handboek EVRM Deel 2: artikelsgewijze commentaar vol. 1, Antwerpen: Intersentia 2004, p E. van Sliedregt, Tien tegen één: een hedendaagse bezinning op de onschuldpresumptie (oratie Amsterdam VU), Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2009, p N. Keijzer, Enkele opmerkingen over de praesumptio innocentiae in strafzaken, in: Naar eer en geweten (Remmelinkbundel), Arnhem 1987, p. 242 e.v. 69 Adagium: geen straf zonder schuld. 20

22 verweven is en laatstgenoemd artikel op grond van de artikelen 93 jo. 94 GW in Nederland rechtstreeks toepasselijk is. Het IVBPR wordt buiten beschouwing gelaten daar het verdrag op dit punt een beperktere bescherming biedt dan het EVRM Artikel 6 lid 2 EVRM Artikel 6 lid 2 EVRM bepaalt dat Everyone charged with a criminal offence shall be presumed innocent until proved guilty according to law. Het tweede lid van artikel 6 EVRM vormt een verbijzondering van het in het eerste lid vervatte recht op een fair trial (eerlijk proces). Alvorens iets te kunnen zeggen over verenigbaarheid, dan wel strijdigheid van het Wetsvoorstel met dit artikel, is het allereest van belang om te bezien of art. 6 lid 2 EVRM van toepassing is op de in het Wetsvoorstel bedoelde gevallen. De waarborgen van art. 6 EVRM, en daarmee ook het in lid 2 vervatte vermoeden van onschuld, dienen onder meer in acht te worden genomen bij een criminal charge (strafvervolging). 70 Het Hof definieert een charge als the official notification given to an individual by the competent authority of an allegation that he has committed a criminal offence. 71 Van belang is derhalve dat aan de betrokkene kenbaar wordt gemaakt dat hij wordt verdacht van een strafbaar feit en dat tegen hem een vervolging is ingesteld. 72 Bij de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen is zonder meer sprake van een charge, aangezien een gevangenisstraf enkel door een strafrechter kan worden opgelegd naar aanleiding van een strafproces, waarin de schuld van de betrokkene bij het ten laste gelegde feit ter discussie stond. Voor toepassing van art. 6 EVRM dient niet alleen sprake te zijn van een charge, maar dient de ten laste gelegde overtreding tevens als criminal (strafrechtelijk) te kwalificeren te zijn. Om te bepalen of het om een criminal charge gaat, hanteert het Hof drie criteria, ook wel de Engel-criteria 73 genoemd: 1. de interne kwalificatie van het vergrijp naar nationaal recht: is de overtreden norm opgenomen in het strafrecht van de betrokken staat? 2. de aard van het vergrijp: dit wordt getoetst aan de hand van het doel van de strafbaarstelling van het vergrijp. Wordt met de sanctie bijvoorbeeld een preventief of een repressief doel nagestreefd? 3. de aard en de ernst van de sanctie die men naar nationaal recht riskeert: is de sanctie dermate zwaar dat deze normaliter als strafrechtelijk wordt beschouwd? 70 J. Vande Lanotte, Y. Haeck e.a., Handboek EVRM Deel 2: artikelsgewijze commentaar vol. 1, Antwerpen: Intersentia 2004, p EHRM 27 februari 1980, nr. 6903/75 (Deweer/België), par. 42 en EHRM 10 december 1982, nr. 8304/78 (Corigliano/Italy), par. 34. NB: in de zaak Quinn v. Ireland werd verzoeker gearresteerd wegens verdenking van lidmaatschap van de IRA, terwijl hij ten tijde van de ondervraging nog niet beschuldigd was van een strafbaar feit. Dit was van belang in verband met zijn zwijgrecht. Het Hof oordeelde in dit geval dat de betrokkene hierdoor substantieel getroffen was en dat derhalve, ondanks dat dit niet officieel aan hem was meegedeeld, sprake was van een charge. 73 EHRM 8 juni 1976, nr. 5370/72 (Engel and Others/Netherlands), par. 82 en

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R.

Datum 23 februari 2012 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over de voorlopige hechtenis van dhr. R. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

VOOR RECHTSPRAAK. De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Van der Steur,

VOOR RECHTSPRAAK. De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus EH DEN HAAG. Geachte heer Van der Steur, NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPRAAK De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 26januari 2016 Uw kenmerk 678021 Contactpersoon J.M.A. Timmer

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Geachte heer Opstelten,

De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Geachte heer Opstelten, De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 22 november 2013 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl telefoonnummer 06 55738005 uw kenmerk 427499 Advies Conceptwetsvoorstel

Nadere informatie

Conceptwetsvoorstel dadelijke. tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen

Conceptwetsvoorstel dadelijke. tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Een stap te ver? Naam: Kirsten Antonissen Administratienummer: 604724 Afstudeerrichting: Master Rechtsgeleerdheid met het accent op

Nadere informatie

De dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbenemende straffen

De dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbenemende straffen De dadelijke uitvoerbaarheid van vrijheidsbenemende straffen Naam Marlinde Hermans Administratienummer 914618 Afstudeerrichting Scriptiebegeleider Tweede lezer Dag en tijdstip afsluitend examen Master

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Onherroepelijk straffen van een herroepelijk veroordeelde

Onherroepelijk straffen van een herroepelijk veroordeelde Onherroepelijk straffen van een herroepelijk veroordeelde 1 Tessa Bruinen Onherroepelijk straffen van een herroepelijk veroordeelde Een onderzoek naar de verhouding van het wetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling ADVIES Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling aan de Minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van het verzoek daartoe bij brief d.d.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2010 2011 32 551 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met de invoering van een rechterlijke vrijheidsbeperkende

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Aan de Minister van Veiligheid en Justitie De heer mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Aan de Minister van Veiligheid en Justitie De heer mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag Parkstraat 83 Den Haag Correspondentie: Postbus 30137 2500 GC Den Haag Telefoon (070) 361 93 00 Fax algemeen (070) 361 93 10 Fax rechtspraak (070) 361 93 15 Aan de Minister van Veiligheid en Justitie De

Nadere informatie

advies. Strekking wetsvoorstellen

advies. Strekking wetsvoorstellen Datum 20 maart 2014 De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten en De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Uw kenmerk 447810 en 447811

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 319 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van de regeling van de voorwaardelijke veroordeling en de regeling van

Nadere informatie

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379)

Datum 25 augustus 2016 Onderwerp Uitvoering motie voorlopige hechtenis terrorismeverdachten (29 754, nr. 379) 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1 TITEL I TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Deze wet regelt een

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING

MEMORIE VAN TOELICHTING Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding Dit wetsvoorstel strekt tot het regelen van

Nadere informatie

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016 Nr. 75 Brief van de minister van Veiligheid en Justitie Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 3 Aan de minister van Justitie Dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Afdeling Ontwikkeling datum 7 januari 2010 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1336 Vragen van het lid

Nadere informatie

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 De minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 3 juni 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail uw kenmerk 377747 Voorlichting@rechtspraak.nl Advies Wetsvoorstel

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag.

Rapport. Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag. Rapport Rapport over een klacht over het openbaar ministerie. Bestuursorgaan: de minister van Veiligheid en Justitie uit Den Haag. Datum: 27 september 2011 Rapportnummer: 2011/281 2 Klacht Verzoeker klaagt

Nadere informatie

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapport Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014 Rapportnummer: 2014 /122 20 14/122 d e Natio nale o mb ud sman 1/5 Feiten

Nadere informatie

Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen

Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Conceptwetsvoorstel dadelijke tenuitvoerlegging van gevangenisstraffen Hoe verhouden de doelstellingen van het Nederlandse strafprocesrecht zich met de dadelijke uitvoerbaarheid van gevangenisstraffen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Tijdelijk verlaten van de inrichting

Tijdelijk verlaten van de inrichting Tijdelijk verlaten van de inrichting Conceptwetsvoorstel opheffen samenloop van regelingen met betrekking tot het tijdelijk verlaten van de inrichting advies d.d. 12 februari 2010 1 2 Samenvatting De Raad

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) 1. Hoeveel levenslanggestraften zijn er nu in NL? Op dit moment zijn er 33 mensen onherroepelijk veroordeeld tot levenslang. Dat betekent dat zij

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis

SAMENVATTING Tekst en uitleg. maart Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis SAMENVATTING Tekst en uitleg maart 2017 Onderzoek naar de motivering van voorlopige hechtenis 2 College voor de Rechten van de Mens Aanleiding Een verdachte die in voorlopige hechtenis zit, is nog niet

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 321 Besluit van 4 juli 2001 tot wijziging van het Besluit tenuitvoerlegging geldboetevonnissen, het Besluit tenuitvoerlegging ontnemings- en

Nadere informatie

Datum 8 maart 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'twee keer per dag vergeet justitie een verdachte op te halen'.

Datum 8 maart 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'twee keer per dag vergeet justitie een verdachte op te halen'. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Boete en detentie Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201112631/1/V2. Datum uitspraak: 22 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11

Strafprocesrecht Bijzondere kenmerken: Hoger beroep Wetsverwijzingen: Wetboek van Strafrecht 197a, geldigheid: 2014-05-11 ECLI:NL:GHSHE:2015:3566 Instantie: Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak: 16-09-2015 Datum publicatie: 17-09-2015 Zaaknummer: 20-002514-14 Rechtsgebieden: Materieel strafrecht Strafprocesrecht Bijzondere

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht

Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht Masterscriptie Rechtsgeleerdheid accent Strafrecht Wat is de invloed van het proportionaliteitsbeginsel op de voorgestelde vrijheidsbeperkende maatregel en is het mogelijk deze maatregel op te leggen in

Nadere informatie

Datum 14 februari 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Onschuldig en toch voor het leven gestraft

Datum 14 februari 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Onschuldig en toch voor het leven gestraft 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 JUNI 2014 P.14.0929.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0929.N F A H, veroordeelde tot een vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Jürgen Millen, advocaat bij de balie te Tongeren. I.

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing

3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing 3.2 De bevoegdheid van de officier van justitie tot het geven van een gedragsaanwijzing 3.2.1 Aard en karakter van de gedragsaanwijzing Zoals in het voorgaande aan de orde kwam, kunnen bepaalde tot ernstige

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 500 Wet van 6 december 2007 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de vervroegde

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus EH Den Haag De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Mr. F. Teeven Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 6 mei 2013 doorkiesnummer 06-18609322 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 360518 onderwerp Advies

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:205

ECLI:NL:GHDHA:2014:205 ECLI:NL:GHDHA:2014:205 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 06-02-2014 Datum publicatie 06-02-2014 Zaaknummer 2200071413 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten.

Gehoord de gerechten heeft de Raad de eer u als volgt te berichten. Aan de Minister van Justitie t.a.v. mw. mr. M.F.M. de Groot Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 16 januari 2006 contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl e-mail

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN Ontvangen op 17-01-2018 Verwerkt op 17-01-2018 NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN Tevens per internetconsultatie Tweede Kamer der Staten-Generaal t.a.v. de heer W.M.J. de Wildt Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 685 Regeling van DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde Nr. 132 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek

Nadere informatie

Brief aan de minister voor Rechtsbescherming drs. S. Dekker Postbus EH Den Haag

Brief aan de minister voor Rechtsbescherming drs. S. Dekker Postbus EH Den Haag Advies over het conceptwetsvoorstel Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering

Nadere informatie

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K

NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K NEDERLANDSE VERENIGING VOOR RECHTSPPjy^K De Minister van Veiligheid en Justitie mr. G.A. van der Steur Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Datum 18 juli 2016 Uw kenmerk 756867 Contactpersoon J.M.A. Timmer Onderwerp

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt: nummer: 14/1038/GA betreft: [klager] datum: 8 augustus 2014 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016-2017 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de afschaffing van de voorwaardelijke invrijheidstelling en aanpassing van de voorwaardelijke

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ8341 Instantie Datum uitspraak 24-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 20-000702-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-09-2016 Datum publicatie 12-09-2016 Zaaknummer 23-004422-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 832 Vragen van het lid

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 545 Wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met wijzigingen van regeling van de voorwaardelijke veroordeling

Nadere informatie

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond.

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het Openbaar Ministerie gegrond. Rapport Een onderzoek naar klachten over het niet eerder seponeren van een strafzaak en over het doorsturen van een verzoek om schadevergoeding naar de rechtbank. Oordeel Op basis van het onderzoek vindt

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968

ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 ECLI:NL:RBAMS:2016:3968 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 30-06-2016 Datum publicatie 30-06-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 13/993032-16 (Promis) Strafrecht

Nadere informatie