VR DOC.0063/1BIS

Transcriptie

1 VR DOC.0063/1BIS VR DOC.0063/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende de toekenning van een planningsvergunning en de erkenning van woongelegenheden met een bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers en van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming Principiële goedkeuring Bijlagen: - het voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende de toekenning van een planningsvergunning en de erkenning van woongelegenheden met een bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers en van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming - het advies van de Inspectie van Financiën van 10 januari 2019; - het begrotingsakkoord van 21 januari SITUERING Er is sprake van jongdementie als de ziekte zich manifesteert voor het 65e levensjaar. In België zijn er naar schatting 5400 personen die lijden aan jongdementie. De diagnose is niet altijd gemakkelijk te stellen, waardoor wetenschappelijke cijfers geen evidentie zijn. Toch is de juiste en tijdige diagnose belangrijk, omdat personen met jongdementie vaak nog midden in het actieve (professionele) leven staan. Door tijdige detectie en diagnose kunnen de nodige maatregelen getroffen worden. Het wordt daardoor mogelijk om samen te zoeken naar gepaste zorg en ondersteuningen het proces van verwerking en het zoeken naar manieren om met jongdementie om te gaan kan in gang gezet worden. Er zijn belangrijke administratieve, financiële en juridische gevolgen, zowel voor de persoon zelf als voor zijn gezin of de personen in zijn naaste omgeving, als iemand op jonge leeftijd met dementie geconfronteerd wordt. Pagina 1 van 10

2 In het Dementieplan Vlaanderen werden een aantal acties opgenomen die specifiek op jonge personen met dementie gericht zijn waaronder : het stimuleren van de persoon met jongdementie en zijn brede context samen met de betrokken actoren, en de ontwikkeling van gespecialiseerde begeleiding en psychosociale ondersteuning; de overweging of bij de opstelling van reconversiecriteria van woonzorgcentra een extra deskundig medewerker die de contextuele situatie van personen met jongdementie en hun omgeving ondersteunt, kan worden opgenomen voor woongelegenheden die zich specifiek op personen met jongdementie richten. Er wordt momenteel geen budget uitgetrokken voor een specifiek ondersteuningsaanbod voor personen met jongdementie die in een woonzorgcentrum verblijven. De leeftijdsvoorwaarde voor opname in een woonzorgcentrum werd aangepast zodat maximaal 10% van de bewoners jonger dan 65 jaar mag zijn zonder dat daarvoor bij het bevoegde agentschap een afwijkingsvraag hoeft te worden ingediend. Bij dagverzorgingscentra bedraagt die norm 25%. Op 20 december 2017 werd een voorstel van resolutie ingediend door de parlementsleden Peter Persyn, Freya Saeys, Tine van der Vloet, Griet Coppé en Danielle Godderis-T Jonck betreffende specifieke beleidsaandacht voor jonge personen met dementie. (Vlaams Parlement, 1432 ( ) nr 1) De indieners van de resolutie pleiten ervoor om het zorgaanbod voor personen met jongdementie beter af te stemmen op de doelgroep. De noden van personen met jongdementie en hun nabije omgeving kunnen niet zomaar gelijkgesteld worden met die van oudere personen met dementie. De resolutie besluit met de vraag naar een meer gespreid zorgaanbod voor personen met jongdementie in Vlaanderen en om tegemoet te komen in de financiële en persoonsgerichte zorgen, die ontstaan wanneer een persoon op jonge leeftijd dementie krijgt, en niet langer thuis kan opgevangen worden maar naar een woonzorgcentrum verwezen wordt. Met dit besluit van de Vlaamse Regering wil de minister tegemoet komen aan de bekommernissen die in de resolutie worden voorgesteld maar die ook via diverse kanalen, onder andere het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, partnerorganisatie van de Vlaamse Gemeenschap, en andere betrokken zorgactoren uit het werkveld, aan de minister worden gemeld. 2. INHOUDELIJK Vooral de financiële problematiek die ontstaat voor de gezinnen of de mantelzorgers wanneer de persoon met jongdementie niet langer thuis kan opgevangen worden, mag niet worden onderschat. Voor situaties waarbij een opname in een woonzorgcentrum zich opdringt, zijn casuïstische berekeningen beschikbaar. Deze casuïstiek wijst effectief op een probleem inzake betaalbaarheid. De combinatie van de zware zorgkost met vaak een plotse inkomensdaling in het gezin is problematisch. Het zorgbudget voor zwaar zorgbehoevenden volstaat voor hen niet om hier een antwoord op te bieden. Daarbij moeten we ook rekening houden met het feit dat deze personen met jongdementie niet in aanmerking komen voor een zorgbudget voor ouderen met een zorgnood omwille van de leeftijd. Ook de integratietegemoetkoming voor personen met een handicap is sterk inkomensgerelateerd en daarom vaak niet toegankelijk voor deze doelgroep. De nood inzake betaalbaarheid van opname in een woonzorgcentrum bij personen met jongdementie, die terecht onder de aandacht wordt gebracht, is acuut. Er moet vanuit de samenleving dan ook op korte termijn een passend antwoord geboden worden. Pagina 2 van 10

3 Daarom wordt in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor Woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018, een hoofdstuk III/2 ingevoegd met als titel : Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor personen met jongdementie. Daarnaast worden ook in het ontwerpbesluit procedureel de regels bepaald voor het bekomen van een planningsvergunning en een erkenning. De invoeging van het nieuw hoofdstuk Bijzondere erkenningsvoorwaarden voor personen met jongdementie maakt het mogelijk om een bijzondere erkenning te verlenen aan woonzorgcentra met een bijkomende erkenning die een specifieke zorg en ondersteuning aanbieden aan personen met jongdementie. Het voorontwerpbesluit voorziet tevens in een financiering van de erkende capaciteit voor jongdementie. In eerste instantie zal dit in uitvoering van artikel 138 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming verlopen via een subsidie voor pilootprojecten. Met ingang van een door de minister nader te bepalen datum zal deze subsidie via een deel L worden geïntegreerd in de basistegemoetkoming voor zorg zoals uitgewerkt in boek 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming. In beide gevallen is de financiering gebaseerd op - een loonkost van euro voor een halftijds maatschappelijk werker, sociaal verpleegkundige, orthopedagoog of psycholoog per 10 woongelegenheden met een getuigschrift referentiepersoon dementie ; - een werkingskost van euro per erkende entiteit/woongelegenheid; - een tegemoetkoming in de gebruikersfactuur van 25 euro per dag per gebruiker. Als subsidie voor pilootprojecten resulteert dit in een jaarlijkse subsidie van euro per entiteit/woongelegenheid die als volgt berekend is: loon 3.500,00 werkingkosten 3.000,00 tegemoetkoming in factuur 25 euro*365dagen 9.125,00 totaal ,00 Als deel L resulteert dit in een bedrag van 42,81 euro per dag per gebruiker dat als volgt berekend is: loon 9,59 werkingkosten 8,22 tegemoetkoming in factuur 25 euro 25,00 totaal 42,81 3. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING Hoofdstuk 1. Definities Artikel 1 In artikel 1 wordt de definitie gegeven van de gehanteerde terminologie in het besluit. Pagina 3 van 10

4 Hoofdstuk 2. Planningsvergunning Artikel 2 Dit artikel legt vast dat de minister een oproep kan doen om aanvragen in te dienen voor een planningsvergunning voor een bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie. Hij kan hiervoor nadere regels en de de uiterste indieningsdatum bepalen. Artikel 3 Artikel 3 bepaalt welke gegevens en welke stukken de aanvraag van de planningsvergunning moet bevatten. In het tweede lid wordt verder omschreven waarop het advies van het expertisecentrum Dementie Vlaanderen vermeld in het eerste lid minimaal betrekking moet hebben. In het derde lid wordt bepaald dat het agentschap de ontvankelijkheid van de aanvraag van de planningsvergunning onderzoekt. In het vierde lid wordt bepaald dat, indien de aanvraag niet ontvankelijk is, het agentschap de initiatiefnemer daarvan, binnen de dertig kalenderdagen nadat het de aanvraag heeft ontvangen, op de hoogte brengt. Artikel 4 In eerste instantie onderzoekt het agentschap of de toekenning van de planningsvergunning mogelijk is binnen de programmatie. Indien het aantal woongelegenheden waarvoor een planningsvergunning wordt aangevraagd hoger ligt dan de vrije ruimte in de programmatie, dan geeft het agentschap een hogere prioriteit aan aanvragen voor woonzorgcentra met een bijkomende erkenning die in het jaar dat voorafgaat aan de oproep meer bezettingsdagen door personen met jongdementie hebben gerealiseerd. Artikel 5 In paragraaf 1 van artikel 5 wordt bepaald dat de administrateur-generaal beslist over de toekenning van de planningsvergunning. Ook de wijze waarop en de termijn waarbinnen de mededeling moet gebeuren, worden hier vastgelegd. In het tweede lid wordt bepaald welke gegevens de planningsvergunning moet vermelden. In het derde lid wordt de geldigheidsduur van de planningsvergunning bepaalt op twee jaar. In paragraaf 2 van dit artikel wordt de procedure en de formaliteiten bepaald indien de administrateur-generaal het voornemen heeft om de planningsvergunning te weigeren. Hoofdstuk 3. Bijzondere erkenning Artikel 6 Paragraaf 1 van artikel 6 bepaalt de gegevens en de stukken die een aanvraag tot bijzondere erkenning moet bevatten. Paragraaf 2 van dit artikel bepaalt dat het agentschap de ontvankelijkheid van de aanvraag onderzoekt. Het tweede lid van paragraaf 2 bepaalt de procedure en de termijn waarbinnen het agentschap de initiatiefnemer op de hoogte brengt indien de aanvraag niet ontvankelijk is. In paragraaf 3 van dit artikel wordt bepaald dat het agentschap om aanvullende inlichtingen kan verzoeken. Nadat het agentschap die inlichtingen heeft ontvangen, begint er een nieuwe termijn als vermeld in paragraaf 1, te lopen. Het tweede lid van paragraaf 3 bepaalt dat een aanvraag van de bijzondere erkenning onontvankelijk wordt verklaard indien het agentschap de informatie, vermeld in het eerste lid, niet heeft ontvangen binnen de dertig dagen nadat het verzoek is verzonden. Het agentschap kan deze termijn verlengen als de initiatiefnemer daarom in een gemotiveerde aanvraag heeft verzocht. Artikel 7 Paragraaf 1 bepaalt dat de administrateur-generaal beslist over de toekenning van een bijzondere erkenning van het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning. Daarbij wordt de duur van de antwoordtermijn, de wijze waarop het antwoord wordt meegedeeld aan Pagina 4 van 10

5 de initiatiefnemer en de gegevens die de erkenningsbeslissing minstens moet bevatten, vermeld. In paragraaf 2 worden de antwoordprocedure en de formaliteiten bepaald in het geval dat de administrateur-generaal het voornemen heeft om de bijzondere erkenning te weigeren. Artikel 8 Dit artikel bepaalt dat de woonzorgcentra met een bijkomende erkenning de keuze hebben om de bijzondere erkenning voor de zorg en de ondersteuning van personen met jongdementie te laten ingaan op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober van het betreffende jaar. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat, in afwijking van het eerste lid, de woonzorgcentra met een bijkomende erkenning voor bijzondere erkenning die ingaat in 2019 de keuze hebben om deze te laten ingaan op 1 juli 2019 of 1 oktober Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, in afwijking van het eerste lid en het tweede lid de erkenning pas ten vroegste 45 dagen na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag tot erkenning kan ingaan. Hoofdstuk 4. Bezwaar Artikel 9 Artikel 9 omschrijft de termijn waarbinnen de initiatiefnemer een gemotiveerd bezwaarschrift kan indienen bij het agentschap indien hij een voornemen tot weigering van de planningsvergunning of de bijzondere erkenning heeft ontvangen. Dit artikel vermeldt ook de te volgen formaliteiten. De initiatiefnemer kan vragen om gehoord te worden. In het tweede lid van dit artikel wordt bepaalt hoe het bezwaarschrift wordt behandeld en hoe de beslissing gebeurt. In het derde lid van dit artikel wordt vermeld dat, in geval de initiatiefnemer geen bezwaar indient binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, het voornemen van de administrateurgeneraal van rechtswege geacht wordt een weigeringsbeslissing te zijn. Het agentschap brengt de initiatiefnemer hiervan binnen één mand nadat die termijn verstreken is, op de hoogte met een aangetekende brief of op een andere wijze die de minister bepaalt. Hoofdstuk 5. Handhaving Artikel 10 Artikel 10 bepaalt de mogelijkheden voor het agentschap om op te treden indien een woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning niet langer voldoet aan de voorwaarden voor de bijzondere erkenning. In het tweede lid van dit artikel wordt bepaald dat, in het geval de voorwaarden die in de aanmaning vermeld worden, niet worden nageleefd het agentschap de bijzondere erkenning kan schorsen of intrekken, conform de regels, vermeld in hoofdstuk V en XI van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers. Hoofstuk 6. Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 met betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers Artikel 11 Met dit artikel wordt een nieuw hoofdstuk III/2 met een artikel 10/6 ingevoegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli Hoofdstuk III/2 heeft betrekking op de bijzondere erkenningsvoorwaarden voor personen met jongdementie. Artikel 10/6 bepaalt dat aan de woonzorgcentra met een bijkomende erkenning die een verzorgingsstructuur aanbieden die zorg en ondersteuning biedt voor personen met jongdementie een bijzondere erkenning verleend kan worden. De erkenningsvoorwaarden voor deze erkenning zijn opgenomen in hoofdstuk III/2 van bijlage XII van hetzelfde besluit. Pagina 5 van 10

6 Artikel 12 In dit artikel wordt aan de bijlage XII bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018, een hoofdstuk III/3 dat bestaat uit artikel 48/29 tot en met artikel 48/36 ingevoegd: Di hoofdstuk omvat in artikel 48/29 een aantal definities van begrippen die in dit hoofdstuk gehanteerd worden. Artikel 48/30 omvat de bepaling van de programmatie. Deze wordt per provincie bepaald op 1 woongelegenheid per inwoners in de leeftijdsgroep 30 tot 64 jaar. Dif geeft volgende verdeling per provincie: jaartal aantal afgerond woongelegenheden provincie Antwerpen , provincie Limburg , provincie West-Vlaanderen , provincie Oost-Vlaanderen , provincie Vlaams Brabant , totaal , Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de minister nadere regels kan bepalen die een spreiding van deze woongelegenheden binnen de provincie moeten waarborgen. Artikel 48/31 bepaalt de voorwaarden waaronder een woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning een bijzondere erkenning voor personen met jongdementie voor ten minste vijf en maximaal twaalf woongelegenheden kan krijgen. Artikel 48/32 omschrijft de opdrachten van een woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning met een bijzondere erkenning. Artikel48/33 omschrijft de voorwaarden waaraan een gebruiker moet voldoen om in aanmerking te komen voor opname in een woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning met een bijzondere erkenning. Artikel 48/34 bepaalt dat het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning samen met de gebruiker of zijn vertegenwoordiger, zijn mantelzorgers en, waar van toepassing, de voor de gebruiker relevante welzijns- en gezondheidsactoren, een begeleidingsplan voor de gezinsleden van de gebruiker opstelt. Artikel 48/35 omschrijft dat het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning op een gestructureerde wijze regelmatig overleg en persoonlijk contact tussen de gebruiker of zijn vertegenwoordiger, zijn mantelzorgers en het interdisciplinaire team organiseert en dat van dit overleg een verslag wordt gemaakt. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger, zijn mantelzorgers en het interdisciplinair team beslissen gezamenlijk over de zorg- en ondersteuningsdoelstellingen. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger krijgt inzage en inspraak in zijn verzorgingsdossier. Tenslotte bepaalt artikel 48/36 de bijkomende personeelsleden bovenop de voltijdsequivalenten die reeds vereist zijn als woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning waarover het woonzorgcentrum met een bijkomende erkenning met een bijzondere erkenning per tien gebruikers over 0,5 VTE bijkomende personeelsleden moet beschikken wgl. Pagina 6 van 10

7 Hoofdstuk 7. Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming Artikel 13 Met dit artikel wordt in de definities van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming voor de definitie van een woonzorgcentrum met een bijzondere erkenning voor jongdementie verwezen naar de definitie zoals vermeld in artikel 10/6 van het besluit van 24 juli Artikel 14 Dit artikel voegt in artikel 469 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 de financiering voor zorg en ondersteuning van personen met jongdementie toe aan de lijst van producten en diensten waarvoor de basistegemoetkoming voor zorg verleend in woonzorgcentra met een bijkomende erkenning bestemd is. Artikel 15 Dit artikel voegt in artikel 473 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 een aantal technische wijzigingen voor de integratie van een nieuw deel L financiering zorg en ondersteuning van personen met jongdementie in de basistegemoetkoming voor zorg. Artikel 16 Met dit artikel wordt effectief het nieuwe deel L financiering zorg en ondersteuning van personen met jongdementie ingevoegd als een nieuw artikel 504/2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november Dit artikel 504/2, eerste lid bepaalt de formule voor de tegemoetkoming per verblijfsdag en per gebruiker van een van een woonzorgcentrum met een bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie. Tot en met het tweede jaar van de bijzondere erkenning wordt het deel L berekend op basis van het aantal erkende entiteiten bijzondere erkenning, onafhankelijk van de bezettingsgraad van capaciteit bijzondere erkenning voor jongdementie. Wel is tijdens die eerste twee jaar een minimumbezetting van 50% vereist, zoniet wordt deel herleid tot 0 euro Vanaf het derde jaar wordt het deel L berekend op basis van de gemiddelde bezetting van de entiteiten bijzondere erkenning. Indien men tijdens de referentieperiode bijvoorbeeld een gemiddelde bezetting had van 9 van de 10 erkende entiteiten, ontvangt met slechts een subsidie voor 9 entiteiten. Ook hier geldt de vereiste van een minimumbezetting van 50%, zoniet wordt deel herleid tot 0 euro. Artikel 17 Met dit artikel wordt in artikel 527 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 een lid ingevoegd dat stelt dat de betreffende woonzorgcentra op de gebruikersfactuur van de gebruikers met jongdementie die verblijven in een hiertoe erkende entiteit, de dagprijs wordt verminderd met 25 euro als tussenkomst voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie. Pagina 7 van 10

8 Artikel 18 Dit artikel voegt een nieuw boek 3/1 Subsidiëring pilootproject bijzondere erkenning jongdementie in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018, waarmee, in afwachting van de inwerkingtreding van de integratie van het nieuwe deel L in de basistegemoetkoming voor zorg op een door de minister nader te bepalen datum, de financiering van de erkende capaciteit voor jongdementie wordt toegekend onder de vorm van een subsidie voor pilootprojecten. Artikel 534/1 definieert de term bijzondere erkenning binnen boek 3/1. Artikel 534/2 stelt dat de administrateur-generaal van het agentschap binnen de beschikbare begrotingskredieten subsidies kan toekennen aan woonzorgcentra met een met een bijzondere erkenning. Artikel 534/3 bepaalt de regels met betrekking tot de indexering van deze subsidiëring. Artikel 534/4 1, eerste lid bepaalt de jaarlijkse subsidie per entiteit als volgt: euro x het aantal entiteiten woonzorgcentrum met een bijzondere erkenning x de gemiddelde bezettingsgraad. Dit is de algemene regel waarbij de subsidie rekening houdt met de gemiddelde bezettingsgraad van de bijzondere erkenning. Als voorwaarde voor subsidiëring geldt een bezettingsgraad van minstens 50%. In afwijking van de algemene regel in het eerste lid, bepaalt het tweede lid de formule voor de subsidiëring tijdens de eerste twee jaar van de erkenning als volgt: euro x het aantal entiteiten woonzorgcentrum met een bijzondere erkenning. Dit betekent dat net als bij het deel L, eerder toegelicht, de subsidie wordt toegekend op basis van het aantal entiteiten bijzondere erkenning, onafhankelijk van de bezettingsgraad van capaciteit bijzondere erkenning voor jongdementie. Tijdens de eerste twee jaar geldt echter wel ook als voorwaarde voor subsidiëring een bezettingsgraad van minstens 50%. Het derde lid stelt dat enkel die capaciteit in aanmerking voor subsidiëring voor een bepaald jaar waarvoor de erkenningsbeslissing ten laatste op 1 januari van dat jaar werd verleend. Capaciteit waarvan de erkenning ingaat na 1 januari van een bepaald jaar komt met andere woorden ook in aanmerking voor subsidiëring voor dat jaar, mits de erkenningsbeslissing ten laatste op 1 januari van dat jaar werd verleend. In dat laatste geval waar de erkenning ingaat na 1 januari wordt de subsidie herrekend op basis van het aantal dagen waarvoor het woonzorgcentrum erkend is gedurende het betreffende jaar. In tegenstelling tot het derde lid komt volgens het vierde lid bij een eerste bijzondere erkenning de capaciteit ook in aanmerking voor subsidiëring voor een bepaald jaar indien de erkenningsbeslissing werd verleend na 1 januari van dat jaar. Ook hier wordt de subsidie herrekend op basis van het aantal dagen waarvoor deze eerst erkende capaciteit verleend was gedurende het betreffende jaar. 2 van artikel 534/4 stelt dat de administrateur-generaal van het agentschap jaarlijks de woonzorgcentra en het aantal entiteiten per woonzorgcentrum met een bijzondere erkenning bepaalt die in aanmerking komen voor de subsidiëring, en het maximale subsidiebedrag per woonzorgcentrum. Artikel 534/5 bevat de bepaling met betrekking tot de te bezorgen bewijsvoering. De inhoud en organisatie van deze bewijsvoering wordt gedelegeerd naar de minister. Artikel 534/6 bevat de bepaling met betrekking tot het uitbetalen van voorschotten op de subsidie. In artikel 534/7 wordt de regeling met betrekking tot de berekening van het definitieve subsidiebedrag op basis van de ingestuurde bewijsvoering bepaald. Pagina 8 van 10

9 Artikel 534/8 bevat de specifieke bepaling van de subsidies voor Voor 2019 wordt de subsidie bepaald op basis van de toestand op 1 juli (in plaats van op 1 januari voor de volgende jaren) en bedraagt het subsidiebedrag slechts de helft van dat voor een volledig jaar. Artikel 19 Dit artikel stelt dat bij de overgang van de subsidie voor pilootprojecten naar een integratie van het nieuwe deel L in de basistegemoetkoming voor zorg de saldo s en eventuele terugvorderingen van de subsidie voor pilootprojecten verder worden afgehandeld volgens de bepalingen in artikel 534/1 tot en met 534/8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november Hoofdstuk 3. Slotbepaling Artikel 20 Dit artikel heft boek 3/1 met betrekking tot de subsidie pilootprojecten, dat met dit besluit wordt ingevoegd in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018, op met ingang van een door de minister nader te bepalen datum. Artikel 21 Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van dit besluit op 1 april 2019, met uitzondering van artikel 13-16, 19 en 20 met betrekking tot de integratie van deel L in de basistegemoetkoming voor zorg die in werking treden op een door de minister nader te bepalen datum. Artikel 22 Dit artikel bepaalt dat de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, belast is met de uitvoering van dit besluit. 4. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE BEGROTING VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP Bij de begrotingsopmaak 2019 is voor de financiering van de entiteiten/woongelegenheden met bijzondere erkenning jongdementie in totaal euro voorzien op GM0- AGHD2YA-WT. De programmatie voorziet 1 woongelegenheid per inwoners in de leeftijdsgroep van 30 tot 64 jaar. Volgens de bevolkingsprojecties 2018 zijn er in Vlaanderen mensen binnen die leeftijdsgroep. Aan 1 woongelegenheid per inwoners betekent dit 203 entiteiten. 203 entiteiten vermenigvuldigd met een kost van euro per entiteit betekent een totaal vereist budget van ,00 euro. Gezien de geleidelijke opstart waardoor niet alle beschikbare capaciteit in 2019 zal erkend worden, moet het budget van euro volstaan. De Inspecteur van Financiën verleende zijn advies op 10 januari Het begrotingsakkoord werd verleend op 21 januari Pagina 9 van 10

10 5. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE LOKALE BESTUREN Het voorontwerpbesluit heeft geen weerslag op het gebied van personeelsinzet, werkingsuitgaven, investeringen en schuld en ontvangsten van de lokale besturen. 6. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP HET PERSONEELSBESTAND EN DE PERSONEELSBUDGETTEN Het voorontwerpbesluit heeft geen weerslag op het personeelskader en de personeelsbudgetten van de Vlaamse overheid. 7. KWALITEIT VAN DE REGELGEVING Reguleringsimpactanalyse Het voorontwerpbesluit wijzigt geen rechten en plichten, maar betreft louter procedurele regelingen. Daarom is er geen RIA vereist. Wetgevingstechnisch en taalkundig advies Het bijgaand voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering werd aangepast aan het wetgevingstechnisch en taalkundig advies nr. 2019/03 van 10 januari VOORSTEL VAN BESLISSING De Vlaamse Regering beslist: 1. haar principiële goedkeuring te hechten aan het bijgaand voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers en van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, wat betreft de invoering van de bijzondere erkenning en subsidiëring van zorg en bijstand voor personen met jongdementie; 2. de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen: 2.1. te gelasten over voornoemd voorontwerpbesluit het advies in te winnen van de Vlaamse Raad WVG, met het verzoek het advies mee te delen binnen een termijn van 30 werkdagen; 2.2. te gelasten over voornoemd voorontwerpbesluit het advies in te winnen van de Raad van State, met verzoek het advies mee te delen binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Jo VANDEURZEN Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Pagina 10 van 10