Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Ontwerprichtlijnen Europese Commissie Nr. 182 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 2 februari 2001 Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC): 1. Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 94/25/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuurlijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen. 2. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/671/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton. 3. Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende een transparant stelsel van geharmoniseerde voorschriften voor rijbeperkingen op voor internationaal vervoer op aangewezen wegen gebruikte zware vrachtauto s. 4. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 97/68/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines 5. Mededeling van de Commssie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité Follow-up van het Groenboek over de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, D. A. Benschop KST51125 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2001 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

2 Fiche 1: Pleziervaartuigen Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 94/25/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuurlijke bepalingen van de lidstaten met betrekking tot pleziervaartuigen. Datum Raadsdocument: 18 oktober 2000 nr. Raadsdocument: 12463/00 nr. Commissiedocument: COM(2000) 639 def Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. EZ, VROM Raadswerkgroep Milieu (vanaf januari 2001), Milieuraad Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen Richtlijn 94/25/EG is een richtlijn gebaseerd op de nieuwe aanpak bij ontwerp en bouw van pleziervaartuigen en trad na een overgangsperiode van vier jaar in juni 1998 volledig in werking. De voorgestelde wijziging wordt beoogt het volgende: 1. stroomlijning van enkele uitvoeringsprocedures, 2. toevoeging van waterscooters, 3. opneming van geharmoniseerde bepalingen inzake uitlaat- en geluidsemissies van motoren bestemd voor installatie aan boord van pleziervaartuigen, 4. het onderzoeken hoe de richtlijn kan worden uitgebreid naar toepassing en handhaving (door een test) t.a.v. in gebruik zijnde vaartuigen v.w.b. de milieu-eisen onder 3. artikel 95 EG Subsidiariteit: positief, in het kader van zowel interne markt als veiligheid dienen eisen aan vaartuigen op communautair niveau geharmoniseerd te zijn. Proportionaliteit, deregulering: Positief Nederlandse belangen: De punten 1 t/m 3 zijn niet strijdig met Nederlandse belangen, immers: 1. heeft weinig tot geen invloed op werkwijzen op de Nederlandse markt; 2. er vindt in Nederland nog geen eigen productie van waterscooters plaats; 3. de uitlaat- en geluidsemissies leveren een verbetering inzake milieubescherming; Aandachtspunt is punt 4: het testen van bestaande vaartuigen is kostbaar en fraudegevoelig en levert slechts een kleine bijdrage aan het milieu. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

3 Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Het voorstel zal worden opgenomen onder de Wet Pleziervaartuigen. Co-decisie Fiche 2: Veiligheidsgordels Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/671/EEG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende het verplichte gebruik van veiligheidsgordels in voertuigen van minder dan 3,5 ton. Datum Raadsdocument: 11 december 2000 nr. Raadsdocument: 14469/00 nr. Commissiedocument: COM(2000) 815 def Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. OC&W Raadswerkgroep Vervoer; Transportraad; Europees Parlement Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen 1. In alle personenauto s, bussen en bedrijfsauto s is het dragen van bevestigingssystemen, als deze aanwezig zijn, verplicht. 2. In personenauto s en bestelauto s (M1 en N1) die voorzien zijn van bevestigingssystemen mogen kinderen jonger dan 12 jaar en niet zwaarder dan 36 kg alleen worden vervoerd indien zij zijn beveiligd met een geschikt kinderbeveiligingssysteem (zoals nader omschreven, op basis van ECE reglement 44/03). 3. Kinderen jonger dan 3 jaar mogen niet worden vervoerd in personenauto s (M1) die niet voorzien zijn van geschikte kinderbeveiligingssystemen (m.u.v. taxi s die geen geschikt beveiligingssysteem hebben). 4. Kinderen mogen niet met behulp van een naar achteren gericht kinderzitje in de voorste passagierszitplaats van een voertuig met een airbag voor de voorste passagierszitplaats worden vervoerd, tenzij de airbag is uitgeschakeld. 5. Aan de passagiers van bussen en vrachtauto s (M2, M3, N2 en N3) wordt op één van vier nader omschreven manieren meegedeeld dat ze verplicht zijn veiligheidsgordels te dragen wanneer ze zitten in het voertuig dat in beweging is. Artikel 71, lid 1 van het EG-Verdrag Subsidiariteit: Positief. Hoewel het een onderwerp betreft, net als alcoholpromillages en Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

4 maximum snelheden, waarbij lidstaten de neiging hebben hun eigen afwegingen te maken, heeft Nederland de communautaire bevoegdheid en opportuniteit op deze «gedragsdossiers» nooit betwist, ook niet bij totstandkoming van richtlijn 91/671. Proportionaliteit, deregulering: Ten aanzien van de proportionaliteit wordt opgemerkt dat niet bekend is hoeveel slachtoffers er bespaard zullen worden als de voorgestelde verplichtingen worden doorgevoerd en hoe zich dat verhoudt tot de kosten. Er kunnen vraagtekens geplaatst worden bij de naleving en de handhaving. Van deregulering is in ieder geval geen sprake. Nederlandse belangen: Drie aandachtspunten zijn voor NL in het bijzonder van belang: Het kostenaspect, zowel voor bussen als voor particulieren. Het voorstel heeft effect op het leerlingenvervoer in de zin zoals vermeld in punten 8 en 10. In landen waar het leerlingenvervoer anders is geregeld, met name als voornamelijk gebruik wordt gemaakt van M2- of M3-bussen of schoolbussen (die wij als zodanig niet kennen) en waar de niet verplichtende bepalingen van richtlijn 96/36/EG niet zijn overgenomen (installatie van gordels in bussen), zal dit probleem zich niet voordoen, omdat in die voertuigen geen gordels aanwezig (hoeven te) zijn. Het voorstel is moeilijk uitvoerbaar voor de verplichting kinderbeveiligingsmiddelen in M1- en N1-voertuigen te hebben. Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Zie boven. Implementatie kan vrij eenvoudig door aanpassing van artikel 59 van het RVV Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (codecisie). Fiche 3: Rijbeperkingen Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende een transparant stelsel van geharmoniseerde voorschriften voor rijbeperkingen op voor internationaal vervoer op aangewezen wegen gebruikte zware vrachtauto s Datum Raadsdocument: 7 december 2000 nr. Raadsdocument: 14401/00 nr. Commissiedocument: COM(2000) 759 def Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. VROM, EZ Raadswerkgroep vervoer, Transportraad Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): geen Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

5 Een voorstel voor een regeling voor de rijverboden van het internationale wegvervoer op de Trans Europese Netwerk wegen (TEN) met het doel om tot een begin van harmonisatie te komen van de rijverboden, waarmee de transparantie van de verschillende regelingen toeneemt en de belemmering van het vrachtverkeer gereduceerd kan worden. Art EG Verdrag Subsidiariteit: Positief. Afspraken op communautair niveau zijn de enige mogelijkheid om tot harmonisatie op dit gebied te komen. Proportionaliteit, deregulering: Positief, het voorstel had wat Nederland betreft nog verder mogen gaan. Nederlandse belangen: Door het toenemende aantal ongecoördineerde rijverboden in diverse Europese landen wordt het voor het internationale wegvervoer steeds ingewikkelder om transporten te plannen en binnen de door de opdrachtgevers gewenste doorlooptijd uit te voeren. Zowel de capaciteit van de wegen als van de vrachtwagens wordt onderbenut. Chauffeurs staan gedwongen stil langs de weg, omdat zij door rijverboden niet meer de thuisbasis kunnen bereiken. Dit maakt het wegvervoer in Europa ten opzichte van bijvoorbeeld de Verenigde Staten minder efficiënt en daardoor relatief duurder. Er is praktisch geen statistisch materiaal voorhanden om de grootte van de schade te onderbouwen. TLN heeft een schatting opgesteld voor de besparing die mogelijk is door invoering van de EU richtlijn. Deze is overgenomen door de Commissie. Naast een besparing op de economische schade van tenminste 1,5 miljard Euro is er sprake van honderden miljoenen Euro minder ecologische en congestieschade, waarmee de totale besparing geschat wordt op 3 miljard Euro per jaar. Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): geen Co-decisie Fiche 4: Uitstoot verbrandingsmotoren Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 97/68/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake maatregelen tegen de uitstoot van verontreinigende gassen en deeltjes door inwendige verbrandingsmotoren die worden gemonteerd in niet voor de weg bestemde mobiele machines Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

6 Datum Raadsdocument: 21 december 2000 nr. Raadsdocument: 14877/00 nr. Commissiedocument: COM(2000) 840 Eerstverantwoordelijke ministerie: VROM i.o.m. V&W (RDW) Het voorstel wordt behandeld in de Raadswerkgroep Milieu Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen Doel van het voorstel is het toepassingsgebied van richtlijn 97/68/EG zodanig uit te breiden dat de richtlijn ook geldt voor kleine benzinemotoren met vonkontsteking voor niet voor de weg bestemde mobiele machines. Het voorstel bevat grenswaarden waaraan nieuwe, kleine motoren met een nettovermogen van 19 kw of minder (hoofdklasse S) moeten voldoen. Deze klasse kleine motoren wordt onderverdeeld in een groep motoren voor handapparatuur (SH) en een groep motoren voor niet-handapparatuur (SN). De twee categorieën motoren worden afhankelijk van het slagvolume weer onderverdeeld in resp. drie en vier grootteklassen. Het voorstel bevat een invoering van emissiegrenswaarden in twee fasen. De eerste fase gaat lopen vanaf 2002/2003 afhankelijk van de inwerkingtreding van de richtlijn. De tweede fase gaat lopen vanaf 1 augustus 2004 en daarna op 1 augustus 2006, 2008 en 2010, afhankelijk van de grootteklasse. De maatregelen worden voorgesteld op basis van artikel 95 van het EG-Verdrag. De wijziging is een onderdeel van het typegoedkeuringssysteem dat wordt gebruikt voor motoren voor niet voor de weg bestemde machines. Deze aanpak van regelgeving geniet de volledige steun van de marktdeelnemers. Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: Positief. De verplichtingen in het voorstel zijn een vervolg op de Europese typegoedkeuring op basis van de kaderrichtlijn 70/220/EEG. Nederlandse belangen: Nederland staat positief t.o.v. het voorstel. Absoluut gezien is het aandeel van niet voor de weg bestemde mobiele werktuigen met een vermogen van < 19 kw aan de totale uitstoot van verbrandingsmotoren (weg- en niet-wegverkeer) gering. Het belang ligt vooral in de vermindering van de lokale hinder door de emissie van koolwaterstoffen. Politiek en economisch is het voorstel van belang m.b.t. de verdere harmonisatie van de emissiewetgeving voor mobiele werktuigen tussen Europa en de Verenigde Staten. Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Ter implementatie zullen het Besluit typekeuring luchtverontreiniging Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

7 trekkers en motoren voor mobiele machines en de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines moeten worden aangepast. De besluitvormingsprocedure is gekwalificeerde meerderheid met co-decisie van het Europees Parlement. Fiche 5: Follow-up Groenboek piraterij Mededeling van de Commssie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité Follow-up van het Groenboek over de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt. Datum Raadsdocument: 6 december 2000 nr. Raadsdocument: 14389/00 nr. Commissie-document: COM(2000) 789 definitief Eerstverantwoordelijke Ministeries: EZ en JUST i.o.m. FIN, BZ, OCW Voorlopig nog onbekend. De diverse actiepunten die in het document genoemd worden hebben verschillende behandelingstrajecten. De voorgestelde richtlijn inzake handhaving van intellectuele eigendomsrechten zal waarschijnlijk in de Interne Marktraad behandeld worden. De mededeling als zodanig wordt niet behandeld. Consequenties voor EG-begroting in EURO per jaar: N.v.t. De Commissie heeft in 1998 een Groenboek over de bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt doen verschijnen en aan belanghebbende kringen en de lidstaten gevraagd wat er op dit punt verbeterd kan worden. Daarop zijn veel reacties gekomen en nu presenteert de Commissie een lijst actiepunten voor de korte en middellange termijn. De belangrijkste maatregelen voor de korte termijn zijn: 1. de Commissie zal een voorstel voor een richtlijn indienen om handhaving van intellectuele eigendomsrechten te verbeteren en een algemeen kader voor de uitwisseling van informatie en voor administratieve samenwerking vast te stellen; dit is gezien de gevolgen ervan voor de lidstaten de belangrijkste maatregel voor de korte termijn; onder de door de richtlijn te regelen onderwerpen zijn nieuw voor Nederland de juridische bescherming van technische middelen (zoals hologrammen, beveiligingssoftware, encryptie), zij het dat die ook al via de richtlijn «Auteursrecht in de informatiemaatschappij» ingevoerd zullen moeten worden, en de mogelijkheid om bedrijven en winkels die zich bezighouden met namaak en piraterij te sluiten. 2. in het kader van bestaande programma s zullen opleidingen voor ambtenaren van handhavingsinstanties en voorlichtings- en bewustmakingsacties voor het grote publiek op touw gezet worden; 3. bij de uitbreidingsonderhandelingen zal prioriteit gegeven blijven worden aan de namaak- en piraterijbestrijding; 4. er zal een studie opgezet worden voor de vaststelling van methoden Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr

8 voor het verzamelen, analyseren en vergelijken van gegevens op gebied van namaak en piraterij; 5. de Commissie zal bij haar diensten een contactpunt aanwijzen als schakel tussen de verschillende betrokken diensten. Voor de middellange termijn wil de Commissie nagaan of het mogelijk is aanvullende mechanismen voor administratieve samenwerking tussen bevoegde nationale autoriteiten onderling en tussen deze en de Commissie in het leven te roepen en zal zij onderzoeken of het nodig is voorstellen in te dienen voor harmonisatie van minimumstraffen en een grotere rol voor Europol te bepleiten. Tenslotte worden in het document aanbevelingen gedaan voor een beter gebruik van bestaande informatiesystemen en voor intensivering van de samenwerking en informatieuitwisseling tussen de particuliere sector en de overheid. Bij diverse punten zal de Commissie zich baseren op de praktijk en de voorbeelden die al bij de douane bestaan. N.v.t. Het betreft een mededeling van de Commissie. Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: De aanpak van namaak en piraterij in de interne markt en het pakket van maatregelen als zodanig kunnen de toets van subsidiariteit, proportionaliteit en deregulering doorstaan. Wegens de vaak grensoverschrijdende aard van namaak en piraterij kunnen maatregelen op EG-niveau een nuttige bijdrage leveren aan een effectieve bestrijding van namaak en piraterij in de interne markt. De mededeling van de Commissie past hierin. Nederland zal met nadruk de inbreng van de Commissie op het terrein van de harmonisatie van minimumstraffen en t.a.v. Europol kritisch volgen, gelet op het eigen karakter van de derde pijler. Nederlandse belangen Communautair gevoerde of gecoördineerde acties kunnen bijdragen tot het verminderen van de productie van en handel in producten van namaak en piraterij. In Nederland is reeds een hoog niveau bereikt op het gebied van wetgeving en van samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de betrokken autoriteiten onderling en met rechthebbenden, waardoor zowel rechthebbenden als opsporings- en vervolgingsautoriteiten snel en effectief kunnen optreden. Het is in het belang van Nederlandse houders van intellectuele eigendomsrechten wanneer zij ook in andere EG-landen verzekerd kunnen zijn van dergelijke mogelijkheden. Consequenties voor nationale regelgeving/beleid cq decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) De mededeling zelf heeft geen gevolgen. De voorgestelde richtlijn en de mogelijke toekomstige harmonisatie van strafbepalingen zouden t.z.t. gevolgen voor de Nederlandse wetgeving kunnen hebben. De voorstellen daartoe zullen afgewacht moeten worden. Het EP wordt door deze mededeling geïnformeerd. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr