Exhibitierecht in mededingingszaken

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Exhibitierecht in mededingingszaken"

Transcriptie

1 Exhibitierecht in mededingingszaken Mr. M.A. van der Pool* 10 Inleiding In haar Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels, stelt de Europese Commissie onder andere een model van beperkte discovery van bewijsmateriaal voor. De mogelijkheid voor eisers om onder voorwaarden toegang te krijgen tot bewijsmateriaal dat zich onder de gedaagde of onder derden bevindt, is immers onontbeerlijk voor het effectief functioneren van het mechanisme van private handhaving van de communautaire mededingingsregels. Aan de andere kant mag deze maatregel er niet toe leiden dat er in Europa Amerikaanse toestanden ontstaan, waarin partijen soms onnodig worden lastig gevallen met kosten opdrijvende fishing expeditions. Mede op grond van deze overwegingen heeft de Europese Commissie gekozen voor een model waarin ruime mogelijkheden worden gelaten om partijen te verplichten bepaalde informatie openbaar te maken, maar waarin wel nadruk wordt gelegd op de belangenafweging die de rechter bij dergelijke verzoeken zou moeten maken. Bij dit voorstel heeft de Commissie aansluiting gezocht bij Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. In deze richtlijn is een gelijksoortige maatregel getroffen ten behoeve van de effectieve rechtsgang bij inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten. In dit artikel zal het voorstel uit het Witboek worden vergeleken met de i.e.-richtlijn en het huidige Nederlands procesrecht, om te bezien of het Nederlands recht * Mr. M.A. van der Pool is per 1 april werkzaam als advocaat-stagiair bij Kennedy van der Laan op de sectie Verzekering & Aansprakelijkheid. Met dank aan dr. E. Gras en dr. K.J. Cseres voor hun commentaren. De auteur schreef dit artikel naar aanleiding van haar afstudeerscriptie over dit onderwerp. op dit punt gewijzigd zou moeten worden ter implementatie van een toekomstige richtlijn. In Nederland kennen wij de mogelijkheid van partijen om openbaarmaking van bewijsmateriaal van elkaar te vorderen op grond van artikel 843a Rv. Dit artikel geeft partijen het recht om openbaarmaking van feiten te eisen van de wederpartij of van derden, zowel voorafgaand als tijdens de procedure. Deze bevoegdheid van partijen is ruim geformuleerd. In de rechtspraak worden de voorwaarden echter op uiteenlopende wijze geïnterpreteerd. De wetgever achtte het dan ook noodzakelijk om ter implementatie van de eerder genoemde i.e.-richtlijn een aparte regeling te treffen voor zaken betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Bij deze wetswijziging diende onder meer artikel 843a Rv te worden aangevuld met artikel 1019a Rv. In dit artikel zal worden betoogd dat deze aanvulling, gezien de ruime formulering van artikel 843a Rv, destijds niet nodig was geweest. Ook voor de implementatie van een toekomstige richtlijn, gebaseerd op het Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels, zal mijns inziens gelden dat een wijziging van artikel 843a Rv niet noodzakelijk is. De toekomstige richtlijn zal echter wel een inspanning van de rechtspraak vragen. De voorwaarden van artikel 843a Rv zullen verder moeten worden uitgekristalliseerd en de deskundigheid van rechters op het gebied van de mededingingspraktijk zal moeten worden vergroot. Om deze stelling te onderbouwen zal ik eerst het voorstel van het Witboek bespreken, om deze vervolgens met de i.e.-richtlijn te vergelijken. Dan zal het Nederlands recht aan bod komen op het gebied van het exhibitierecht en de verruiming van dit recht door de implementatie van de i.e.-richtlijn. Ten slotte zal ik een vergelijking maken tussen het Witboek en het Nederlands procesrecht.

2 Het Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels De mogelijkheid voor burgers om zich in civiele zaken op het Europese mededingingsrecht te beroepen, bestaat al lange tijd en is al meermalen erkend door het Hof van Justitie. 1 Hier wordt echter thans nog weinig gebruik van gemaakt. De Commissie wijt dit onder andere aan het feit dat het vaststellen van een overtreding een complexe analyse van de feiten en economische achtergrond vergt, de consumenten moeilijk aan het bewijs hiervoor kunnen komen en van te voren moeilijk te voorspellen is wat de omvang van de schade zal zijn. Hierdoor bestaat voor de consumenten het risico dat de kosten van de procedure achteraf niet tegen de baten blijken op te wegen. 2 De Commissie hecht waarde aan de civiele handhaving van het mededingingsrecht als aanvulling op de publieke handhaving. Een goed functionerend systeem van private handhaving draagt volgens de Commissie bij aan de effectiviteit van handhaving en afschrikkende werking van het Europese mededingingsrecht. Om deze reden is de Commissie begonnen met het ontwikkelen van een wettelijk kader, dat de mogelijkheden voor burgers om schade te vorderen naar aanleiding van overtredingen moet faciliteren. Op 2 april 2008 heeft de Commissie hiertoe een Witboek gepubliceerd, waar de verschillende lidstaten op hebben kunnen reageren. 3 De Commissie heeft inmiddels op basis van de commentaren van de verschillende lidstaten een ontwerp voor een richtlijn opgesteld. Officiële publicatie hiervan heeft echter nog niet plaatsgevonden. Een van de voorstellen uit het Witboek betreft de toegang van partijen tot het bewijsmateriaal. In civiele zaken zal de eiser namelijk bij het stellen van zijn vordering in beginsel de relevante feiten moeten presenteren en bij gemotiveerde betwisting deze feiten tevens moeten bewij- 1. In het arrest BRT v. Saban (HvJ EG 27 maart 1974, zaak 127/73) werd overwogen dat het aan de nationale rechter is om te beoordelen wat de burgerrechtelijke gevolgen zijn van overtredingen van de mededingingsregels. In het arrest Courage en Crehan (HvJ EG 20 september 2001, zaak C-453/99, Jur p. I-6297) benadrukte het Hof dat een ieder vergoeding van de schade moest kunnen vorderen als die schade geleden was door overtredingen van de mededingingsregels door een onderneming. In het arrest Manfredi (HvJ EG 13 juli 2006, gevoegde zaken C-295/04 tot C-298/04, Jur p. I-6619) werd tevens bepaald dat de artikelen 101 en 102 EG-Verdrag (oud artikel 81 en 82 EG-Verdrag) van openbare orde zijn, waardoor deze door de nationale rechter ambtshalve dienen te worden toegepast. 2. Commission staff working document accompanying document to the WHITE PAPER on damages actions for breach of the EC antitrust rules, 2008, p Witboek betreffende schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels, stuk COM(2008) 165 definitief, 2 april zen. 4 Dit vormt een groot obstakel voor de eiser in mededingingszaken aangezien een groot deel van het bewijsmateriaal zich bij de gedaagde of bijvoorbeeld mede-kartellisten bevindt. Dit bewijsmateriaal is essentieel voor eiser ter staving van zijn vorderingen. Bovendien hebben partijen in civiele zaken niet de middelen die de mededingingsautoriteiten hebben om uitgebreide marktanalyses uit te voeren. Het feit dat in de meeste (continentale) lidstaten vrij strikte regels voor de openbaarmaking van bewijsmateriaal gelden, vormt een grote hobbel voor de effectieve mogelijkheid tot vergoeding van schade bij inbreuken van mededingingsregels. 5 Om dit probleem op te lossen behelst het Witboek het voorstel omtrent de verplichte openbaarmaking van het bewijsmateriaal tussen partijen. De Commissie stelt een model van beperkte discovery voor. Dit model heeft de Commissie reeds eerder gebruikt in de richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten. Ook in deze richtlijn is gekozen voor een aparte regeling voor bewijsvergaring, aangezien effectieve middelen ter vergaring van het bewijs volgens de Commissie essentieel waren voor de handhaving van i.e.-rechten. 6 Volgens het voorstel in het Witboek kan de verplichting tot openbaarmaking van bepaald bewijsmateriaal alleen door de rechter worden opgelegd, na strikte juridische toetsing aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De verzoeker moet alle mogelijke feiten aandragen die hij tot zijn beschikking heeft, zodat de rechter deze belangenafweging kan maken en ongefundeerde verzoeken eruit kan filteren. Welke feiten precies moeten worden gepresenteerd, hangt af van de omstandigheden van het geval. Hierbij dient de rechter in ogenschouw te nemen dat eisers vaak over weinig concrete informatie beschikken. Het bewijsmateriaal van een mogelijke kartelafspraak ligt immers bij gedaagde. Feiten die de mogelijkheid van een overtreding aannemelijk maken zouden derhalve voldoende moeten zijn. Daarnaast dient verzoeker aan te tonen dat hij niet op een andere manier aan de informatie kan komen. Hij moet dus aantonen dat zijn verzoek aan de eisen van subsidiariteit voldoet. De verzoeker moet ook de benodigde (categorieën van) bewijsstukken zo precies mogelijk beschrijven, zodat de rechter kan beoordelen of de gewenste informatie echt relevant is voor de zaak. Het is aan de rechter om te beoordelen wanneer de gevraagde informatie specifiek genoeg beschreven is en de rechter moet de toets aan proportionaliteit en subsidiariteit actief en ambtshalve uitvoeren. Aan de aard van het bewijsmateriaal wordt geen beperking opgelegd. Het kan gaan om alle soorten bewijsmateriaal, waaronder verstaan wordt geschriften en objecten, ongeacht op welk medium deze 4. W.A.J. van Lierop en E.H. Pijnacker Hordijk, Privaatrechtelijke aspecten van het mededingingsrecht, Preadvies 2007, Deventer: Kluwer 2007, p. 72 e.v. 5. Commission staff working document, p Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, 2 juni 2004, L 195/16. 11

3 12 zijn aangebracht. Daarnaast kan het ook gaan om het horen van getuigen en deskundigen. 7 De gegevens die verzoeker in mededingingszaken overgelegd wil zien, zullen vaak bedrijfsgeheimen of concurrentiegevoelige informatie bevatten. Hiervoor geldt dat deze gegevens niet uitgesloten zijn van openbaarmaking. De rechter moet echter wel toetsen of de openbaarmaking van deze informatie de proportionaliteitseis doorstaat. Hij moet een belangenafweging maken tussen het belang van vertrouwelijkheid en het belang van een effectieve rechtsgang van de eiser. Naar aanleiding van deze belangenafweging kan de rechter het aantal documenten dat openbaar dient te worden gemaakt beperken, of bepalen dat alleen bepaalde personen de documenten mogen inzien. De Commissie verwijst voor de bescherming van vertrouwelijke gegevens naar de publieke handhaving van het mededingingsrecht. 8 De artikelen 15 en 16 van Verordening (EG) nr. 773/2004 regelen hieromtrent de beperking van de toegang tot het dossier van de Commissie waar het gaat om zakengeheimen of andere vertrouwelijke informatie. Volgens deze regeling, die de Commissie heeft uitgewerkt in haar mededeling betreffende de regels voor toegang tot het dossier van de Commissie, 9 zal de Commissie bepaalde informatie buiten het voor partijen toegankelijke dossier houden. Voorwaarde hiervoor is dat de onderneming of persoon die zich op vertrouwelijkheid beroept, voldoende onderbouwt dat de openbaarmaking van de informatie hem of haar zal schaden. De mogelijkheid van een vordering tot openbaarmaking is niet beperkt tot de wederpartij. Ook van derden kan overlegging van gegevens worden gevorderd. Hierbij denkt de Commissie bijvoorbeeld aan derden die deel hebben genomen aan de inbreukmakende gedraging, maar die niet betrokken zijn bij het civiele geding. Dit is echter alleen mogelijk als de informatie niet van partijen gevorderd kan worden en bovendien geldt voor derden een hogere proportionaliteitseis. Met deze hogere proportionaliteitseis bedoelt de Commissie dat aan de belangen van derden om niet gedwongen te worden bepaalde informatie openbaar te maken, meer waarde dient te worden gehecht. Hoe de belangen van derden worden gewaardeerd hangt mede af van de vraag in hoeverre zij iets met de schendingen van het mededingingsrecht te maken hebben gehad. 10 Met dit voorstel wil de Commissie dus het nadeel van het gebrek aan informatie voor eisende partijen wegnemen. Partijen kunnen onder deze voorwaarden de rechter verzoeken de wederpartij te bevelen relevante informatie openbaar te maken, waarbij de rechter erop moet toezien dat partijen geen misbruik maken van dit recht. De Com- 7. In dit artikel zal verder niet worden ingegaan op het (voorlopig) getuigenverhoor en deskundigenbericht. Deze bevoegdheden zijn geregeld in de artikelen en Rv. Voor deze vormen van bewijsvergaring geldt mijns inziens dat deze voldoen aan de minimumnormen van het Witboek. De bevoegdheden zijn in het Nederlands procesrecht ruim geformuleerd en de beoordeling van verzoeken hieromtrent is grotendeels overgelaten aan de discretie van de rechter. 8. Commission staff working document, p Mededeling van de Commissie betreffende de regels voor toegang tot het dossier van de Commissie, 2005/C 325/ Commission staff working document, p missie volgt hiermee aan de ene kant het Amerikaanse discoverymodel. Zij is echter ook beducht voor de nadelen die aan dit systeem kleven. 11 De verzoeken mogen niet zo breed geformuleerd worden dat gesproken kan worden van zogenoemde fishing expeditions, die zich in de Verenigde Staten voordoen. Met deze fishing expeditions wordt bedoeld dat partijen zonder precies te weten welke informatie gezocht wordt en of deze relevant is, bij de wederpartij gaat vissen naar informatie om te kijken of zij eventueel een aanspraak op die partij hebben. Volgens de Commissie kunnen deze praktijken voorkomen worden door de hiervoor genoemde voorwaarden, die vereisen dat de verzoeker al het voor hem beschikbare relevante bewijsmateriaal overlegt en dat hij zo specifiek mogelijk aangeeft welk bewijsmateriaal van de wederpartij hij precies overgelegd wenst te zien. Hierna zal worden besproken in hoeverre de Commissie de i.e.-richtlijn als referentiekader heeft gebruikt om tot haar voorstel te komen. Overeenkomsten en verschillen tussen de i.e.-richtlijn en het Witboek Zoals eerder beschreven ziet de Commissie belangrijke overeenkomsten tussen de procesrechtelijke problemen die komen kijken bij de private handhaving van intellectuele-eigendomsrechten en de private handhaving van de mededingingsregels. In zowel het domein van handhaving van intellectuele eigendomsrechten als het domein van de handhaving van mededingingsregels is vaak sprake van informatieasymmetrie. Daarnaast geldt voor beide domeinen dat de relevante documenten die de onrechtmatigheid moeten bewijzen, vaak vertrouwelijke informatie of zakengeheimen bevatten. Om dezelfde reden als destijds bij de i.e.-richtlijn, acht de Commissie het bij de private handhaving van mededingingsregels noodzakelijk dat deze asymmetrie door een regeling van verplichte openbaarmaking van bewijsmateriaal zoveel mogelijk wordt ingeperkt, zonder dat de bescherming van vertrouwelijke gegevens te veel wordt aangetast. De tekst van de i.e.-richtlijn is echter niet exact overgenomen in het Witboek. Een vergelijking van beide regelingen leert dat zowel in de i.e.-richtlijn als in het Witboek vereist is dat de verzoekende partij haar vordering zo veel mogelijk onderbouwt. De i.e.-richtlijn legt hiertoe de voorwaarde op dat verzoeker al het redelijkerwijs beschikbare bewijsmateriaal overlegt en dat dit voldoende is om de vordering te onderbouwen. De voorwaarde neergelegd in het Witboek is mijns inziens minder strikt. Het Witboek vereist ook overlegging van alle relevante feiten en bewijsmateriaal; dit hoeft er echter alleen toe te leiden dat de rechter de mogelijkheid kan aannemen dat er een schadebrengende overtreding heeft plaatsgevonden. De Commissie geeft hierbij aan dat de rechter rekening moet hou- 11. Commission staff working document, p. 30.

4 den met het feit dat de verzoeker over zeer weinig informatie zal beschikken. Ook de benoeming van het bewijsmateriaal dat door de wederpartij overgelegd zal moeten worden is in de i.e.- Richtlijn minder ruim geformuleerd dan in het Witboek. Waar de i.e.-richtlijn spreekt van specifiek benoemd bewijsmateriaal, spreekt het Witboek van welomschreven categorieën van bewijsmateriaal. Het Witboek lijkt derhalve ruimer geformuleerd. De Commissie verbindt in het Witboek echter wel de eis van proportionaliteit en subsidiariteit aan de toewijzing van het verzoek. Hierover wordt in de tekst van de i.e.-richtlijn niet gerept. Over de aard van het over te leggen bewijsmateriaal gebieden beide regelingen dat hierop geen beperking wordt gelegd door de lidstaten. De i.e.-richtlijn meldt hier specifiek nog dat ook voorwerpen voor overlegging in aanmerking komen, aangezien dit belangrijke bewijsstukken kunnen zijn bij bijvoorbeeld schadevergoedingsvorderingen wegens de namaak van producten. De i.e.-richtlijn en het Witboek verschillen ook wat betreft de geadresseerde van het verzoek. Volgens de i.e.- Richtlijn kan alleen materiaal worden gevorderd van de wederpartij die de informatie onder zich heeft. 12 In het Witboek geeft de Commissie aan dat bewijsmateriaal zowel van partijen als van derden kan worden gevorderd, waarbij bij de vordering van informatie van derden een hogere proportionaliteitseis geldt. De i.e.-richtlijn vormt dus een referentiepunt voor de Commissie. Zij heeft de regeling echter niet letterlijk overgenomen in het Witboek. De voorwaarden zijn in het Witboek mijns inziens ruimer geformuleerd, waardoor, door een koppeling aan de belangenafweging op grond van proportionaliteit en subsidiariteit, meer ruimte wordt gelaten aan de nationale rechter om van geval tot geval te bepalen of hij een verzoek tot openbaarmaking rechtmatig acht. Nu het relevante Europese recht geschetst is, zal ik in het navolgende ingaan op het Nederlands procesrecht om ten slotte het Europese en het Nederlandse recht met elkaar te kunnen vergelijken. aangaande een rechtsbetrekking waarbij hij partij is, waaronder mede te verstaan op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, die de geadresseerde 13 onder zijn beschikking heeft. Voorwaarde hiervoor is dat de partij hierbij een rechtmatig belang heeft. De geadresseerde kan deze vordering naast zich neerleggen als hij daarvoor gewichtige redenen heeft of als een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de verschaffing van deze gegevens is gewaarborgd. De bestanddelen van dit artikel worden hieronder nader uitgewerkt. Rechtmatig belang Stukken kunnen alleen bij een ander worden opgevraagd als de verzoeker hierbij een rechtmatig belang heeft. Uitgangspunt is hier dat de eiser voldoende moet stellen dat hij een rechtmatig belang heeft bij inzage van de bescheiden. Hij moet dus feiten aandragen die dit belang onderbouwen. Over de vraag wanneer er sprake is van een rechtmatig belang, laat de parlementaire geschiedenis zich amper uit. 14 De wetgever heeft bij de uitleg van het begrip dus weinig houvast geboden en dit heeft tot verschillende interpretaties in de rechtspraak geleid. In de rechtspraak vallen mijns inziens verschillende lijnen te onderscheiden. Bij wijze van voorbeeld zal ik een aantal zaken benoemen. In verschillende zaken werd geoordeeld dat het rechtmatig belang impliceerde dat voldoende vast moest komen te staan dat de eiser iets te vorderen had. 15 Werd deze eis niet gesteld, dan zou het risico van fishing expeditions ontstaan. Door deze lijn te volgen, velt de rechter eigenlijk vooraf een voorlopig oordeel over de uitkomst van de procedure. Als de rechter niet kan uitsluiten dat de eiser een aanspraak heeft op de wederpartij en de bescheiden relevant zijn voor de staving van deze vordering, is er sprake van een rechtmatig belang aan de kant van eiser. Door rechters werd ook wel een mildere lijn gehanteerd. Voor het bestaan van een rechtmatig belang werd voldoende geacht dat de partij aantoonde dat de bescheiden 13 Het Nederlandse exhibitierecht Het voorstel uit het Witboek voor wat betreft de vordering van partijen tot verplichte openbaarmaking van bewijsmateriaal, komt overeen met het Nederlandse exhibitierecht. Wanneer een partij tijdens of voorafgaand aan een procedure bekend is met het bestaan van bepaald bewijsmateriaal, maar dit niet in zijn bezit heeft of kan krijgen, geeft artikel 843a Rv deze partij het recht om inzage, afschrift of uittreksel te vorderen van bepaalde bescheiden 12. Zie hiervoor ook: J.L.R.A. Huydecoper, Nous Maintiendrons de nieuwe Richtlijn handhaving, Tijdschrift voor auteurs-, media- & informatierecht , p Hierin beschrijft hij ook dat de Richtlijn expliciet vermeldt dat het bewijsmateriaal zich onder de wederpartij moet bevinden, waardoor bijvoorbeeld bankafschriften niet bij de bank kunnen worden opgevraagd. 13. Dit kan zowel de wederpartij in het geding als een derde zijn, mits dus aan de voorwaarden van dit artikel is voldaan. Zie hiervoor onder andere P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, Opening van zaken, Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging , p en Tekst en Commentaar Burgerlijke Rechtsvorderinging 2008, p Verschillende auteurs leggen de parlementaire geschiedenis zo uit dat de wetgever bij het begrip rechtmatig belang erop doelt dat een partij geen onredelijk voordeel mag genieten of dat de wederpartij geen onredelijk nadeel mag lijden. Mijns inziens staat dit er niet. Deze uitleg wordt namelijk gegeven met betrekking tot de gewichtige redenen van lid 4 en niet bij het begrip rechtmatig belang. 15. Zo besliste de Rechtbank Rotterdam (17 mei 2006, NJF 2006, 388) dat er geen sprake is van rechtmatig belang als de vordering voorshands niet aannemelijk lijkt. De Rechtbank Arnhem (19 april 2006, LJN AX7332) achtte het noodzakelijk dat voldoende duidelijk werd welke aanspraken de eiser precies had.

5 14 nodig waren om te bepalen of deze een vordering had. 16 Ook het verhinderen van de bewijsvergaring door de wederpartij leverde een rechtmatig belang op. 17 Steeds vaker wordt bewijsnood aan de kant van de eiser door rechters als reden gezien om rechtmatig belang eerder aan te kunnen nemen. 18 Als eiser namelijk in bewijsnood verkeert, kan deze onmogelijk aannemelijk maken dat hij een aanspraak op de wederpartij heeft. Ook de Hoge Raad heeft in 2006 gekozen voor deze mildere benadering in geval van bewijsnood aan de kant van de eiser. 19 Ook in de literatuur wordt er geconcludeerd dat de rechtspraak aan het bewegen is richting een ruimere uitleg van het begrip rechtmatig belang. Sijmonsma verklaart dit aan de hand van andere regelingen die betrekking hebben op het verzamelen van bewijsmateriaal, zoals artikel 22 Rv en het voorlopig getuigenverhoor. De voorwaarden worden bij deze regelingen veel ruimer uitgelegd dan bij artikel 843a Rv en volgens Sijmonsma valt niet uit te leggen waarom. 20 Ook Ekelmans constateert dat er in de rechtspraak steeds meer waarde wordt toegekend aan bewijsnood. Het is voor de eiser in nood niet noodzakelijk aannemelijk te maken dat hij een aanspraak heeft op de wederpartij, als hij wel aannemelijk kan maken dat de bescheiden nodig zijn voor de staving van zijn vorderingen en de wederpartij weigert deze bescheiden aan hem over te leggen. Op deze manier bewerkstelligt de wederpartij de bewijsnood van eiser en is een rechtmatig belang bij overlegging gegeven. 21 Wijers en Haasjes kiezen echter voor een conservatiever standpunt. Zij zijn van mening dat een ruimere uitleg van het begrip rechtmatig belang zal leiden tot fishing expeditions en volgens hen moet strikt vastgehouden worden aan het vereiste dat komt vast te staan dat de gevorderde gegevens relevant zullen zijn voor de beslissing voor de rechter. Zonder dit vereiste wordt de exhibitieplicht te ver uitgerekt. 22 Door de verschillende interpretaties die de rechters hanteren, valt er geen eenduidige uitleg te geven van het begrip rechtmatig belang. Voor de rechter kan het noodzakelijk zijn dat eiser in een schadevergoedingsprocedure aannemelijk maakt dat de wederpartij onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Is dit echter onmogelijk omdat de eiser in bewijsnood verkeert en de wederpartij het hem bepaald niet gemakkelijker maakt, dan komt de rechter hem steeds vaker tegemoet en oordeelt hij dat eiser een rechtmatig belang heeft bij overlegging van de stuk- 16. Volgens de Rechtbank Groningen (22 november 2002, NJ 2003, 102) was een rechtmatig belang aanwezig omdat de eiser de documenten nodig had om te kunnen bepalen of hij regres zou nemen op bepaalde mededebiteuren. Ook de Hoge Raad oordeelde in 2002 (31 mei 2002, NJ 2003, 589) dat niet noodzakelijk was dat gegeven is dat er onrechtmatig is gehandeld. 17. Rechtbank Rotterdam 19 mei 2004, NJF 2004, Volgens de Rechtbank Den Haag (19 april 2006, BIE 2007, 41) was het rechtmatig belang gegeven in het feit dat eiser haar vorderingen niet zou kunnen onderbouwen zonder de bescheiden. 19. Hoge Raad 20 januari 2006, NJ 2006, J.R. Sijmonsma, Artikel 843a van Burgerlijke Rechtsvordering ont(k)leed, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2007, p J. Ekelmans, De exhibitieplicht in kort bestek, Zutphen: Uitgeverij Paris 2007, p W.P. Wijers en A.J. Haasjes, Exhibitie in het (ondernemings)recht, Onderneming en Financiering 2006, nr. 71, p ken. Bij de beoordeling van het rechtmatig belang is de rechter in ieder geval wel behoedzaam voor fishing expeditions. De bescheiden zullen relevant moeten zijn voor de oplossing van het geschil. Bepaalde bescheiden Een volgende eis die artikel 843a stelt, is dat de bescheiden waarvan overlegging of inzage wordt gevorderd voldoende bepaald zijn. Dit is ook noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de eerstgenoemde voorwaarde. Zonder bepaling van de bescheiden kan immers niet worden onderbouwd dat eiser ook een rechtmatig belang heeft bij overlegging van die bescheiden. In de parlementaire geschiedenis wordt ook uitgelegd dat zowel de eis van het rechtmatig belang als de eis van voldoende bepaaldheid ertoe bijdraagt dat de toepassing van dit artikel niet zal leiden tot fishing expeditions. 23 De parlementaire geschiedenis weidt echter vervolgens niet uit over de vraag wanneer bescheiden voldoende bepaald zijn, waardoor ook voor dit begrip geldt dat het door de rechtspraak moet worden ingevuld. Hiervoor dient als uitgangspunt te worden genomen dat niet vereist is dat eiser de precieze inhoud van de bescheiden kent. 24 Was dit wel zo, dan zou het exhibitierecht te ver worden uitgehold. In hoeverre de bescheiden nu precies dienen te worden omschreven, hangt af van de omstandigheden van het geval. 25 Aan de hand van deze omschrijving moet getoetst kunnen worden of eiser een rechtmatig belang heeft bij de overlegging of inzage. In ieder geval moet de eiser kunnen aantonen dat de bescheiden daadwerkelijk bestaan. Een vordering tot openbaarmaking van mogelijk bestaande bescheiden zal steeds onvoldoende bepaaldheid opleveren. 26 Voor invulling van het begrip bepaalde bescheiden zal dus per casus gezocht moeten worden naar de omstandigheden van het geval. Ik ga ervan uit dat ook hier de bewijsnood van partijen een omstandigheid zal zijn die de rechter zal meenemen in zijn beoordeling van de mate van nauwkeurigheid waarin de bescheiden zullen moeten worden omschreven. Het volstaat om bepaalde categorieen van bescheiden te benoemen, die relevant zullen zijn voor de beoordeling van het geschil. Vereist blijft dat aangetoond dient te worden dat deze bescheiden ook daadwerkelijk bestaan. Een lijst met mogelijk bestaande 23. Parl. Gesch. Mierlo/Bart, p Het Hof Den Haag (20 mei 2003, SES 2004,59) overwoog dat geen bekendheid met de inhoud van de bescheiden vereist was. Dit bracht ook met zich mee dat nog niet duidelijk hoeft te zijn of de bescheiden de stellingen van eisers ondersteunen. 25. Hof Amsterdam 29 februari 1996, NJ 1997, Rechtbank Arnhem 21 december 2005, zaaknr / HA ZA In deze zaak werd een lijst van mogelijk bestaande bescheiden onvoldoende bepaald geacht. Ook de Rechtbank Rotterdam (5 april 2006, NJF 2006, 618) oordeelde dat een verzoek tot overlegging van een aantal omschreven, maar niet benoemde bescheiden waarvan niet kon worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk bestonden, vanwege onvoldoende bepaaldheid moest worden afgewezen. Tot hetzelfde oordeel kwam de Rechtbank Middelburg op 5 april 2006, LJN AZ0931.

6 bescheiden zal door de rechter onvoldoende bepaald worden geacht. De aard van de bescheiden In 2002 is bij de herziening van het burgerlijk procesrecht de reikwijdte van artikel 843a verruimd. Voordien gaf het artikel slechts de mogelijkheid van vorderingen tot openbaarmaking van onderhandse akten. Sinds de herziening is dit uitgebreid tot bescheiden, waaronder mede wordt verstaan op een gegevensdrager aangebrachte gegevens. De parlementaire geschiedenis verwijst hiervoor naar Van den Reek, die in 1997 al betoogde dat het onbegrijpelijk is dat het exhibitierecht beperkt is tot onderhandse akten, terwijl andere soorten stukken net zo goed tot bewijsmateriaal kunnen dienen. 27 Het enige aanknopingspunt dat de parlementaire geschiedenis echter vervolgens geeft voor de invulling van het begrip bescheiden, is dat op gegevensdragers aangebrachte gegevens hier mede onder vallen. 28 Het Hof Den Bosch overwoog hiertoe dat artikel 843a niet naar de letter, maar naar zijn ratio dient te worden gelezen. 29 Deze zaak betrof een verzoek tot overlegging van handtekeningen voor een schrijfonderzoek. De handtekeningen werden wel gezien als bescheid, niet naar de letter maar naar de ratio van artikel 843a. In de literatuur heerst verdeeldheid over de uitleg van het begrip bescheiden. 30 De vraag is of bescheiden naast schriftelijke stukken ook stoffelijke voorwerpen kunnen omvatten. Interpreteert men het begrip bescheid als gegevensdrager, dan vallen zowel schriftelijke stukken als stoffelijke voorwerpen die gegevens dragen over de toedracht van het geschil onder de reikwijdte van artikel 843a Rv. Als men het betoog van Van den Reek in 1997 volgt, dan is het net zo onbegrijpelijk om het begrip bescheiden te beperken tot schriftelijke stukken als dat het destijds was om artikel 843a Rv te beperken tot onderhandse akten. Stoffelijke voorwerpen kunnen net zo goed bijdragen tot het bewijsmateriaal als schriftelijke stukken dat kunnen. Ook de parlementaire geschiedenis heeft van een dergelijke beperking blijkbaar niet willen weten. Stoffelijke voorwerpen kunnen gegevensdragers zijn, waardoor deze onder de reikwijdte van artikel 843a Rv kunnen vallen. Deze interpretatie van het artikel vormt volgens mij geen onverantwoorde verruiming aangezien de andere hierboven genoemde voorwaarden nog steeds vereisen dat de overlegging van belang moet zijn voor de oplossing van het geschil. Aangaande een rechtsbetrekking Een volgende voorwaarde voor de vordering tot openbaarmaking is dat de bescheiden een rechtsbetrekking aangaan waarbij de eiser partij is. Over de aard van de rechtsbetrekking vermeldt de parlementaire geschiedenis duidelijk dat een onrechtmatige daad onder dit begrip valt, waardoor ik hier verder niet op in zal gaan. De vraag die hier van belang is, is of de verzoeker zelf rechtstreeks partij dient te zijn bij de rechtsbetrekking die de bescheiden aangaan, of dat de bescheiden de rechtsbetrekking die in geschil is moeten aangaan. Dit wordt in de rechtspraak op verschillende manieren geïnterpreteerd. Niet zelden hebben feitenrechters geoordeeld dat deze voorwaarde inhoudt dat pas als de verzoeker zelf rechtstreeks partij is geweest bij het bescheid, hij dit bij de wederpartij kan opvragen. Zo konden een door een ander uitgevoerd due diligence rapport, een afschrift van een overeenkomst tussen de wederpartij en een derde en correspondentie tussen de wederpartij en een derde, niet worden opgevraagd, omdat de verzoeker geen partij was geweest bij de inhoud van deze bescheiden. 31 Een ruimere interpretatie werd echter ook gehanteerd. Zo kon een afschrift van een verzekeringpolis worden opgevraagd door een verzoeker die schade had geleden als gevolg van het handelen van de verzekerde, omdat de rechtsbetrekking kon worden afgeleid uit het samenstel van de verhouding tussen partijen, waarbij verzoeker dus partij was. 32 De Hoge Raad heeft in 1998 geoordeeld dat het begrip rechtsbetrekking ruim dient te worden uitgelegd. 33 Hier wordt ook in de parlementaire geschiedenis van het huidige artikel naar verwezen. In de literatuur wordt steeds meer gepleit voor een ruimere uitleg van het begrip. Von Schmidt auf Altenstadt, Sijmonsma en Ekelmans delen allemaal dezelfde mening over een ruimere uitleg van het begrip rechtsbetrekking in artikel 843a. Zij vinden het onbegrijpelijk dat de verzoeker rechtstreeks partij dient te zijn bij de inhoud van het bescheid. Veel logischer zou zijn dat het bescheid van betekenis moet zijn voor de rechtsbetrekking tussen partijen. Hierbij maken zij vergelijkingen met andere bewijsvergaringsbepalingen, zoals artikel 22 Rv en het voorlopig getuigenverhoor, waar een dergelijke voorwaarde ook niet geldt. Zij constateren dat rechters de neiging hebben om het begrip rechtsbetrekking steeds ruimer uit te leggen. Hiertoe geven de wettekst en de parlementaire geschiedenis ook de ruimte. 34 Ook Hoyng legt de voorwaarde van de rechtsbetrekking uit als een vereiste dat de bescheiden W.A.J.P. van den Reek, Mededelingsplichten in het burgerlijk procesrecht, Deventer: Tjeenk Willink 1997, p Parl. Gesch. p Hof Den Bosch 4 april 2006, LJN AW Zie voor een ruime interpretatie van het begrip bescheiden: J.R. Sijmonsma, De exhibitieplicht in kort bestek, Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging , p Voor een striktere interpretatie, zie: Ekelmans p Respectievelijk: Rechtbank Amsterdam 23 februari 1995, KG 1995, 136; Rechtbank Amsterdam 4 september 2002, JOR en Rechtbank Arnhem 8 oktober 2004, LJN AR Hof Den Haag 20 mei 2003, S&S 2004, Hoge Raad 30 januari 1998, NJ 1998, P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt, Opening van zaken, Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging , p. 8-14; J.R. Sijmonsma, Artikel 843a van Burgerlijke Rechtsvordering ont(k)leed, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2007, p ; J. Ekelmans, De exhibitieplicht in kort bestek, Zutphen: Uitgeverij Paris 2007, p. 17.

7 16 de rechtsbetrekking tussen partijen kunnen vaststellen. 35 Wijers en Haasjes delen deze mening echter niet. Zij zijn van mening dat een ruimere uitleg van het begrip rechtsbetrekking een wetswijziging vereist. Het huidige artikel 843a Rv vereist dat de bescheiden stukken zijn die betrekking hebben op een rechtsbetrekking waarbij de verzoeker rechtstreeks partij is. Zij hechten daarbij grotere waarde aan de rechtspraak die voor dit standpunt pleit dan aan rechtspraak die van het tegendeel uitgaat. 36 Mijns inziens beperkt de wettekst zich niet tot bescheiden waarbij de verzoeker rechtstreeks partij is. De wet en de parlementaire geschiedenis spreken hier niet over. De beperking houdt alleen in dat het om bescheiden aangaande een rechtsbetrekking gaat. Hierin volg ik de algemene opinie als ik stel dat hieraan voldaan is als de bescheiden de rechtsbetrekking die in geschil is, en waarbij de verzoeker dus ook partij is, aangaan. Gewichtige redenen (proportionaliteitsbeginsel) Artikel 843a Rv geeft sinds 2002 de partij die verzocht wordt om bepaalde bescheiden te openbaren, in geval van gewichtige redenen, de mogelijkheid aan deze vordering geen gevolg te geven. Volgens de parlementaire geschiedenis dient er nadat de geadresseerde partij gewichtige redenen heeft aangevoerd, een belangenafweging gemaakt te worden tussen deze aangevoerde belangen en het belang van de waarheidsvinding. Hierbij geeft de wetgever de uitleg dat de verzoekende partij geen onredelijk voordeel mag genieten en de geadresseerde geen onredelijk nadeel mag lijden. 37 Gewichtige redenen kunnen gelegen zijn in het belang om vertrouwelijke of concurrentiegevoelige informatie niet openbaar te maken. Het is echter aan de rechter om dit begrip verdere invulling te geven en van geval tot geval te bepalen of hij de weigering rechtmatig acht. Bescherming van vertrouwelijke gegevens hoeft niet gelegen te zijn in de weigering stukken over te leggen. De rechter kan ook gevraagd worden de openbaarmaking van de bescheiden slechts gedeeltelijk of geanonimiseerd te laten plaatsvinden. 38 Er is dus geen absoluut recht voor de geadresseerde partij om de openbaarmaking onder bepaalde omstandigheden te weigeren. Om deze reden kan de weigering risicovol zijn, aangezien de rechter uit de weigering de gevolgtrekking kan halen die hij geraden acht. In de rechtspraak zijn alternatieve oplossingen gevonden voor de bescherming van de belangen van de geadresseerde partij. Op het moment dat de gevoelige informatie niet direct van belang is voor de procedure, kan de rechter bepalen dat dergelijke informatie niet openbaar gemaakt hoeft te worden. Bepaalde financiële gegevens uit de 35. W.A. Hoyng, Vier procesrechtelijke wensen, in: In het nu en wat worden zal. Opstellen aangeboden aan prof. Mr. H.C.F. Schoordijk, Deventer: Kluwer 1991, p Wijers en Haasjes Parl. Gesch. p Zie hierover de parlementaire geschiedenis met betrekking tot artikel 22 Rv, p bescheiden kunnen bijvoorbeeld onzichtbaar worden gemaakt als deze niet relevant zijn voor de oplossing van het geschil. 39 Ook kunnen de bescheiden overgelegd worden aan een onafhankelijke derde die een geheimhoudingsplicht heeft. Hierdoor kunnen de bescheiden toch gebruikt worden in de procedure, zonder dat de geadresseerde te veel schade lijdt als gevolg van de openbaarmaking. 40 Over het algemeen wordt een beroep op gewichtige redenen door de rechter niet snel gehonoreerd. Vaak wordt aan de waarheidsvinding meer waarde gehecht. Sterker nog, in de rechtspraak is het beroep op gewichtige redenen slechts eenmaal toegewezen. 41 In andere gevallen oordeelde de rechter dat onder andere overlegging van bedrijfsinformatie, concurrentiegevoelige informatie en andere gegevens die een bedrijf wettelijk verplicht is te houden, niet geweigerd kon worden op grond van gewichtige redenen. 42 Ook het feit dat de openbaarmaking hoge administratieve lasten met zich mee zou brengen werd door de rechter niet als reden gezien om de overlegging te kunnen weigeren. 43 Ook in de literatuur is men eensgezind over de invulling van het begrip gewichtige redenen. 44 De partij aan wie gevraagd wordt bescheiden openbaar te maken zal met meer moeten komen dan dat de gevraagde informatie vertrouwelijk of concurrentiegevoelig is. Als eenmaal voldaan is aan het vereiste van een rechtmatig belang aan de kant van de verzoeker, zal er meer dan dat voor nodig zijn om de vordering alsnog af te wijzen op grond van gewichtige redenen. De geadresseerde zal uitgebreid moeten motiveren waarom het belang van de waarheidsvinding niet opweegt tegen zijn belang om de gegevens buiten de openbaarheid te houden. Wel komt de rechter waar mogelijk de geadresseerde tegemoet door de verplichting tot openbaarmaking niet onbeperkt te laten gelden. Voor zover bepaalde vertrouwelijke gegevens de oplossing van het geschil niet dienen, kunnen zij verborgen blijven. 45 Behoorlijke rechtsbedeling ook op andere wijze gewaarborgd (subsidiariteitsbeginsel) Naast de weigeringsbevoegdheid op grond van gewichtige redenen, biedt het vierde lid van artikel 843a Rv de geadresseerde ook de mogelijkheid de inzage te weigeren 39. Zo bepaalde de Voorzieningenrechtbank Middelburg 6 juli 2006, LJN AZ Zie hiervoor het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2002, NJ 2004, Pres. Rechtbank Amsterdam 24 oktober 2002, LJN AE Rechtbank Rotterdam 25 januari 2006, NJF 2006, 230; Hof Den Haag 20 mei 2003, S&S 2004, 59; Rechtbank Groningen 20 maart 2006, LJN AV Rechtbank Den Haag, 19 mei 2005, LJN AY Zie hiervoor: Sijmonsma 2007, p ; J. Ekelmans 2007, p ; Wijers en Haasjes Ch. Gielen, Bescherming van bedrijfsgeheimen, Preadvies van de vereniging Handelsrecht, Zwolle: Tjeenk Willink 1999, p

8 als de openbaarmaking onnodig is voor een behoorlijke rechtsbedeling. Dit is het geval als de bescheiden bijvoorbeeld ook via een andere weg verkregen zouden kunnen worden. Deze weigeringsgrond dient de rechter, als de geadresseerde zich hierop beroept, ook mee te nemen in zijn belangenafweging. Volgens de parlementaire geschiedenis dienen de behoorlijke rechtsbedeling en de gewichtige redenen in verband met elkaar te worden bezien en moeten deze ook tegen elkaar worden afgewogen. Zo moet bijvoorbeeld het belang van de geadresseerde om niet nodeloos lastig gevallen te worden, worden afgewogen tegen het belang van de verzoeker dat de bescheiden in de procedure worden gebracht. 46 In de rechtspraak wordt het subsidiariteitsbeginsel van artikel 843a lid 4 Rv niet te strikt toegepast. Een vordering tot inzage of overlegging van bewijsmateriaal wordt niet steeds geweigerd op het moment dat getuigenverhoor ook tot de mogelijkheden behoort. 47 Zo kan de overlegging van een rapport dat al een aantal jaren oud is niet worden vervangen door een getuigenverklaring over dat rapport, aangezien aan deze getuigenverklaringen niet dezelfde waarde kan worden gehecht als aan het rapport zelf. 48 Een alternatief kan wel vaker worden gevonden in het deskundigenonderzoek. Als dit tot de mogelijkheden behoort dan kan dit een reden zijn om een vordering op grond van artikel 843a Rv te weigeren, aangezien de deskundige zelf inzage dient te krijgen in de relevante bescheiden en partijen verplicht zijn aan een dergelijk onderzoek hun medewerking te verlenen. 49 Sijmonsma is niet gecharmeerd van deze in 2002 ingevoerde beperking. Volgens hem impliceert de wettekst en de toelichting daarbij dat artikel 843a Rv een ultimum remedium is, terwijl het Nederlands procesrecht niet voorziet in een hiërarchie van bewijsmiddelen. 50 Von Schmidt auf Altenstadt merkt hieromtrent op dat het Nederlands procesrecht een aantal andere middelen kent om bewijsmateriaal van de wederpartij te kunnen vorderen, zoals getuigen- en deskundigenbewijs. Volgens hem moet in het vierde lid van artikel 843a Rv niet een te grote beperking worden gelezen. Anders zou artikel 843a Rv veranderen in een dode letter. Volgens hem geeft het vierde lid de rechter de middelen om partijen te beschermen tegen de ons inmiddels welbekende fishing expeditions. 51 Naar de mening van Ekelmans is de toelichting van de wetgever dat het horen van getuigen een substituut kan zijn voor de exhibitieplicht onwenselijk. Bewijs in de vorm van bescheiden is vaak veel efficiënter dan getuigenbewijs, omdat bij getuigen toch vertrouwd moet worden op de herinnering en de beleving van de getuige. Documenten geven de situatie vaak helderder weer. Hier moet de rechter dus rekening mee houden. 52 Mijns inziens blijkt uit de hiervoor genoemde rechtspraak dat rechters doorgaans geen onwenselijke uitleg geven aan het subsidiariteitsbeginsel. De rechter dient naar de omstandigheden van het geval te onderzoeken of er daadwerkelijk een goed alternatief bestaat, dat geschikter is dan de openbaarmaking van bewijsmateriaal op grond van artikel 843a Rv. Zeker gezien de trend van verruiming van de toepassing van artikel 843a Rv, is het wenselijk dat de rechter altijd de toets aan de proportionaliteit en subsidiariteit blijft maken. De Nederlandse implementatie van Richtlijn 2004/48/EG Aangezien de hiervoor genoemde i.e.-richtlijn, waarnaar de Commissie in haar Witboek verwijst, een wijziging in het Nederlands recht op het gebied van bewijsvergaring teweeg heeft gebracht, zal ik deze hier behandelen. De in 2004 in werking getreden richtlijn betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten diende uiterlijk op 29 april 2006 geïmplementeerd te zijn in de nationale wetgeving van de lidstaten. In Nederland is dit uiteindelijk gebeurd op 1 mei Ter implementatie van de i.e.-richtlijn heeft de wetgever onder andere gekozen voor de invoering van titel 15 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de keuze om een aparte titel in te voeren voor de handhaving van intellectueleeigendomsrechten wordt in de memorie van toelichting geen andere verklaring gegeven dan dat de verschillende aanvullingen op de bestaande regelgeving in deze titel bij elkaar zijn gezet. 54 Een uitleg over de onmogelijkheid om de aanvullingen in de bestaande regelingen in te passen ontbreekt. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de implementatietermijn reeds was overschreden en een algemene wijziging van relevante procesrechtelijke regels een te omvangrijk project zou worden. Naast een regeling voor een verruiming van het exhibitierecht voor de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, voorziet titel 15 onder andere ook in de mogelijkheid tot bewijsbeslag, eventueel zonder het horen van de wederpartij. Daarnaast is geregeld dat de rechter in spoedeisende zaken voorlopige voorzieningen kan treffen, dat derden in de procedure betrokken kunnen worden en er is een aparte regeling getroffen voor de kostenveroordeling in zaken betreffende intellectuele-eigendomsrechten. Ik zal mij beperken tot het ingevoerde artikel 1019a Rv, dat een aanvulling zou geven op artikel 843a Rv Parl. Gesch. p Voorbeelden van zaken waarin getuigenverhoor niet als alternatief voor exhibitie werd gezien: Rechtbank Amsterdam 13 april 2005, JOR 2005, 142 en Rechtbank Amsterdam 24 januari 2007, LJN AZ Hof Den Bosch 28 september 2004, JOR 2005, Zie bijvoorbeeld: vrz. Rechtbank Breda 25 oktober 2006, LJN AZ Sijmonsma 2007, p Von Schmidt auf Altenstadt Ekelmans 2007, p maart 2007, Stb. 2007, 108, inwerkingtreding 1 mei Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p. 17.

9 18 Artikel 1019a Rv: was deze wetswijziging noodzakelijk? De wetgever achtte ter implementatie van artikel 6 van de richtlijn een alternatieve regeling voor de vergaring van bewijsmateriaal noodzakelijk. Aangezien artikel 843a Rv het meest aansloot bij de in de i.e.-richtlijn voorgestelde regeling, is ervoor gekozen om in artikel 1019a Rv te verwijzen naar dit artikel. Hierbij onderstreept het eerste lid van artikel 1019a Rv dat een inbreuk op intellectueleeigendomsrechten een rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv vormt. Met dit eerste lid is niet meer beoogd dan het voorkomen van onduidelijkheid over het geldend recht. 55 Zoals eerder beschreven verstaat de wetgever sinds 2002 onder rechtsbetrekking uitdrukkelijk ook een onrechtmatige daad. Het eerste lid onderstreept dus wat al rechtens was. Het tweede lid van artikel 1019a Rv geeft aan dat bij de toepassing van artikel 843a Rv ook overlegging van andersoortig bewijsmateriaal kan worden gevorderd. Volgens de wetgever vormt de mogelijkheid tot vordering van overlegging van ander bewijsmateriaal een belangrijke verruiming van de exhibitieplicht van artikel 843a Rv. Deze verruiming was noodzakelijk omdat in zaken omtrent de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten voorwerpen een belangrijke rol kunnen spelen. 56 Deze mening van de wetgever deel ik echter niet. Artikel 843a Rv is mijns inziens niet beperkt tot alleen schriftelijke stukken. Stoffelijke voorwerpen kunnen wel degelijk gegevens dragen en derhalve onder het bereik van artikel 843a Rv vallen. In zaken betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten verschaffen voorwerpen die bijvoorbeeld onrechtmatig zijn nagemaakt, wel degelijk gegevens over de inbreuk makende gedraging. Dus ook zonder de wijziging van lid 2 hadden deze voorwerpen onderwerp kunnen zijn van een vordering krachtens artikel 843a Rv. Ook volgens Sijmonsma is het onwenselijk geweest dat de wetgever in de memorie van toelichting bij de invoering van artikel 1019a Rv het tweede lid van dit artikel een belangrijke verruiming heeft genoemd. Dit was volgens hem namelijk geen verruiming aangezien artikel 843a Rv deze ruimte al biedt. 57 Verkerk concludeert over artikel 1019a lid 2 Rv dat de mogelijkheid tot overlegging van ander bewijsmateriaal dan schriftelijk bewijsmateriaal in het Nederlands procesrecht reeds bestaat. Hij meent echter dat deze bevoegdheid thans bestaat voor de rechter en bijvoorbeeld voor deskundigen in het deskundigenonderzoek. Het nieuwe tweede lid geeft deze bevoegdheid nu expliciet aan partijen. 58 Het derde lid geeft vervolgens aan dat de vordering tot inzage of overlegging niet kan worden toegewezen als 55. Volgens de memorie van toelichting bij de invoering van artikel 1019 e.v. (Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p. 19) is artikel 1019a lid 1 ter bevestiging ingevoegd. 56. Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p Sijmonsma 2008, p R.R. Verkerk, Procesrechtelijke aspecten van het wetsvoorstel handhaving intellectuele eigendom, Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging 2006, p bescherming van vertrouwelijke informatie niet gewaarborgd is. Lid 3 sluit derhalve aan bij het derde lid van artikel 843a Rv, maar geeft dit ook een ruimere toepassing. Artikel 843a Rv geeft namelijk aan dat bescheiden van verschoningsgerechtigden niet voor openbaarmaking in aanmerking komen. Artikel 1019a Rv voegt hier nu ook andere vertrouwelijke informatie aan toe. Zoals eerder is beschreven komt de bescherming van vertrouwelijke gegevens in artikel 843a Rv pas aan bod bij de toets aan de gewichtige redenen, op het moment dat de geadresseerde partij zich daarop beroept. Daarom is lid 4 van artikel 843a Rv buiten toepassing verklaard. De wetgever overweegt hierbij dat artikel 843a Rv zowel voor als tijdens de procedure kan worden gebruikt. Een rechter hoeft hier dus niet aan te pas te komen. De i.e.-richtlijn schrijft echter voor dat een vordering tot overlegging van bewijsmateriaal in zaken betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten altijd aan de rechter dient te worden voorgelegd. Deze rechter dient dus de vertrouwelijkheid van bepaalde gegevens reeds voor de toewijzing van deze vordering te toetsen. Het ligt dan niet voor de hand dat de wederpartij vervolgens een dergelijke toewijzing naast zich neer kan leggen. 59 Ook de overweging van de wetgever bij de buiten toepassing verklaring van lid 4 van artikel 843a Rv volg ik niet. Volgens de wetgever past de weigering van partijen om het bewijsmateriaal over te leggen op grond van gewichtige redenen niet bij een bewijsbevel door de rechter, aangezien de rechter de overweging omtrent de vertrouwelijkheid van de gegevens zelf al gemaakt heeft. Volgens mij had lid 3 niet verruimd hoeven te worden naar andere vertrouwelijke gegevens en had lid 4 niet buiten toepassing hoeven te worden verklaard. Een zelfde regeling is namelijk gebruikt bij het rechterlijk bevel tot overlegging van bewijsmateriaal van artikel 22 Rv. Partijen kunnen een dergelijk bevel ook naast zich neerleggen op grond van gewichtige redenen. Bij de gebruikmaking van deze bevoegdheid zal de rechter ook gekeken hebben of de verplichte openbaarmaking volgens hem voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Ook Verkerk betoogde ten tijde van de invoering van artikel 1019a Rv dat het derde lid van dit artikel geschrapt zou moeten worden. Volgens Verkerk dienen artikel 1019a Rv en de gewichtige redenen van artikel 843a Rv hetzelfde doel, namelijk de bescherming van vertrouwelijke gegevens. Een andere formulering van deze waarborg voor de handhaving van intellectuele eigendomsrechten is derhalve verwarrend en dus onwenselijk. Bovendien wordt hierdoor de ruimte voor de rechter om de verschillende in het geding zijnde belangen af te wegen aanzienlijk beperkt. 60 Mijns inziens was dus geen van deze verruimingen van artikel 843a Rv noodzakelijk ter implementatie van artikel 6 van de i.e.-richtlijn. Artikel 1019a Rv houdt geen verruiming, maar een nadere invulling van artikel 843a Rv in. Deze wetswijziging leek noodzakelijk te zijn omdat artikel 843a Rv in de rechtspraak op (te) veel verschillende 59. Kamerstukken II 2005/06, , nr. 3, p Verkerk 2006, p

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nadere informatie

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: 286636 / HA ZA 07-1385

zaaknummer / rolnummer: 286636 / HA ZA 07-1385 vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 286636 / HA ZA 07-1385 Vonnis in incident van in de zaak van de rechtspersoon naar buitenlands recht SOCIETA ITALIANA PER LO SVILUPPO

Nadere informatie

R ( 1 SPRAK. rekening is gehouden. Enige onderbouwing. bijvoorbeeld ervaringen in het verleden in zaken

R ( 1 SPRAK. rekening is gehouden. Enige onderbouwing. bijvoorbeeld ervaringen in het verleden in zaken 10december 2010 Datum Postbus 20301 2500 GH Den Haag Mr. 1W. Opsteken De minister van Veiligheid en Justitie R ( 1 SPRAK Teifo 0 036ll420 rfccn. crg wvv ri org o- Po b 3D3 2500 G L,r rekening is gehouden.

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde Nr. 184 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK Advocaten Notarissen Belastingadviseurs DE BRAUW Aan de Algemene Raad van de Claude Debussylaan 80 Postbus 75084 Nederlandse Orde van Advocaten 1070 AB Amsterdam Postbus 30851 2500 GW DEN HAAG T +31 20577

Nadere informatie

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden. vonnis RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 320582 / HA ZA 08-3222 Vonnis van in de zaak van [Eiser], wonende te [woonplaats], eiser, advocaat mr. M.A. Koot, tegen [Gedaagde],

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Hof Arnhem 13 januari 2009, zaaknummer 200.005.438 I. van

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage AV/WTZ/2002/13517 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Wetenschappelijk Bureau, Deterink Advocaten en Notarissen. Consultatie Wetsvoorstel informatieverschaffing in civiele zaken

Wetenschappelijk Bureau, Deterink Advocaten en Notarissen. Consultatie Wetsvoorstel informatieverschaffing in civiele zaken MEMO Aan: Van: Mr. C.B. van der Net, Ministerie van Justitie Wetenschappelijk Bureau, Deterink Advocaten en Notarissen Datum: 30 november 2010 Betreft: Consultatie Wetsvoorstel informatieverschaffing in

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. Algemeen

Memorie van Toelichting. Algemeen Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De

Nadere informatie

Ik begin met de tekst van het wetsvoorstel. Daarna ga ik in op de toelichting.

Ik begin met de tekst van het wetsvoorstel. Daarna ga ik in op de toelichting. J. Ekelmans Deijlerweg 125 2241 AD Wassenaar Mr. C. VanderNet Raadadviseur Sector Privaatrecht Directie Wetgeving Ministerie van Justitie Postbus 20301 2500EHDenHaag Wassenaar, 30 november 2010 Geachte

Nadere informatie

De Commissie beslist - met inachtneming van haar reglement en op basis van de door partijen aan haar ter beschikking gestelde stukken - als volgt.

De Commissie beslist - met inachtneming van haar reglement en op basis van de door partijen aan haar ter beschikking gestelde stukken - als volgt. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-157 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en J.C. Buiter, leden en mr. T.R.G. Leyh, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBAMS:2016:199 ECLI:NL:RBAMS:2016:199 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 20-01-2016 Datum publicatie 02-02-2016 Zaaknummer C/13/572226 / HA ZA 14-903 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Intellectueel-eigendomsrecht

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 21 d.d. 2 april 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 29 980 Uitvoering van het op 19 oktober 1996 te s-gravenhage tot stand gekomen verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning,

Nadere informatie

Discovery en disclosure

Discovery en disclosure Discovery en disclosure In hoeverre zijn (proces)partijen verplicht informatie prijs te geven? Deze presentatie is beschikbaar op legalbusinessday.nl Gerard Endedijk Ernst Gras Jente Marie Bruins Slot

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBROT:2015:4468 ECLI:NL:RBROT:2015:4468 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer C-10-459512 - HA ZA 14-950 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : De heer A te B, tegen C en D, beide te E Zaak : Geneeskundige zorg, besnijdenis, hoogte vergoeding Zaaknummer : 2013.00354 Zittingsdatum : 4 december 2013 2013.00354,

Nadere informatie

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens

Nederlands Instituut van Psychologen 070-8888500. inzagerecht testgegevens POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN Nederlands Instituut van Psychologen

Nadere informatie

betreft: [klager] datum: 8 september 2014

betreft: [klager] datum: 8 september 2014 nummer: 14/794/GA betreft: [klager] datum: 8 september 2014 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding.

2. kennelijk ook van mening is dat verzoeker geen recht had op schadevergoeding. Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat in de reactie op zijn klacht over Martinair heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een vermeende overtreding van

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-160 d.d. 22 mei 2012 (mr. R.J. Verschoof, voorzitter, prof. mr. M.L.Hendrikse en mr. E.M. Dil-Stork, leden, en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. i n d e k l a c h t nr. 070.00 ingediend door: hierna te noemen klager`, tegen: hierna te noemen 'verzekeraar. De Raad van Toezicht Verzekeringen heeft

Nadere informatie

Exhibitieplicht ex art. 3:15j BW; een ondergeschoven kindje

Exhibitieplicht ex art. 3:15j BW; een ondergeschoven kindje Exhibitieplicht ex art. 3:15j BW; een ondergeschoven kindje Inleiding Over de mogelijke verplichting voor (rechts)personen om bepaalde bescheiden te openbaren aan een andere partij is in de afgelopen periode

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B, tegen C en E beiden te D Zaak : Farmaceutische zorg; Cialis Zaaknummer : 2009.02640 Zittingsdatum : 9 juni 2010 1/6 Geschillencommissie Zorgverzekeringen (prof.

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-057 d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris) Samenvatting Inboedelverzekering. Uitleg van verzekeringsvoorwaarden.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 Rapport Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258 2 Klacht Op 10 oktober 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer D. te Heemstede, met een klacht over een gedraging van de Huurcommissie

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid Auteur: Mr. T.L.C.W. Noordoven[1] Hoge Raad 23 maart 2012, JAR 2012/110 1.Inleiding Maakt het vanuit het oogpunt

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau enz. enz. enz. Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in verband met de omzetting van Richtlijn 2014/104/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 november

Nadere informatie

Incassokosten volgens de WIK

Incassokosten volgens de WIK Incassokosten volgens de WIK Aanleiding WIK: In de periode tot de invoering van de WIK op 1 juli 2012 - was er ten aanzien van de hoogte en verschuldigdheid van incassokosten veel onduidelijkheid. In de

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 42 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof.mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Autoverzekering. Verzwijging

Nadere informatie

Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken

Benoeming deskundige in merken- en reclamezaken 3. Een andere mogelijkheid is dat in het kader van een kort geding een deskundige wordt benoemd, die aan de hand van een bureaustudie vóór de zitting de door partijen in het geding gebrachte partijmarktonderzoeken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401 Instantie Rechtbank Haarlem Datum uitspraak 15-09-2010 Datum publicatie 29-10-2010 Zaaknummer 127472 - HA ZA 06-1116 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 490 Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in verband met de omzetting van Richtlijn

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 00 0 3 555 Aanpassing van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De Brandverzekering en Risicoverzwaring: over primaire dekkingsbepalingen, risicoverzwaringsmededelingsclausules en preventieve garantieclausules Prof. mr.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 ECLI:NL:GHDHA:2014:3834 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 28-10-2014 Datum publicatie 27-11-2014 Zaaknummer 200.140.914/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 14.12.2016 COM(2016) 798 final 2016/0399 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot aanpassing van een aantal rechtshandelingen op het gebied

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A vertegenwoordigd door E te F tegen C te D Zaak : Geneeskundige zorg, buitenlandpolis, uitsluiting bestaande aandoening Zaaknummer : 2011.00384 Zittingsdatum : 21 december

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146

Rapport. Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september Rapportnummer: 2012/146 Rapport Rapport over een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 14 september 2012 Rapportnummer: 2012/146 2 Klacht Verzoekster, een BV, klaagt erover dat de Huurcommissie te Den Haag haar verzoek

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2009:BH6228

ECLI:NL:GHARN:2009:BH6228 ECLI:NL:GHARN:2009:BH6228 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 20-01-2009 Datum publicatie 23-04-2009 Zaaknummer 200.008.289 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ANONIEM Bindend advies

ANONIEM Bindend advies ANONIEM Bindend advies Partijen : A te B vs C te D Zaak : Hulpmiddelenzorg, wijziging prothesemaker Zaaknummer : ANO07.369 Zittingsdatum : 21 november 2007 1/6 BINDEND ADVIES Zaak: ANO07.369 (Hulpmiddelenzorg,

Nadere informatie

VERSCHONINGSRECHT COHEN-ADVOCAAT

VERSCHONINGSRECHT COHEN-ADVOCAAT VERSCHONINGSRECHT COHEN-ADVOCAAT MR. M.M. (MAÏTE) OTTES, 28 MAART 2013 INHOUD Algemene beginselen Uitspraken HvJ EG, Akzo Nobel/Commissie, C-550/07 P Rechtbank Groningen, LJN: BV7149 Hoge Raad, LJN: BY6101

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om

Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om NOTENKRAKER Kennisneming door de rechter van vertrouwelijke stukken buiten partijen om CBb 14 oktober 2011, nr. AWB 10/85 en 10/86 E.J. Daalder 1 Inleiding Uit het in, onder meer, artikel 6 EVRM neergelegde

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak Datum: 1 april 2010 Ons kenmerk: B2.1.9./1782/HD Uw kenmerk: 5637692/10/6 Onderwerp: Wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap De minister van Justitie

Nadere informatie

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES ANONIEM BINDEND ADVIES Partijen : A te B, tegen C te D en E te F Zaak : Declaraties, ontbreken vertaling, gelijkheidsbeginsel Zaaknummer : 2010.00043 Zittingsdatum : 18 augustus 2010 1/6 Geschillencommissie

Nadere informatie

BESLUIT. 2. Bij brief van 31 oktober 2003, kenmerk , is gemotiveerd uiteengezet om welke redenen het dossier in zaak 3257 wordt gesloten.

BESLUIT. 2. Bij brief van 31 oktober 2003, kenmerk , is gemotiveerd uiteengezet om welke redenen het dossier in zaak 3257 wordt gesloten. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3824-16 Betreft zaak: Zaak 3824 / GfK Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen zijn beslissing

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339 ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 21-05-2012 Datum publicatie 01-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 11-3232 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 7 juni 2017 Onderwerp Modernisering van het bewijsrecht

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 7 juni 2017 Onderwerp Modernisering van het bewijsrecht 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220

ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 ECLI:NL:RBMNE:2014:5220 Instantie Datum uitspraak 23-10-2014 Datum publicatie 28-10-2014 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB - 14 _ 2227 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe,

Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, Edèlhoogachtbare Heer/Vrouwe, X Z (belanghebbende), \ beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 4 juli 2013. Bij brief van 11 oktober 2013 heeft de griffier mij

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-004 d.d. 2 februari 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2

3. Tegen het besluit werd op 10 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend. 2 Advies in de zaak 4802, Cegelec B.V. Prismanummer: Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof. mr J.H. Jans (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en

Nadere informatie

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121

Rapport. Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121 Rapport Datum: 15 april 2005 Rapportnummer: 2005/121 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: - bij de afhandeling van zijn klacht van 18 november 2002

Nadere informatie

31 mei 2012 z2012-00245

31 mei 2012 z2012-00245 De Staatssecretaris van Financiën Postbus 20201 2500 EE DEN HAAG 31 mei 2012 26 maart 2012 Adviesaanvraag inzake openbaarheid WOZwaarde Geachte, Bij brief van 22 maart 2012 verzoekt u, mede namens de Minister

Nadere informatie

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 2005/1/13)

Nadere informatie

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 Rapport Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de griffier van de rechtbank te Amsterdam Sector kanton, locatie Hilversum op 3 augustus 2000 heeft nagelaten

Nadere informatie

Rolnummer 4724. Arrest nr. 9/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer 4724. Arrest nr. 9/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T Rolnummer 4724 Arrest nr. 9/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 931, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 047 Goedkeuring van verdragen met het oog op het voornemen deze toe te passen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, en van het voornemen tot opzegging

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Juridischee Zaken Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301

Nadere informatie

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf

B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf B16 / Deel B16 Voortgezet verblijf 7 Klemmende redenen van humanitaire aard Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50

Nadere informatie

de bank ambtshalve onderzoek de bank Definitieve Bevindingen

de bank ambtshalve onderzoek de bank Definitieve Bevindingen POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Prins Clauslaan 20 TEL 070-381 13 00 FAX 070-381 13 01 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN de bank DATUM 17 maart 2006 CONTACTPERSOON

Nadere informatie

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips 18 december 2015 Dirk Vergunst 1 Artikel 45 Rechtsvordering 1. Exploten (pv van ambtshandeling) worden door een daartoe bevoegde deurwaarder gedaan (

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-548 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het onverantwoord verstrekken van een risicovolle lening Brondatum: 07-07-2015 Een bestuurder is aansprakelijk gesteld voor de niet afgedragen loonheffingen van een

Nadere informatie

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak

LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak LJN: BA8945, Rechtbank 's-gravenhage, KG 07/529 Print uitspraak Datum uitspraak: 06-07-2007 Datum publicatie: 06-07-2007 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: Eiseres

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 41 d.d. 22 februari 2011 (mr. B.F. Keulen, voorzitter, mw. mr. E.M. Dil-Stork en prof. mr. M.L. Hendrikse) Samenvatting Natura-uitvaartverzekering.

Nadere informatie

ACM Werkwijze geheimhoudingsprivilege advocaat 2014

ACM Werkwijze geheimhoudingsprivilege advocaat 2014 ACM Werkwijze geheimhoudingsprivilege advocaat 2014 Autoriteit Consument en Markt ; Gelet op de artikelen 5:17 en 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 51 en 89 van de Mededingingswet,

Nadere informatie

4. Op 23 september 2014 heeft u schriftelijk en per laten weten af te willen zien van de hoorzitting.

4. Op 23 september 2014 heeft u schriftelijk en per  laten weten af te willen zien van de hoorzitting. Ons kenmerk: ACM/DJZ/2014/205722_OV Zaaknummer: 14.0492.51.1.01 Datum: Beslissing op bezwaar van de Autoriteit Consument en Markt inzake het bezwaarschrift van de heer [VERTROUWELIJK] van 22 juli 2014,

Nadere informatie

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid arrest GERECHTSHOF ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer gerechtshof 104.001.423 (zaaknummer rechtbank 91282 / HA ZA 03-1198) arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 inzake de besloten vennootschap

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024

ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024 ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9024 Instantie Datum uitspraak 04-07-2007 Datum publicatie 06-07-2007 Zaaknummer KG 07/518 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-gravenhage Civiel recht

Nadere informatie

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

Zaak T-155/04. SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Zaak T-155/04 SELEX Sistemi Integrati SpA tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen Mededinging Misbruik van machtspositie Begrip.onderneming' Klacht Afwijzing" Arrest van het Gerecht (Tweede kamer)

Nadere informatie

Werkwijze AFM inzien en kopiëren van digitale gegevens

Werkwijze AFM inzien en kopiëren van digitale gegevens Werkwijze AFM inzien en kopiëren van digitale gegevens Begripsomschrijvingen Digitale gegevens: gegevens waarover de onderneming in elektronische vorm beschikt of kan beschikken. Functionaris verschoningsrecht:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2014 P.14.1380.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1380.N O D B, inverdenkinggestelde, aangehouden, eiser, met als raadslieden mr. Alain Vergauwen en mr. Pierre Monville, advocaten

Nadere informatie

Tekst Jurisprudentie (Sdu) pagina 1 van 8

Tekst Jurisprudentie (Sdu) pagina 1 van 8 Tekst Jurisprudentie (Sdu) pagina 1 van 8 Informatie JBPR 2009/52 Rechtbank Utrecht, 18-03-2009, 258187/HA ZA 08-2354, UN BH6556 Exhibitieplicht, Gewichtige reden Afl eve ring College Datum Rolnummer Rechter(s)

Nadere informatie

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 12 d.d. 25 februari 2009 (mr. M.M. Mendel, voorzitter, mr. E.M. Dil - Stork en mr. B. Sluijters) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie