Easypark. ACHTERUITSYSTEEM MET PLUG 2011 EN SLIM DISPLAY (External Sensor Plug 2011) BELANGRIJKSTE TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN EN PRODUCTKENMERKEN

Transcriptie

1 WEB NL Easypark ACHTERUITSYSTEEM MET PLUG 2011 EN SLIM DISPLAY (External Sensor Plug 2011) BELANGRIJKSTE TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN EN PRODUCTKENMERKEN - Voeding 12Vcc (10V 15V ). - Opname >50mA (uitsluitend bij ingeschakeld ashboard en ingeschakelde achteruitversnelling). - Overschilderbare sensoren 4 stuks modellen ESPH Pug-ins met verlengsnoer overschilderbaar of OPT gebruik (Stick & Go). - Geluidssignaal Met buzzer in Display en volume dat op 3 niveaus afgesteld kan worden (Mute, Std., Max). - Diagnostiek sensoren Automatische functionering elke keer dat het systeem geactiveerd wordt met gelijktijdige uitsluiting van de eventuele defecte sensor. De storing wordt aan de gebruiker gesignaleerd. - Detectiegevoeligheid Gevoeligheid max 160cm instelbaar met trimmer. - Offset Met trimmer programmeerbaar vanaf min.25cm tot max.60cm. - Afdekking obstakels Kan tijdens de installatie geactiveerd worden. - Applicabilité Plastic bumper met een breedte van max. 2mt en een dikte van max. 3,2mm (in het geval van een dikte >3,2mm OPT ESH gebruiken). Voertuigen met achteruitlicht met gloeilampen (geen LED). - Display Weergave afstand in m en de zone die door het obstakel afgedekt wordt. Lengte label 5m met de mogelijkheid om de weergave aan de hand van de stand van het voertuig te programmeren (zie hoofdstuk Display) FUNCTIONERINGSPRINCIPE Dit product is een elektronisch systeem dat ontworpen is om de verplaatsingen achteruit met het voertuig te vereenvoudigen. Het systeem is gebaseerd op het principe dat geluidsgolven weerkaatst worden als ze een obstakel ontmoeten. Om deze reden zijn 4 geluidsenergiebronnen voorzien zodat het te beschermen gedeelte van het voertuig gelijkmatig afgedekt wordt. Een intermitterende pieptoon geeft de benadering aan van het obstakel. De frequentie van de pieptoon neemt toe naar mate de het voertuig het obstakel benadert. De pieptoon wordt niet langer intermitterend weergegeven als de minimum veiligheidsafstand (offset) tot het obstakel bereikt is. INHOUDSOPGAVE MET ONDERWERPEN Samenstelling kit en belangrijkste OPT...Page 2 Gereedschap dat voor de installatie nodig is...page 2 Algemeen schema...page 2 Easypark display...page 3 De weergave kiezen...page 3 Het display met de beugel installeren...page 4 De luidspreker bevestigen en aansluiten (ABP04180)...Page 5 Lakken Capsules en steunen...page 5 Stand bevestiging capsules Plug-In Page 5 Algemene aanwijzingen voor de installatie op de bumper...page 5 De sensoren met de steunen monteren...page 6 Tips voor de installatie van de sensoren...page 7 GEVOELIGHEID ijken...page 7 OFFSET wijzigingen (fabrieksinstelling 30cm)...Page 8 Afdekken detectie obstakels op bumper of trekhaak...page 8 Geluidssignaal voor een niet bewegend en benaderend obstakel...page 8 Diagnostiek...Page 9 Gebruiksaanwijzingen...Page 9

2 SAMENSTELLING KIT OPTIONAL OPT: ABP04180 Zoemer A Bedieningseenheid B Bedrading C Display EasyPark D IJkschroevendraaier OPT: ABP04850 Centreerboor B E Kleefband F Capsules Siliconen G H Borgring I ring Boorsjablonen GEREEDSCHAP DAT VOOR DE INSTALLATIE NOODZAKELIJK IS Centreerboor Boor Boorpunt Meetlint Tang Stanleymes Kleine ronde vijl ALGEMEEN INSTALLATIESCHEMA ROOD X Y Z K Afb. 1 LICHTBLAUW GEEL WIT ZWART ZWART X Y Z K SET-UP TOETS A B C D Display Easypark 90 cm 160 cm - 2 -

3 EASYPARK DISPLAY Het Easypark display is voorzien van een bekabeling met een lengte van 5 mt. en kan zowel horizontaal als verticaal gekanteld worden zodat de display in 4 verschillende standen in de passagiersruimte geplaatst kan worden. Het display bevat tevens een geluidssignaal dat de bestuurder waarschuwt als tijdens het parkeren een obstakel benaderd wordt. De led geven de afstand tot en de richting van het obstakel aan. Druk op de toets, zie afb. 1, om het volume van het geluidssignaal in het display af te stellen. Met een korte druk op de toets kunt u het geluidsniveau wijzigen van STANDAARD naar MAX en naar MUTE (geen geluidssignaal) om vervolgens naar de beginstand terug te keren. Als u een signalering met luidspreker wil activeren, dan kunt u de luidspreker (OPT ABP04180) aansluiten op de wijze die aangegeven is in afbeelding 6. In dit geval kunt u het geluidssignaal van het display deactiveren door een druk op de toets, zie de voorgaande beschrijving, tot het niveau MUTE bereikt is. CORRECTE STAND VAN DE SENSOREN LED INDICATIE VOOR DE AFSTAND D A C B Afb. 2A G. = Groen Y. = Geel R. = Rood 2mt DE WEERGAVE KIEZEN G. Y. R. mt OFFSET 0mt 1.6mt BEEP-BEEP-BEEP BEEEE...P AFSTAND IN MT. U kunt het display echter ook aan het plafond van de auto boven het dashboard bevestigen (stand FU = Front Up, afb. 3B). Desondanks kan de sensor ook boven het instrumentenpaneel aan het dak (stand FU= Front UP, Afb. 3B ) of aan de achterkant, laag (hoedenplank, stand BL=Back Low, Fig. 3C), of aan het dak (stand BU=Back Up, Fig. 3D) bevestigd worden. Als u de weergave van het display aan de achterkant wilt wijzigen zodat u de het zicht in de achteruitkijkspiegel mogelijk maakt, kunt u kiezen voor LB (Afb. 3D) of UB (Afb. 3E). De keuze hangt af van de installatie van het display: laag of aan het dak. Houd de toets op het display ingedrukt om van de ene weergave (FL/FU/BL/BU/LB/UB) p de andere over te schakelen. Laat de toets los als de gewenste weergave op het display aangegeven wordt. Afb. 2B FL A B C D FU A B C D Afb. 3A Afb. 3B BL D C B A BU D C B A Afb. 3C Afb. 3D LB D C B UB D C B A A Afb. 3E Afb. 3F - 3 -

4 HET DISPLAY MET DE BEUGEL INSTALLEREN Bevestiging met de clip Bevestiging met schroeven 1 DISPLAY 1 DISPLAY DUBBEL- ZIJDIG PLAKBAND DUBBEL- ZIJDIG PLAKBAND Afb. 4A Afb. 5A 2 BEVESTIG HET DISPLAY OP DE BASIS 2 VERWIJDER DE CLIP EN DE SCHROEVEN Afb. 4B Afb. 5B 3 PLAFOND VAN DE AUTO 3 BEVESTIG DE BASIS MET DE SCHROEVEN Afb. 4C Afb. 5C 4 PLAATS HET DISPLAY OP DE BASIS DIE U AL IN DE AUTO BEVESTIGD HEEFT Afb. 5D - 4 -

5 B DE LUIDSPREKER BEVESTIGEN EN AANSLUITEN (OPT. ABP04180) 1 4 Ø4 mm 2 3 Afb. 6 LAKKEN CAPSULES EN STEUNEN Lak de capsules en de steunen in de kleur van de carrosserie voordat u de onderdelen van de sensoren monteert.gebruik voor het lakken van het voertuig de kartonnen doos van de kit, leeg hem en breng de sensoren en de steunen aan zoals in de volgende afbeeldingen beschreven is. Breng voor het lakken specifieke primers aan. Controleer dat de lak droog is voordat u de sensoren uit het maskertje verwijdert. Monteer vervolgens de componenten. Afb. 7A Controleer of uitsluitend de te lakken delen zichtbaar zijn en bescherm de delen die niet gelakt mogen worden. Op deze manier zorgt u ervoor dat u deze delen niet lakt en er de correcte functionering van waarborgt (Afb. 7B). Afb. 7B - 5 -

6 STAND BEVESTIGING CAPSULES ESPH PLUG-IN Afb. 8 Posizione sensori We raden u aan de sensoren symmetrisch te plaatsen en gelijkmatig over de bumper te verdelen, zie de afbeelding, teneinde het beste resultaat te kunnen behalen. De afstand tussen de sensoren kan variëren van minimaal 30 cm tot maximaal 60 cm. Als dit niet mogelijk is dan moet u tijdens het bepalen van de stand van de sensoren rekening houden met de actieradius hiervan en eventueel hun gevoeligheid aanpassen. ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR DE INSTALLATIE OP DE BUMPERS De correcte functionering van het systeem wordt beïnvloed door de stand en de oriëntatie van de sensoren. Stel de volgende omstandigheden vast voordat u met de installatie aanvangt: - De bumper moet aan de binnenkant voldoende diepte en ruimte bieden om de sensoren zonder forcering op de gekozen zone te kunnen installeren. - neem de plaatsingsaanwijzingen en de aanbevelingen in acht voor de te gebruiken accessoires, afhankelijk van de hoogte en de vorm van de bumpers. Het is uiterst belangrijk dat de sensoren zo verticaal mogelijk ten opzichte van het terrein aangebracht worden en dat ze op de bumper geplaatst worden op een hoogte die kan variëren van maximaal 65cm cm bij leeg voertuig tot minimaal 45cm cm bij volgeladen voertuig. De installatie in het geval van een hoogte 35cm is kritisch en wordt ten zeerste afgeraden. Afb. 9A Afb. 9B DE PLUG 2011 SENSOREN MET DE STEUNEN MONTEREN Monteer na het lakken de sensoren en zorg ervoor dat de zijde met de langste metalen clip aan de langste zijde van de plastic steun geplaatst is (Afb. 6A). Afb. 10A Afb. 10B KORTE ZIJDE KORTE CLIP H F LANGE ZIJDE G LANGE CLIP H G F Afb C N.B.: CONTROLEER DAT DE REFEREN- TIESLEUTEL (*) ALTIJD ZIJWAARTS GEDRAAID IS TENEINDE EEN COR- RECTE FUNCTIONERING TE WAAR- BORGEN - 6 -

7 TIPS VOOR DE INSTALLATIE VAN DE SENSOREN PLUG 2011 Inclinatie bumpers 0 Hoogte sensoren boven de grond De plaatsing van de sensor Aanbevolen gevoeligheid Maximum breedte van de bumper 35 cm cm 40 cm cm 45 cm cm 50 cm cm 55 cm cm Inclinatie bumpers Hoogte sensoren boven de grond De plaatsing van de sensor Aanbevolen gevoeligheid Maximum breedte van de bumper 60 cm cm 0 65 cm cm Inclinatie bumpers Hoogte sensoren boven de grond De plaatsing van de sensor Aanbevolen gevoeligheid Maximum breedte van de bumper 35 cm cm 40 cm cm 45 cm cm 50 cm cm cm cm Inclinatie bumpers Hoogte sensoren boven de grond De plaatsing van de sensor Aanbevolen gevoeligheid Maximum breedte van de bumper 45 cm cm 50 cm cm 55 cm cm 60 cm cm cm cm IJKEN Met behulp van drie trimmers aan de voorkant van de bedieningseenheid kunt u de functionering naar aanleiding van de vereisten van de cliënt of de structuur van de bumper fijnstellen. Afb. 11 GEVOELIGHEID NIVEAU NIVEAU 4 NIVEAU NIVEAU 5 NIVEAU 1 (MIN.) 3 8 NIVEAU 6 NIET GERUIKEN 2 9 NIVEAU 7 NIET GERUIKEN 1 10 NIVEAU 8 (MAX.) Afb

8 DE FABRIEKSINSTELLING WIJZIGEN Het product is geprogrammeerd met een OFFSET van 30cm. Deze afstand kan gewijzigd worden van minimaal 25 cm tot maximaal 60 cm. Voer de volgende procedure uit: NB: Bepaal welke OFFSET u wenst op te slaan alvorens u met de procedure aanvangt. Raadpleeg Afb.14 voor de desbetreffende trimmerstand (bijv. 45cm= Stand 7). 1 - Verwijder de hoofdconnector van de EasyPark bedieningseenheid (nr.1). Schakel het dashboard in en zet het voertuig in zijn achteruit. 2 -Zet de trimmer op stand 2 (zie afbeelding 13). 3 - Breng de hoofdconnector aan. Wacht tot het systeem geactiveerd is en tot de tweede dubbele pieptoon voor de start afgegeven wordt. Verplaats onmiddellijk de trimmer op de stand voor de nieuwe OFFSET (bijv. 45cm= Stand 7). 4 - Wacht ongeveer 10 seconden tot na de START de piettoon gegeven wordt ter bevestiging dat de nieuwe Offset opgeslagen is. 5 - Schakel het dashboard van het voertuig uit en zet de trimmer weer in de stand die u eerder voor de gevoeligheid van het systeem gekozen had. Voer de hierboven beschreven procedure uit vanaf punt 1 indien u de OFFSET verder wenst te wijzigen Voorbeeld OFFSET wijzigen: Start de procedure op door de trimmer op stand 2 te zetten als u de OFFSET op 25 cm wilt instellen. Verplaats na de dubbele pieptoon de trimmer op 3en wacht tot de instelling opgeslagen is. Zet ter controle het voertuig opnieuw in zijn achteruit en controleer de offset door de sensor te benaderen. DE DETECTIE AFDEKKEN VAN EEN OBSTAKEL OP DE BUMPER OF DE TREKHAAK In het geval tijdens de activering van het systeem obstakels op de bumper of in de nabijheid hiervan gedetecteerd (bijv. trekhaak of sierelementen) dan kunt u ze verwijderen door de afdekking als volgt te activeren s: 1 - Verzeker u ervan dat in de zone achter de sensoren geen voorwerpen of personen aanwezig zijn tot op een afstand van minstens 1m. Controleer dat tijdens de procedure geen perslucht aanwezig is waardoor de handeling kan worden beïnvloedt. 2 - Zet de trimmer op stand 1 (zie afbeelding 13). 3 - Start het voertuig (voer het afdekken uit bij lopende motor). Zet het voertuig in zijn achteruit en wacht de pieptoon af voor de activering van het systeem en de volgende pieptoon voor de start van de procedure. 4 - Wacht tot u de pieptoon hoort ter bevestiging van de afdekking (ongeveer 60 seconden) en schakel het voertuig uit. Zet de trimmer in de stand die u eerder gekozen had voor de gevoeligheid van het systeem. OFFSET 35 cm. 5 6 OFFSET 40 cm. OFFSET 30 cm. 4 7 OFFSET 45 cm. OFFSET 25 cm. 3 8 OFFSET 50 cm. START VARIATIE OFFSET 2 9 OFFSET 55 cm. START AFDEKKEN OBSTAKELS 1 10 OFFSET 60 cm. Afb. 13 GELUIDSSIGNAAL VOOR EEN STILSTAAND EN BENADEREND OBSTAKEL Easypark produceert 10 sec. lang een geluidssignaal voor een stilstaand obstakel op een veiligheidsafstand. Vervolgens wordt het signaal uitgeschakeld om te voorkomen dat de gebruiker tijdens de manoeuvres hierdoor gehinderd wordt. Zodra de afstand met het obstakel wijzigt en de bumper benadert zal de Easypark bedieningseenheid weer een geluidssignaal produceren. Als het obstakel zich van de bumper verwijdert wordt er echter geen geluidssignaal geproduceerd aangezien deze situatie niet langer de aandacht van de gebruiker vereist

9 DIAGNOSTIEK Tijdens de functionering van het systeem is altijd een zelfdiagnose geactiveerd die met behulp van geluidssignalen de gebruiker informeert indien een of meerdere sensoren een storing vertonen. Als na de inschakeling van het systeem storingen opgemerkt worden, dan worden een of meerdere geluidssignalen gegeven: - lange pieptoon met verschillende tonen Nr. 1 korte pieptoon = defect Sensor A; - lange pieptoon met verschillende tonen Nr. 2 korte pieptonen = defect Sensor B; - lange pieptoon met verschillende tonen Nr. 3 korte pieptonen = defect Sensor C; - lange pieptoon met verschillende tonen Nr. 4 korte pieptonen = defect Sensor D; E.E nadat de signalen gegeven zijn, begint het systeem te functioneren. Afb. 14 In dit geval worden de defecte sensoren gedeactiveerd. De signalering zal bij de volgende inschakeling worden herhaald. Als tijdens de functionering zich een storing voordoet, zal de bedieningseenheid de standaard obstakelsignalering onderbreken en de hierboven beschreven signalen geven. GEBRUIKSAANWIJZINGEN SYSTEEM OP DE ACHTERKANT Als de versnelling achteruit ingeschakeld wordt, zal een pieptoon de activering van de sensoren aanduiden. De aanwezigheid van een voertuig wordt aangegeven door middel van een intermitterend geluidssignaal. De frequentie van het signaal neemt toe naarmate het obstakel benaderd wordt. De aflezing vangt aan op een afstand van 150 cm. In de nabijheid van het obstakel wordt het signaal niet langer ononderbroken gegeven (AFB. 15). De signaalfrequentie in het geval de afstand tot het obstakel toeneemt, zal afnemen tot ongeveer 80/90 cm bij het obstakel vandaan. Hierna, indien het voertuig zich nog verder van het obstakel verwijderd, worden geen signalen meer gegeven. 300 mm OFFSET = BEEP - BEEP - BEEP = BEEEE...P Afb

10

11

12