ADVIES VAN DE ADVIESRAAD VAN DE MAGISTRATUUR BETREFFENDE DE EVALUATIE VAN DE KORPSCHEFS VAN DE ZETEL

Transcriptie

1 ADVIES VAN DE ADVIESRAAD VAN DE MAGISTRATUUR BETREFFENDE DE EVALUATIE VAN DE KORPSCHEFS VAN DE ZETEL AVIS DU CONSEIL CONSULTATIF DE LA MAGISTRATURE CONCERNANT L EVALUATION DES CHEFS DE CORPS DU SIEGE Aangenomen door de Algemene Vergadering van de Adviesraad van de magistratuur, te Brussel, op 17 juni 2016 Adopté par l Assemblée générale du Conseil consultatif de la magistrature, à Bruxelles, le 17 juin 2016

2 Het advies concentreert zich op de evaluatie van de korpschefs en meer bepaald op de samenstelling van het College (1) en de samenstelling van het evaluatiedossier (2). Deze twee punten stonden overigens op de dagorde van de vergadering van de werkgroep op 2 februari 2016 bij de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ). Wat betreft de andere punten in dit verslag en in het advies van de HRJ van 24 juni 2015 neemt de ARM akte van de ARM goedgekeurde punten zoals de noodzaak om de korpschefs van de rechtscolleges te evalueren en de beperking van hun mandaat tot een hernieuwbare periode van 5 jaar. De ARM spreekt zich niet uit over de andere kwesties, waarover geen beslissing werd genomen, zoals de openstelling van de vacature van korpschef na 5 jaar zelfs indien hij/zij bij zijn/haar evaluatie de beste eindvermelding kreeg. 1. Samenstelling van het evaluatiecollege Wat betreft de voorzitter van het College. De ARM is akkoord met de HRJ (verslag van 2 februari 2016, punt 3) waar deze zich bevoegd acht om één van de magistraat-leden als voorzitter van het evaluatiecollege te laten aantreden. De ARM suggereert dat dit magistraat-lid aangeduid wordt uit de leden van de advies- en onderzoekscommissie van de HRJ. L avis se concentre sur l évaluation des chefs de corps et plus particulièrement sur l examen de la composition du collège (1) et de celle du dossier d évaluation (2), deux points qui ont notamment figuré à l ordre du jour de la réunion du groupe de travail organisée le 2 février 2016 au sein du Conseil supérieur de la Justice (CSJ). Sur les autres points repris dans ce rapport ainsi que dans l avis du CSJ du 24 juin 2015, le CCM prend acte des options adoptées, telles que la nécessité d évaluer les chefs de corps des juridictions et de limiter la durée de leur mandat à 5 ans, renouvelables, sans se prononcer sur les questions restées ouvertes telles que la déclaration de vacance du mandat de chef de corps après 5 ans, même si l évaluation est sanctionnée par la meilleure cote. 1. Composition du collège d évaluation Concernant le président du collège. Le CCM est d accord avec le CSJ (procès-verbal du 2 février 2016, point 3) quand celui-ci se dit compétent pour faire figurer l un de ses membres magistrats comme président du collège d évaluation. Le CCM suggère que ce membre magistrat soit désigné parmi les membres de la commission d avis et d enquête du CSJ. Wat betreft de magistraat die afgevaardigd wordt door hetzelfde korps. De ARM stelt voor dat de Algemene Vergadering van het rechtscollege waartoe deze magistraat en zijn korpschef behoren, deze magistraat met meerderheid van stemmen aanduidt. De magistraat die op deze manier democratisch zal worden verkozen, zal de hem toevertrouwde opdracht des te meer ter harte nemen. De ARM doet bovendien de volgende voorstellen: De uitbreiding van het idee van democratische legitimiteit tot het openbaar ministerie en daarom de verkiezing door de korpsvergadering van de magistraat in kwestie; De doeltreffendheid van de verkiezing door Concernant le magistrat à tout le moins titulaire de mandat provenant d un même corps. Le CCM émet l idée de faire élire ce magistrat à la majorité des voix par l assemblée générale de la juridiction à laquelle lui et le chef de corps appartiennent. Ce magistrat ainsi revêtu d une légitimité démocratique, prendrait d autant plus à cœur la mission qui lui a été confiée. Le CCM émet en outre les propositions suivantes : L extension de cette idée de légitimité démocratique au corps du ministère public et, dans ce cadre, l élection du magistrat en question par «l assemblée de corps» ; L efficacité de l élection, par désignation d un

3 aanduiding van een effectieve en een plaatsvervangende magistraat; Het houden van deze verkiezing tijdens de eerste algemene vergadering volgend op de eedaflegging van de korpschef; De nodige aanpassingen in artikel 340 e.v. Ger.W.(algemene vergaderingen van de rechtscolleges) en 346 e.v. Ger.W. (korpsvergaderingen van het openbaar ministerie) Wat betreft het aantal leden. De ARM suggereert, zonder zich evenwel definitief over de kwestie uit te spreken, dat een College dat uit 5, i.p.v. uit 3, leden bestaat. De ARM is zich evenwel bewust van de problemen die dat teweeg zou kunnen brengen voor het personeel en de besluitvorming. Wat betreft de hoedanigheid van de leden. De ARM is van mening dat derden (externen) geen deel van het evaluatiecollege mogen uitmaken. Voor het evaluatiecollege stelt de ARM één van de twee volgende samenstellingen voor: Voorzitter: een magistraat-lid van de HRJ; een magistraat van het korps aangeduid door de Algemene Vergadering of de korpsvergadering; een magistraat van het College van hoven en rechtbanken of het College van het openbaar ministerie; Voorzitter: een magistraat-lid van de HRJ; twee magistraten van het korps aangeduid door de Algemene Vergadering of de korpsvergadering; twee magistraten van het College van hoven en rechtbanken of het College van het openbaar ministerie; Het idee wordt geopperd om de evaluatie te professionaliseren door bijvoorbeeld bepaalde magistraten te detacheren die zich uitsluitend met de evaluatie zouden bezighouden. De ARM meent echter dat dit idee omwille van twee redenen beter niet wordt weerhouden: de korpsen hebben niet de middelen om magistraten voltijds in te zetten voor de evaluatie en anderzijds bestaat de effectif et d un suppléant ; La tenue de cette élection lors de la première assemblée générale suivant l installation du chef de corps ; Les adaptations nécessaires aux articles 340 et suivants (assemblées générales des juridictions) et 346 et suivants (assemblées de corps du ministère public) du Code judiciaire. Concernant le nombre de membres. Le CCM suggère, sans toutefois se prononcer définitivement sur la question, la composition d un collège non pas de 3 mais de 5 membres, tout en étant conscient des problèmes qui s en suivront au niveau du personnel et des prises de décision. Concernant la qualité des membres. Le CCM est d avis que des tiers (externes) ne peuvent faire partie du collège d évaluation. Pour le collège d évaluation, le CCM propose l une ou l autre des deux compositions suivantes : Président : un membre magistrat du CSJ ; un magistrat du corps désigné par l assemblée générale ou par l assemblée de corps ; un magistrat du Collège des cours et tribunaux ou du Collège du ministère public; Président : un membre magistrat du CSJ ; deux magistrats du corps, désignés par l assemblée générale ou par l assemblée de corps ; deux magistrats du Collège des cours et tribunaux ou du Collège du ministère public. Enfin, on évoque également la professionnalisation de l évaluation et, dans ce cadre, l idée d un détachement à temps plein de certains magistrats qui se consacreraient exclusivement à cette mission d évaluation. Le CCM estime toutefois que cette idée ne peut être concrétisée pour une double raison : alors que les corps n ont pas les moyens de consacrer des magistrats à plein temps à l évaluation, les magistrats

4 mogelijkheid niet om deze magistraten van rechtsbedeling te detacheren. 2. Samenstelling van het evaluatiedossier van de korpschef Naar het voorbeeld van de HRJ (verslag van 2 februari 2016, punt 4) is de ARM van mening dat het evaluatiecollege bij derden (externen) informatie moet kunnen inwinnen. In dat opzicht stelt de ARM zich echter twee vragen: 1) Moeten persartikelen met betrekking tot de standpuntname of de actie van een korpschef bij het evaluatiedossier worden gevoegd? 2) Mag het evaluatiecollege bij de HRJ of een derde partij inlichtingen inwinnen over het eventuele bestaan van een tuchtonderzoek of een ander onderzoek betreffende de geëvalueerde magistraat? Wat betreft de tweede vraag, benadrukt de ARM dat zich een ethisch probleem stelt indien de HRJ of een derde kennis heeft van een klacht tegen een magistraat en de HRJ of de derde deze informatie in het kader van het beroepsgeheim niet aan het evaluatiecollege meedelen. De ARM is overigens van mening dat de korpschef, omwille van zijn specifieke bevoegdheden, een andere evaluatie moet krijgen dan de overige magistraten, met name omwille van de uitwerking, de invoering en de evaluatie van het beleidsplan. De ARM wenst overigens dat het beroepsgeheim gehandhaafd wordt. Tot slot haalt de ARM de kwestie van de mededeling van het evaluatieverslag aan. Van zodra dit wordt opgesteld, is het belangrijk om het aan de bevoegde instanties (de HRJ en het College van hoven en rechtbanken) mee te delen. In het kader van het verzelfstandigd beheer lijkt het niet meer opportuun om het verslag aan de minister van Justitie mee te delen. De evaluatieprocedures van qui se consacrent à l évaluation ne peuvent être détachés de la pratique judiciaire. 2. Composition du dossier d évaluation du chef de corps À l instar du CSJ (procès-verbal du 2 février 2016, point 4), le CCM est d avis que le collège d évaluation doit pouvoir recueillir des informations auprès de «tiers» (externes). À cet égard, le CCM se pose deux questions : 1) Les articles de presse relatifs aux prises de position ou à l action d un chef de corps doivent-ils être joints au dossier d évaluation? 2) Le collège d évaluation peut-il s enquérir auprès du CSJ ou d un tiers de l existence éventuelle d une enquête disciplinaire ou autre sur le magistrat évalué? À propos de cette seconde question, le CCM souligne le problème éthique qui se pose, à savoir que dans le cas où le CSJ ou un tiers a connaissance d une plainte contre un magistrat, il s abstient, au nom du respect du secret professionnel, d en informer le collège d évaluation. Par ailleurs, le CCM est d avis que le chef de corps doit, en raison de ses compétences spécifiques, faire l objet d une évaluation différente de celle des autres magistrats, notamment par rapport à l élaboration, la mise en place et l évaluation du plan de fonctionnement. Le CCM souhaite en outre que le secret professionnel soit respecté. Pour conclure, le CCM évoque la question du devenir du rapport d évaluation. Une fois celui-ci rédigé, il importe de le communiquer aux instances compétentes : CSJ et Collège des cours et tribunaux. Dans le cadre de l autonomie de gestion, il ne semble plus opportun de le communiquer au ministre de la Justice. Par ailleurs, il conviendrait d uniformiser les

5 de zetel en het openbaar ministerie zouden overigens op elkaar moeten worden afgestemd en daarom zouden, naast de HRJ, ook het College van hoven en rechtbanken en het College van het openbaar ministerie het verslag moeten ontvangen. procédures d évaluation pour le siège et le ministère public et de prévoir l association à cette fin du CSJ et du Collège des cours et tribunaux ou le Collège du ministère public.