CORNELIS CRUL HEYNKEN DE LUYERE EN ANDERE GEDICHTEN KLASSIEKE GALERIJ NUMMER 48

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "CORNELIS CRUL HEYNKEN DE LUYERE EN ANDERE GEDICHTEN KLASSIEKE GALERIJ NUMMER 48"

Transcriptie

1 CORNELIS CRUL HEYNKEN DE LUYERE EN ANDERE GEDICHTEN KLASSIEKE GALERIJ NUMMER 48

2

3 CORNELIS CRUL HEYNKEN DE LUYERE

4 KLASSIEKE GALERIJ JVummer 48 RHETORICALE TEKSTEN onder redactie van Dr C. H. A. Kruyskamp Dr A. van Elslander Dr J. J. Mak

5 CORNELIS CRUL HEYNKEN DE LUYERE EN ANDERE GEDICHTEN Uitgegeven door Dr C. Kruyslcamp MCML WERELDBIBLIOTHEEK N. V. AMSTERDAM-ANTWERPEN

6 OOR J. S. Uitgave van De Nederlandsehe Boekhandel, Antwerpen Exploitatie voor Nederland, Indonesia, Suriname en Zuid-Afrika Wereldbibliotheek, Amsterdam

7 INLEIDING De i 6de eeuw is, niet alleen ten onzent, bijzonder rijk aan strofische gedichten. Onze hele rederijkersliteratuur wordt er door beheerst; niet alleen als zelfstandig genre, in het refrein, de ballade en het lied, ook als element in het drama is de strofe de vorm die bepaaldelijk gecultiveerd wordt. Men mag daarin wel een uiting zien van het toenemende algemene vormbesef, tegenover de vormeloosheid der oudere middeleeuwse literatuur : hoewel natuurlijk ook in het epos aan het begin de vorm staat, wordt deze geheel ondergeschikt gemaakt aan de stof en vooral in de nabloei der epische kunst schijnt het vormbesef wel geheel zoek te zijn geraakt. Als een zeer belangrijk element in de alge.. mene vernieuwing der literatuur sinds het midden der i 5de eeuw verschijnt dus wel die herleefde aandacht voor de vorm, die al spoedig zo intens wordt dat zij ontaardt in een ware jacht op de vorm. Onze rederijkersliteratuur heeft een aantal werken opgeleverd waarin die vorm mede als positieve kwaliteit haar blijvende kunstwaarde bepaald heeft; maar ten slotte is zij er aan te gronde gegaan. Met de eigenlijke, bij ons pas zo laat doorwerkende Renaissance, heeft men de vorm leren beheersen en het hoge en subtiele evenwicht bereikt waarin zich Hoofts en Vondels lyriek aan ons voordoen. Terwijl nu de strofenvorm op allerlei stoffen, lyrisch, didactisch en dramatisch veelzijdige toepassing vindt, is er een gebied waarop zij bij ons zeldzaam is, nl. het verhalende genre. In Italie is de korte strofe, de stanza van acht regels, al vroeg het voertuig geworden van grote verhalende gedichten (Pulci, Boiardo, Ariosto), maar voor korte vertellingen is zij nergens veel toegepast. Bij ons heeft Houwaert verhalende stof in strofen behandeld, maar toch vrijwel uitsluitend in het grotere didactische verband van zijn Lusthof der Maegden. Als zuivere anecdotes staan Cornelis Cruls drie cluchten" van Heynken de Luyere geheel op zichzelf, en zij zijn er ons te kostbaarder om. Over de persoon van Cornelis Crul is niets met volstrekte zekerheid bekend. Op de titel van de in 161 I gedrukte Colloquien wordt hij excellent Rhetoricien" genoemd. Van welke kamer V

8 hij lid was weten wij niet. In de Antwerpse archieven zijn door Dr J. A. Goris enige personalia gevonden omtrent een Cornelis Crul 1 die in de eerste helft van de i 6de eeuw leefde; deze hebben echter uitsluitend betrekking op diens burgerlijke staat en op enige transacties, niet op letterkundige werkzaamheid, en het is dus niet geheel zeker dat deze persoon identiek is met de rederijker Crul. Opmerkelijk is dat deze tweemaal Cruls genoemd wordt : op het titelblad van Heynken de Luyere, en in het acrostichon van het gedichtje uit het hs. Sloane dat door Dr Goris is gepubliceerd in de Gulden Passer van 5926, blz De data van de door dezen ontdekte gegevens passen echter zeer wel voor de plaats die de dichter chronologisch moet hebben ingenomen; zolang het tegenbewijs ontbreekt kunnen we ze dus wel aanvaarden als op hem betrekking hebbend. Hij wordt dan in 1523 vermeld als Cornelis Bouwens alias Crul, Janssone wijlen", gehuwd met Katline Petitpas. Haar vader, Thomas Petitpas, was niet onbemiddeld; van hem zijn enige renten afkomstig die Crul blijkt te bezitten. In 1530 wordt hij nog eens vermeld als coopman"; in 1551 is hij reeds overleden; er worden dan drie kinderen van hem genoemd, waarvan twee meerderjarig. Misschien deed hij zaken met Engeland; van zijn vader Jan Crul wordt althans vermeld $ dat hij herhaalde malen naar Engeland Bing voor de gemeyne cooplieden der voirseide stad [Antwerpen] die gewoonlic waren en sijn hunnen coopmanscape in Engeland te doen". Het oudst dateerbare gedicht van Crul is een tijdvers (Carnation 3) op de brand in de O.-L.-V.-Kerk te Antwerpen op 6 October 5533; de beginletters der regels vormen dat jaartal in Romeinse cijfers. Het is bewaard in het hs. van Serrure dat ook het Geeste4jk A BC bevat (thans in het Museum Plantijn) en door hem uitgegeven in het TVaderlandsch Museum, dl V, blz Nog eens, naar een ander afschrift met kleine varianten en niet herkend als werk van Crul, werd het door J. L'Hermite uitgegeven in Gulden Passer 1926, blz. 89; het is daar ondertekend met sijt sober", een van elders niet bekende spreuk, maar onder het volgende gedichtje, ook op die brand, staat Viet meer Alsoo", wat blijkbaar moet worden aangevuld met crul" om i Gulden Passer I924, i6o vg. 2 Gulden Passer 1926, Eig. incarnatie en vandaar jaar der incarnatie", jaartal; vgi. Mn1. Wdb. op carnacioen. vi

9 de spreuk van onze dichter niet meer also crul" to krijgen; waarschijnlijk zijn dus de naamspreuken verwisseld. Een hs. in het British Museum uit de collectie Sloane 1 bevat, behalve afschriften van ook van elders bekende gedichten van Crul (Den geestelijcken A B C en Den torten A B C), enige psalmbewerkingen van hem (Ps. 13(12) en 77(76), benevens Een twee sprake vanden Rijcken ghierighen in refreinvorm, thans uitgegeven in Gulden Passer vg. door Van Elslander, naar wiens uitvoerige beschouwingen wij bier alleen verwijzen. De litteraire waarde van deze stukken is niet zeer groot. In het vijfde stukje van de Naamlijst van enige zeldzame boeken en manuscripten door Jacobus Koning (1803) wordt op blz. 73 een handschriftje vermeld met de aanduiding Cornelis Crul, Refereynen, 1538". Hieromtrent is echter niets naders meer bekend. Het belangrijkste gedicht van Crul, zowel om zijn letterkundige waarde als om zijn betekenis voor de kennis van zijn persoon, is stellig Eenen gheesteljcken A. B., waarvan drie zestiende-eeuwse afschriften en gedrukte uitgaven van 1543, 1551 en 1564 bekend zijn $. Het is in onze tijd tweemaal volledig uitgegeven, door Serrure t. a. p. en door Ruelens in zijn editie van het hs. van Jan de Bruyne; fragmenten er uit zijn opgenomen door Van Duinkerken in Dichters der Contra-Reformatie (1932), blz i, en door W. A. P. Smit in Dichters der Reformatie (1939), blz Het bestaat uit 25 strofen van 13 regels (schema ababbcbccdcdd), waarvan de beginletters een volledig alfabet vormen; elke strofe sluit met een spreukmatige regel. In het hs. Sloane en in de druk van 1543 volgt nog een 26ste strofe waarvan de eerste vier regels nog eens het hele abc doorlopen. Reeds Serrure was van oordeel dat dit zijn eerste en uitgebreidste stuk, waervan by, het is waer, de stof uit de Psalmen van den koninklyken Profeet heeft getrokken, zeer schoone strofen (bevat) ". Inderdaad is de inspiratie van de psalmdichter hier ook over Crul vaardig geworden. Zeer juist is het stuk gekarakteriseerd door Dr Smit in de inleiding van zijn bloemlezing (blz. 42) ; Hier (wordt) de belijdenis uitgesproken van een i Beschreven door DE FLOU en GAILLARD, Middelnederl. Handschriften in Engeland, 3de Verslag 64 vg, en door Dr A. V. ELSLANDER, Gulden Passer 1949, 36 vg. 2 Zie toad. Museum V, 381 vg. en Tijdschrift LXIII, 183. vi'

10 hartstochtelijk Godsvertrouwen. Cornelis Crul dicht uit de benauwenis van een overladen-zijn met geloof. In onstuimige vaart jagen zijn woorden voort, vinden even rust in de mediterende conclusie van de laatste strofenregel, om onmiddellijk weer verder te stuwen in de aanhef van het volgende couplet". Er kan o. i, geen twijfel aan bestaan dat Crul, toen hij dit gedicht schreef, moest worden gerekend tot de dichters der Reformatie. Behalve uit de zo duidelijk voelbare benauwenis der vervolgden die er uit opklinkt, spreekt zijn overtuiging onmiskenbaar uit regels als de volgende : 162 ons huitterste wercken sun heel vilein, maer, Heere, tot my in desen stonden ziet, om dijns gheloofs wille zoo ben is rein. i 8o Wie in hem ghelooft, heeft ghenade ontfaen en es vaste gherft in deeuwich leven; den mensch en es anders gheenen naem gegeven. In het gedicht zijn drie delen te onderscheiden : strofe i-8, aanroeping van God om hulp en schildering van de boosheid der vervolgers; strofe 9-16, geloofsbelijdenis; strofe 17-25, de verzekerdheid van met Gods hulp de vijanden te kunnen weerstaan ( ic diffier u macht ende al u cnechten, neemt mijn verlosser nu crachtelic"), uitklinkende in een loflied i. Naar de mening van Dr Smit kan Crul tot de kring der Anabaptisten behoord hebben. De aanwijzingen die het Geestelijk A B C omtrent Cruls godsdienstige opvattingen geven, worden nog versterkt door het eveneens in strofen vervatte gedicht Mont toe, borse toe. Hiervan is geen oudere druk bekend dan die van 1583, waarvan het enige exemplaar thans berust in het Museum Plantijn en afgedrukt is door Dr Goris in de Gulden Passer van i 924. Over de latere drukken spreken wij zo dadelijk. In dit gedicht, dat 23 strofen van elf regels telt (schema ababbcbccdd), wordt het kwaad behandeld dat een slecht geregeerde tong sticht. De dichter heeft daarvoor, naar Kossmann heeft aangetoond 2, geput uit Erasmus' Lingua; hij heeft er echter ook nog een hekeling van i. Vgl. thans ook VAN Es in Geschiedenis van de Lenerk. der Nederl. III, 163. z. Tijdschr. LXIII, x86. Vi"

11 het geld aan toegevoegd : O Gelt, Gelt, oudt beminlijck fenijn, Ja bederffnisse van t'menschlick geslachte". De aanleiding voor het schrijven van dit gedicht is duidelijk gelegen in de tijdsomstandigheden, die in het bijzonder het verderfelijke verband tussen een onbeheerste tong en de geldzucht demonstreren, nl. in de overal tierende aanbrengerij : Tis eenen yseren tydt, alsoomen sien mach, Nergens en is men vrij in eenighe stede klinkt het al dadelijk in het begin van het gedicht, en nog duidelijker in de i 5de en r 6de strofe, die op beklemmende wijze herinneren aan ervaringen uit onze eigen tijd : Ghy siet wel, daer en is nergens geen trouwe Deen vriendt wordt vanden anderen beclaecht; Dwijff tegen den Man, de Man tegen de Vrouwe, De Vader tegen t' kindt nu vyandtschap draecht End' t' kindt synen vader voor t' gerichte daecht Men weet niet waermen succoers sal soecken, Alle plaetsen syn onvry, end' geheel suspect... T'wordt al verstaen, waer ghijt vertrect, De Swaluwen zijn onder u dack gecropen. Ms Crul een orthodox katholiek geweest was, had hij zich zeker niet zo beklemd gevoeld door deze toestanden; de vervolging van de ketters tot in hun geheimste hoeken zou hem slechts loffelijk geschenen hebben. Maar hij rekent zichzelf duidelijk tot de bedreigden, hij voelt zich nergens veilig en is bang zich door een woord te verraden, hij moet dus ook jets te verbergen hebben gehad. Op enkele plaatsen laat hij zich ook positiever uit. In de zesde strofe spreekt hij enerzijds wel schamper van eenen nieuwen Arrius... end' eenen nieuwen Manicheus", maar hij besluit deze strofe met een verwijt aan de geestelijkheid : het opkomen van deze ketterijen is voor de Herders een groote schanden Die de rechte Leere houden verholen Daermen de waerheyt swijcht, moetmen altoos dolen. ix

12 Die waarheid ligt dus voor hem zeker niet in de oficiele katholieke leer 1. Er bestaat van dit gedicht een latere.uitgave waarvan o. a. exemplaren in het bezit zijn van de Universiteitsbibliotheek te Leiden en van de Bibliotheca Thysiana. Schijnbaar zijn het twee uitgaven die de jaartallen I 6a I en t 609 dragen. Bij verge- Iijking bleek mij evenwel dat wij hier slechts met een druk te doen hebben : het zetsel is volkomen gelijk, met alle drukfouten en verdere typografische bijzonderheden. De enige afwijking, behalve in het jaartal (MDCI en MDCIX) is dat op de titel van de exemplaren met het jaartal 1609 Momt staat in plaats van Mvnt. Het is dus mogelijk dat de drukker het restart van zijn uitgave van I 6o I acht jaar later heeft willen opruimen en het jaartal toen heeft bijgewerkt, maar het is dan wel vreemd dat hij er in de titel een fout bijgemaakt zou hebben. Waarschijnlijker lijkt het mij dat de hele uitgave van I 6o I is, dat echter in enkele exemplaren twee drukfouten op de titel zijn blijven staan, nl. i 6og in plaats van I 6o I en Momt in plaats van Mont. De uitgave van 1583 heeft blijkbaar tot grondsiag gediend; foutieve lezingen daaruit zijn klakkeloos overgenomen, de varianten zijn zeer onbelangrijk. Toegevoegd is echter een zeer lange ondertitel en een inleidend gedicht Tot den Christelycken Leser", beide vooral als aanprijzing bedoeld : Coops my dat sal u niet berouwen". In een van de gedichten uit het hs. Sloane, getiteld Een gracie", dat door Dr Goris mede aan Crul wordt toegeschreven, vindt men een motief uitgewerkt dat ook in de 23ste en 24ste strofe van het Geestelijk A B C voorkomt en dat klaarblijkelijk door psalm i 04 geinspireerd is : hoe het geschapene en alle schepselen Gods heerlijkheid verkondigen, zelfs draken, serpenten, der aderen geslachten". Dit gedicht, dat de vorm van een refrein heeft op de stok Benedicamus domino, deo gracias", is zeer welluidend en vormt in zijn kalme vergenoegdheid om al het s. In een uitvoerige beschouwing over Crul in De Gids van November 5939 heeft Anton van Duinkerken zijn opvatting verdedigd dat de schrijver van Heynken de Luyere alleen een katholiek dichter geweest kan zijn. Men kan grif toegeven dat Crul in een aantal van zijn gedichten op zuiver katholiek standpunt staat (al zou ik dat met betrekking tot H. d. L. eer indifferent willen noemen), maar het is even onmiskenbaar dat hij een ontwikkeling heeft doorgemaakt (Van Duinkerken zelf spreekt van een religieuze crisis", blz. 219) en dat die hem leidde tot gevoelens en uitingen die alleen als reformatorisch ongedwongen kunnen worden geinterpreteerd. X

13 goede der aarde en de verzekerdheid van Gods heilzaam bestuur die er in klinkt, wel een grote tegenstelling tot het getourmenteerde ABC. Hoewel het ons niet uitgesloten lijkt dat ook dit een werk van Crul is, hebben wij het wegens de onzekerheid van het auteurschap 1 toch maar niet opgenomen in deze uitgave. Cruls grootste en belangrijkste gedicht in het luchtige genre is de Historie van Heynken de Luyere, die wij nu zullen gaan bespeken. Deze Historie van Heynken de Luyere bestaat eigenlijk uit drie historian of cluchten" die elk geheel op zichzelf staan. De tekst is ons alleen overgeleverd in een druk van i 582, waarvan het enig bekende exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheek to 's-gravenhage 2. Vooraf gaat een inleiding van drie strofen die, hoewel zij tot opschrift draagt "Den Drucker tot den goetwillighen Lesere", wel van den auteur afkomstig geacht mag worden, zowel blijkens de stijl als blijkens de aanhef Dat is v bier schrijue". De tekst zoals de druk van i 582 die geeft, is niet geheel zuiver. De strofen die de eerste cluchte" besluiten, zijn verdwaald de op twee na laatste strofe is het eigenlijke begin en ik heb die dus voorop geplaatst; de voorlaatste en laatste strofen zouden kunnen aansluiten bij vs. 434 (volgens mijn nummering) ; het is echter ook niet geheel uitgesloten dat ze de overgang naar de tweede cluchte moeten vormen 3 en ik heb ze daarom laten staan, hoewel ik het toch waarschijnlijker acht dat de er aan voorafgaande strofe, die de moraal van de geschiedenis behelst, de eigenlijke slotstrofe is. In de eerste en de vierde strofe van de tweede cluchte ontbreekt een vers en verder komen er nog enkele corrupte plaatsen van weinig betekenis in voor. In onze tijd is op Heynkens historie het eerst de aandacht gevestigd door Kalif in zijn Gesch. van de Xederl. Letter/c. in de 16de Eeuw 4. Hij noemt hem een volksdichter geschetst door een rederijker. Heynken behoort tot het geslacht van Uilenspiegel. Hij is een zwervend dichter, Heynken, die de Refereynkens can stellen" beet hij dan ook in Antwerpen". Deze opvatting is er mijns inziens geheel naast. Heynken is volstrekt geen arme s Zie A. VAN ELSLANDER in Gulden Passer 1 949, Zie de bibliografische beschrijving beneden. 3 Naar de inhoud staan de drie historian geheel op zichzelf, in geen er van wordt op de inhoud van de andere gezinspeeld; de bedoelde strofen kunnen als een overgang geinterpreteerd worden, maar evident is het met. 4 Dl. I, blz X1

14 zwerver, maar een goet mans kint". Hij spreekt in vers 309 van onsen Toren", wat men desnoods nog als ironie zou kunnen beschouwen; maar uit strofe van de tweede cluchte blijkt duidelijk dat zijn vader een gezeten burger is : de prior van het klooster gaat hem bezoeken ende groette hem seere"; als hij vraagt naar zijn zoon diet ghelaesmaken can", kan de vader slechts verzuchten dat Heynken alles liever doet dan werken Wat soude hij wercken, hy en gaet niet eenen voet Dan daer hy vreucht en solaes mach mercken, En die gheen ghebreck en heeft, en wil niet wercken. Heynken is een wittebroodskind, een jonge doordraaier die zijn vrienden vermaakt met zijn bootskens", als hij hen gaat bezoeken op haer plaisantien", hun buitenhuizen, en die met jonge kunstenaars in de kroeg zit, want die conste set gheerne de Sorge aen Been sije" (III, vs. 4) i. Hij is een kiaploper, maar praat niemand naar de mond; als hij het gezelschap ten koste van zijn slachtoffers kan amuseren, houdt hij zijn tong niet in bedwang; zijn talent heeft hem", zoals Kalif zelf zegt, niet slechts bekend, dock ook gevreesd gemaakt". Dat nu is iets wat een volksdichter" zoals Kalif die ziet nooit zou doen, die moet degenen van wier gunst hij afhankelijk is te vriend houden. Die joyeuze geestesgesteldheid van de artistiek aangelegde jonge losbol doordrenkt alle drie deze geschiedenissen. Zij zijn door Crul met het kennelijkste genoegen geschreven in vlot en luchtig voorttrippelende verzen, even gescandeerd door de slotregel in spreukvorm van elke strofe. Het zijn uitgewerkte anecdoten van het beste gehalte en als zodanig worden zij gegeven; men hoeft er verder niets achter te zoeken. Als A. van Duinkerken in de inleiding van zijn Dichters der Contrareformatie (blz. 25) naar aanleiding van dit werkje spreekt van veel leed achter de vrolijkheid", van een humor die tragisch (is) in haar platvloersche gezapigheid", dan kunnen wij dat als niets anders dan louter Hineininterpretierung" beschouwen. Van hekeling van de gebreken der geestelijken is geen sprake. Over het Cappelaenken" dat bij Heynken zijn nood komt klagen, omdat,,hem ontloopen was eylaes een zijn nichte", spreekt Crul slechts met i. Hij staat zelf als kunstenaar bekend; vgl. II, vs. 70 : de pater ziet dadelijk dat hij niet met gewone werklui te doen heeft. Xil

15 een monkeling van verstandhouding; de situatie is voor hem volkomen natuurlijk en aan het slot krijgt de waardin haar gerechte straf omdat zij den Paep" (een woord dat toen nog zonder enige minachting gebruikt kon worden) zo lelijk had afgezet. In de tweede cluchte wordt wel gespot met de inhaligheid der monniken, maar zonder enige scherpte en als een oud motief; alles eindigt in pais en vree, en Heynken soude willecom sijn ghelijck te voren", precies als in het derde verhaal met de tevredenverzoenende slotregels En des Paters liberaelheyt wert verbreet. Tis goet daert al tsamen met vrientschap scheet. Wij vinden zo bij Crul met deze schuim-lichte anecdoten naast de hartstochtelijke ernst van zijn Gheestelyken AB dezelfde dubbelzijdigheid als b.v. bij Jan van den Berghe, die naast zijn diepernstige spel van het landjuweel van i 53g dat kostelijk vrolijke esbattement van Hanneken Leckertant kon schrijven. Het is een geestesgesteldheid die wij karakteristiek mogen achten voor hun tijd, de vroege zestiende eeuw, waarin de nieuwe stromingen en opvattingen zich gaan aftekenen tegen het probleemloze van de oude, middeleeuwse levenshouding. Voor de motieven van de drie cluchten" geloof ik niet dat men naar bepaalde bronnen hoeft te zoeken. Volgens de titel zijn zij warachtelijck gheschiet", en al zullen zij wel wat opgesierd zijn, er is alle reden om aan te nemen dat er werkelijke geheurtenissen aan ten grondslag liggen. De wijze waarop Heynken in het eerste verhaal de vent" om de tuin leidt door de koster hardop het verzoek te laten toezeggen dat hij, in zijn tegenwoordigheid, maar zonder dat hij het verstaan kon, gedaan heeft, is een vaak verhaalde true. Het motief van de tweede klucht vertoont veel overeenkomst met een der streken van Uilenspiegel in het i 8de hfdst, van de druk van C wordt verhaald Hoe Ulespieghel vertrac biden lantgrave van Hessen ende gaf hem wt voor een schilder". Hij werkt daar voor de leus enige weken aan een schilderij zonder dat iemand het zien mag, en neemt het er intussen goed van. Als het tijd wordt om met iets voor den dag te komen, kondigt hij plechtig aan dat het stuk gereed is, maar zegt er bij dat iemand van onwettige geboorte het niet xiii

16 zien kan. De landgraaf en zijn hofhouding durven niet te zeggen dat zij niets zien dan een leeg vlak, totdat een zot de zaak voor Uilenspiegel verbruit door, zoals dat een zot betaamt, de waarheid te spreken. Crul heeft het motief echter geheel zelfstandig behandeld en het opgesierd met tal van psychologisch rake trekjes die hem als een fijn opmerker doen kennen. De derde klucht vertoont enige overeenkomst met de tweede, doordat ook hier een niet-bestaand schilderij door Heynken als aanleiding tot zijn onschuldige chantage wordt genomen. Kostelijk is hierin de brutaliteit van Heynken geschilderd, die, nadat hij de waardin een lelijke poets gebakken heeft, de volgende dag met zijn vrienden unverfroren weer bij haar binnen komt stappen en haar onweerlegbaar aantoont dat zij hem alleen maar dankbaar kan zijn dat hij haar tot slachtoffer van zijn spotternij gemaakt heeft. Voor de tijd waarin het werkje geschreven is, geeft de tekst slechts een kleine aanwijzing : in vs. 103 van de derde historie wordt gesproken van onsen Keyser". Het is dus geschreven ten tijde van keizer Karel V, vermoedelijk omstreeks Heynken was toen al dood, zoals blijkt uit de formulering in de inleidende strofen van den Drucker tot den Lesere". Het laatste stukje in onze uitgave is ontleend aan een werk van Crul dat pas kort geleden de aandacht heeft getrokken 1. Er is alleen een late druk van bekend, getiteld Sommighe schoone Colloquien, oft Tsamen-sprekinghen, wt Erasmo Roterodamo... overghezet door M. Cornelis Crul" (Delft 1611) 2. Het bevat vijf stukken, waarvan er vier inderdaad vertalingen op rijm naar Colloquia van Erasmus zijn (Funus, Absurda, Hippoplanus en Exequiae Seraphicae, waarvan de derde zeer vrij behandeld is), maar het vijfde stukje, zoals de inhoud zegt,,en is wt Erasmo niet, Maer van Crul zelfs zeer lustich ghemaeckt". Aan de uitvoerige beschouwingen van Dr Kossmann hierover heb ik weinig toe te voegen. Deze cluchte van eenen x. Zie Kossmann in Tijdschrif t LXIII, 184 vg. z. Er is niet de minste reden om te veronderstellen dat dit werk van een andere Crul zou zijn, zoals Van Mierlo, Gesch. v. d. Letterk. d. Nederl. II, 283 doet. Ook van Heynken de Luyere is alleen een Lang na zijn dood gedrukte tekst bekend. Bovendien bestaat er van de Clucht van een Dronkaard een andere uitgave in een particuliere verzameling die bewijst dat er een oudere druk dan die van i6ia bestaan moet hebben (volgens vriendelijke mededeling van de heer D. J. Huizinga te Amsterdam, die hierover binnenkort nadere gegevens hoopt te publiceren). Xiv

17 Dronckaert" is een monoloog in 284 gepaard rijmende regels van het genre dat men in de Franse literatuur aanduidt met de naam monologue dramatique", een genre' waarvan bij ons slechts weinig voorbeelden bekend zijn. Wil men strikte grenzen trekken, dan kan men zelfs zeggen dat deze cluchte van een dronkaard onze enige zuivere dramatische monoloog uit de rederijkerstijd is; wel zijn er enige tafelspelen bekend waarin slechts een persoon optreedt, maar het stuk van Crul is geen tafelspel, daarvoor ontbreekt elke aanduiding van het gezelschap" dat in het tafelspel altijd begroet en toegesproken wordt. Evenwel, de genres gaan in elkaar over : het thema van ons bekendste tafelspel met een persoon, dat van de landsknecht die met zijn schaduw vecht, komt geheel overeen met dat van de beroemdste Franse monologue dramatique" van de Franc Archer de Bagnolet. Dat Crul met zijn dronkaard naar een bepaald buitenlands voorbeeld werkte, is mij niet gebleken, maar stellig zal hij met het genre zoals dat in Frankrijk in zijn tijd bloeide bekend geweest zijn. De typering die hij van de dronkaard geeft is raak en in tal van bijzondere trekjes uitgewerkt, zoals aan het begin zijn overtuiging dat niet hijzelf maar de anderen dronken zijn, en zijn grote verontwaardiging over de waard die water bij het bier deed : dat is van alles wat hij van zijn hope standplaats op de wereld beneden gezien heeft wat hem het laatst bijblijft en wat hij onverwijld beneden by myn ghezellen" moet gaan bekend maken. De compositie doet denken aan die van Bruegels schilderijen : een wereld in vogelvlucht. Het is een reeks van tafereeltjes, in enkele regels gevat, sours niet meer dan een voorbijflitsende kleine gebeurtenis, als van de vos die een haan rooft, veelal echter satirisch met een bijzondere aandacht voor het sociale onrecht, zoals het jets uitvoeriger behandelde geval van de twee misdadigers die gehangen moeten worden en waarvan de een, die een grote boef is, verbeden" wordt omdat hij tot het gevolg van een groot heer behoort, en de ander, die alleen maar een kaas gestolen heeft, zijn vonnis niet kan ontlopen omdat hij maar een arme drommel is. Herhaaldelijk moeten de monniken het ontgelden; de toon is misschien jets scherper dan in Heynken de Luyere, maar Loch niet fel. x. Zie o.a. Lintilhac, La Comedie I, 158 vg. en de daar verinelde literatuur. xv

18 Aanwijzingen waaruit men de tijd van de compositie nader zou kunnen bepalen ontbreken; in ieder geval ligt die na 1531, toen Erasmus' Hippoplanus voor het eerst gedrukt werd, maar toch waarschijnlijk niet zo heel lang daarna. De hele werkzaamheld van Crul kan men wel tussen 1530 en i 545 stellen. Vermoedelijk is veel van zijn werk verloren gegaan 1. Wat er bewaard is, en met name het Geesteljk ABC, zo vol gemoedsbenauwenis en problematiek, wijst op een ontwikkeling in zijn denkbeelden die wij bij gebrek aan gegevens niet nader kunnen volgen. In elk geval was hij een ontwikkeld man, een goed opmerker en bepaald litterair begaafd. Zijn werk behoort tot het aantrekkelijkste van onze rederijkersliteratuur en als zodanig wordt dit bundeltje in deze reeks uitgegeven. WI jze VAN UITGAVE De teksten zijn getranscribeerd volgens het gebruikelijke systeem, met vervanging van u als medeklinker door v en v als klinker door u. De interpunctie is van ons; de weinige rijmstreepjes zijn behouden. De tekst van Heynken de Luyere is zorgvuldig gecollationneerd met de enig bekende druk in de K. B. te 's-gravenhage. Mont toe, Borse toe is uitgegeven naar de door J. A. Goris gepubliceerde tekst van 1583 in De Gulden Passer, 1924, en vergeleken met de druk van De Cluchte van eenen Dronckaert is afgedrukt volgens de tekst van het exemplaar der Colloquien in de Stedelijke Bibliotheek te Antwerpen. Verklarende aantekeningen worden gegeven aan de voet der bladzijde; vooral de Cluchte van eenen Dronckaert bood nogal wat moeilijkheden die niet altijd opgelost konden worden. i. In Tijdschr. v. Nederl. T. en Lk. XL, zijn enige fragmenten gepubliceerd van een strofisch gedicht uit een boekje van ca waarvan de Univ. bibliotheek te Cambridge enkele snippers bezit. De uitgever Prinsen zegt enige overeenkomst te bespeuren met Heynken de Luyere, maar wij menen wel zeker te kunnen zeggen dat dit Been werk van Crul kan zijn. De berijming is stroef, niet in zijn stijl en ook vermoedelijk wel wat ouder. xvi

19 BIBLIOGRAFIE A. WERKEN VAN CORNELIS CRUL I. Handschriften i. Perkamenten hs., 15 bladen, I 16 x 102 mm, thans in het Museum Plantijn (Cat. der Handschr. n o 170). Bevat het Geestelijk ABC, het ABC int corte, het carnation op de brand van de O.-L.-V.- Kerk, een retrograde en twee balladen van achten. [2. Een verloren hs. met refreinen, klein langwerpig formaat", 1538, vermeld door Jacobus Koning,.Naaml Est van eenige zeldzame boeken en manuscripten, 5de stuk (1803) biz. 73]. 3. Handschrift in het British Museum te Londen, coll. Sloane n I 174. Bevat op 143 blz. het Geestelijk ABC en 44 andere gedichten, die echter niet alle van Crul zijn (zie Gulden Passer '926, , en thans vooral a.w. 1949, 36-69). 4. Handschrift in de Kon. Bibliotheek te Brussel, no II, 1695, klein 40, 245 biz. No II hierin is het Geestelijk ABC onder de titel Een dichte vervolgende de vers deerst letter vanden A.B.C.". Uitg. door K. Ruelens, Refereinen en andere gedichten uit de XVIe eeuw, dl I, biz Handschrift in de Stedelijke Bibliotheek te Antwerpen, n 42 (Catalogue general, dl V, no B 11285); op een afzonderlijk blad in dit verzamelhs. het chronogram op de brand van de O.-L.-V.-Kerk (uitg. door J. L'Hermite, Gulden Passer 1926, 89) en nog een gedichtje op dezelfde gebeurtenis (uitg. door dez., Biekorf 1925, 191). II. Drukken i. Eenen ghee-jisteliicken A, B, II Vvt de heylighe scrift in ( dichte ghestelt. Matthevs Cromivs I M. D. xliij. I --- kl. 8, t6 niet gepagineerde blz. Univ. Bibi. Gent. 2 xvii

20 2. Den geestelijcke // AB. ghetoghen wt den Psalmen van Dauid... nyeuwelinge gheuisiteert en geapprobeert by M. Marten Cools Licen ciaet inder Godheyt t ende Pastoor vander collegie ende kercke van S. Goele binnen der stadt van Bruessel. (p. 8 r ) Gheprint tot Louen op dye Proofstrate naest den schilt vä Henegouwe / by my Hugo M Cornwels ghesworen boecprinter. Int iaer ons Heere. M. D. U. kl. 8, i6 biz. zonder signatuur of paginering. Bibl. Hertog v. Arenberg. 3. Een gheestelycken ABC ghetoghen wt den Psalmen David... Antw., Willem Silvius i6 blz. Antw., Mus. Plantijn. 4. a) Een schoone ( en gheneuchlicke Historie j oft cluchte van Heynken de Luyere I Warachtelijck gheschiet / seer verheuch- I lijck om lesen. En de deur Cornelis Cruls eerst in dichte ghestelt. [wapen] (I Ghedruct Thantwerpen / 1 opde Lombaerde Veste / in den witten Hasewint / by Jan van Ghelen. (I Anno. M. D. LXXX JJ f [ drukkersmerk met spreuk Omnia Pert Tempus] Finis [vignet] ii Ghedruckt Thantwerpen / opde II Lombaerde Veste in den witten Hase, II sewint (sic) / by my Jan van Ghelen. II Anno. M. D. LXXXII II [drukkersmerk met spreuk Fide nvnqvam polluta]. 4 A-D, gepagineerd 4-31 met custoden. Houtsneden op f. A ij r, B iv vo en C iv vo, waarvan de tweede en derde resp. overeenkomen met de houtsneden op f. 0 iij r en D v v van Celestina, Antw. '550 (Hans de Laet.) 's-gravenhage, Koninklijke Bibliotheek. b) Herdruk van a met dezelfde titel, uitgave van De Sikkel", Antwerpen en Em. Querido, Amsterdam z. j. (1920), bezorgd door Lode Baekelmans, 64 blz. 8. Deze uitgave geeft aan het slot een korte Aanteekening over Crul, maar bevat geen tekstverklaringen. De tekst is niet geheel betrouwbaar. 5. a) Mont toe, Borse toe. (I Die hooren en sien // can / I En swijgen // mede : II Deucht sal hem geschien // dan / En crijgen // vrede. Ghedruckt int Jaer ons Heeren :1 1 M. D. LXXXJJJ. Z. p. 8 blz. Antwerpen, Mus. Plantijn. Uitgegeven door Dr J. A. Goris in Gulden Passer xviii b) [A i r ] Ofte yemant mijn naem wilde weten Mont toe, Borse toe ben ick gheheeten. Een waerachtige be- ` beschrivinghe ende een goede lee- H ringhe ghegeven aen alle Christelijcke luyden / het zij edel ofte oneedel van wat qualiteyt dat zy moghen zijn / rijck of- (( to arm / voor ionck ende oudt I dat elck doch quaet clappen 1 schout ende volcht doch dit deuchdelijck vermaen / en wilt recht mercken en verstaen / dit boeckxken doet veel deucht oorbooren / het prijst sien swijghen en hooren / want een quade tonghe soo Jacobus seyt / brengt menich man in druck en leyt / in dit boecxken is veel deucht i vertelt / en al op goede dicht ghestelt / nie- ( mant beclaecht aen mijn zijn geldt [wapenvignet] II Ghedruckt int Jaer ons Heeren M.D.CJ. Z. pl. 8 blz. Leiden; Universiteitsbibliotheek en Bibl. Thysiana

21 f v ] Tot den Christelijcken Leser. Nu hoort ghy Christelijcken Leeser te recht Wilt my doch wel doorlesen Man Vrou en knecht, Ende myn intency te recht hooren en wel verstaen Ende wel bemercken wat ick u doe tot vermaen, Om dat ghy sout gheen hinder door my cryghen Daerom leer ick u hooren sien en swijghen, Want wie hooren sien ende leeren swyghen can Die wort nu gherekent voor een gheleerde man, Schout dronckenschap ende boosheyt quaet Met loghenen doch nimmermeer om en gaet, Een loghenaer dit toch wel te recht betracht Die wert by my ergher dan een dief gheacht, Daerom ghy ionghe ieucht wilt my door lesen Ick sal u doch wel een goet exsempel wesen, Ghy ionge maechden en hour my voor gheen abuys Ick leer u swyghen van gheselschap binnens huys, Wat ghy hoort en draecht dat niet op de straet U tanden voor u to[n]ghe soo volcht ghy myn raet. Ghy Mans en Vrouwen en drijft hier mee gheen spot Nae Jacobus leer een quade tonghe die hatet Godt, Daerom Christelijcke Leser wilt my doch!eeren Volcht mijnen raet soo komt shy tot eeren, Ich leer u alle quaet te schouwen Coopt my dat sal u niet berouwen. c) Geheel als boven, met het jaartal M. D. C. JX en in het opschrift Momt in pl. van Mont (zie Inleiding blz. x). 6. Sommighe schoone Colloquien, oft Tsamen-sprekinghen / wt Erasmo Roterodamo : zeer ghenuechlijc om lesen. Tsamen ghestelt ende overghezet door M. Cornelis Crul, excellent Rethoricien. Waer of ghy het inhoudt zult vinden inde naestvolghende pagina. j [vignet] Tot Delf, Voor Adriaen Gerritsz. / Boecverkooper woonende aende Koorn-marct. Anno M.D.C.XI. 8, 132 blz. (niet gepagineerd). Antw., Stadsbibl.; Rotterdam, Gem. Bibl.; Amst., U. B. (coll. Pijnappel; incompleet). xix

22 B. LITERATUUR OVER CORNELIS CRUL C. P. SERRURE in Vaderlandsch Museum V (1863), G. KALFF, Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde in de i6de Eeuw (1889), I, 104. (De verdere Vermeldingen Van Crul in de hand- en woordenboeken worden bier niet opgenoemd; alleen wijzen wij er op dat hij in de Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden behandeld worden in dill (I 94o), 283 en in dl III (i4, 163) J. A. GORIS in Gulden Passer 1 924, en 1 926, A. VAN DUINKERKEN, Dichters der Contrareformatie (1932), 25 W. A. P. SMIT, Dichters der Reformatie in de i6de Eeuw ( 1 939), A. VAN DUINKERKEN, Meeningen en Feiten in De Gids 1939, IV, F. KOSSMANN, De Colloquien van Cornelis Crul, in Tjjdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde, dl LXI I I, A. VAN ELSLANDER en L. RoosE, Het handschrift der zogenaamde Refereynen van C. Crul", in Gulden Passer 1949, 36 vg. xx

23 HEYNKEN DE LUYERE DEN DRUCKER TOT DEN GOETWILLIGHEN LESERE [houtsnede] Dat is u hier schrijve is door Heynken de Luyere gheschiet, Die cluchtich was, maer met geen valscheyt deurtoghen. 1st dat ghy dit werck dan te rechte aensiet, Ghy bevint dat hy niemant en heeft bedroghen Oft hy en hevet uut Ulenspieghels borst ghesoghen Maer uut zijn natuere, als ghy meucht mercken. Men kent den Meester alderbest aen zijn wercken. Maer die hem ghekent hebben meughen weten Oft zijn natuere hier toe was ghehelt. 10 Hy was wat lichtachtich in alien zijn vermeten En selden overladen met eenich ghelt. Altij t was hij met zij ns ghelij cke verselt, Met aerdighe constenaers, subtijl van sinnen, Die liever verteerden dan helpen winnen. 15 Eerst protesteer ick dat niet en wort vertelt Noch tot yemants schande en ist ghedicht. Al ist dat dit na der waerheyt wordt ghestelt Op dat des Lesers herte daer door worde verlicht, Ende al ist datse totter waerheyt niet en sticht, 20 Nochtans tot waerschouwinghe machmense schrijven : Ten is niet quaet quaet weten, maer quaet bedrijven. 3 te rechte op de juiste wijze 6 Na maer is wsch. ooc uitgevallen 9 ghehelt geneigd so vermeten manier van doen 55 rotesteer betuig; de zin in vs loopt niet 19 se deze historie waerheyt wsch. corrupt.

24 DIE HISTORIE VAN HEYNKEN DE LUYERE Ghy weer wel wat Heynken die Luyer bedreef, En hoe die ghetracteert wert van eenen vileyn, Dwelck ick aen eenen mij nen vrient eerst schreef Soo hy u te kennen gaf, weet ick wel certeyn. Al was die materie van wijsheden cleyn, U begheerte heeft my alsoo doen verwecken, Dat ick u de historie voorts wil ontdecken. Hem ontmoette op eenen tijt een Cappelaenken bi. 4 Die Thantwerpen int stadt was wel vermaert, 10 Die scheen gheweent te hebben menich traenken, Duer den druck die zijn herte hadde beswaert. Ten lesten heeft hy Heynken zijnen noot verclaert Hoe hem ontloopen was eylaes een zijn nichte, Die schoon van aenschijn was en van leven lichte. 15 Hij begheerde hertelijck op hem zijnen vrient Dat hij hem dese nichte wilde helpen soecken, Want ick weet wel, seyde hy, dat ghy my dient En verkeert oock gheerne met witte doecken; Aldus laet ons gaen aen alien hoecken, 20 Wy sullense wel vinden met deser practijcke, Want ghelijck compt geerne by zijns ghelijcke. Heynken en wist niet wat hy antwoorden zoude, Hy was al te qualijcken voorsien van preste; Ten lesten antwoorde hy dat hy gheerne woude, 25 Maer het ghebrack hem dien tijt aent beste. 2 ghetracteert behandeld vileyn schurk 6 doen verwecken aangespoord, opgewekt 9 int stadt in voorzetselverbindingen wer d stad vrij vaak onzijdig gebruikt; vgl. II, een zijn nichte een zogezegde nicht, iemand die hij zijn nicht noemde i 5 op van i 8 witte doecken het vrouwvolk 23 preste in het Antwerps voor een (weggeborgen) hoeveelheid (WNT), blijkbaar eert. ook voor geld.

25 Ke, zijt te vreden, sey de Paep int leste, Ick salt al betalen soo wat ghy verteert; Die Arbeyt is altijt den cost wel weert. Niet gheven, dacht Heynken, neen dat is poet. 3o Hoe legghen wijt best aen, wilt daer op achten, Want wie zijnen aenslach eerst wijsselijck doet, Die mach te beter victorie verwachten. Compt, ghaen wy, sey de Pape, by den gheslachte: In elck huys sullen wy een Pintken buysen, 35 Die Nonne die wy soecken en is gheen kuyse. Sy accoordeerden tsamen ende ghinghen voort Die Stadt heel omme, nu hier en daer. Sy seylden menighe Havene aen boort Om te weten oft dees Nichte nieuwers en ware, 40 Maer watse veel sochten, daer en volchden niet naere: Sy sadt yewers ghecamert secreet en stille. Tis quaet om vinden, dat verloren zijn wille. Hier dronckense een Pintken, daer twee oft drye En besochten dien dach wel twintich Plecken; 45 Sy creghen menich dreelken neven de Zije Die henlieden hulpen den Wijn uut lecken. Hier mede moesten oock Tghelt vertrecken, Wantmen gheen rekeninge daer en verswij cht. bi. Den put is diep diemen niet uut en crijcht. 5o Thooft wert hen wat lichte met hem beyden Deur den dranck en oock deur dloopen ontrent. 26 Ke wel 27 soo wat al wat 28 cost onkosten, loon 29 Niet gheven niets voor niets 31 eerst witsselick doet pas na rijp beraad uitvoert 33 by den gheslachte daar waar het schone geslacht te vinden is (vg[. Fr. le sexe in dezelfde pregnante bet.) 34 buysen drinken 36 accoordeerdeu werden het eens 38 zij bezochten velerlei plaatsen; de uitdr. een haven aen boort seylen" klinkt nogal wonderlijk 40 daer en volchden niet naere, het had geen resultaat 45 dreelken vrijer, jonge kerel 48 het komt dan op betalen aan 51 dloopen ontrent het rondlopen

26 Zouden wy nu van malcanderen scheyden, Seide de Pape, wy blyven voor eeuwich geschent. Soo ghy wilt (seyde Heyne) ick bens content, 55 Waer ghy my voorgaet ick volghe u achtere, Non forcse al steldy u meerse wat tachtere. Sy en ghingen niet verre uuter cammerstraten, Waer datse vonden een nieuweerdinne Die noch wijn tapte uut steene vaten, 6o Daer slopen sy als twee hoender dieven inne. Sy vraechden huer terstont ten eersten beghinne Hebdy hier niet nieus dat sidt in muyten? Men sal geen broot voor vrienden sluyten. Die vrou sach huer gasten waren wel ghehouwen. 65 En begherdy, seytse, geenen wijn noch bier? En souden wy niet, wa iae wy in trouwen! Hebdy oock wat gropers, brenghet ons bier. Och bier woont (seyde se) soo frayen dier. Laetse comen (seyde de Pape) gheringe, waer esse? 70 Sy ontboter eene, daer quammer wel Besse. Sy ghingen den wijn daer schincken en drincken. Deen sey, ick brenge u dit en dander dat, Sy lieten heur stemmekens daer lustich clincken, Soo dat die Pape geheel zijn sorge vergat. 75 Die gheyten stortten daer dat meeste nat En droncken, een mensche mocht hem ververen. 56 Non forcse het geeft niet steldy... tachtere maak je een flunk gat in je beurs 58 nieuweerdinne (misschien ten onrechte aaneengedrukt?), een nieuwe, pas gevestigde waardin 59 steene aarden, van aardewerk 6o als hoender dieven stilletjes 62 niet nieus geen nieuw haar", een nieuw meisje in muyten in de kooi, op zolder" 63 sluyten wegsluiten 64 waren wel ghehouwen het was goed om ze to houden, to doen blijven 67 watpropers wat aardigs, een aardig meisje 69 ghe- Tinge vooruit 72 ick brenge u dit drink dit glas op uw gezondheid 75 gheyten meiden 76 hem ververen er van schrikken 4

27 Op een quaey merct, seytse, salmen wel teren. Weest willecom, seyde de vrouwe, mijn gilden minoot, Laet ons desen avont vry vruecht bedrijven. 8o Heuren pot en was nau een pinte groot, Sy const qualijck lesen, maer herde wel schrijven. Dus vrolijck sullen wy alle ons leefdage blijven, Seyde eene die haer seer vrolijck bewees, Want sy den lijfcoop boven die coomenscap prees. 85 Als sy dlijf wel vol dus hadden ghegoten, Soo zijn de vroukens altemet verhaert. Theeft hen beyden oock ten lesten verdroten, Want thooft was hen deur den dranc ter degen beswaert. Sy ghinghen te bedde tsamen ghepaert [bi. 6 go En sliepen veylijck eerst sonder sorghen; Den avont was goet, maer tghebrack aenden morgen. Smorgens wert de Pape seer vroech ontwaeckt. Waer ligghen wy, dacht hy, nu en schuylen? Gans doot, tis hier al qualijck ghemaeckt! 95 Ick sorghe tsal hier schier willen vuylen : De weerdinne mocht om heur ghelt wel muylen En Heyne die en sal niet willen gheven. Tis beter ghevloden dan beschaemt ghebleven. Hij stoat gheras op, al en wast gheen dach, 77 als de markt slecht geweest is, moet men flinke vertering maken (om zijn verdriet te vergeten) 78 gilden fuifnummers minoot (lees minioot of mingnoot), Iieve 8i schrjjven de vertering, de vaankens" opschrijven 82 sullen mogen 83 bewees betoonde 84 lijfkoop drank die bij een transactie door de koper of verpachter aangeboden wordt 86 verhaert verdwenen, 'em gesmeerd 91 tghebrack aen het gebrek, de moeilijkheid kwam met 93 ligghen... en schuylen liggen wij gedoken 94 ghemaecict gesteld 95 sorghe vrees schier willen vuylen spoedig hommeles zijn 96 muylen een zuur gezicht zetten, met een boos gezicht manen om 98 beschaemt te schande gemaakt 99 gheras haastig

28 i oo Maer die weerdinne ghinc heur deur verstercken. Ghoeden dach sey hy vrouwe, wat eest tghelach? Rekent my, ick moet ghaen naeder Kercken. Ghy moghet, sey sy, aen dat gheschrifte mercken, En daer stonden gheschreven meer cruycen en vanen, 105 Men souder den duyvel wet mede vermanen. Daer staet acht guldens en twee blancken, Dats van binnen en dit is van broot en wijn. Haddy de helft, ghy mocht u bedancken. Ten sal, seydese, niet een mijtken min zijn. 110 Tj an, dacht de Pape, soo stae ick fij n ; Moet ickt al betalen, tsoude my schier verdrieten. Tgheselschap waer goet en de het verschieten. Hy ghinck in zijn Tesse ende besach zijn ghelt, Doen bevont hy dat hem al te vele ghebrack; I 15 Daer heeft hy haer terstont vier guldens ghetelt Die zy voor haer helft in haer Borse stack. Mijn Gheselle, seyde hy, leet noch onder u dack, Die sal u dander doen hebben alsoot behoort; Als de Peerden ghelijck trecken, dan ghaget best voort. 120 U woorden, seydese, ghoede Redenen ghelijcken; i oo verstercken vastmaken 101 wat hoeveel 104 cruycen en vanen kruisjes en vlaggetjes waarmee de vertering aangegeven werd (een vaan bestaat uit vier streepjes, al of niet met een dwarsstreepje er door) 105 vermanen bezweren i o6 blancken zesduitsstukken; de waardin wil tonen dat ze nauwkeurig gerekend heeft door bij het ronde bedrag van acht gulden (zeker een hele som!) nog een paar centen te voegen 107 van binnen wsch. : voor die van binnen, dat zijn de geriefelijke meisjes io8 (dit zegt de pape) met de helft mocht je best tevreden zijn 109 er gaat geen mijt (i /3 of 1/4 penning) of i i o Yjan bij Sint Jan stae ick, fijn sta ik er mooi voor (?) r 12 en de (dede), als er niet was; dus : het zou plezierig zijn in gezelschap te verkeren als men niet behoefde voor te schieten voor de anderen 103 ghinck tastte i 14 al te vele ghebrack heel wat mankeerde i i6 haer men zou verwachten sin; misschien is haer gebruikt doordat de gedachte overheerst aan wat zij, de waardin, te vorderen had als haar (van hem) toekomend i 19 ghaget gaat het (Brabantse vorm)

29 Ghelijck te betalen is Ghesellen voere. Sy de de deure open en de Pape ghinck strijcken. Terstont soo wert Heynken oock in roere; Al wast dat hem Thoot door den dranck noch swoere, 125 Hy is properlijck vanden bedde ghetreden. Die wat op dlijf heeft slaept selden met vreden. Tjan, dacht Heyne, wy waren ghisteren wel blijde, Maer tmocht nu wel eenen nae smaeck crijghen. bi. 7 Tis best dat ick my versie te tijde, '30 Hy is wijs die zijn eyghen schande can swijghen. De Pape moet betalen, ick wil gaen vijghen En laten hem hier voor tghelach te pande. Sulck waent bedrieghen crijght selve schande. Heyn ghinck properlijck of tot voor de deure. 135 Och, dacht hy, const ick nu den sleutel beclippen! En doen Heyn vast sochte in elcke scheure, Trock hem die weerdinne by zijnder slippen. Waer wildy henen (seydese) seght lieve lippen? Ghy moest betalen eer ghy van hier vervliecht; 140 Tis een onweert gast die zijnen weerdt bedriecht. Och laet my uut, seyde Heyn, eer den dach wort cleer, Op dat my die clappers niet en mellen. Dat sal ick wel doen (seydese) maer gaet eerst int leer, 121 voere behoorlijke wijze van doen 122 ghinck strijcken ging er vandoor 123 wert... in roere kwam in beweging 124 Thoot zijn hoofd swaere pijn deed 125 pr^perljck zachtjes 126 wat op dlij,f jets op zijn maag, jets dat hem drukt 129 mij versie mijn voorzorgen neem I31 vijghen er tussenuit gaan (zie Mnl. Wdb. op vigen; deze plaats is een welkome aanvulling op het schaarse materiaal) 132 te pande als Borg, om op te draaien voor 133 Sulck memgeen 134 properljck zachtjes 135 beclippen te pakken krijgen 136 scheure spleet, hoekje 138 lippen vanouds een naam voor een sukkel; vgl. Lippen Loer in Hanneken Leckertant 139 vervliecht wegloopt 142 clappers afgunstige verklikkers mellen melden, bekend maken 143 gaet... int leer tast in uw buidel

30 Ghy moest hier eerst wat leeren tellen; 145 Ten is Been maniere van goey ghesellen Datse gaen en willen haer ghelach niet gheven, Elck moet toch by zij nder neeringhe Leven. Mij n Heere, seyde Heyn, die salt verlegghen, Hy sal voor ons beyden vry eerlijck betalen. 150 Ghy moeste my, seydese, van wat anders segghen, Met sulcke woorden en suldy niet halen; Verlaetdy u daer oppe soo muecht ghy wel falen : Hy heeft zijn deel ghegheven ende my voldaen, En die niet schuldich en is die mach vrijelijck gaen. 155 Hoe, wech? seyde hy, dat en is niet waer! Hy leyt vast en slaept daer boven. Wae, Ghilde, seydese, ghy zijt al verre van daer, Dien poi is ons al langhe verschoven. Ick en soude my daer of niet beloven, i 6o Dacht Heyne en liep daer boven int leste : Datmen siet gelooftmen gemeynelijck tbeste. Die Pape was wech, Heyn stont verbaest. Vrou, sey hy, en hebdy tghelt niet ontfangen? Wat sal (dit sey de vrouwe) my dunct dat ghy raest, i 65 Hebdy nu nae tfutsel boeck verlanghen? Ghy suit my betalen oft is sal u doen vanghen, 1st zake dat ghijs te vele hier maeckt. [b1.8 Sulck meynt alleen gaen, die aen eenen knape geraect. 148 verlegghen voorschieten, betalen 151 suldy niet halen kom je er niet i6 leyt vast en slaept ligt vast te slapen i57 Ghilde vgl pol vrijer verschoven er vandoor 159 dat zou er niet plezierig voor mij uitzien 16 i siet met eigen ogen ziet 164 Wat sal scil. mij nu gebeuren, hoe heb ik het nu? 165 het futselboek zoeken betekende uitvluchten zoeken (de tekst heeft fuftsel boeck) 167 als je nog langer zanikt i68 sulck menigeen aen eenen knape geraect met een dienaar der politic te doen krijgt

31 Hoe soudick betalen, sprack Heyne, twaer conste, 170 Ick en hebbe in mijn Borse niet een inckel cruys; Daerom, weerdinne, thoont nu u Jonste, En gheeft my oorloff dat ick ghae naer buys. Wat, meendy dat ick dul ben oft confuys? Soudick tghelach soo laten aent bert staen? 175 Met ydelen borsen ist quaet ter merct ghaen. Heyn beghonst vast te besien al omme, Maer de Vrouwe ghinck nae sinen tabbaert tasten. Alree alree! rieper eene, Ick come ick come! En was een Ruffiaen, oft sulcke ghasten. i8o Wildy de weerdinne sey by overlasten? Betaelt oft ghy suit u cleeren verliesen; Van twee quaden moetmen tbeste kiesen. Och Vrient (seyde Heyne) dit wort al te quaet, Soudt ick mijn cleeren bier moeten laten, 185 Soo en wost ick my selven doch gheenen raet; Mijn Vrienden souden my voor eeuwich haten. Tis noch duyster (seyde de Vent) achter straten, Schiet uute, en maeckt dat ghy thuyswaert strijckt; Tis quaden Pant die zijnen Meester wijckt. 190 Waert sake (seyde Heyne) dat ghy my kende, Ghy en soudt my dese schande niet te voren houwen; Maer gheeft my doch oorloff dat ick yemant sende Tot mijn Vrienden, diet my leenen souwen. Dat sal ghebeuren, seyde de Vrou, in trouwen, 169 twaer conste dat zou een kunststuk zijn 170 cruys geldstuk 173 confuys van streek, malende 174 laten aent bert staen opgeschreven laten staan, te goed houden (als het betaald is, wordt het uitgeveegd) 175 ydelen lege 176 te besien al omme om zich heen te kijken (naar een mogelijkheid om te ontsnappen) 179 ruffiaen hoerenwaard oft sulcke ghasten of zo iets i8 wost deze vorm is vooral oostelijk i88 Schiet uute trek uit je kleren 189 wjckt in de steek laat 191 te voren houwen vergen van (vgl. te voren leggen, Mnl. Wdb. IX, 1039)

32 195 Ontbiedt vry eenen diet u leenen sal. Liefde doet vele, maer Tghelt doeghet al. Heyn sprack soo vriendelijck en soo schoone : Ghesel sey by, wilde my een vrientschap bewijsen? Ghy crijcht een paer Cousen tot uwen Toone. 200 Die weerdinne Balder oock proffijt uut rijsen : Ick sal de Herberghe voor elcken ghaen prijsen Ende andere ghesellen bier daghelijcx bringhen; Vrientschap sonder schade mach ick web ghehinghen. Met vrientschap sonder schade ben ick wel gherieft, 205 Laet hooren, sey de Vrouwe, wat ghy begheert. Seght my eerst (seyde Heyne) op dat u ghelieft, Hoe veel heb ick bier nu al verteert? Ick hebt ghelach (seydese) mijn Heere vercleert, bi. 9 Tis elcken vier gulden, al luydet wat selden; 210 Daermen vele verteert, moetmen oock veel ghelden. Vier guldens, seyde Heyne, way dais een cleyn sake, Tis goeden Coope, mach ick daer mede volstaen; Die sal ick web crijghen tot mijnen ghernake, Wilde dese gheselle wat met my ghaen. 215 Ick weet eenen vriendt, doe icx hem eens vermaen, Hy leentse my web deur een venster met liste; Goey vrienden zijn beter dan ghelt inde kiste. Ten is dat niet, sey die vrouwe, soo wy meynen, En ghinck op een nieu daer weder kijven. 220 Ick boor web, ghy ghinckt bier gheerne met Heynen. 199 een paer cousen blijkbaar een gewoon geschenk voor bemiddeling; vgl. de gele kousen verdienen (WNT VII, 5862) 200 Die weerdinne datief rijsen voortkomen 203 vrientschap gunst, begunstiging 206 op dat als het tog Belden vreemd (zie Kiliaan : insolens) 210 ghelden betalen 213 ghemake gerief 215 doe icx hem vermaen als ik hem er em vraag 256 deur een venster zo maar toegereikt (? dus informed) IO

33 Dese ghesel, sey Heyne, sal by my blijven. Siet hy my wat anders dan recht bedrijven, Latet my vry wetter doot becoopen; Diemen vast houdt en can niet wech gheloopen. 225 Al waer hy (sey die Vent) als de duyvel sterck, Ick derf hem leyden by mijnder zijden. Tjan dacht Heyne, dit is ommers goet werck, Waer ick Baer buyten, ick sonde my verblijden. Vrou, sey Heyne, wilt u soo langhe dock lijden, 230 Ick sal hem tghelt doen hebben eer hy van my scheyt; Tis goet vrientschap doen daermen profijt of verbeyt. De Vent dacht, die cousen waren ghoet ghewonnen; Laet my, seyde hy., met hem ghebeeren, Hy en sal my nu ontvlieghen connen 235 Al waer hy eenen voghel oock met veel veeren. Hy bant zij n mes ane en beghonst to sweeren : Ist dat ghy nu anders doet dan ghy my seght, Denckt dat ghy eenen strick voor u selven leght. Die deure ghinck open, sy quaemen bey buyten; 240 Den Vent greep Heynen metten arm wel vaste. Och, dacht Heyne, cost ick alsoo nu stuyten, Dat ick my hulpe uut desen laste. Hy sprack hem soo vriendelijck toe alst paste, En heeft hem menighe cluchte vertelt. 245 Schoon worden, dacht dander, en ghelden Been ghelt. Dit compt, dacht Heyne, van dit schocken en brocken. Waer sal ick nu henen, noorden oft suyen? Met dien hoorde hy Sint Joris die Clocken bi. ^o 222 recht wat behoort 227 Zjan vgl wilt u lijden heb geduld 232 die cousen die Hein hem nl. beloofd heeft (vs. igg) 233 ghebeeren begaan 241 stuyten de loop der zaken wenden? (voor ick leze men dan ict) 245 worden sic; lees woorden 248 Sint Joris II

34 Voor deerste reyse die mettenen luyen. 250 Tis best dacht Heyne, dat wy derwaerts ghaen cruyen; Desen Vent die wil altijts met my ghaen; Opt Kerckhof salmen van schult doch vry staen. Daer quam wat vremts doen in zijn sinnen; Hier sal ick hem, dacht hy, wel mede bestoppen. 255 Comt gaen wy, seyde hy, hier ter kercken binnen, Ick sal de Costre eerst op ghaen cloppen. Wy pleghen voormaels soo dickwils te soppen En heeft my veel diensten ghepresenteert, Maer men kept geen vrientschap voor datmense useert. 260 Wilt hij t u leenen, soo corten wy onsen ghanck, Doet hij t niet soo moeten wy noch voorder trecken. Ick sals u mijn leefdaghe oock weten danck Dat ghy my dus helpt mijn eer decken. Ick en weet niet, sey de Vent, oft ghy my meynt gecken; 265 Niet te min doet tghene dat ghy ontbint; Met proeven men altijt de waerheyt bevint. Dus goet, dacht Heyne, crijghe ick aldus ghehoor, En ghinck zijn cluchte in hem selven voorts dichten. Sy quamen in die Kercke tot voor die Choor; 270 Daer stont die Costre, die zijn keerse ghinck lichten. Nu hoop ick, seyde Heyne, mij nen druck sal slichten; Blij ft ghy hier, ick sal hem naer ghelt gaen vraghen; Men sal den noot die vrienden secretelijck claghen. dit is niet de huidige Sint Joriskerk, die pas in 1845 gebouwd is, maar een vroegere (vgl. Dict. d'hist. et de Gogr. Eccles. III, 895) ; men ziet ze afgebeeld op het drieledig stadsgezicht van Meichisedech van Hooren 252 Het kerkhof was immers vanouds een asylplaats 254 bestoppen beetnemen 257 soppen zich te goed doen aan drank of spijs 259 useert gebruikt, op de proef stelt 265 ontbint vertelt, uiteenzet 267 Dus goet zover gaat het goed 268 werkte zijn aardige toeleg in zijn gedachten verder uit 270 lichten aansteken 271 slichten efffenen, afnemen I2

35 Ghy en cont my, dacht die Vent, daer niet ontcomen, 275 Want die plaetse en stont niet verre van daer. Heyn heeft die Coster byder hant ghenomen, En leyde hem properlijck voor den outaer. Wat isser, sey die Coster, Heyn, hebdy vaer, Oft schuylter wat quaets in u ghedachte? 280 Die wat op dlijf heeft, gaet gheerne bij nachte. Och Coster, seyde hy, tis ons soo qualijck verghaen, My mach half verdrieten dat ick leve. Siedy ghinder, sey hy, die gheselle wel staen : Die quam ghisteren in die Stadt, en tis mijn Neve. 285 Hy begheerde dat ick te nacht by hem bleve, Hy wilde ghaen Ruyteren nae Jonghers maniere; Sulck meyne vreucht vinden, en coopse wel diere. Te nacht was een Meysken by ons gheseten bi. II Die wy nochtans noyt te voren en saghen; ego Dit heeft heuren Pol terstont gheweten, En heeft ons uutermaten seer comen plaghen. Hy heeft gheworpen, op die deure gheslagen, Ten lesten is hy in huys ghebroken; Men meynt dicwils wreken, maer het wort hem ge- [wroken. 295 Den Pol quam vloecken, bannen en sweeren: Waer zijn die verraders? wast dat hy daer riep. Mij n Neve track zijn mes en wilde hem weeren, En dander deur die hitte in zijn mes liep. Aldus, eylacen, dat Godt soo costelijck schiep 300 Is door zijnen toedoen ghebleven loot. 277 properljck behoedzaam 278 hebdy vaer ben je bang 286 ruyteren de bloemetjes buiten zetten, rinkelrooien (vgl. ruiten bij RUTTEN, Haspeng. Id. 196 a) 287 meyne (sic), lees meynt ego viol vrijer 292 gheworpen (zich?) gesmeten 295 bannen schelden (WNT II, i000) 298 deur die hitte in zijn verhit-, opgewondenheid 299 dat Godt soo costeljck schiep hoe kan Heynken, als het nodig is, den preektoon aanslaan! 13

36 Die de saecke aenghaet voelt den meesten noot. Nu weetty wel, die dienaers sullen hem soecken En waer hy ghevanghen, ick bleef oock beschaemt, Dus help ick hem gheeren in eenighe hoecken, 305 Alsoo die vrientschap wel betaemt; Noyt en was hy van misdaet befaemt, Dus gheeft my nu raet ghelijck mijn wijsere; Tis beter in de Rijsers, dan in dijsere. Ick soude hem wel op onsen Toren brenghen, 310 Maer mijn vader die soude soo kijven; Daerom bid ick u, Costere, wilt toch ghehenghen Dat hy desen dach hier mach by my blijven. Ick salt aen zijn vrienden terstont ghaen schrijven Datse hem by avont comen vercleeden; 315 Die onbekent gaet canmen haest wech gheleeden. Sijt te vreden, sey die Coster, ick salt wel maken, Ick soude voor u al meer doen dan datte. Sy en sullen daer niet aen gheraken Daer ick hem brenghen sal, alsoo ick schatte. 320 Laet my mijn dinghen beschicken watte, Ick sal hem gaen leyden secreet op mijn camere; Tkerchof is vry, maer die kercke is bequamere. Segt dan, seyde Heyne, dat ghy my suit helpen, Want zijn hert is heel door rou gheblust; 325 Ghy suit hem zijnen commer daer mede stelpen 304 in eenighe hoecken om in een veilige schuilplaats te komen 306 van misdaet befaemt bekend dat hij jets misdaen had 308 in de risers in het vrije veld (zie WNT XIII, 386 en vgl. nog de zegsw. beter in vogelenzang dan in ijzersklank" bij Van Dale) 309 Toren versterkt huh? 312 b my 1. by u? 315 onbekent onherkend of onherkenbaar 32! secreet heimelijk 322 Tkerchof vgl. vs gheblust terneergeslagen (blijkbaar : van alle warmte ontdaan; het beeld is nogal vreemd) '4

37 En zijn conscientie wort dan te beter gherust. Ghesel, riep de Coster, weest vry ghesust! Ick sal u ghaen helpen, soo dese begheert; bl. I2 Deen vrientschap is altoos dander weert. 330 Tjan, dacht die Vent, dit ghaet wel te wercke; Hy en heeft my ommers gheen beuselen verhaelt. Heyn quam gheras by hem inder kercke: Nu wordy van u ghelt, sey hy, terstont betaelt. Ick heb hem van ses guldens ghetaelt, 335 Ontfanghet altemael, hy salt u langhen, Daer en is geen verlies om tghelt tontfanghen. Die vier guldens die zijn voor mijn ghelach En den eenen schenck ick u om drincken, Die rest sullen wy versmetsen vanden daghe, 340 Oock sal ick dees vrientschap noch langhe ghedincken. Hier deur beghonst den Vent zijnen moet te sincken; Ick weets u grooten danck, seyde den armen bloet. Tis al bate, watmen den beleefden doet. Als de Coster zijn werck hadde voldaen, 345 Quam hy by Heynen ende vantse staen clappen. Compt, ghesel, sey hy, wilt boven met my ghaen, En die Vent volchde hem terstont na op die trappers. Met dien ghinck Heyne ter deuren uut snappen; Aen zijnen aers en was gheen kerre ghebonden, 350 Hy liep soo den Hase doet voor die honden. De Coster nam een keerse en maeckte wat viers ommers dan toch 332 gheras haastig; inder kercke, hij stond nl. met de koster in het koor 334 ghetaelt gesproken; ik heb hem wijs gemaakt dat het om zes gulden gaat 335 ontfanghet neem het in ontvangst 339 versmetsen verfuiven 341 zjnen moet zijn verbolgenheid 343 : men heeft er pleizier van als men iemand ter wille is die het weet te waarderen 349 kerre kar; het is een waste zegsw. (WNT VII, 1562) 15

38 Hebdy gheen coude (sey hy) wildy u niet wermen? Inder waerheyt, ghy compt hier in veel dangiers; Wat onnooselder saken, ay lacen, wachermen! 355 Tsoude een steenen hert ontfermen, Die Fortuyne die ghy nu moet becoopen; Maer niemant en can zijn ongheluck ontloopen. Wat ongheluck, sey dander, ist dat ghy my vertelt? Ick en heb niet ghedaen dat my mach berouwen, 360 Maer ick bids u vriendelijck gheeft my mijn ghelt Op dat ick mach ghaen by mijnder Vrouwen. Ke, ghy meucht, seyde de Coster, my wel betrouwen, En bout my doch in dese sake niet suspect; Tverlichtet smenschen herte, alsmen den druck ontdect. 365 Noch en weet ick niet, sey dandre, wat ghy meent, Al seydy my van dit ongheluck tot morghen. Certeyn, sey de Coster, ghy wort noch vercleent, Houdy u ongheluck voor die vrienden verborghen. bi. 53 Wat wildy voor my veel vreesen oft sorghen, 370 Ick weet wel wat man dat ghy hebt versleghen; This beter ontdeckt dan meer schaden ghecreghen. Eenen man doot (sey dander) nu boor ick vry! Jae suldy my dan gheen ses guldens gheven? Hoe, ses guldens (zey die Coster) by seyde my 375 Datter eenen onnooselij ck doot was bleven, En op dat ghy mocht salveren u leven Soudick u bier op mijn camer bewaren; Inden noot en salmen gheen vrienden sparen. 353 in veel dangiers in voor u zeer gevaarlijke omstandigheden 354 onnooselder saken zaak waarin men buiten zijn schuld betrokken is 356 het (ongunstige) lot dat gij moet verduren 362 Ke wel, gewoon tussenwerpsel 364 ontdect bekend maakt 367 ghy wort vercleent het strekt u tot oneer 372 nu boor ick cry daar boor ik vreemd van op (vgl. Mnl. Wdb. IX, 5320, 1322) Y6

39 Ghans cracht, Bans macht, wat voeren zijn ditte! 280 Soude my den dief hals alsoo bedrieghen? Hy spranck die trappen of door die hitte; Nu en sal by die doot, dacht by, niet ontvlieghen, Ick sal den verrader wel leeren lieghen, En ghinck die deur vander kercken sluyten. 385 Men soeckt dickwils binnen al ist daer buyten. Hy vloeckte, God gheef hem den ramp de crampe, En liep soo rasende voor Tsacrament. Daer ontstack by een tortse aende Lampe; Nu wort den Dief, dacht by, van my gheschent. 390 Hy socht hem alle die Kercken ontrent, Maer en costen niet vinden, al hadde hi noch een tortse. Subtijiheyt is somtijts beter dan fortse. In deen Kant was een tortse, in dander een sweert, Haddy ghesien hoe by in die ghestoelten clam! 395 Met dat by dus bysterlijck heeft ghebeert, Eenen Priester inde Kercke naer die metten quam. Hy hoorde wel 'den Vent was uuter maten gram; Tis best dacht by, bier weder uut ghespronghen // snel; Dat die Zoch doet, becoopen die Jonghen wel. 400 De Vent wert die Priester terstont ghewaer; Hy liep gheras en sloot daer die deure. Her, Her! ghy Dief (seyde by) heb ik u noch daer? En meynden Heynen wel hebben ter keure. De Vent liep nae, en die Priester veure; 405 Sy en saghen door gramschappen aen wit noch Blau, By nachte zijn doch alle Catten grau. 379 voeren streken 381 hitte verhitheid, woede 387 Tsacrament het altaar 390 alle... ontrent door de hele kerk 391 costen kon hem 394 ghestoelten koorbanken 395 ghebeert tekeergegaan 401 gheras haastig 402 Her uitroep om iemand op to jagen 403 ter keure naar zijn wens I7

40 Moort, Moort, riep die Priester, och eenen last! Desen Vent wil my finder Kercke vermoorden! bi. 14 Met dien quam tvolck na de mettene vast, 410 Die dit gherucht al tsamen aenhoorden. Of my, dacht die Vent, dit volck verstoorden, Comense hem te bate ick, lijde hier noot, Veel honden is ghemenlijck der Hasen doot. Midts dat hy wat stille was op tselve pas, 415 Hoorde hy hoe die Pape ghenade heeft ghesonghen; Doen wert hy ghewaer dat een ander was Ende sash wel, Heynen was hem ontspronghen. Hy hadde gheeren uuter Kercken ghedronghen, Maer die lieden hem over den hals haest quamen; 420 Als deen Schaep loopt, dan loopense al tsamen. Den Vent bleef staende metten blooten messe, En den Priester lach half in onmacht. Nu comt die Kercke, seyt volck, in cesse, En hebdy ons niet wel in lijden bracht? 425 Maect u wech, sey een ander, maect dat ghy u wacht, Oft wordy ghevanghen, ghy sulter om lijden; Sy varen al hier qualijck, die de kercken ontvrijden. Den Vent is daer metter haesten ontvloden, En dede zijn vrouwe dit ongheluck verstaen. 430 Tsanderendaechs heeft hem die Lantdeken ontboden, Die heeft hem een swaer aensprake ghedaen; Hy en const soo ghoeden coop niet ontghaen, Hy en moester die Stadt om ruymen eer yet lanck. 4! 1 verstoorden verontrustte, het lastig maakte 412 te bate te hulp 418 ghedronghen zich door het yolk been gewerkt 419 over op 423 comt... in cesse is ontwijd, komt in de ban (Mnl. Wdb. I, i4g4) 427 ontvrjden schenden, ontwijden 429 vrouwe meesteres 430 lantdeken geestelijke die toezicht had over een aantal parochies (zie Mnl. Wdb. en WNT i. v.) 431 een swaer aensprake ghedaen ernstig onder handen genomen 433 ruymen verlaten eer yet lank op korte termijn 18

41 Sulck dient om loon, maer en crij cht gheenen danck. 435 Heynken en dorst in langhen oft breet niet comen, Soo was hy voor den Vent altijts beducht. Ten lesten heeft hy door den Pape vernomen Dat hy by nacht was wech gevlucht. Heyn ghinck inde ghebuerte, en heeft ghesucht, 44o Vraghende, oft sulck volck daer noch woonde ontrent; Men vraecht wel naer den wech al is by bekent. Dat volck, sy zijn al wech van achtere, Wildijse yet hebben, oft sonderlinghe spreken? Neen, seyde Heyne, ick bender wat aen tachtere. 445 Wy hooren wel, seyden sy, ghy claecht van ghebreken; Hier heefter al meer gheweest vander weken; Ghy meucht die schult in u doot boeck wel schrijven. Die wech is, seyde Heyne, die moet wech blijven. bi. c Aldus was die vrouwe te recht bedroghen, 450 Want sy snutte den Paep aen zijn ghelach, En den knecht dat was een schalck doortoghen, Die menich mensche soo te bedrieghen plach. Nu bedroochse Heyne beyde op eenen dach, Nochtans en was niemant int zijne gehoont, 455 Maer elck naer zijn misdaet te recht gheloont. Als Heynken voorden Vent aldus moeste vlieden, Die hem volchde en socht in alien straten, Soo dede by dat hem zijn vrienden rieden Ende nam de vluchte tot zijnder baten, 44o sulck volk die en die mensen 442 wech van achtere er in stilte tussenuit getrokken 444 ick... tachtere ik heb er nog wat van te vorderen 445 van ghebreken iets waarin gij te kort zijt gedaan 447 in u doot boeck schrjaen in het vergeetboek, ze opgeven 450 snutte... aen zijn ghelach zette hem of in de rekening van het gelag 451 doortoghen doortrapt 453 se is object 454 was er niemand onrecht geschied 459 tot zjnder baten wat hem zeer dienstig was I9

42 460 Maer Antwerpen cost by soo qualij cken ghelaten; Aldus en ghinck by niet verder cruyen, Dan daer by die clocken hoorde luyen. Hy besocht zijn vrienden vast rontsomme die stede, Alsse buyten op haer plaisantien quamen, 465 Waer dat by veel vreemde bootskens dede, Diese hem oock ten besten afnamen, Al was by willecom, by ghinck hem schamen, Dinckende datmen seyt vande stoute gasten; Men can die vrienden wel overlasten. Finis. 461 cruyen stappen 464 plaisantien buitenhuizen, lusthuizen 465 bootskens dede grappen uithaalde 468 stoute brutale 20

43 Hier beghint die tweede Cluchte van Heynken de Luyere, hoe dat hy met zijn geselle te Satroysen was gegaen, om daer die mate te nemen van die gelasen, die welcke, soo hy seyde, aen zij nen Meester besteet waren te maken van eenen Coopman. Waerachtelij ck gheschiet, ende seer ghenuechelijck om lesen. [houtsnede] bi. i6 HI hadde te Satroysen oock wat kennisse; Die, dacht hy, wil is den penninck voorts ionnen, Soo en doe ick niemanden anders schennisse, Ten sal henlieden niet gheschaden connen, 5 Ende en gheven accyse van Bier noch Wijn; Van heur poet en mach oock niemant erfgenaem zijn. Hy quam int convent en hielt goey maniere, En ghinck den Cock om den mont vast smouten, i o Maer twasser al van sueren biere, Niemant en wilde met hem wat couten. Hy schoot daer al verloren zijn bouten, Nochtans mercte[n] sy wel wat sorghe by droech : Die eens schamelijck siet, ist al ghenoech. 55 Tis nu, dacht by, comen alsoo ick u sey, Men mach vander Monnicken miltheyt wel swijgen, Opschrift : te Satroysen naar (het klooster van) de Kartuizers (fr. Chartreux) besteet besteld 2 den penninck jonnen eig. de klandizie geven, bier scherts voor : gelegenheid geven mij eens te onthalen 9 om den mont smouten vleien, strooplikken so de reactie was als zuur bier 52 bouten pijien 14 Men behoeft maar eens een armzalig gezicht te zetten om te laten blijken hoe het gesteld is 21

44 Sy en sullen niemanden gheven een Ey, Dan om eenen Capoen wederom to ghecrijghen. Al ist datse schoon spreken, stuypen en nij ghen, 20 Tis al nae hebbinghe dat sy lieden haken En men can van nemers, gheen ghevers maecken. Ick sal heur dees beleeftheyt, dacht hy, wel loonen, Ende van daer sonder eten oft drincken. Hebbense my bedroghen, ick salse oock hoonen, 25 Als sijs vergheten hebben, sal icx ghedincken Mach die sake anders na mijnen wille zijn. Sy laten hen wel hooren die eerstwerf stille zijn. Heynken toefde wel drie weken oft meer bi. x7 3o Eer hy die Satroysen eens quam besoecken; Donbeleeftheyt dede zijn herte soo seer, Hy hadse wel willen met heur spij se vervloecken. Tis tijt, dacht hy, dat ick my nu ghae vercloecken, Die saecke en mach niet langhe gedraelt // zijn; 35 De gheborchde schult moet eens betaelt // zijn. Hy ghinck tot eens ghelaesmakers binnen Metten welcken hy dickwils vereende, Begheerende op hem uut goeder minnen, Dat hy hem wat van zijn ghereetschap leende. 40 Dander dacht wel dat hy daer wat mede meende, Dus ghaf hy hem al tghene dat hy daer socht; Schoon voort ghedaen, dacht hy, is half vercocht. Hy nam daer schrabbers, crobbers en maten 19 stuypen en njghen tautologische vaste verbinding 23 Wsch. is ginc uitgevallen 28 erstwerf in het begin 33 my ghae vercloecken de zaak aanpak 37 Met... vereende bij wie hij kwam 38 op van 40 wat mede meende iets bijzonders mee voorhad 42 voort ghedaen getoond 43 crobbers 1. crabbers? 22

45 Ende bant eenen ghelaesmakers voorschoot aen; 45 Hy cost hem selven alsoo ghelaten, Al hadde hy dambacht seven Jaer ghedaen. Soo is hy terstont ten Satroysen gheghaen Met eenen zijn gheselle, rechts op die Noene; In allen saken heeft men hulpe van doene. 50 Sy quamen tsamen ghegaen tot inden pant, Waer dat uutermaten schoon ghelasen stonden. Heynken nam zijn mate terstont inde hant, Ende heeft zijn ghereetschap daer voorts ontbonden. Daer stont eenen Moninck die sy daer vonden; 55 Dacht hy: wat comen dese twee hier schuymen? Ten zijn gheen Voghels van onser pluymen. Heynken beghonst seer neerstich te werckene En heeft die lenghde en breede gheschreven. Als dit den Moninck beghonst te merckene, 6o Dits goet dacht hy, worden ons ghelasen ghegheven; Tj an, twaer my leet had icxse verdreven, Naer dit volck en sie ick niet laugher omme, Die hier wat brenght is altij is hier willecomme. Hy liep totten Pater, en droech die tijdinghe, 65 Hoe datse om die maten van ghelasen quamen. Die Pater, dit hoorende, creech een verblijdinghe En quamen inden pant doen beyde te samen; Als hijse aensach en kende die namen : Hoe, ghesellen, seyde hy, wat meyndy by desen? bi. IS 70 Sullen constenaers nu moeten wercklieden wesen? 45 hem... ghelaten zich voordoen 48 eenen zjjn een zekere van zijn; vgl. I, t 3 50 pant kruisgang, kloostergalerij 53 ontbonden te voorschijn gehaald 55 schuymen als zwervers rondtrekken (om wat te kapen) 58 gheschreven opgetekend 62 sie ick... omme kijk ik op de vingers 68 kende vernam 23

46 Heynken wrochte soo neerstich ende vaste, Hy en dorste hem naulijck totten Pater keeren. Mijn Vader, seyde hy, brenght my in desen laste, Dat ick gheen vreucht meer en can vermeeren; 75 Die heeft my dit ghelaesmakers Ambacht doen leeren Ende ick en verstaets my noch seer weynich, Maer al doende moetmen leeren, seetmen gemeynich. Certeyn, seyde die Pater, dats my lief om hooren, U Vader die doet seer eerlijcken en wel; 8o Ghy en meucht u daeromme nie verstooren, Maer doet altij is nae ws vaders bevel; Een Ambacht is te prijsene boven sanck oft spel, En acht niet, al mach u die sulcke verwijten, Broodeloose consten brenghen selden profijten. 85 Ick gheloofs wel, seyde Heyne, ghy seght al waer, Twaer al goet, waer ick dees Leerjaren deure, Maer die vallen my nu int eerste soo swaer, Want ick qualijck ghewent ben tot sulcken labeure. Ke, ghy sullet leeren, seyde hy, wel te keure; go Al salt u eerstwerf wat varen moeten, Die niet en besuert en sal niet besoeten. Maer, sey Heyne, nu ickt ane heb ghenomen, Ick salt voorts leeren, latet costen wat mach. Die wijle waren daer ander ghasten comen, 95 Die den Pater ghenoot hadde den selven dach. Neempt van dit wercken, sey by, nu verdrach, En laet ons ghaen eten tot onsen ghewinne; Elcken dach heeft wel een maeltijt inne. 71 vaste onafgebroken 74 vreucht... vermeeren voor mijn pleizier leven 83 die sulcice sommigen 85 al waer volkomen de waarheid 89 te keure ter dege, juist go varen onaangenaam zijn 92 ane... ghenomen ter hand genomen 96 neempt... verdrach laat varen, pauseer wat 98 op elke dag is er een tijd die bestemd is om te eten 24

47 Ist soo laet (seyde Heyne) dat soude ick becoopen; 100 Hoe is ons den tij t soo over ghestreken! Blijft hier, sey die Pater, waer wildy loopen? Wy moeten to noenen noch breeder spreken. Heyn heeft zijn ghereetschap weder op ghesteken En dede soo hem die Pater beval. 105 Tis goet, dacht hy, alst comt soomen wenschen sal. Die Pater sette Heyne bij zijnder zijden, En zijn gheselle creech oock een goey stede. Sijt willecom, sey die Pater, maer ghy moet u lijden. Godt loont, seyde Heyne, bier is wel waer mede. bi. i9 i i o De ghasten merckten, datmen hem eere aen dede, Aldus brocht hem deen en dander een bacxken. Cleyn maten, dacht Heyne, vullen wel een sacxken. Heyn adt, al hadde by yewers staen dij cken, Men dorstet hem veylijck maer eenmael heeten; i i 5 Hy ghinck die Cloosters knapen ghelij cken Die dickwils eten datsy sweeten. Wie soude dees Cloosters spijse weten, Dacht Heyne, ick en vinde gheen sake hoe; Tis bier al boter totten bodem toe. 120 De Pater vraechde hem daer voor die lieden, Wie hem die ghelasen gheven wilde? Heynken zeyde : diet tonsent quam ghebieden, 99 dat soude ick becoopen dat komt slecht voor mij uit i oo soo over ghestreken zo snel voorbijgegaan 103 op ghesteken bij z^ ch gestoken i o8 u l jden genoegen nemen (met wat de pot schaft) 109 waer mede wat men nodig heeft, it y a de quoi i i i brocht hem... een bacxken dronk hem eens toe I13 al hadde by staen djjcken als een dijkwerker I 14 dorstet hoefde het I15 cloosters knapen arbeidende kloosterlingen, lekebroeders (niet monnik zoals WNT zegt) I 17 wie soude... weten wie zou gedacht hebben dat zij zo goed zijn 120 voor in tegenwoordigheid van 122 tonsent bij ons, in de Winkel (de tekst heeft consent) 25

48 Is een vreemt Coopman, seer rijck ende milde, Die heel liberael is voor de arm ghilde, 125 Want hy ons drinckghelt gheeft menich werven; Hy en sal gheen Tasey om een Ey bederven. Hy heeft hier Thantwerpen in stadt ghewoont, Nae dat hy seght, meer dan veerthien Jaren; Nu heeft hem Godt met alsulcken rijckheyt gheloont, 130 Dat hy weder nae zijn landt wil varen, Maer eerst wil hy zijn Jonste openbaren, En stellen ghelasen tot zijnder memorien; Men ghedenckt die menschen best bijde Historien. Hier sullender drie staen, en te Prekeren twee, 135 Ten Minrebroeders eene ist, soo ict onthiele, Opdat hem Godt bevrije van alle wee, En dat ghy naemaels bidt voor zijn siele. Twaer my leet, sey de Pater, dat hem yet misviele; Ick bidts u dat ghy hem van onsen tweghen danckt, 140 Want met Voghelen, men altijts voghelen vanckt. Jae sekere, drie ghelasen, dat sal wat vullen, Onsen Pant mocht soo wel vol gheraken; Als ander goey herten dit hooren sullen, Moghen si daer oock twee oft drie doen maecken. 145 Tis goet, dacht Heyne, ick verstae wel die saecken, Ghy clopt op die haghe, wilter yemant nae hooren, Maer men moet somtijts doof zijn al heeftmen goey [ooren. 524 de arm ghilde een pleiziermaker die platzak is 526 tasey struif (vgl. voor het sprw. WJ/T XVI, 213) ; hij is niet karig 131 zijn jonste openbaren blijk geven van zijn gunstige gezindheid 134 te Prekeren in het klooster der Predikheren 138 misviele overkwam 540 een goed woord vindt een goede plaats 146 ghy clapt op die haghe gij geeft de mensen het woord in de mond, lokt ze uit hun tent 26

49 Die Materie bleef daer, sy dronckent uute, En de Pater wilde rechts vrolijck wesen. 51. zo 150 Heynken quam gheheel in zijn cluyte, En heeft daer menich Refereynken ghelesen. Den tijt ghinck wech, twert spade midts desen, En niemant en sprack een woort van scheyden; Met vreuchden canmen wel den tijt verbeyden. 155 Heynkens gheselle speelde daer een duentken Op die clavecordie, daer by Meester op was. Dats wel ghespeelt, seyde Heyne, mijn suenken, En bracht hem eenen vollen uut, op dat selve pas. Dit is dat oyt den bedroefden ghenas, i 6o Riepen de ghasten, en waren al blijde ; Daermen vreucht hanteert, staet den druck op de zijde. Twert meer dan tijt, Si moesten van daer; Sy dancten den Pater van drincken van eten. En laet niet, sey die Pater, ghy en comt morghen naer, 165 Als ghy die ghelasen voorts suit meten. Dat en sal ick, sprack Heyne, niet vergheten, En soo oorlof nemende ghinck by vertrecken. Tis somtijts conste die wel can gecken. Heynken quam sanderdaechs wel vroech wedere 170 Ende sijn gheselle en bleef oock niet achtere; De Pater ghinck wandelen vast op en nedere, En was henlieden daer een verwachtere. Nu slachty (sey de Pater) den goeden pachtere, 148 Die materie bleef daer men sprak er niet verder over 150 in zjn cluyte in zijn rol als grappenmaker 151 ghelesen voorgedragen 154 verbeyden uithouden; door komen i 56 clavecordie clavichord, een klein, draagbaar toetseninstrument i 58 bracht... uut dronk hem toe ad fundum 159 als er ooit jets was om bedroefden te genezen, dan zo jets 164 En laet niet... ghy en comt laat niet na te komen i68 't is sums een ware kunst zoals men de lieden beetneemt 173 den goeden pachtere die nl. op tijd de pacht komt betalen 27

50 Dat ghy u woort soo wel compt houwen; 175 Die altoos waer seyt, machmen betrouwen. Dat sonde my (sprac Heynken) seer qualijc betamen, Leughenen te lieghenen voor alsulcken Man, Ick mochts mijn leefdaghe lanck wel schamen, Want ick die vrientschap niet verdienen en can. i 8o Tis ghoet, sey die Pater, weest willecome dan, En ick sorghe dat u Meester mocht kijven; Die dient moet in subiectie blijven. Mijn Meester, seyde Heyne, is soo beleeft, Eenen dach werckens oft twee en mach niet schayen. 185 Wie ist, seyde Pater, die ons dit al gheeft? En sou ick den Coopman niet connen gherayen? De questie, seyde Heyne, is quaet om payen, Wy heeten hem al Monsieur, hy draecht schoon cleeren, En daermen profijt of heeft, moet men altijts eeren. bi. 21 i go Ick gheloof wel, seyde Pater, dat also ghebeurt, Tis nu al Monsieur datmen hoort vermonden. Daer ben ick (dacht Heyne) meest ghecontroleurt, En hadde ick die leughenen daer niet ghevonden. Hy heeft hem voorts menighe cluchte ontbonden, 195 Wat Historie dat zijn soude, ende wat werck, Met beuselen verdooftmen menighen clerck. Die Pater gheloofde al wat hy seyde, En Heynken ghaf hem dlafhuyt ghenoech. Tis tij t, sey de Pater, dat ick nu scheyde, 175 waer de waarheid 18 i En ick sorghe hoewel ik bang ben 187 payen bevredigend te beantwoorden op dat punt zou ik het eerst betrapt zijn, als ik dat leugentje niet had verzonnen 194 ontbonden verteld 595 Wat Historic wat er (op het venster) voorgesteld zou worden 198 ghaf hem dlafhuyt (lavuit), nam hem flunk te Brazen, hield hem voor 't lapje 28

51 200 Maer blijft te Noenen by ons, en neempt u ghevoech. Ick salt gheerne doen, seyde Heyne, en hy loech, Mijn gheselle sal oock by ons blijven; Tzijn vrienden die de Heeren den tijt verdrijven. Sy schepten vry oppe, soo sy voormaels plaghen. 205 Wanneer, seyde die Pater, sal dit werck zijn voldaen? Ick dinck, sey Heyn, in die Sincxse daghen, Oft ten lancxsten als den ommeghanck sal ghaen. De Pater dede den Gastmeester een vermaen, Segghende: als dese hier comers, maecktse goede chiere; 210 Men gheeft doch die vrienden vanden besten biere. Swerckendaechs, seyde Heyne, en mach ick niet uu te, Maer Sheylichdaechs comes ick u altemet by. Hy nam soo oorloof met dien besluyte. Nu ben ick, dacht hy, van mijn gheloofte vry, 215 Sy meynen profijt te hebben van my, Maer tsal hun faelgeren hoe dat zijt maken; Die sulcke mist, die nochtans wel meynt raken. Heynken quam elcken heylighen Bach int convent Ende altijt bracht hy yemanden mede, 220 Soo langhe dat den Sincxsen quam ontrent; Liet doen die Satroysen in heuren vrede. Hy wandelde over al wel buyten die stele, Nu hy hem soo vrolij ck hadde ghewroken; Tis een man dacht hy, die doet dat hy heeft gesproken. 225 Den Sincxsen ghinck voorby, Heyn en quam vast niet. 200 ghevoech gerief, gemak 204 schepten disten soormaels de vorige keer 205 voldaen gereed 207 den ommeganck de sacramentsprocessie, op de tweede Donderdag na Pinksteren 209 maecktse goede chiere onthaal hen goed 214 van min gheloofte vgi. vs tsal hun faelgeren het zal een misrekening zijn 220 quam ontrent nabij was 225 vast steeds 29

52 Wat mach, dacht die Pater, dit bedieden? Is hem hier eenich onghelij ck geschiet? En ickt wiste, dat soudick wel verbieden. Hy vraechde nae Heynken diversche lieden, 230 Maer en creech gheen tijdinghe achter noch voren. Die eenen contrarien wech soect, doet aerbeyt verloren. Ick wil, dacht die Pater, hem selven ghaen soecken, Want dit vertrecken maeckt my gheheel confuys. Hy ghinck tot ghelaesmakers in diversche hoecken, 235 Maer wat hy veel sochte, daer en was niemant thugs. Benedictie! sey hy, ende maeckte een cruys, Soude my desen Vent oock lieghen moghen, Soo waer den Vos vanden Craen bedroghen. Hy ghinck tot zijns Vaders, ende groette hem seere 240 Waer is, sey hy, u sone diet ghelaesmaken can? Ghelaesmaken? (sey de vader) certeyn, mijn heere, Ghy en soeckt my niet, maar meynt een ander man? Want ick noyt eenighen soon en ghewan Die ghelaesmaken leert, dwelck my mach rouwen; 245 Die een Ambacht can, is voor den cost behouwen. Ke, Heynken, die de Refereynkens can stellen, Die verstae ick (sey hy) dat een Ambacht doet. Dits deerste, sey de Vader, dat ickt hoor vertellen, Maer ick dincke die saecke en is niet soo ghoet. 250 Wat soude hy wercken, by en gaet niet eenen voet Dan daer by vreucht en solaes mach mercken, En die gheen ghebreck en heeft, en wil niet wercken. 227 heeft hem iemand hier verongelijkt 228 En als 233 vertrecken uitstellen, talmen gheheel de tekst heeft ghegheel 237 zou het kunnen zijn dat hij mij wat wijsgemaakt heeft 238 toespeling op de bekende fabel 239 tot zjns Vaders naar het huis van Heynkens vader 245 is... behouwen kan in zijn onderhoud voorzien 247 Die verstae ick... dat... doet die doet toch, meen ik 30

53 Gans doot, dacht die Pater, ick mocht wel peysen; Hy heeft my een beusele inde handt ghesteken. 255 Hy ghinck hem voor den Vader doen veysen : Dat ick segghe sey hy, is van hooren spreken. Soo oorlof nemende is hy thuys ghestreken, Wesende tot gramschap ter deghe verweckt; Gheestelij cke lieden worden noode begheckt. 26o Heynken en vertelde dit voor gheen beesten, Maers seydet die menschen diet best verstonden, Hoc dat hem die Satroysen deden veel Feesten, Om die ghelasen diese nu niet en vonden. Deen hevet den anderen vast voorts ontbonden, 265 Soo dat die tijdinghe quam int openbare. Dat int heymelijck ghebeurt, compt wel int Clare. Een vanden Heeren quam daer nae to gaste Te Satroysen, daer hy die tijt was ghebeden. Hy maeckte dat hijt alsoo doen paste, bl Dat hy metten Pater inden Pant ghinck treden. Pater, seyde hy, hoe langhe ist gheleden Dat Heynken zijn proeve hier eerst quam stellen? Men seyt gheeren daermen of heeft hooren vertellen. Na dat ick verstae ist seer constich ghevrocht 275 En ghy gaefter niet voor dan spijse en dranck; Ick wou dat ick die ghelasen aenmercken mocht, Ick hebbe daer naer soo grooten verlanck. Tis poet (sey de Pater) ick weets u danck, Ick boor wel, ghy gaet oock in ons schade verblijden, 280 En Ridders moeten voor ons vechten en strijden! 253 ick mocht wel peysen ik had het wel kunnen denken 254 heeft mij beetgehad 255 veysen veinzen 264 vast voorts ontbonden steeds verder verteld 270 pant kruisgang 272 zijn proeve... stellen zijn gezellenproef doen 276 aenmercken bekijken 280 En... moeten moeten nogal 31

54 Niet te min, Heynken doet soo zijns ghelijcke, Maer wat cant ons schaden, dat by heeft gheten? Nochtans waer ick nu yewers int stadt kijcke, Daer wort my dese saecke terstont verweten. 285 Theeft my wel soo seer ghespeten Dat by zijn eygen schande niet en can gheswijghen; Sulck doet quaet en wilter noch eer af crijghen. Daerom bids ick u, Heere, wilt hem bevelen Dat by van dit gecken neme verdrach, ego Oft by salder noch een waghenspel af spelen, Soo by van Gheestelijcke persoonen plach. Ick weet raet, sey daer de Heer, stelt eenen dach, En laet u tsamen veraccorderen; Die vrienden doen menighen twist cesseren. 295 Die Pater was te vreden, tdocht hem profijt En duutsprake die wert aldus gheschoren : Sy en souden malcanderen doen gheen verwijt En Heynken soude willecom zijn ghelijck te voren. Dies heeft by den Pater met eeden ghesworen 300 Dat by die saecken voorts soude houden secreet. Twort haeste vergheten daermen niet meer af en sect. Dit is nu die saecke dat ick u dit schrijve, Dat ghijt int secreet wilt segghen voort, Op dat Heynkens beloefte warachtich blijve, 305 Ghelijck ghy oock wel weet dat soo behoort. Al wort dan hieromme yemant ghestoort, Seght tis u int secreete ghesonden, Op dat ghijt secretelijck voorts sout vermonden! 281 soo zjns gheljcke wat men van dat slag verwachten mag 283 int stadt vgl. I, zijn eygen schande het is kostelijk zoals de pater de rollen weet om te draaien! 289 nerve verdrach afstand doe, ophoude 292 stelt eenen dach maak een afspraak 293 veraccorderen tot een overeenkomst brengen 296 gheschoren geveld, bepaald oz seet zeit, spreekt 308 voorts vermonden verder vertellen. 32

55 Hier beghint die derde Cluchte van Heynken bl z4 de Luyere, hoe dat hi tot Peeter pots ghinc, daer by zij n ghesellen besorchde van Stochvisch, seer genoechelijck om lesen. [houtsnede] Heynken die was op een tij t versaemt Met vijf oft ses sanghers van een Compaignie, Die altijt vrolijck waren soot betaemt, Want die conste set gheerne de sorge aen deen sije. Dese ghinghen inbijten ten selven tije, Daerse ghedroncken hadden wel veerthien daghen; Jonge lieden hebben hongherighe maghen. Sy en waren inde herberghe niet wel ghelooft, Der weerdinnen crijt en wilde niet schrijven; 10 Heur Borsen waren vanden ghelde berooft, De Cruyssen en costen daer niet inne gheblijven. Sy ghinghen met sanghe den tijt verdrijven, Hopende deur yemanden to worden verlost; Tproces was ghewonnen, sy volchden om den cost. 15 Sy sonden altemet deen of dander uute Om eenen milden Pol, die si wel behoefden, Maer en creghen niemant inde Schuyte, Die tghelach soude verlegghen, daer sy na toefden. Oft wy (seyde Heyne) die weerdinne proefden? bi. ss Opschrift : tot Peeter pots naar het huis van Peter Pot. Pieter Pot was een rijke burger van Antwerpen (t 1459) die aan de stad een godshuis onder leiding van drie priesters schonk (zie Biogr. Nat. i8, 78; N. Ned. Biogr. Wdb. 5, 533-4) Stochvisch sic; in dit stuk herhaaldelijk aldus gespeld. 5 inb jten iets eten (zie WItTY i. v., bet. i) 8 waren niet wel ghelooft hadden niet veel krediet i I cruyssen munten; vgl. I, volchden zetten het proces voort i6 pol vrijer, vent i 8 verlegghen voorschieten; vgl. I, Oft als proefden op de proef stelden 33

56 20 Tis misselijck oft wy wat vercrijgen mochten, Menich Slot waer ghewonnen, waert wel bevochten. Weerdinne (seyde hy) hebdy niet om eten? Wy en hebben vanden daghe noch niet gheteert. Ick ben te verre, seydese, vander merct gheseten, 25 Maer haelt vry selver al dat ghy begheert. Ja sekere, seyde Heyne, ick sie wel waert deert, Tis voor die betalinghe dat ghy gaet sorghen; Maer hy wort selden rijcke, die niet en can borghen. Ick borge dnieu wel (seydese) als ghy doude betaelt, 30 Maer al te schrijven en is gheen maniere. Ick bid u, seyde Heyne, dat ghy ons wat haelt, En doet ons deep oft dandere te viere. Ick en heb in huys, seydese, niet een siere Dat ick te hans soude connen ghederven; 35 Thout wort soo hert, ten wil niet meer kerven. Nu hoor ick wel, seyde hy, tzij n al beusselen, Ghy hebt ghenoech maer en wilt niet gheven. Ick soude nochtans soo wel wat peusselen, Al waert van ghister avont over ghebleven, 4o En sonder spijse en can ick niet leven, Al en soude ick cappe noch Cuevel sparen, En al waert dat alle boomen galghen waren. Hy nam de borsen van alle zijn ghesellen, Op dat heur de weerdinne soude bedancken, 45 En doen hy al tghelt by een ghinck tellen, Haddense met hen sessen ontrent twee blancken. 20 tis misselijck wie weet 26 deert schort 29 dnieu de nieuwe vertering 30 te schrjven op te schrijven, te poffen 32 doet... te viere kook of bak wat voor ons 34 ghederven missen 35 thout de kerfstok nl. heur... bedancken tevreden zijn 46 blancken zesduitstukken 34

57 Hier is ghenoech, seydese, voor seven crancken, Maer voor ses ghesonde ist luttel ghenoech. Ten ghinck haer niet diep inne, al wast dat si loech. 5o Non fortse, seyde Heyne, tis ghenoech voor broot, Als van tbier, dat sullen wy by dander setten; Onsen Kerf en is noch niet soo groot, Hy en wort noch betaelt van sommighe Cadetten, En den hongher en sal ons niet moghen letten, 55 Want Salomon seet, dies maecke ick moet, Een drooghen beet is met vreuchden goet. Niet to min my comt daer wat int hooft ghevloghen, Daer onsen Bruck wel mede mocht eynden. Ick heb daer wat uut mijnen poot gesoghen, bl. 26 6o Tis misselijck hoemen een cloot siet weynden; Godt die mocht ons noch wel spijse seynden, Waer ick anders na mijnen sin ghecleet. Deen eet wel dat voor een antler was bereet. Hy liep inde cuecken by de maerten : 65 Hier, sey hi, ghi moet my eenen voorschoot leenen, Ick wil eenen gaen gheven vander taerten, Die my niet en verwacht soudick wel meenen. Die maerten gaven hem terstont daer eenen, Die wel besmeurt was van diversche couleuren. 70 Men seyt niet soo sots ten mach wel ghebeuren. Hy maeckte den voorschoot root wit en swert, Rechts oft by tot eenen schilder had ghehoort; 49 niet diep inne niet van harte 5o Non fortse het geeft niet 52 Als van wat betreft 52 kerf schuld op de kerfstok 53 Hy en of hij cadetten grote heren 55 dies maecke ick moet dat is mijn overtuiging 56 Spreukeni 7 I 59 ik heb wat verzonnen 6o men weet nooit hoe een bal kan rollen 62 als ik mij kan (ver-) kleden zoals ik wens 66 gheven vander taerten tracteren, t.w. in ironische zin 72 rechts net 35

58 Hy nam een groote schotel vant bert, Die sloech hy onder zijn slippen rechte voort. 75 Daer viel hy te Peeter Pots aenboort, Alsoo ick u hier na sal ontbinden. Den hoot doet menighe subtijlheyt vinden. Hy hadde seer corts een tafereel ghesien, Daer die Pater selver gheconterfeyt in stont, 8o Dwelck constelijck ghemaeckt soude zijn midts dien, Soo hem die schilder hadde ghedaen oorcont. Hier uut socht Heynken nu eenen vont, Om deur dese sake te worden ghespijst. Tis misselijck waer somtijts profijt uut rijst. 85 Hy quam int convent, ende track die belle. Wat is, sey die Portier, u ghelieven? Is die Pater, sey Heynken, op zijn celle? Mocht ick hem spreken, ghy sout my gerieven. Brengdy hem, sey dander, eenighe brieven? go Neen, sey Heyne, maer een secreetheyt verholen; Die dient moet doen dat hem is bevolen. Die Pater wert ghehaelt; Heyn de reverentie, En bleef stille staende, doen hy hem aensach. Pater, sey hy, noyt en quam ick in u presentie, 95 Ick ken u soo cleerlijck, ghelijck den dach, Dies ick mijnen meester wel prijsen mach Dat hy soo constich is in zijn voorstel. Maer een goet werck prijst altijts hem selven wel. Jesus, seyde hy, is dit niet een wondere? bi bert schotelplank 75 Peeter Pots zie hierboven 76 ontbinden vertellen 78 corts kort geleden tafereel schilderij 8i ghedaen oorcont verteld had 82 vont list, truc 84 tis misseljck vgl. vs. 20 en 6o rest voortkomt 92 de deed 95 ick... cleerljck toch herken ik u zo duidelijk 97 voorstel werkwijze 36

59 i oo Hier en is gheenen tijt noch ure aen ghequist. Tghelijckt u soo wel van boven tot ondere, Datter niet een haerken en is ghemist. Ic weet wel, waert dat onsen Keyser dit wist, Hy sou mijnen meester terstont ontbieden. 105 Die conste wort begeert van groote lieden. Wie is (sey de Pater) u meester dan, Daer ghi alle dese groote dinghen of craeckt? Certeyn myn beer, sey by, tis den selven man, Die u aenschijn soo constich heeft nae ghemaeckt i i o Dat het const spreken ghelyck ghy daer spraeckt. Men screef noyt van twee ghelij cker met pennen, Die u noyt en sach, soude u wel kennen. My dunckt, sey de Pater, ick sach u noyt daer, Nochtans heb icker gheweest vier reysen oft vijve. 115 Ic gelooft wel, seyde Heyne, ghy segt daer waer, Want ick daer niet en doe dan die verwe wrijve; Maer ist dat icker noch een Jaer by blijve, Ick sal wel bekent worden by sulcke Heeren. Die consten can, comt ghemeynlijck tot eeren. 120 U Meester, sey die Pater, toeft soo langhe, Ick sout over een maent hebben ghehadt. Tis waer, seyde Heyne, maer tcomt by bedwanghe, Ten wil niet drooghen, dweer is al te nat, En mijn Meester en werckt maer somtijt wat 125 Als by zijn sinnen daer toe wil legghen; Maer wel ghedaen veel ghedaen, is een oudt segghen. i o2 is ghemist verkeerd staat 107 craeckt verkondigt (als jets sterks) I 10 const zou kunnen i ii met pennen te verbinden met screef twee gheljcker twee die zo gelijk aan elkaar waren i i 6 wrjve dit is geen infinitief; de constructie is : dat ik niet en doe dan dat ik wrijve ii over een maent al een maand (geleden) 122 bj bedwanghe door overmacht 37

60 Sydy dan, sey de Pater, aen my ghesonden? Moet ick noch eens sitten eert sal zijn voldaen? Neen, seyde Heyne, ick salt u vermonden: 130 onse vrouwen buyck die is op ghegaen, Die wort nu met sulcke luste bestaen Dat al nae stockvisch is dat sy gaet vraghen; Tis vremt wat vroukens lust die kinderen draghen. Wy hebbens hier tot twee oft drie plaetsen ghehaelt, 135 Maer en connens niet ghecoken als ghi bier doet. Nu oft aenden visch oft aende boter faelt, Die sake en zijn wy met ons alle niet vroet. Daerom bids ick u Heere, weest doch soo goet Dat ghy heur van uwen Stochvisch laet proeven, bi. zs 140 Inden noot elck meest vrienden behoeven. Seer geerne, sey de Pater, ende ontboot den Cock Datmen hem den Stochvisch soude bereeden. Heyn hadde de Schotel onder zijnen rock: Grammercijs mijn Heere, sey hy, godt moet u geleeden! 145 Mijn Meester en mijn Vrouwe met hen beeden Sullen de vrientschap ghedincken die ghy heur bewijst, Want deen vrientschap altijts uut dander rijst. Heynken was seer blijde op tselve pas, Want hi hadde een schotel stockvisch naer zijn vermei 5o Die wel ghebotert en soo groot oock was, [ten, Dat zijs met hen allen niet en costen eten. Hy quam bijt gheselschap daerse waren gheseten, Die hem met vreuchden ghinghen vermaken snel. Ghestolen brocxkens ghemeynlijck smaecken wel. i 28 sitten als model iii. voldaen voltooid 129 vermonden mededelen 130 onse vrouwen van onze meesteres 131 bestaen aangegrepen 137 daar kunnen wij niet achter komen 44 Grammerc#s grand merci, dank u zeer 148 pas ogenblik 38

61 155 Dit compt, seyde Heyne, van ghoede milde gratie Die den hongherighen buyck met spijse vervult. Al maeckte de weerdinne een lamentatie En hadde my by na tot gramschap verdult, Nu eten wy stockvisch ende en maecken gheen schult, 16o Dies wy voor tghelt oock niet en sorghen; Daermen gheeft en derfmen coopen noch borghen. Twert tijt, sy moesten scheyden int leste Deur ghebreck van ghelde, twas by bedwanck. Sy betaelden broot, en schreven die reste. 165 Dat sal ick u brenghen, sprack Heyne, eer lanck. Als ghijt doet, sey de Vrouwe, soo weet icx u danck; En ghijt brenght, so en derf icx selver niet halen. Niet te min, die wat gheeft die wilt betalen. Sy scheyden van een, Been ghinck daer, dander hier, 170 Maer Heyn dacht te wrekene zijnen thoren. Hy ontstack een keersse inde keuckene aent vier, Segghende daer is wat inde camer verloren. Hy nam den voorschoot die hy hadde voren, Dien ghinck hy voor Tafereel op tresoor doen hanghen. 175 Constenaers hebben altijts na cluchten verlanghen. Op tresoor stonden twee wassen keerssen gheheel, Die ghinck Heyn alle beyde ontsteken, En settese soo al berrende voor Tafereel; Doen is by terstont uuten huyse ghestreken. bl. 29 i 8o Hy Wilde hem selven daer mede wreken, 158 verdult do! gemaakt I 61 derfmen hoeft men 164 schreven vgl. vs En als derf hoef 170 zijnen thoren de hem aangedane spijt 574 de tekst heeft op tafereel voor tresoor, de bedoeling is blijkbaar dat H. het voorschoot hing voor het schilderij (met een gewijde voorstelling ongetwijfeld) dat boven het buffet hing; vgl. vs. 206 tresoor buffet 176 twee wassen keerssen gheheel twee waskaarsen die nog heel waren; waskaarsen waren toen iets zeer kostbaars 178 berrende brandende 39

62 Dat hem die weerdinne hadde spijse ontseet; Elck opent gheerne dat hem opt herte leet. Tquam rechts alsoo alst wesen soude, Want daer dien dach gheen volck en verghaerde 185 Dat de Vrouwe inde Camer setten woude, Want sy die plaetse voor die vrienden spaerde. Alst laet wert en den nacht hem openbaerde, Slootse die deuren en wilde ghaen rusten; Die daechs arbeyt, sal snachts wel slapens lusten. i go Alsse inde camer quam ende heur keerssen aensach, Die meest verbrant waren totten eynde, Wertse roepende, ay lacen, o wy o wach! Hoe come ick nu in dese ellende? Wie heeft dit ghedaen? waert dat ick hem kende, 595 Ick stake hem therte of al waer by seer coene! Gramschap doet meer seggen, danmen denct te doene. Die Maerte dit hoorende, wert beschaempt, Midts datse heur vrouwe roepende vant, Segghende : wat sal ick nu maecken aist dondert? 200 Mijn ghewijde keerssen zijn al verbrant, Oft wat soude ick nemen in mij n handt, En ick haestelijck storve? dwelck Godt behoede. Die van als bedenckt leeft als die vroede. Als der vrouwen moet wat was ghesoncken, 205 En de Maerte heur ooghen op soude slaen, Sachse den voorschoot voort Tafereel hanghen. Vrou, seydese, dit heeft Heynken de Luyere ghedaen; 18 r ontseet geweigerd i86 spaerde reserveerde 187 hem openbaerde zich vertoonde, vie! i 97 beschaempt blijkbaar voor ontsteld (confuus) gg alst dondert als het onweert (men placht dan nl. gewijde keersen aan te steken) 202 En ick als ik haestelijck plotseling 203 van a/s bedenckt zich voor alles tijdig voorziet 204 moet ontsteltenis 40

63 Desen voorschoot hadde hy heden morghen aen, Daer wil ick mijn lijf wel onder legghen. 210 Datmen gesien heeft coachmen wel stoutelijc segghen. Ick gelooft wel, sey de vrou, tis van zijnen wercke, Want hy gheen ghewijde keerssen en acht; Ick dincke, hy en bernt anders niet inde Kercke Als by by nachte die Outaren wacht, 215 Maer by sal my betaelen, heb ick anders macht, Oft by sal den vluchte moeten kiesen; Niemant en wil gheerne tzij ne verliesen. Heyn dacht wel, de vrouwe soude haer stooren, Dies ghinck by tot twee oft dries camper gasten: bi. 3o 220 Gaen wy inbijten (zey hi) ghy suit wat nieus hooren, Waer toe hem dander ghewilliclijcken pasten. Wildy mi, sey Heyn, vanden inbij t ontlasten, Ghy suit den willecom hebben diemen mi gheeft. Die niet en avontuert, dock niet en heeft. 225 Heynken brachtse terstont int zelver buys Daerse voormaels den stockvisch hadden gheten. De vrou hem siende wert heel confuys, En hadde by nae inden hoop ghesmeten. Hoe? zeyde Heyne, wat is dit u vermeten? 230 Ick brenghe u gasten, wildijse verdrijven? Tis eenen slechten willecom daermen gaet kijven. Goey mannen, ghy zijt, seydese, willecom certeijn, 20g m jn ljf onder legghen mijn leven onder verwedden 211 van z jnen wercke wat men van hem verwachten mag 214 die Outaren wacht wacht houdt in de kerk (altaarwacht) (het is natuurlijk ironisch bedoeld) 215 heb ick anders voor zover ik heb 219 scamper spotlustig 220 inbjjten vgl. vs pasten schikten, leenden 223 gij zult delen in de goede ontvangst 228 inden hoop ghesmeten er op geslagen 229 wat is dit u vermeten wat ga je nu beginnen 41

64 Maer Heyne, ghy blijft mi liever achtere. Ick hoor wel, zeyde Heyne, mijnen willecom is cleyn, 235 Nochtans en comdi door my niet tachtere. Neen, seydese, en dedy mi gheenen lachtere [zijn? Doen ghi mijn keersen ontstaeckt die meest verbrant Die goet met quaden loont moet een vuyl calant zijn. U keersen? seyden dander, hoe is dat ghebeurt? 240 Wilt ons daer noch wat weer of vertellen. Hy nam, zeyt se, eenen vuylen voorschoot zeer besmeurt, Daer ghinck by beyde mijn keersen voor stellen. Hy deet om dat hi my zoude quellen, Maer ick gheloove tsal hem berouwen; 245 Langhe gheborcht en is niet quij t gheschouwen. Ist anders niet, zeyde Heyne, zoo zij t te vreden. U keersen en waren die niet ghewijt? Jase, zeidese, te Lichtmisse lest leden, En dat ist principaelste dat mi nu spijt. 250 Is dit waer, zeyde Heyne, zoo weest verblijt En danckt Godt dat u keersen daer toe zijn ghecomen; Datmen God gheeft en is niet te vergheefs ghenomen. Hier waren in u huys by een verselt Ses hongherighe buycken vol alder sorghen, 255 Die gheen spijse en hadden, pant noch ghelt, En ghy en wildese niet langher borghen. Den hongher hadse moghen verworghen, En hadde den voorschoot gedaen die ghy misprijst. Tis goet dat den hongherigen menschen spijst. bi blfjft... achtere je moest maar liever wegblijven 235 comdi niet tachtere lijd je geen schade 236 dedy... lachtere heb je me niet schandelijk beetgenomen 244 gheloove beloof 250 zeyde tekst zeyne 257 verworghen doen omkomen 258 En hadde gedaen was er niet geweest 42

65 260 Dunckt u niet dat hi daerom wel weerdich was Dat icker u keersen voor soude ontsteken, Die ons stockvisch verleende op tselve pas, En de my den Pater soo vriendelijck toe spreken? Ick segghe, en ghy dit rekent voor ghebreken, 265 Ghy maeckt u siele noch meer een besmettere; Die met Godts wercken geckt is doch een kettere. Daerom ist best, laet u ghenoeghen, Beclaecht u niet meer over sulcke saken; Tis misselij ck dat God noch soo mochte voeghen, 270 Datmen den voorschoot een cappelleken soude waken, Soo mocht hi oock aen profijt gheraken, Om dat dit miracule hier is gheschiet. Tis goet om verdraghen daermen profijt of gheniet. Die vrou sach wel, sy en sou anders niet crijgen, 275 Maer noch begeckt worden waer dat zijt vermaende. Aldus batse Heynen dat hi wilde swijgen, Want sy heur tfeyts int leste schaemde. Heyn sant heur nochtans gasten alsoot betaemde, Die om den voorschoot te sien daer zijn vergaert. 280 Tzijn goey gasten daer de weerdinne wel by vaert. Aldus heeft die vrouwe heur schade verhaelt, Diese eerst aen heur keerssen gedoochde, En Heyn die hadse oock wel betaelt Van donbeleeftheyt die zy hem toochde. 285 Den voorschoot by deur den stockvisch verhoochde 263 En demy den Pater en maakte dat de pater 264 en guy als gij 265 besmettere schender, die ontheiligt 269 Tis missel jck het zou best kunnen zijn 274 zij zag wel dat er voor Naar geen eer aan te behalen viel 275 vermaende er over sprak betaelt van betaald gezet 285 verhoochde tot aanzien bracht. 43

66 Fn des Paters liberaelheyt wert verbreet; Tis goet daert al tsamen met vrientschap scheet. Finis. [vignet] Ghedruckt Thantwerpen / opde Lombaerde Veste bl.32 inden witten Hase, j 1 sewint / by my Jan van Ghelen. Anno. M.D.LXXXII [drukkersmerk] (Fide nonquam polluta) 44

67 MONT TOE, BORSE TOE Die hooren en sien // can, En swijgen // mede: Deucht sal hem geschien 1/ dan, En crijgen // vrede. Ghedruckt int Iaer ons Heeren : M D LXXXJJJ Ist sake dat yemandt nu te rechte bedinckt Hoe perijckeloos nu zijn de tijden, End hoe veel quaets dat de tonghe inbringt, Oock de stricken om t Gelt aen alle zijden : 5 Die sal waerachtelick moeten belijden Dat het seg-woordt daechlicx wordt volbracht, Wildy u selven end u goet bevrijden, Mondt toe, Bors toe, op u woorden wel acht. Sijdij als de Rijcke, hebdij eenige macht? i o Siet dat ghy u tonghe niet en laet verhalen Dat u Borse namaels wel mocht betalen. Tis eenen yseren tydt, alsoomen sien / mach, Nergens en is men vrij in eenighe stede, Wie isser die de boosheyt te hans verbien / mach? 15 Goetheyt is verstroyt, alle rust ende vrede, Men vreest God noch zijn gheboden mede; De deucht is geheel wt den lande gesmeten, Maer list end bedroch is nu de zede. 4 de stricken scil. die men legt, vgl, vs. i go 6 seg-woordt spreekwoord 7 bevrijden vrijwaren 45

68 Wille heeft goede reden heel verbeten, 20 Rechtveyrdicheyt is in een hoecxken geseten, Tis den deyrlicxsten tijdt diemen oyt vandt : D'onrechtveyrdicheyt heeft nu de overhandt. Elck is in hem selven vol erreuren, De macht der rechtveyrdicheyt wort heel verneert. 25 Deen wilt thooft schier controleuren, Want donverstandige nu domineert. Door gifte wordt Iustitie gecorrumpeert, Dwelck de Eergiericheyt in can geven, Dies menich quaet Boeve noch triumpheert 3o End de slechte rechtveyrdige moeten sneven. De Schaepkens worden al-om verdreven, Want de Wolven sietmen plucken en teesen Die al de werelt schier brenghen in vreesen. Guchelaers, Dobbelaers, end' Hoereerders, 35 Onschamel Clappaerts, end' Leugevinders, Ezels, Bottaerts, Slechtaerts, Flatteerders, Dronckaerts, Brassaerts end' stoute onder-winders Sijn beter geacht dan deucht-beminders, Wijse, geleerde, verstandighe persoonen, 40 Oft sobre, schamele, eerlicke kinders, Dwelck certeyn een quaet is, niet om verschoonen, Sal God een yegelick na zijn wercken loonen, Wat eeren sullen sy connen bewysen Die den quaden boven den goeden prijsen? 19 Wille moedwil 25 Deen de eerst de beste 30 slechte een voudige 32 plucken en teesen tautologische verbinding (zie W.N? XVI, 229) 34 Guchelaers de bet. is klaarblijkelijk ongunstig. zoveel als bedriegers; of misschien woekeraars (vgl. Mnl. Wdb. III, 2053) 35 onschamel onbeschaamd, brutaal leugevinder iemand die leugens debiteert; het woord is tot nog toe alleen opgetekend uit de Teuthonista, niet in WNT. 41 niet om niet to 46

69 45 Nergens en is ruste, maer groot verdriet, Heymelicke vyandtschap, nijdt end' haet; Niet dan dreygementen datmen nu siet, En daer en boven de vreese der Boeven quaet. Vol twist end tweedracht is elcken staet. 5o De Lieffde wordt heel vanden Naesten gekeert, De gheveynsde Heyligen, met Boosen raet, Hebben de werelt haer bedroch geleert, Dies oock de ketterye daechlicx vermeert, Want hoe souden sy yet goets geleeren meugen 55 Die de waerheyt willen veranderen in Leugen? Daer is eenen nieuwen Arrius geboren, End' eenen nieuwen Manicheus oock diesgelijcke; Novatianus ketterye roemt nu te voren End' den quaden Erintheus, vol valscher practijcke, 6o Noch duysent meer ander die ick over-strijcke, Daer tvolck by verleydt wordt, slecht van verstande, End' steken nu thooft op in elcken wijcke End' saeyen tquaet cruydt bier achter Lande, Dwelck is voor de Herders een groote schanden, 65 Die de rechte Leere houden verholen : Daermen de waerheyt swij cht, moetmen altoos dolen. Nu isser datmen noyt te voren en sach, Alle dingen zijn verandert op dit termijn; Ick meyne, dat ons naeckt den laetsten dach, 49 is tekst : is in 56 Arrius presbyter uit Libye, ca. 300 in Alexandriee, loochende de goddelijkheid van Christus (Arianisme). Arius' naam werd bij uitnemendheid het brandmerk voor elken ketter" (J. de Zwaan) 57 Manicheus gelatiniseerde Griekse vorm van Manes (f 276), de Perzische stichter van een gnostisch-christelijke secte 58 Novatianus presbyter, ca. 250 tegenbisschop in Rome, stichter van een streng ascetische secte, die o.a. zondaars ook na volbrachte boete niet meer in de kerk wilde opnemen roemt de uitgave i 6o i heeft court 59 Erintheus (?) 6o over-strjcke voorbijga 69 Dit vers zou een steun kunnen zijn voor de opvatting van Dr W. A. P. Smit dat Crul tot de Anabaptisten behoorde : zij verwachtten nl. spoedig de laatste dag 47

70 70 Want daer daechlicx veel vremde teeckenen zijn. De boosheyt thoont nu haren schijn, Al-om end' om zijn sondige wercken, Nemesis, Negera, end' Alecto sijn Met Thesiphone comen den hoop versterken 75 Wt der duyster Kellen, want sy aenmercken Datment al wil besitten met forts end' gewelt. Trecht wordt vercrompen, men siet meest na t' Belt. Ick en wijts den Princen niet, maer de sonden Die nu gebeuren in diversche plecken 8o In all neringe is gebreck bevonden End' niemandt en machmen zijn boosheyt ontdecken. Al soumense geyrne tot deuchden trecken, Twordt al verstaen met twist end' geschille; Hoe goede argumenten, men hoortse begecken 85 Hij is quaet to wijsen, die verdoolt gaen wille. Dus hoort en denckt, voorts swijgende stille, End maeckt dat ghy Mondt end Borse toe-sluyt, Want tis al voor eens dooffmans deur geluyt. U tonge moet gij dan scherp bedwingen, go Oft u Borse mocht wel lijden foot; De tonge is oorsaeck van quade dingen, De tonge brengt menich mensch ter doot, De Tonge maeckt Orloge end' tweedracht groot, De Tonge is tbeginsel van de kijvagie, 95 De Tonge maeckt eenen vriendt wel vijandt bloot, Gheen grooter verraedt dan valsche clappagie; De Tonghe verdruckt menighe personagie, 73 Xegera Megera; bedoeld zijn de Erinyen 75 aenmercken tekst anemercken 77 vercrompen verkleind, verdrukt 8o gebreck fout, tekortkoming 81 ontdecken voorhouden 83 verstaen met uitgelegd als 94 tbeginsel de oorsprong 97 Dit vers, dat in de uitgave van Doris ontbreekt, is aangevuld uit de druk van i 6o i. 48

71 De Tonge maeckt dat al de werelt schier sneeft, De Tonge die neemt dat si niet en gheeft. zoo Een quade Tonge is een abuyselicke wee, Sy maeckt dat menich hert ongesont / is, Een vreeslick tempeest, een draeyende Zee, End' quader dan Sirtus, die sonder grondt / is: Tis wonder hoe quaet dat der Tongen vondt / is 105 Noch quader dan Schulla, daert al wordt verslindt. Hoe-wel sy bequaem in smenschen mondt / is, De tonge is t' schadelicxste datmen vindt; De tonge 't secreet der herten ontbindt, Ment tempt alle Beesten, hoe wreedt van natueren, 110 Maer een quade Tonge sal haer altijdt rueren. De tonge is meerder dan alle de samen, Sy breeckt de ruste end' maeckt den twist; De Tonge beneemt veel goede namen, De tonge heeft dickmaels haer gelooff gemist; 15 De tonge is d'instrument van alien argelist, De tonge derft Gods naem wel blasphameren; De tonge heeft Gods woord ydelick verquist, De tonge doet Steden end' Landen mineren, De tonge deed' de Propheten persequeren, 120 De tonge heeft een onberispelick quaet gewrocht : De Tonge heeft Christum aent Cruys ghebrocht. 98 al de werelt iedereen sneeft ten val komt, ongelukkig wordt 103 Sirtus, die sonder grondt is de dichter heeft de klok horen luien : de Syrte is niet een gevaarlijke diepte, maar een gevaarlijke ondiepte 105 Schulla Scylla verslindt verslonden; de zwakke vervoeging was niet ongewoon ii i samen de druk van I 6o I heeft, wsch. terecht, famen: de boze tong kan alle faam te niet doen I 14 haer gelo f gemist haar verkondigingen (wat men geloofde te weten) verkeerd uit zien komen (?) i i8 mineren ondermijnen 120 onberispelick dat niet berispt kan worden, t.w. niet op rechtsgronden aangetast; de tong doet kwaad zonder dat men er vat op heeft. 49

72 De Tonge moet vreesen voor alle saken, End' principalick haer woorden wel gade-slaen; Een goede tonge can vriendtschap maken, 125 Maer een quade tonge heeft wonder misdaen. Daerom doe ick u nu noch eens vermaen : Wildy u selven end' u goet bewaren, En laet niet veel woorden wt uwen monde gaen, Oft u tonge sou u Borse beswaren. 130 Denckt hoe zy voormaels hebben gevaren Die de tonge gebracht heeft in groot verdriet, Want een woordt dat ghesproken is, en keert doch niet. Met swijgen en condy niet verbeuren lichte, Want men seydt gemeenlick : t' gedachte is vry, 135 Maer daer veel woorden zijn even dichte, Daer zijn oock veel sonden, na Salomons belt'. Men antwoordt wel sonder veel spreken, waer dat sy; Veel woorden brengen sotheyt voort ten beginne. Al is een boerachtich, end' plomp daer by, 140 Can by swijgen, men rekent hem wijs van sinne. Sommige en hebben geen vuylder feyt inne Dan veel claps, dwelck de ziele doet beven, Want van elcken woorde salmen rekenschap geven. Dus stopt uwen mondt, die geneycht is om spreken; 1 45 Den mondt is den kuyl vol quader vonden. Hy bewaert zijn ziele van veel gebreken Die synen mondt houdt in den breydel gebonden; Wt den mondt comen diversche sonden, Valsch getuych, verradery ende nijdt. i 50 Om dat den mondt spreeckt (naer Christus orconden) 129 beswaren tot last worden, in moeilijkheden brengen. Vs. 129 en 130 waren in de tekst verwisseld 135 even dichte die elkaar voortdurend opvolgen 139 een iemand 541 geen vuylder feit geen erger gebrek 550-I Blijkbaar een toespeling op Matth. 12 : 34 50

73 Coemt wter herten eerst t' rechte belijdt. Dus wildy met rust leven al uwen tijdt, En laet niet veel woorden wt den monde vliegen, Oft u tonge sou u Borse bedriegen. 155 Ghy siet wel, daer en is nergens geen trouwe Deen vriendt wordt vanden anderen beclaecht; Dwijff tegen den Man, de Man tegen de Vrouwe, De Vader tegen t' kindt nu vyandtschap draecht End' t' kindt synen vader voor t' gerichte daecht. i 6o Deen Broeder is tegen dander int geschille, De vrouwe wordt van haer Ionckwijff geplaecht End' de knecht synen meester verraden wille. Ghy en condt niet gespreken, secreet oft stille, Men sal u altijdt in een woordt bevangen, 165 Een ygelick salder oock t' zijn toe hanghen. Men weet niet waermen succoers sal soecken, Alle plaetsen zijn onvry, end' geheel suspect: De Muyskens sitten in alle hoecken, De Coppespinnen hangen aen t' huys gestrect, 170 T'wordt al verstaen, waer ghijt vertrect, De Swaluwen zijn onder u dack gecropen, T'serpent leydt stille onder t'cruydt bedect; De krekel coemt wter schauwen geslopen, T'veldt heeft zijn oogen allesins open, 175 Alle bosschen end' hagen ontpluycken haer ooren, Ghy en condt niet spreken, sy en sullen hooren. I 61 Jonckw(jf dienstbode 165 t'zjn toe hanghen er jets van hemzelf aan toevoegen, het aandikken 168 Muyskens luisteraars (met gedachte aan het fijne gehoor der muizen, 569 Coppespinnen, de spinnen, zij die overal venijn uit zuigen"; de druk van 16oI heeft spinnecoppen nets t'huys gestrect met Naar net nl. 570 vertrect vertelt druk I 6o i : waer dat 171 Swaluwen symbool van de lichtvaardige Prater die alles uitdraagt 173 de krekel eveneens zinnebeeld van de lichtvaardige Prater

74 De Vogelkens zijn altijdt inde weyre, De Exter en can haer huppelen niet laeten; De clapachtige Roetaerts brengent int cleyre i 8o End' dragen de tijdinge soo achter straten; De Schimpaerts kijcken door spleten end' gaten, De Twistmakers brengent al in dangier En dragen tot Meesters end' Ondersaten In deen handt twater, end' dander handt vier. 185 Men weet niet waermen sal spreken schier, Dus raed' ick u noch eens, op alle belle: Mondt toe, Bors toe, so blijffdy in vrede. De mondt door lichtelick ontluyken Can de sulcke haest in u borse geraken; Igo Tis wonder wat stricken dat syer toe gebruycken, Dees gierige vreckaerts, dees scherpe staken. De begeyrte des Gouts can wonder maken, Orlooch stichten, groote steden bederven, De Leugen prijsen, de waerheydt laken, 195 Den boosen verheffen, den goeden doen sterven; Ontwegen, ontmeten, ontsweyren, onterven, T'gelt derif alderhande saken bestaen, Maer Godt end' t'groot Gheldt can qualick tsamen [gaen. O Gelt, Gelt, oudt beminlick fenijn, 200 Ja bederffnisse van t' menschlick geslachte, Al schijndy ons nuttelick op dit termijn, 179 roetaerts Vlaamse gaaien int cleyre in 't klaar, in het openbaar zij zijn dubbelhartig, spelen een dubbele rol De zin loopt niet, maar de bedoeling is duidelijk : het lichtvaardige spreken kan aan sommigen gelegenheid geven tot een aanslag op uw beurs 191 scherpe staken scherp voor inhalig was eert. zeer gewoon (WNT XIV, 506) staak voor vrek is niet opgetekend, alleen voor mager mens, waarmee het begrip van karigheid Licht geassocieerd kan worden 196 ontwegen, ontmeten te kort doen, afnemen door vals wegen en meten ontsweyren afnemen of onthouden door een valse eed '99 beminlick dat men maar al te Licht bemint 52

75 Deur u coemt daghelicx verdriet end' clachte. Ghy waert die, die den Heer ter dootwaerts brachte, Die om soo luttel gelts was verraden. 205 Waert dat men u wercken te recht bedachte, Een yegelick sou u bedroch versmaden. O des vyandts supstantie, vol ongenaden, Oorspronck, daer alle sonden wt-spruyten, Ghy leydt ter hellen, end' selff blijfdy daer buyten. 210 Wat isser ontschamelder oft stouter dan t'gelt End' dat den mensche aldermeest doet sneven? Die niet en heeft, wordt seer gequelt, End' diet heeft wordter dick om verdreven. Wat comen u al groote Beesten beneven, 215 Ist dat u horse wel is gelardeert! Ghy en condt so vredelick bier niet leven, Om ws gelts wille wordt haest u lichaem verneert. Dus in mynen raedt dan persevereert; Mondt toe, Bors toe, wilt niemandt betrouwen, 220 So meuchdy u lichaem, end' u goet behouwen. Daer comen daechlicx naer den Roof gevlogen Valcken, Griefl'oenen, end' felle Dieren; Oock loose Vossen, suptijl deur-togen, Jae Raven end' Wolven, met ander Dieren. 225 Dese volgen t'gelt na in alder manieren Gelijck eenen hoop der Tyrannen quaet, Als oock Advocaten, die valscheyt versieren End Procureurs, bedriechlick in heuren raedt; Voorts al dat met nieu practijcken om-gaet : 230 Woeckeraers, Moorders, Crijgers end' Dieven, Die Godt versaken, end' t'gelt gelieven. 205 te recht op de juiste wijze 207 des vyandts supstaniie duivelse stof 210 ontschamelder schaamtelozer 214 groote Beestn hoge Ames 223 deur-togen doortrapt 227 versieren uitdenken 229 practycken in ongunstige betekenis, als in kwade pract#ken 230 Crijgers zij die op de krijg", op het bijeenschrapen van goed uit zijn 53

76 Dit volck is altij is een hebbens tachtere, Als Crassus Pigmalion hier te voren; Sulcke en laet ick oock niet achter, 235 Polimnester Ruffus, seer gierich geboren. Dese hadden het Gelt heel wt-vercoren, En brochten menich mensch in groot verdriet. Al heeftmen u bier oock trouwe gesworen, Tis al naer de Borse dat yegelick siet. 240 Al en is door u Lichaem gheen sonde geschiet, U Borse soude haest sondigen in dit termijn End ghy soudt moeten een dubbel ketter zijn. Meester Aldus houdt den mondt en Borse int slot End siet met wien ghy bier verkeert; 245 Raedt u yemandt anders, die is wel sot. Door hooren en swijgen wordt den vrede vermeert; Tis altoos onderhouwen end oyt geleert Van alle verstandige Mannen end Wijven : Canmen swijgen, men wordt op d'aerde ge-eert; 250 Om eens woordts wille moet sulck in darmoey blijve[n]. Rust end Vrede sal u dan beclijven, Condet ghy u tonge tot silentie geven. Tot ws Lichaems profijt is dit geschreven. Niet meer also Crul. Hoort, swijcht, end siet : Muyst, maer en meaut niet. 232 een hebbens tachtere een keer hebben (krijgen) ten achter, dus : zij zijn er op uit om meer te krijgen 233 Crassus het bekende lid van het eerste triumviraat, bijgenaamd Dives, de rijkc Pigmalion bier blijkbaar slechts uit misverstand genoemd 235 Polimnester Polymnestor, de Thracische koning die Polydorus, zoon van Priamus, doodle om zich diens schatten toe te eigenen Rufus wie hier bedoeld wordt is bezwaarlijk uit te maken, misschien Q. Pompeius Rufus Meester een envoi met deze titel is mij van elders niet bekend. 54

77 CLUCHTE VAN EENEN DRONCKAERT.den dronckaert by hemzelaen meynt dat by wonder siet. Hou, zal is vallen, aenmerct my dock ditte! Ic en zie nau waer ic gae oft zitte, Ic starre al keec ic door den nevele! God gheve de straten t'vallend' evele, 5 Sy zijn zoo vol putten ende kuylen, Twaer om te vallen twee oft dry buylen; Die droncken ware, ic meyne ter meer bekoopt. Ou, ziedy niet waer ghy henen loopt? Ic steec u op u pensen, ghy zulter of hijghen. io Aymy, dit gaen zou my dorst doen kryghen, Mijn biersnare is my van dorst ontsoncken. Ziet dit vole staen tapperen al waert droncken, Snaerman isser in, wat meughense kallen? Wacht, wacht, dien muer zal op my vallen 15 En dien boom, onbeyt, waer reys ick! Zou is ooc verdoolt zijn peys ick? Dat moest ic weten by gans paert! Ou, dats waer, twas naer Hemelrijc waert, Ons Heere heeft my ter kermisse ontboyen, 20 Hy heeft zoo goeden bier ghezoyen Dat hair zal hebben op synen muyle. 3 starre staroog, staar al alsof 7 Die droncken ware voor iemand die dronken was (de spreker zelf is het natuurlijk niet!) ter nicer bekoopt zou er nog te meer oplopen (?) 8 Gesproken tot iemand die de dronkaard tegen het lijf loopt 9 op open II biersnars (vgl. beneden vs. 272), de snaar die met bier gespannen wordt, een fig. uitdrukking waarbij gezinspeeld wordt op de bet. darm die snaar nog thans in Z.-Nedl. heeft i 2 tapperen een ww. dat aldus luidt is nergens opgetekend; wellicht leze men topperen, wat, als frequentatief van toppen, zou kunnen betekenen rondtollen 53 Snaerman de man die de biersnare spant, dus het bier i 5 onbeyt wacht, ho! 20 ghezoyen gebrouwen 25 dat zijn mannetje kan staan, dat niet flauw is 55

78 Aymy, daer terde ic weder in een kuyle, Desen wech zou een mensch ter neder legghen; Maer hoe 't is, ic heb wel hooren zegghen 25 Den wech van Hemelrijc en mach niemant verswaren. Ou, dats waer, ic moeste eens snaren, T'is best dat ic eens drincke eer ict vergate. Lijfgaten! of ic nu voor de poort zate, Zoo zoude ic weten alle de practijcken, 30 Ic zoude door tsleutelgat ligghen kijcken : Zach icker niet drincken, wat myns gheschiet, Ons Heere en kreech my in Hemelrijc niet. Maer twaer tijt dat ic te gaen begonste. Helpe, oft ic nu wijdt terden konste, 35 Ic zouder zijn eer langhe wijle. My dunct ic ben wel ter halver mij le, Ic meyne ic Hemelrijc schier zal zien. Ou, ghy vrienden, wilter yemant iet ontbien Aen syne Huysvrouwe oft aen syne maghen, 40 Ic zal de bootschap gheren draghen Aen Sinte Peeter oft aen Sinte Michiel. Byder doot, had ic nu de ziel Van mynen wijve, hoe blijde ic ware, Ic droechse in Hemelrijc met huye met hare! 45 Ic wouse Sinte Peeter hadde ghegrabbelt, Want sy en doet niet danse kijft en knabbelt. En kruyst, en vaent, vloect en notelt, Ic wouse te nobis waer gheschotelt, 22 terde trap 25 verswaren te zwaar vallen 26 snaren de snaar spannen, de biersnaar nl. 28 ljfgaten aarsgaten (?), krachtterm 29 weten te weten komen pract3cken manier van doen 33 te gaen begonste op weg ging 34 wijdt terden grote stappen nemen 38 ontbien bestellen, overbrengen 44 met huye met huid 45 Ic wouse S. P. ik wou dat S. P. ze ghegrabbelt meegepakt 46 danse... knabbelt dan kijven en morren 47 kruyst van kruisen bij het kruis zweren vaent van vanen een vaantje nageven, een heilwens, maar ironisch opgevat (zie WNY XVII, 3o en 36) notel: zanikt, jeremieert (vgl. neutelen, WNT) 48 te nobis in het huis van nobis, de nobiskroeg; d. i. het vagevuur (zie J. J. Mak in Volkskunde 5948, ii vg.) gheschotelt 56

79 Nochtans en drinc ic maer eens ter weke. 5o Nu, wilter yemant me, die spreke. Ic zal hem ghezelschap houden gherne, Ic zal hem vertoeven aen ghene taverne, Daer zal ic doen een pintken meten. Ou, dats waer, ic zoude drinckens vergheten! 55 Helpe, Barmen, dats edelen traen! Nu wil ic voorts naer Hemelrijc gaen, Ic komer wel ter schoteltijt ic meyne. Wat dou! desen wech valt my herde kleyne, Ic moeter nochtans, al waer by noch zoo hooghe. 6o Och longheren, had ic nu noch een ooghe Achter myn voorhooft, mocht dat gheschien, Want ic en zals niet half konnen ghezien Met twee ooghen, tisser zoo frisch. Wadou, ic en zie nieuwers gheenen wisch! 65 Ben ic noch vande taverne verre? Hola, daer valt byna een perre Van boven neder, is dat poet spel? Ha, ic zalder volcken wesen, dat zie ic wel, Ic zach daer een keersse zoo my dochte. 7o Tjan, ic de wel dat ic dit drincken brochte, Ic en zie noch gheen taverne wijt noch breet. Ic meyne tot deser Kermisse luttel volcx geet, Nochtans ic dencke daer is veel wijns, Maer niet voor t' Aken oft Sinte Caryns : opgeborgen, weggesloten (vgl. afschotelen, WNT. Suppl.) 52 vertoeven opwachten ghene taverne die hij nl. in de verte meent te zien 53 meten tappen 55 traen nat, drank 57 schoteltyt etenstijd 58 valt... kleyne is voor mij erg ongeschikt, ligt mij niet, is moeilijk te begaan voor mij 63 er nl. daar boven, in de hemel frisch schoon 64 wisch krans of bundel groene takken als uithangteken van een wijn.. of bierhuis 66 perre pereboom (misschien echter met zinspeling op de bet. hille-bille" die Kiliaan opgeeft en ook Lambrechts Naembouck) 68 volcken volliken, weldra 7o de deed brochte meebracht 74 niet voor niet boven, niet meer dan t'aken oft Sinte Carijns men zal hierbij niet aan steden, maar aan herbergen moeten denken Carjns is yen verbastering van Quirinus 57

80 75 Daer maectmen eerst de beste ciere, Daer taptmen daechs wel hondert vaten met biere. Hy, desen wech maect my erre // saen. Zoude ic al klappende niet te verre // gaen? Dat mocht ghebeuren wel gheringhe. 8o En oft ic ooc iewers ter zijden ghinghe? Tis best ic bier toeve en gaen wat rusten. Dats waer, ic moest eens drincken oft ic zou verdursten. Aymy, zielgaten! dat is een edel nat! Wil ic ooc noch opwaerts treden wat? 85 Ja ic in trouwen, ic en ben nu niet verre. Aymy, ic stiet my daer aen een sterre! Daer moet ic by Bans bloet of hijghen, Zoudic veel zulcke stooten krijghen, Ic en quamer niet naerder een stroo. go Vyanen! daer viel ic byna, hola boo! Goey, ic wil my gaen te ruste stellen, Hier op dees wolcke daer wil ic my vellen En netten myn kele, sy is zoo drooghe. Helpe, zoo en zat ic noyt zoo hooghe! 95 Wat zie ic al wonders, my dunct ic droome! Ou, ziet waer ghinder Aken staet en Roome, Keulen, Tricht, Ghent en Dermonde, Parijs, Orliens, heel de werelt int ronde, Ic zie my zelven scheel en losch! i oo Hou, ziet ghinder achter ghenen bosch Daer komt volc met wapenen, wien willen sy erch? En ziet dock ghinder achter ghenen berch Daer komter noch op ten ander sije. 77 erre boos wrevelig 79 gheringhe spoedig, licht 83 zielgaten een soortgelijke krachtterm als longergaten (zie Mnl. Wdb. en W,NT) 84 noch opwaerts verder naar boven 86 stiet tekst stiec Vyanen misschien de naam van een wijnsoort waarbij de dronkaard zweert? (Mnl. Wdb. op viane) 92 velten neerzetten 97 Tricht Maastricht Dermonde Dendermonde 99 losch synoniem van scheel 101 wien... erch op wie hebben zij het voorzien 103 komter komen er (nl. soldaten, yolk) 58

81 Byder doot, dat is haer wederpartije, 105 Helpen darmen, hoe zalmen nu schermutsen, Ic wedde sy en zullen my hier niet blutsen, Want ic ben wter peerden voeten ghezeten. Wie zal desen strijt winnen, ic wouds wel weten, Daer moeter doot blijven van beyden zijden. i i o Byder doot, sy laten malkander lijden, Zalmen hier niet vechten? dat doet my failgeren. Gans lijf, sy gaen de dorpen pilleren En forceren de vrouwen, ist quaet behoet, En d'ander hebben daer eenen armen bloet, I 15 Eenen arbeyder vanden dorpe ghevanghen, Die zullen sy inde palen gaen hanghen Ende breken hem armen ende beenen; Aylacen, de onnoosele ontgheldent alleenen, Sy verrayen die sy schuldich waren by te staen. 120 Ou, ziet ghinder loopt eenen Vos met een haen En de vrouwe komt hem naer gheloopen. Loopt, necker, loopt! goy, hy ist ontloopen, Hy zalder gaen mee verheughen syn kinderen. Onbeyt, wat konnen gene twee klercken verminderen? 125 Sy zij n zeer beswaert met haer condicien; Gans doot, sy verkoopen malkanderen haer beneficien! Daer Simon, daer, helpt sacrelegie den stier af bijten. Ou ziet ghene vrou haren man staen smijten! Ic wou ghyer by waert dat ghyt saecht, 130 Hy staet en ziet al waer hy ghekraecht. i o6 blutsen treffen 107 wter peerden voeten uit de weg; vgl. Bredero's Moortje, vs lijden passeren i i i doet my failgeren is een misrekening voor mij 113 ist quaet behoet als er niet goed wacht gehouden wordt (?) i 16 inde palen tussen de palen van de galg i 19 verrayen maken ongelukkig, richten te gronde 122 necker drommel; vgl. i68; 196 goy (bij) Bode 124 Onbeyt wacht wat... verminderen wat hebben die twee voor iets onbehoorlijks, minderwaardigs (?) te verhandelen 125 Zij staan er niet best voor wat hun omstandigheden betreft 127 Simon Simon Magus, de vader van de simonie den stier af bjjten? mij onbegrijpelijk 128 smijten afranselen 130 ghekraecht gekeeld, gewurgd 59

82 Ke, weert u! God gheve u blame en lastere! Ay goey, hy en derf, goey Jan hinnen tastere! Ghy zout u tot haren tuyten rassen. Wacharmen, sy doet hem de schotelen wassen, 135 Oft anders saechdy noch vremde kluyten. Hou, ziet my ghenen kasse boeve staen stuyten, God gheve hem ramp in synen quinckele! Hy heeft daer twee tanden van een schimminckele En beenen van peerden met grooter sommen, 140 Hy zeydt tzijn al goede Heylichdommen, Want sy en kennent daer niet, hy spreect al Wals. Siet dien hondt loopen met den pot aenden hals! Die heeft in Vrou vuylens keucken ghekeken En daer heeft hy syn hooft inden pot ghesteken, 145 Zeker dais een zeer vremde kluyte, En syn hooft en kander niet weder uyte; Dits een colacie aerdich en puer, En daer loopt hy met den hoofde teghen den muur En hy gaet loopen al waer hy sot. 15o Daer leghet smout met den hutspot, Hem dunct hem is dlijf nu verschenen. Onbeyt, waer loopt gheen volc al henen? Dat moet is weten, by gans paert! Ou, men leydter twee ter ghalghenwaert. 132 Ay goey ach god en derf durft niet hinnen tastere sukkel, janhen 133 u... rassen haar flunk bij haar vlechten pakken' op haar kop geven 135 saechdy de toeschouwer plaatst zich hier op het standpunt van de vrouw, die tot haar man zegt : andeis (als je niet doet wat ik zeg) zou je rare dingen zien gebeuren 136 kasse boeve vent met een kas, een relikwiekas nl. waarmee hij rondtrok one geld in to zamelen (zie WJTT op kasboef en kassenaar) stuyten opsnijden, een grote mond opzetten 137 quinckele snater (niet in de wdb.) 139 met grooter sommen bij de vleet 143 Vrou vuylens vgl. Veelderh. Gen. Dicht. 115 volg., waar Vrou vuyla de dienstmaagd van Vrou Laudate is 147 colacie verhaal, anecdote 150 leghet ligt het den hutspot de hele boel I 5' hem is dl jf nu verschenen het leven is hem (weer) toegevallen, hij voelt zich als herboren nu hij van de pot bevrijd is (?) 6o

83 155 Den eenen ken ic, t'is een ransoeneerder, Een boeve, een straet-roover, de meeste pilleerder Die bier int lant mach wesen onverholen, En den anderen en heeft maer een kese ghestolen, Dats een arme diefte voor alien lien. i 6o Onbeyt, wat zal ghinder gheschien? Daer komter twee harde zeer ghereden. By der doot, sy hebben den boeve verbeden, Dats groote schaye, by gans rooc! Ke, Heere, bidt voor den anderen ooc, 165 Dat dien armen bloet mach wt verstranghen // zijn. Neen, neen, by moet ghehanghen // zijn Om eenen salighen kese die by heeft ghestolen. Ke, loopt alle den necker bevolen! Ghy sterct den boeve in sij n malicie, 170 T'was eens Heeren knecht daer bleec justicie! Dus gaet by quijte zonder hindere. Hou, ziet my ghenen molder ghindere Inden sac staen scheppen al waer by zot! Dats een, dats twee, dats dry, bout hoersesone hot! 175 Daer zal uwen coniam int pec om blaken. Ontbeyt, wat mach ghenen man daer maken? Tis een Testamenteur van kleynen bederve, Hy verkoopt der weesen goet en erve 155 ransoeneerder een die rantsoen, losgeld vraagt, afzetter, chanteur 156 meeste ergste 157 onverholen klaarblijkelijk, zonder twijfel 159 arme armzalige voor alien lien evident 162 verbeden vrijstelling voor hem verkregen 163 by gans rooc zie voor deze nog slechts op een andere plaats gevonden vloek Mnl. VJdb. VI, 1609; zou men niet eer moeten denken aan heilige rook, wierook? 165 wt verstranghen uit de nood, bevrijd van een bitter lot z 67 salighen armzalige 168 loop naar de drommel! 170 daer bleec justicie daar bleek nu eens wat die justitie" te betekenen heeft 172 molder mulder, molenaar 173 inden sac... scheppen zijn schep in de zak steken, nl. om er graan, dat hij malen moet, voor zichzelf uit te halen 174 hout... hot stop 175 coniam quoniam, achterste en vandaar lichaam; vgl. vs. 239 (zie voor dit woord Ts. LXIV, 55 en LXV, 75) 177 testamenteur executeur testamentair van kleynen bederve waaraan niet veel te bederven -, die niet veel zaaks is 6i

84 En Testament sleypt hy onder syn loeye i 8o En de kinderen gaen achter strate om goeye, Sy en hebben niemandt diese bevrijen. Ou, ziet my ghinder Huyben staen vrijen Voor Labsoetens venster met synder quenen. Goy, sy hevet ghehoort, daer gaet sy henen 185 En komt ter venster en gheeft hem de hant En hy staet daer buyten en klippertant, Van kouwen meynt hem den sin beswijcken. Ou, ziet my ghenen Munnic gaen strijcken Met dier Vrouwen by avont spaeye! 190 Goy, hy gaetse daer achter bichten, waeye, Hy zalse gaen klopsolveren schier. Ziet ghenen hoersoen tapper met gheen bier, Godt gheve datmen op syn beenen moet fluyten! Hy ghiet twee ghelten waters in een vat kuyten, 195 Godt gheve hem schande en onghevoech! Bout necker, hout, ist noch niet ghenoech? Waer ic ons Heere, ic en liets niet gheschien. Help, wat moet ic al wonders zien, Tis wonder hoe ic my kan ghepaeyen. 200 Ou, ziet eenen man met eenen kalve ghelaeyen. Waer gaet hy henen? zoo ic versinne Zoo gaet hy tot eens Wethouwers inne Nu zal hem wel poet recht aenkleven, Maer d'ander die niet en hebben te gheven, 179 Testament het testament sleypt... loeye interpreteert hij volgens zijn wet, zijn wetboek zo dat hij alles in de wacht kan slepen i 8 i bevrijen beschermen 182 Huyben Huib, Huibert in woordspeling met huiben, uil 183 Labsoetens blijkbaar gevormd uit de stam van labben, kletsen en Soete, een bekende vrouwennaam quenen doedelzak 191 klopsokeren een schertsvorm uit kloppen (vgl. WXT VII, 4350, bet. 3) en absolveren 193 dat men fluiten van zijn beenderen mag maken, m.a.w. dat hij dood mag gaan 194 ghelten maat van vier pinten kuyten kuitbier 196 necker vgl. vs. i ghepaeyen tevredenstellen, geheel voldoen aan mijn lust (om te zien) 201 zoo ic versinne naar mij dunkt 203 zal het recht aan zijn zijde blijken te zijn 62

85 205 Al hebben sy goet recht, ten baet gheen treuren, Zeer qualijc zal hem syn recht ghebeuren; Christoffel houden sy in grooter weerde. Ou ziet, daer valt eenen Munnic vanden peerde En synen pels slaet hem over syn hoot, 210 Nu leyt hy achter metter keuckenen bloot, De kinderen staen met hem en ghecken. Ja, hy staet oppe en gaet hem decken, Hy en weet nau waer hy zal onder duycken. Ou beyt, waer gaet gheen vrouwe metter huycken? 215 Goy, tot des rijcmans neffens de tralie! Ziet hy leent haer ghelt op een falie Zonder woecker te gheven na noch voren, Maer brenght sy tghelt niet, de falye blijft verloren. Dats groote vrientschap wiet hoort oft ziet, 220 Dat en is gheen woecker, ke neent toch niet, Maer thien werf anders zonder gabben. Ou, ziet ghene twee verckens staen slabben, Sy worden op malkanderen erre. Gans doot, daer stooten syt al om verre, 225 Waer zullen sy nu haer stur[t]gat me lavers? Ou, ziet my ghenen Monic draven Met syn panfier onder syn kappe! Ic vergete te drincken met mijnen klappe. Hout oppe, ghy en doet niet dan ghy stout. 230 Y daer is een ghehout man die een meysken hout. Wist dat u wijf, dat zoudy bekoopen. 207 Christoffel Christofoor, de drager; zijn naam komt voor ter aanduiding van een kruiwagen in fig. zin, iemand die vrienden voorthelpt (vgl. Stoett, no 1297) 210 metter keuckenen zie voor deze bet. WJ%TT VII, 259! en nog Van Stijevoorts Refreinen CCXVII, de tralie het hek (van de kerk?) 2 i 6 falie wijde mantel zonder mouwen 217 woecker gheven geld op rente geven 218 brenght sy nl. binnen de gestelde tijd 219 vrientschap een daad van vriendschap 221 thien werf anders iets heel anders gabben gekheid maken 223 erre boos 225 sturtgat keelgat 227 panfier 1. pansier? 228 klappe geklap, gepraat 229 Dit spreekt de dronkaard tot zichzelf stout stouwt, je stopt het er maar in 63

86 Ou, ziet my ghenen Meyer om syn zettinghen loopen Daer hy verkoopt der lieden koeyen en bedden. Tis voor den Heere, maer ic zou we! wedden 235 Het blyfter half eert wt syn handen sprinct. Ou, ziet ghinder zit eenen Advocaat en drinct En raet synder wederpartijen. Zoo manneken, zoo, nemet ghelt van beyde zijen, Daer zal uwen coniam noch om versinghelen. 240 Ou ziet ghenen dorpman sijn koren staen minghelen Vol dravicx, vol saets, by gans yacht, Daer mede zal hy betalen syn pacht; Ten waer Been wonder dat hem syn meester stoorde. Ou ziet myn Joncvrouwe metten breen boorde, 245 Sy gaet al pronckende al waert eenen priem, Wat langher sleyp, wat frisscher riem, En haer moeder gaet nalicx om broodt. Ou ziet my ghene twee wijven, byder doot, Die vechten om eenen lollepot. 250 Zoo toe malkanderen, och Heere God, Ghy meuchter om lachen dat ghy zout hucken. Byder doot, daer gaet den lollepot onstucken Op malkanderens herssebecken, goy, goy, En daer vlieghen de doecken bey vanden hoy! 255 Zoo en sach ic myn daghen noyt vremder schollen, Byder doot, tzijn twee gheschoren bollen, 232 zettinghen belastingen die hij moet innen 233 Daer by de tekst heeft Daer/ daer 239 coniam vgl, vs. 175 versinghelen verzengd worden 241 saets onkruidzaden 243 hem... stoorde boos werd 244 breen boorde een brede geborduurde rand aan haar kleed 245 priem met betr, tot een persoon is priem alleen bekend als schimpnaam (schele Priem, norspriem, smeerpriem; zie WNT XII, 41 i6) 246 wat frisscher riem wat een mooie gordel 247 moet bijna bedelen om haar onderhoud 249 lollepot vuurtest 250 Zoo toe wsch. niet te verbinden met vechten, maar als aanhitsing op te vatten 251 hucken in de knieen doorzakken 254 hoy hoofd 255 schollen bier genoemd als voorbeeld van iets glads en kaals (in verband met het volgende vers), of 1. wellicht schrollen kuren, grillen? 256 tzjn twee gheschoren bollen zij hebben allebei een kaal hoofd (ni. geschoren, zoals men bij zotten te doen placht; zie WNT IV, 937) 64

[C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6]

[C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6] [C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6] Nu is ghecomen den meydach, ende doen quam Floris in root purper gecleed[t], om dat hi den rooden roose gelijken soude, ende dat

Nadere informatie

Vindplaats: Toonkunstbibliotheek Amsterdam, 212 E 20, Gulde-iaers Feest-Dagen, 1635 I.S.V.W. Pagina 1157, Microfilm: UB Amsterdam

Vindplaats: Toonkunstbibliotheek Amsterdam, 212 E 20, Gulde-iaers Feest-Dagen, 1635 I.S.V.W. Pagina 1157, Microfilm: UB Amsterdam Wij vyeren heden Wij vyeren heden is een Sint-Nicolaaslied uit Gulde-iaers-feestdagen (1635, pag. 1157) van Johannes Stalpaert van der Wiele, I.S.V.W. (1579-1630). Vindplaats: Toonkunstbibliotheek Amsterdam,

Nadere informatie

JOHANNES Georgius Pruschenccius kwam i September

JOHANNES Georgius Pruschenccius kwam i September EEN BIJNA VERGETEN DOMINEE DOOR DR. E. WIERSUM JOHANNES Georgius Pruschenccius kwam i September 1653 als predikant van de Gereformeerde gemeente te Rotterdam. Als verdreven Duitsch predikant genoot hij

Nadere informatie

Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden.

Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden. Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden. Reglement voor de Conventualen van het Jeruzalem%Hof op de Cellebroersgracht (thans Kaiserstraat), gesticht door Wouter Comans in den 1467. Item dit syn die ordinacien

Nadere informatie

V- ^ f i I I I i i C Vier Maria Legenden 5* Vier Maria Legenden De Ivoren Toren Apeldoorn J Van een heilich vader / Daer was een heilich vader in eenre vergaderinghe ende dese was coster ende diende

Nadere informatie

Deux-Aesbijbel (1562)

Deux-Aesbijbel (1562) Deux-Aesbijbel (1562) 1 Een aantal Nederlandse protestanten, die sterk beïnvloed waren door de Franse reformator Johannes Calvijn (1509 1564), troffen in de Liesveldtbijbel (1526-1542) en in de Biestkensbijbel

Nadere informatie

Stadsgerecht Rhenen, (66)

Stadsgerecht Rhenen, (66) NT00066_40-8 Nadere Toegang op inv. nr. 40-8 uit het archief van het Stadsgerecht Rhenen, 1461-1812 (66) J.P.J. Heijman en D. van Hillegondsberg 2006, 2010; versie oktober 2018 Inleiding In 2006 is dhr.

Nadere informatie

Zingen van papier. Martijn Wijngaards

Zingen van papier. Martijn Wijngaards Zingen van papier Martijn Wijngaards Uit historielied De Hertog van Brunswyk: (1768, Barent Koene I, Amsterdam [KB 1072 G17].) 1. Hoord toe arm en ryk men zal u zingen hier Van den Hertog van Brunswyk

Nadere informatie

Jeugddienst 1 oktober 9.30 uur Vrouw met de kruik

Jeugddienst 1 oktober 9.30 uur Vrouw met de kruik Jeugddienst 1 oktober 9.30 uur Vrouw met de kruik Zingen voor de dienst: Schrijvers van gerechtigheid - Wat een wonder dat ik meewerken mag Wat een wonder dat ik meewerken mag in Uw koninkrijk, dat ik

Nadere informatie

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof. NGB artikel 1: DE ENIGE GOD Wij geloven allen met het hart en belijden met de mond, dat er een Enig en eenvoudig geestelijk Wezen is, dat wij God noemen: eeuwig, ondoorgrondelijk, onzienlijk, onveranderlijk,

Nadere informatie

Liederen voor zondag 5 oktober 2014

Liederen voor zondag 5 oktober 2014 Liederen voor zondag 5 oktober 204 Lied 224 God wijst mij een weg als ik zelf geen uitkomst zie. Langs wegen die geen mens bedenkt maakt Hij mij zijn wil bekend. Hij geeft elke dag nieuwe liefde, nieuwe

Nadere informatie

Openluchtdienst! speelruimte om te leven!

Openluchtdienst! speelruimte om te leven! Openluchtdienst speelruimte om te leven liturgie bij de openluchtdienst op zondag 15 juni 2014 in de tuin van het Wooldhuis uitgaande van de Protestantse Gemeente Heino-Laag Zuthem voorganger: ds. Hans

Nadere informatie

Valentijn ende Oursson,

Valentijn ende Oursson, Een schone ende wonderlijcke historie van Valentijn ende Oursson, de twee edele vrome ridders, sonen vanden mogenden keyser van Griecken ende neven vanden edelen koningh Pepijn, doen ter tijt koningh van

Nadere informatie

Welkom bij deze jeugddienst met als thema: Echt of onecht. Fijn dat je er bent!

Welkom bij deze jeugddienst met als thema: Echt of onecht. Fijn dat je er bent! Welkom bij deze jeugddienst met als thema: Echt of onecht Fijn dat je er bent! Welkom Zingen: Opw. 123 Groot is uw trouw, o Heer Votum en groet Zingen: Opw. 221 vers 1 en 5 Prijst de Heer met blijde galmen

Nadere informatie

DE GETEMDE PUBER JOHAN KOPPENOL

DE GETEMDE PUBER JOHAN KOPPENOL DE GETEMDE PUBER JOHAN KOPPENOL DE GETEMDE PUBER. WIJZE RAAD VOOR MEISJES VAN JACOB CATS Opzet presentatie: - Onderzoek, opzet en vorderingen Cats-biografie Benadering: cultuur en literatuur - Maechden-plicht

Nadere informatie

Niclaes Peeters. Editie J.G.R. Acquoy

Niclaes Peeters. Editie J.G.R. Acquoy Hier beghinnen de sermonen oft wtlegghingen op alle de evangelien vander vasten, metter passien, alsomen die inder kercken houdt zeer costelijck wtgeleyt Niclaes Peeters Editie J.G.R. Acquoy bron Niclaes

Nadere informatie

Heer ik kom tot u Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart.

Heer ik kom tot u Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart. Toon mijn liefde Aan de maaltijd wordt het stil, als de meester knielen wil, en vol liefde als een knecht, elk apart de voeten wast en zegt: Dit is wat Ik wil dat jullie doen, dit is waarom Ik bij jullie

Nadere informatie

Liesveldtbijbel ( )

Liesveldtbijbel ( ) Liesveldtbijbel (1526-1542) 1 In de Nederlanden gaf de Antwerpse drukker Jacob van Liesveldt (1490-1545) al in 1526 een Bijbel uit die berustte op de tot dan toe door de Duitse reformator Maarten Luther

Nadere informatie

DE REDERIJKERS. 1. Situering. Gent: De Fonteine Antwerpen: De Goudsbloem Amsterdam: De Eglentier

DE REDERIJKERS. 1. Situering. Gent: De Fonteine Antwerpen: De Goudsbloem Amsterdam: De Eglentier A. De rederijkerij DE REDERIJKERS 1. Situering De late Middeleeuwen Vanaf ca. 1450 Vooral in de Zuidelijke Nederlanden Belangrijke sociale & didactische funtie [Cf. ook rederijkerij (literatuurgeschiedenis.nl)]

Nadere informatie

Liturgie avonddienst op 31 juli uur in de Westerkerk te Veenendaal Voorganger: ds. W.G. Teeuwissen

Liturgie avonddienst op 31 juli uur in de Westerkerk te Veenendaal Voorganger: ds. W.G. Teeuwissen Liturgie avonddienst op 31 juli 2016 18.30 uur in de Westerkerk te Veenendaal Voorganger: ds. W.G. Teeuwissen Liedboek 466: 1 en 3 1. Als God, mijn God, maar voor mij is, wie is er dan mij tegen? Dan werken

Nadere informatie

Opwekkingsdienst 2 juli 2017 om Voorganger: Ds. Timmer M.m.v.: de Opwekkingsband. Thema: Hoop!

Opwekkingsdienst 2 juli 2017 om Voorganger: Ds. Timmer M.m.v.: de Opwekkingsband. Thema: Hoop! Opwekkingsdienst 2 juli 2017 om 16.45. Voorganger: Ds. Timmer M.m.v.: de Opwekkingsband Thema: Hoop! - Zingen voor de dienst: Opwekking 337 Mijn hoop is op U Heer Mijn hoop is op U Heer, mijn kracht is

Nadere informatie

Paasviering. Sing-in 2017

Paasviering. Sing-in 2017 Paasviering Sing-in 2017 Welkom en gebed Psalm 100:1 Juich, aarde, juich alom den HEER; Dient God met blijdschap, geeft Hem eer; Komt, nadert voor Zijn aangezicht; Zingt Hem een vrolijk lofgedicht. Wij

Nadere informatie

Bethelkerk, 17:00 25 september 2011 Voorganger Ds. Hellinga

Bethelkerk, 17:00 25 september 2011 Voorganger Ds. Hellinga Bethelkerk, 17:00 25 september 2011 Voorganger Ds. Hellinga 1, 2, 3, 4 - en; jij Telt ook mee! VOOR DE DIENST IEDEREEN WORDT VAN HARTE UITGENODIGD OM NA DE DIENST NOG EEN KOPJE KOFFIE / THEE MET ONS TE

Nadere informatie

L E S E R. [485] T O T D E N

L E S E R. [485] T O T D E N [485] T O T D E N L E S E R. NA dat ick besloten hadt een eynde van deze oeffeningen te maecken, soo heb ick bevonden, dat my, Beminde Leser, noch verscheyde andre dingen van vermaeckelijcke en treffelijcke

Nadere informatie

Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4

Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4 Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4 Komt allen tezamen, jubelend van vreugde: Komt nu, o komt nu naar Bethlehem! Ziet nu de Vorst der eng len hier geboren. Komt, laten wij aanbidden, komt, laten

Nadere informatie

Ludolph van Colen. tsamen door. gheboren in Hildesheim. Ghedruckt t Amstelredam by Cornelis Claesz. opt water, by die oude Brugghe.

Ludolph van Colen. tsamen door. gheboren in Hildesheim. Ghedruckt t Amstelredam by Cornelis Claesz. opt water, by die oude Brugghe. Solutie ende Werckinghe op twee geometrische vraghen by Willem Goudaen inde jaren 1580 ende 83 binnen Haerlem aenden kerckdeure ghestelt, mitsgaders propositie van twee andere geometrische vraghen tsamen

Nadere informatie

Dit is de dag. We gaan naar Psalm 118:24 waar staat: Dit is de dag die de Here gemaakt heeft; laten wij juichen en ons daarover verheugen.

Dit is de dag. We gaan naar Psalm 118:24 waar staat: Dit is de dag die de Here gemaakt heeft; laten wij juichen en ons daarover verheugen. - 1 - Dit is de dag We gaan naar Psalm 118:24 waar staat: Dit is de dag die de Here gemaakt heeft; laten wij juichen en ons daarover verheugen. We kunnen zeggen dat de Here elke dag in ons leven - met

Nadere informatie

De zegen uit Numeri 6. Deze zegen-formule is kunstig opgebouwd: zij bestaat uit 15 Hebreeuwse woorden.

De zegen uit Numeri 6. Deze zegen-formule is kunstig opgebouwd: zij bestaat uit 15 Hebreeuwse woorden. - 1 - De zegen uit Numeri 6 Het is Gods verlangen om Zijn volk te zegenen. Dat blijkt al in het oude testament en we lezen hierover in Numeri 6:24/26 waar staat: De Heere zegene u en behoede u! De Heere

Nadere informatie

Ponthus ende die schoone Sydonie

Ponthus ende die schoone Sydonie Een schoone ende amoruese historie van Ponthus ende die schoone Sydonie welcke waren beyde van coninclijker afcoemsten: Ponthus des conincx Tybours sone, coninck van Galissiën ende Sidonie des conincx

Nadere informatie

Welkom in de Hoeksteen. Voorganger: ds. Tonny Nap

Welkom in de Hoeksteen. Voorganger: ds. Tonny Nap Welkom in de Hoeksteen Voorganger: ds. Tonny Nap Lezen : Genesis 1 : 26-28 Genesis 2 : 18-25 Leviticus 12 Numeri 5 : 11-31 Psalm 148 : 1 en 4 Gezang 121 : 1 en 2 Gezang 121 : 3, 4, 5 en 6 Gezang 121 :

Nadere informatie

Alstublieft voor u: Een lichtpuntje!

Alstublieft voor u: Een lichtpuntje! Alstublieft voor u: Een lichtpuntje! Worstelt u met de gevolgen van een ernstige ziekte? Voelt u zich in de steek gelaten? Bent u intens verdrietig om het verlies van iemand waar u veel van heeft gehouden?

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Een lege plek om te blijven

Boekverslag Nederlands Een lege plek om te blijven Boekverslag Nederlands Een lege plek om te blijven door Rutger Kopland Boekverslag door een scholier 2614 woorden 13 april 2006 6,4 5 keer beoordeeld Auteur Genre Rutger Kopland Poëzie Eerste uitgave 1975

Nadere informatie

Filippenzen 1. Begin van de brief

Filippenzen 1. Begin van de brief Filippenzen 1 Begin van de brief Paulus groet de christenen in Filippi 1 Dit is een brief van Paulus, aan alle mensen in de stad Filippi die dankzij Jezus Christus bij God horen. De brief is ook voor de

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Nagelaten gedichten door Jan Arends

Boekverslag Nederlands Nagelaten gedichten door Jan Arends Boekverslag Nederlands Nagelaten gedichten door Jan Arends Boekverslag door een scholier 1334 woorden 26 april 2004 4,2 21 keer beoordeeld Auteur Genre Jan Arends Poëzie Eerste uitgave 1975 Vak Nederlands

Nadere informatie

Chr. Geref. Kerk Ontswedde LITURGIE. voor de morgendienst op zondag 2 september 2012. in deze dienst zal. Julia Brugge.

Chr. Geref. Kerk Ontswedde LITURGIE. voor de morgendienst op zondag 2 september 2012. in deze dienst zal. Julia Brugge. Chr. Geref. Kerk Ontswedde LITURGIE voor de morgendienst op zondag 2 september 2012 in deze dienst zal Julia Brugge gedoopt worden thema: Zoals klei in de hand van de pottenbakker Voorganger: ds. J.J.

Nadere informatie

Een nieuw lied op de zeven hooftzonden: en op ieder zonden haar exempel, zeer stigtig voor de

Een nieuw lied op de zeven hooftzonden: en op ieder zonden haar exempel, zeer stigtig voor de en op ieder zonden haar exempel, zeer stigtig voor de jonkheid om te lezen, zynde een spiegel om de zouden te vlieden bron : en op ieder zonden haar exempel, zeer stigtig voor de jonkheid om te lezen,

Nadere informatie

Opwekking 346: Opwekking 167:

Opwekking 346: Opwekking 167: Opwekking 346: Maak ons tot een stralend licht een stralend licht Tot de wereld ziet wie haar het leven geeft. Laat het schijnen door ons heen. Maak ons tot een woord van hoop een levend woord dat U verlossing

Nadere informatie

Liederenbundel Toerustend Weekend

Liederenbundel Toerustend Weekend 1 Opwekking 123 Groot is uw trouw, o Heer Groot is uw trouw, o Heer, mijn God en Vader. Er is geen schaduw van omkeer bij U. Ben ik ontrouw, Gij blijft immer Dezelfde die Gij steeds waart, dat bewijst

Nadere informatie

Liturgie zondag uur ds J.J. Meijer - belijdenisdienst. Liturgie zondag uur Focus dienst. Thema: let s Focus together

Liturgie zondag uur ds J.J. Meijer - belijdenisdienst. Liturgie zondag uur Focus dienst. Thema: let s Focus together Liturgie zondag 14-05-2017 09.30 uur ds J.J. Meijer - belijdenisdienst Thema: een leven dat van liefde overloopt Belijdenis van afhankelijkheid Vredegroet van God Zingen: Opwekking 599 Gebed Getuigenis

Nadere informatie

Liturgie Een hele nieuwe hemel Een hele nieuwe tijd Een hele nieuwe aarde Vol gerechtigheid

Liturgie Een hele nieuwe hemel Een hele nieuwe tijd Een hele nieuwe aarde Vol gerechtigheid Liturgie 11-10-2015 Ik zit op het puntje van m'n stoel Het is zo spannend En ik ga op m'n tenen staan Ik ben verlangend Naar die ene grote dag Dat ik Hem ontmoeten mag O o o het is zo spannend Een hele

Nadere informatie

Het boek Prediker. In Pred. 1: 2 staat (SV): IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker, ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.

Het boek Prediker. In Pred. 1: 2 staat (SV): IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker, ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. - 1 - Het boek Prediker In Pred. 1:1 staat: De woorden van Prediker, de zoon van David, de koning in Jeruzalem. In dit boek zijn de woorden van Salomo te vinden. Veel schriftuitleggers zijn er van overtuigd,

Nadere informatie

Boekverslag Nederlands Elckerlijc door Onbekend

Boekverslag Nederlands Elckerlijc door Onbekend Boekverslag Nederlands Elckerlijc door Onbekend Boekverslag door C. 1869 woorden 2 juli 2014 6,7 22 keer beoordeeld Auteur Genre Onbekend Middeleeuws verhaal Eerste uitgave 1400 Vak Nederlands Boekverslag

Nadere informatie

7,2. Boekverslag door een scholier 1573 woorden 13 april keer beoordeeld. Eerste uitgave 1671

7,2. Boekverslag door een scholier 1573 woorden 13 april keer beoordeeld. Eerste uitgave 1671 Boekverslag door een scholier 1573 woorden 13 april 2004 7,2 30 keer beoordeeld Auteur Molière Eerste uitgave 1671 Vak Frans Primaire gegevens: Auteur: Molière Titel: Les Fourberies de Scapin Aantal pagina

Nadere informatie

Liederen voor zondag 1 oktober 2017

Liederen voor zondag 1 oktober 2017 Liederen voor zondag oktober 07 HEMELHOOG 399 / Opwekking 67 Samen in de naam van Jezus Heffen wij een loflied aan Want de geest spreekt alle talen En doet ons elkaar verstaan Samen bidden, samen zoeken

Nadere informatie

Geloof, een zaak van het hart

Geloof, een zaak van het hart Geloof, een zaak van het hart # Geloof, een zaak van het hart Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens. (Pr 4:23) Weest toornig, maar zondigt niet; spreekt

Nadere informatie

Ds. H.E. Veldhuijzen Welkom en afkondigingen:

Ds. H.E. Veldhuijzen Welkom en afkondigingen: Ds. H.E. Veldhuijzen Welkom en afkondigingen: Zingen: Heer, U doorgrondt en kent mij 1 Heer, U doorgrondt en kent mij; mijn zitten en mijn staan en U kent mijn gedachten, mijn liggen en mijn gaan. De woorden

Nadere informatie

tekst: Mariken van Nieumeghen fragment: Hoe Emmeken haer sondich leven een luttel beclaecht

tekst: Mariken van Nieumeghen fragment: Hoe Emmeken haer sondich leven een luttel beclaecht tekst: Mariken van Nieumeghen fragment: Hoe Emmeken haer sondich leven een luttel beclaecht r. 590 O memorie, verstandenisse, waerdii dinckende Op dleven, daer ick mi nu int ontdraghe, Het soude u duncken

Nadere informatie

Thema: Ik ben Christen, jij niet?

Thema: Ik ben Christen, jij niet? Liturgie voor de jeugddienst op zondag 2 april 2017 in de Hervormde Johanneskerk te Heerde. Aanvang 19.00 uur, samenzang vanaf 18.45 uur. Thema: Ik ben Christen, jij niet? Voorganger: ds. G.J. Röben Ouderling

Nadere informatie

7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714

7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714 7.10 Aanbesteding herbouw van spits in 1714 Transcriptie van document: RHCE Schepenbank Heeze Leende en Zesgehuchten, A-0210, nr.1653, fol. 42 t/m 44 gedateerd 11 mei 1714: Regel nummer tekst interpretatie

Nadere informatie

Het daghement ghegheven teghen den Heere Prince van Orangen.

Het daghement ghegheven teghen den Heere Prince van Orangen. Het daghement ghegheven teghen den Heere Prince van Orangen. Bron: Verantwoordinge, verklaringhe ende waerschowinghe mitsgaders eene hertgrondighe begheerte des edelen, lancmoedighen ende hooghgeboren

Nadere informatie

k wil even bij U komen (U bent mijn vriend) Tekst: Arend Jansen Muziek: Marcel Zimmer 2005 Celmar Music / Eagle Music

k wil even bij U komen (U bent mijn vriend) Tekst: Arend Jansen Muziek: Marcel Zimmer 2005 Celmar Music / Eagle Music k wil even bij U komen (U bent mijn vriend) Tekst: Arend Jansen Muziek: Marcel Zimmer 2005 Celmar Music / Eagle Music ik wil even bij U komen in de stilte, heel alleen even uit de drukte weg van iedereen

Nadere informatie

Zingen 'Votum en groet' (Hemelhoog 495) Onze hulp en onze verwachting is van God, onze Heer. Hij die alles maakte, laat niet los wat Hij begon.

Zingen 'Votum en groet' (Hemelhoog 495) Onze hulp en onze verwachting is van God, onze Heer. Hij die alles maakte, laat niet los wat Hij begon. Liturgie zondag 31 december 2018 om 19:00 uur Andreaskerk Putten Voorganger ds. Reinoud Koning Lector Marianne Mulder Organist Rik Nijs Koster Evert van den Heuvel Techniek Arjan van den Bor ORDE VAN DIENST

Nadere informatie

Het nieuwe christelyk en geestelyk uur-slag

Het nieuwe christelyk en geestelyk uur-slag bron. z.n., z.p. ca. 1800 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_nie042nieu01_01/colofon.php 2013 dbnl 1. Stem: Daar was een meisje jong van jaaren. EEn ider mag in deze Tijden, De Goedheid

Nadere informatie

Lucas 22,39-46 Jezus bidt

Lucas 22,39-46 Jezus bidt Lucas 22,39-46 Jezus bidt Tweede zondag van de Lijdenstijd Gezinsdienst Liturgie Lied: opwekking 489 Lied: opwekking 430 Votum / groet Lied: psalm 22:1,5 Gebed Wet Lied: E&R bundel 245: 1,2,3 Lezing: Lucas

Nadere informatie

Liturgie voor de gezamenlijke avonddienst op zondag 4 februari in de Hervormde Kerk te Den Ham, aanvang uur. Welkom en mededelingen

Liturgie voor de gezamenlijke avonddienst op zondag 4 februari in de Hervormde Kerk te Den Ham, aanvang uur. Welkom en mededelingen Liturgie voor de gezamenlijke avonddienst op zondag 4 februari in de Hervormde Kerk te Den Ham, aanvang 19.00 uur. Voorganger: Ouderling van dienst: Organist: Ds. H. de Haan Hans Nijland Henk Dubbink Welkom

Nadere informatie

21 mei 2017 AM Wierden Viering HA generatiedienst Marcus 16:9-11 Geloven in delen Orgelspel. Aanvangslied met het combo: PKN-themalied 'Deel je leven'

21 mei 2017 AM Wierden Viering HA generatiedienst Marcus 16:9-11 Geloven in delen Orgelspel. Aanvangslied met het combo: PKN-themalied 'Deel je leven' 21 mei 2017 AM Wierden Viering HA generatiedienst Marcus 16:9-11 Geloven in delen Orgelspel Welkom en mededelingen Aanvangslied met het combo: PKN-themalied 'Deel je leven' 2. Wij delen met jou en met

Nadere informatie

Jozef. maar God heeft dit ten goede gedacht

Jozef. maar God heeft dit ten goede gedacht Jozef maar God heeft dit ten goede gedacht Liturgie van de themazondagdienst kerk en school op zondag 31 januari 2016 in de Oude Kerk om 9.00 uur samen met de Willem van Oranjeschool. De voorganger is

Nadere informatie

Jonggezinnedienst 24 sept uur Thema : de Koninklijke trein Kind vermist/gemist opening winterwerk met ds Hoekman

Jonggezinnedienst 24 sept uur Thema : de Koninklijke trein Kind vermist/gemist opening winterwerk met ds Hoekman Jonggezinnedienst 24 sept 2017 10.00 uur Thema : de Koninklijke trein Kind vermist/gemist opening winterwerk met ds Hoekman Welkom en afkondigingen: Zingen: Heb je al een kaartje voor de koninklijk trein

Nadere informatie

JAN KLAAS NIESWAAG. Orde van dienst voorafgaande aan de begrafenis van. Geboren: 14 februari 1938 overleden: 23 december 2016

JAN KLAAS NIESWAAG. Orde van dienst voorafgaande aan de begrafenis van. Geboren: 14 februari 1938 overleden: 23 december 2016 Orde van dienst voorafgaande aan de begrafenis van JAN KLAAS NIESWAAG Geboren: 14 februari 1938 overleden: 23 december 2016 op vrijdag 30 december 2016 in Hervormde kerk te Sellingen. Aanvang 13.30 uur

Nadere informatie

Liederen voor zondag 3 december 2017

Liederen voor zondag 3 december 2017 Liederen voor zondag 3 december 07 Hemelhoog 94 / Opwekking 64 Al mijn zonden, al mijn zorgen, neem ik mee naar de rivier. Heer, vergeef mij en genees mij. Vader, kom, ontmoet mij hier. Want dit water

Nadere informatie

Avondgebeden in de. Stille Week. Open handen

Avondgebeden in de. Stille Week. Open handen Avondgebeden in de Stille Week 2015 Open handen Maandag 30 maart Voorganger: Benedikte Bos Organist: Seline Loef Solist: Seline Loef Dinsdag 31 maart Voorganger: Paul Wansink Organist: Seline Loef Solist:

Nadere informatie

NIEUW LEVEN IN JEZUS

NIEUW LEVEN IN JEZUS NIEUW LEVEN IN JEZUS 7 mei 2017 8:30 uur Voorganger: ds. Werner Gugler Ouderling: Jacquelien Simon Organist: Lydia van den Broek Koster: M. vd Bor Lector: Fennie van den Broek Intocht: Psalm 139 1 Heer,

Nadere informatie

Voorbereiding 22.1: Gods geschenk aan koning Salomo. Schriftgedeelte Kerntekst 1 Koningen 3 1 Koningen 3:12a

Voorbereiding 22.1: Gods geschenk aan koning Salomo. Schriftgedeelte Kerntekst 1 Koningen 3 1 Koningen 3:12a Voorbereiding 22.1: Gods geschenk aan koning Salomo Schriftgedeelte Kerntekst 1 Koningen 3 1 Koningen 3:12a Thema Salomo s wijsheid (droom, gebed en de twee vrouwen) Exegese 1 Koningen 3 Vers 1-16 Gebed

Nadere informatie

Orde van dienst voor Eerste Kerstdag

Orde van dienst voor Eerste Kerstdag Orde van dienst voor Eerste Kerstdag Het Witte Kerkje Huis ter Heide 25 december 2015 Voorganger: ds. Els van der Wal Organist: Gert-Jan van den Bos Lector: Corrie Poelakker m.m.v. Ilonka van der Sluis,

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is kand. M. Mudde (Nijkerk)

Welkom in deze dienst Voorganger is kand. M. Mudde (Nijkerk) Welkom in deze dienst Voorganger is kand. M. Mudde (Nijkerk) Schriftlezingen: Deuteronomium 11 vers 13 t/m 19 1 Koningen 16 vers 24 t/m 1 Koningen 17 vers 1 Gezang 165 vers 1 (Bundel 1938) Psalm 139 vers

Nadere informatie

5,2. Gedichtbespreking door een scholier 3097 woorden 1 december keer beoordeeld. Levensbeschouwing

5,2. Gedichtbespreking door een scholier 3097 woorden 1 december keer beoordeeld. Levensbeschouwing Gedichtbespreking door een scholier 3097 woorden 1 december 2002 5,2 107 keer beoordeeld Vak Levensbeschouwing Gedicht 1: Voor wie dit leest Gedrukte letters laat ik U hier kijken, maar met mijn warme

Nadere informatie

Het boek Prediker. In Pred. 1: 2 staat: IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid!

Het boek Prediker. In Pred. 1: 2 staat: IJdelheid der ijdelheden, zegt Prediker, ijdelheid der ijdelheden! Alles is ijdelheid! - 1 - Het boek Prediker In Pred. 1:1 staat: De woorden van Prediker, de zoon van David, koning te Jeruzalem. In dit boek zijn de woorden van Salomo te vinden. Veel schriftuitleggers zijn er van overtuigd,

Nadere informatie

Jeremia 1: Vertel het door!

Jeremia 1: Vertel het door! Jeremia 1:4-19 - Vertel het door! Voor preeklezers: ik hoor graag als mijn preek ergens gelezen wordt. Neem dan even contact met mij op: hmveurink@gmail.com. Dan stuur ik ook de bijbehorende powerpoint

Nadere informatie

Jeremia 1:4-19 Vertel het door!

Jeremia 1:4-19 Vertel het door! Jeremia 1:4-19 Vertel het door! Voor preeklezers: ik hoor graag als mijn preek ergens gelezen wordt. Neem dan even contact met mij op: hmveurink@gmail.com. Dan stuur ik ook de bijbehorende powerpoint toe.

Nadere informatie

De eerste uytcoemst vande eerste geschiedenis, ghestelt in Regel-dicht met een Rondeel, daer naer al van twaelf ende derthien syllaben.

De eerste uytcoemst vande eerste geschiedenis, ghestelt in Regel-dicht met een Rondeel, daer naer al van twaelf ende derthien syllaben. De eerste uytcoemst vande eerste geschiedenis, ghestelt in Regel-dicht met een Rondeel, daer naer al van twaelf ende derthien syllaben. fol. M 3 v Tghebots verachting. 5 10 15 Hou broer wilt ghy / thoeft

Nadere informatie

SR : op een stede met huys, hove gest(aen) ende gel(egen) teekeren bide plaetse inde Steenstrate.

SR : op een stede met huys, hove gest(aen) ende gel(egen) teekeren bide plaetse inde Steenstrate. Ekeren in de 15 de eeuw - deel 3: enkele oude straten Inleiding Wie in het Ekers landschap zoekt naar sporen uit een ver verleden moet eigenlijk niet kijken naar de huizen. Die huizen zijn al vaak gerenoveerd

Nadere informatie

Refrein. Daar zal ik mijn Heer ontmoeten, luist ren naar zijn liefdesstem, daar geen rouw meer en geen tranen in het nieuw Jeruzalem.

Refrein. Daar zal ik mijn Heer ontmoeten, luist ren naar zijn liefdesstem, daar geen rouw meer en geen tranen in het nieuw Jeruzalem. Thema: Jezus hand in je leven Zingen: ELB 413 Lichtstad met uw paarlen poorten 1. Lichtstad met uw paarlen poorten, wond re stad, zo hoog gebouwd, nimmer heeft men op de deze aarde ooit uw heerlijkheid

Nadere informatie

ORDE van DIENST voor 26 november 2017 Laatste zondag van het kerkelijke jaar

ORDE van DIENST voor 26 november 2017 Laatste zondag van het kerkelijke jaar ORDE van DIENST voor 26 november 2017 Laatste zondag van het kerkelijke jaar VOLEINDING CHRISTUS KONING 10.00 u in de Hervormde Centrumkerk te Geldermalsen Voorgangers: ds. G.J. Krol en ds. C.M. Blokland-den

Nadere informatie

Worden wij wel rijk in aardse zaken, dan kan het toch een zegen zijn als wij ons richten naar vers 17 van dit hoofdstuk:

Worden wij wel rijk in aardse zaken, dan kan het toch een zegen zijn als wij ons richten naar vers 17 van dit hoofdstuk: - 1 - Jaag naar godsvrucht (1 Tim. 6:11/12) We lezen in 1 Tim. 6:5 iets over mensen, die niet meer helder zijn van denken en het goede spoor kwijt zijn geraakt, daar zij het evangelie als iets winstgevends

Nadere informatie

Protestantse Gemeente De Open Hof Orde van dienst zondag 10 februari 2019

Protestantse Gemeente De Open Hof Orde van dienst zondag 10 februari 2019 Protestantse Gemeente De Open Hof Orde van dienst zondag 10 februari 2019 voorganger: ds. Lyonne Verschoor-Schuijer muziek: dhr. Leo Lommers, mmv de cantorij ================================================================================================================

Nadere informatie

Liturgie bij de Kinderdienst op zondagochtend 19 april 2015

Liturgie bij de Kinderdienst op zondagochtend 19 april 2015 Liturgie bij de Kinderdienst op zondagochtend 19 april 2015 Psalm 75 : 1 (NB) U alleen, U loven wij, U loven wij, onze Heer, want uw naam zo rijk van eer is tot onze vreugd nabij. Men vertelt in heel het

Nadere informatie

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. A. Stijf (Ede)

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. A. Stijf (Ede) Welkom in deze dienst Voorganger is ds. A. Stijf (Ede) Schriftlezing: Maleachi 1 vers 1 t/m 5 1 Johannes 4 vers 7 t/m 10 Psalm 84 vers 1 en 2 (Nieuwe Berijming) Psalm 66 vers 10 (Schoolpsalm) Psalm 84

Nadere informatie

Orde van Dienst. in de Exoduskerk te Sommelsdijk, 9.30 u. Andries de Kramer. voor zondag, 1 juli In deze dienst zal.

Orde van Dienst. in de Exoduskerk te Sommelsdijk, 9.30 u. Andries de Kramer. voor zondag, 1 juli In deze dienst zal. Orde van Dienst voor zondag, 1 juli 2018 in de Exoduskerk te Sommelsdijk, 9.30 u In deze dienst zal Andries de Kramer worden gedoopt Organist: Dhr. Johan van Broekhoven Voorganger: Ds. Dick ter Horst Welkom

Nadere informatie

Zondag 22 november 2015 19.00 uur LAATSTE ZONDAG VAN HET KERKELIJK JAAR. Voorgangers mw. Ans Damen en Janco Wijngaard Organist dhr.

Zondag 22 november 2015 19.00 uur LAATSTE ZONDAG VAN HET KERKELIJK JAAR. Voorgangers mw. Ans Damen en Janco Wijngaard Organist dhr. Zondag 22 november 2015 19.00 uur LAATSTE ZONDAG VAN HET KERKELIJK JAAR Voorgangers mw. Ans Damen en Janco Wijngaard Organist dhr. Leo Kamphorst Welkom en mededelingen Paaskaars Zingen: GvL 619 HOORT HOE

Nadere informatie

Geloven in Jezus Christus

Geloven in Jezus Christus Geloven in Jezus Christus Zoon van God Jezus krijgt God een menselijk gezicht. Immanuel wordt Hij genoemd: God met ons. Het is de naam die Hij bij zijn geboorte krijgt. ZIn Daar begint zijn bijzondere

Nadere informatie

Zondag voor het werelddiaconaat

Zondag voor het werelddiaconaat "Bidden en recht" Zondag voor het werelddiaconaat 2 Zondag 15 oktober 2017 Voorganger: ds. Huub Smeets Organist: Peter Simons Met medewerking van leden van de ZWO-commissie * Welkom en mededelingen ***

Nadere informatie

Liturgie Votum en Groet. Hemelhoog 561 Ik ben zo dankbaar

Liturgie Votum en Groet. Hemelhoog 561 Ik ben zo dankbaar Liturgie 21-05-2017 Votum en Groet Zingen Hemelhoog 561 Ik ben zo dankbaar Jezus, hij kwam om ons leven te geven, Daarom verliet Hij zijn Vaderlijk huis. Hij gaf aan mij het eeuwige leven, Door te sterven

Nadere informatie

Zondag 5 maart 2017 Wijkgemeente De Drieklank CBS Het Kompas Schoolkerkdienst

Zondag 5 maart 2017 Wijkgemeente De Drieklank CBS Het Kompas Schoolkerkdienst Zondag 5 maart 2017 Wijkgemeente De Drieklank CBS Het Kompas Schoolkerkdienst Voorganger Organist Beamer : ds. Peter van de Peppel : Maarten Groen : Dirk Dallinga Thema: De verloren zoon Welkom en mededelingen

Nadere informatie

Van Pylatus. Hoe Pylatus doot sloeg des conincs soen van Vrancrijck. 1. Doesborch 1528: spelden

Van Pylatus. Hoe Pylatus doot sloeg des conincs soen van Vrancrijck. 1. Doesborch 1528: spelden Van Pylatus Pylatus Pontius, een rechter ghestelt over dat Joetsche volcke, is mede gherekent van den.ix. quaetsten, omdat hi dat alderbeste goet dat in den hemel ende in der eerden is, so deerlijc, so

Nadere informatie

Groet Welkom in dit huis van ontmoeting en gebed.

Groet Welkom in dit huis van ontmoeting en gebed. Protestantse gemeente te Markelo, Martinuskerk Witte Donderdag, 3 april 07 Viering heilig avondmaal Organist: Henk Langenkamp Ouderling: Henk Bolink Voorganger: Marten Dijkstra Orgelspel Welkom Zingen:

Nadere informatie

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Eerst lezen. Daarna volgen er vragen en opdrachten. Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was, heeft Hij gelijkenissen verteld om de mensen veel dingen

Nadere informatie

Dirk van Laar. Liturgie voor de afscheidsdienst van. Geboren:15 december 1935 Overleden :10 december 2014

Dirk van Laar. Liturgie voor de afscheidsdienst van. Geboren:15 december 1935 Overleden :10 december 2014 Liturgie voor de afscheidsdienst van Dirk van Laar Geboren:15 december 1935 Overleden :10 december 2014 Op dinsdag 16 december 2014 om 11.45 uur in de Maranathakerk te Lunteren voorafgaande aan de begrafenis

Nadere informatie

Orde van de dienst van. van zondag 12 april 2015 10.00 uur. in De Schepershof. Het thema van deze dienst is: Een nieuwe kijk na Pasen

Orde van de dienst van. van zondag 12 april 2015 10.00 uur. in De Schepershof. Het thema van deze dienst is: Een nieuwe kijk na Pasen Orde van de dienst van van zondag 12 april 2015 10.00 uur. in De Schepershof Het thema van deze dienst is: Een nieuwe kijk na Pasen Deze dienst is voorbereid en wordt uitgevoerd door leden van de werkgroep

Nadere informatie

Octroij verleent aen M(eeste)r Sijmon Douw op sijne inventie. gedurende den tijt van eenentwintich jaren.

Octroij verleent aen M(eeste)r Sijmon Douw op sijne inventie. gedurende den tijt van eenentwintich jaren. Octroij verleent aen M(eeste)r Sijmon Douw op sijne inventie van nieuw horologiewerck, gedurende den tijt van eenentwintich jaren. De Staten generael der Vereenichde Nederlanden, allen den geenen die desen

Nadere informatie

4 Heer, u hebt aan de mensen uw regels gegeven. Zo weet ik wat ik moet doen. 5 Ik wil leven volgens uw wetten, en dat volhouden, elke dag weer.

4 Heer, u hebt aan de mensen uw regels gegeven. Zo weet ik wat ik moet doen. 5 Ik wil leven volgens uw wetten, en dat volhouden, elke dag weer. Psalmen Psalm 119 Heer, ik wil leven volgens uw wetten 1 Gelukkig zijn mensen die altijd het goede doen, die leven volgens de wet van de Heer. 2 Gelukkig zijn mensen die altijd denken aan de woorden van

Nadere informatie

Samen met Jezus op weg

Samen met Jezus op weg Samen met Jezus op weg KERK & WERELD Korte Schipstraat 16 2800 Mechelen Tekst: Myrjam De Keyser 1. De laatste keer samen Jezus en zijn leerlingen willen graag het paasfeest vieren. Daarvoor zijn ze naar

Nadere informatie

Op reis met God Liturgie voor de dienst op zondag 5 februari 2012

Op reis met God Liturgie voor de dienst op zondag 5 februari 2012 Op reis met God Liturgie voor de dienst op zondag 5 februari 2012 ter afsluiting van het project Kerk, School en Gezin 2012 in de Grote- of Andreaskerk te Hattem Hervormde gemeente Hattem - wijkgemeente

Nadere informatie

De twee kaarsen op tafel worden aangestoken. Aanvangslied en gezongen drempelgebed: Lied 283 in beurtzang

De twee kaarsen op tafel worden aangestoken. Aanvangslied en gezongen drempelgebed: Lied 283 in beurtzang De kleur is wit de kleur van de opstanding Preludium Welkom en mededelingen door de diaken van dienst De twee kaarsen op tafel worden aangestoken OP EN OVER DE DREMPEL (gemeente gaat staan) Aanvangslied

Nadere informatie

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht. (Deze gelijkenis kun je lezen in : Mattheüs 18:21-35 )

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht. (Deze gelijkenis kun je lezen in : Mattheüs 18:21-35 ) De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht. (Deze gelijkenis kun je lezen in : Mattheüs 18:21-35 ) Eerst lezen. Daarna volgen er vragen en opdrachten. Gelijkenissen Toen de Heere Jezus op aarde was,

Nadere informatie

Willem Claesz o van Assendelft Annis 1621, verkenning van zijn rekenschrift. Jan van Maanen, Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht

Willem Claesz o van Assendelft Annis 1621, verkenning van zijn rekenschrift. Jan van Maanen, Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht Willem Claesz o van Assendelft Annis 1621, verkenning van zijn rekenschrift Jan van Maanen, Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht Figuur 1: Willem Claesz o van Assendelft Annis 1621, de titelpagina

Nadere informatie

Liturgie Doopdienst. Anna-Roos Remijn. Elianne van den Hout

Liturgie Doopdienst. Anna-Roos Remijn. Elianne van den Hout Liturgie 12-2-2017 Doopdienst Anna-Roos Remijn Elianne van den Hout 1 Votum en Groet Zingen Hemelhoog 9 De Here is mijn Herder De Here is mijn herder, mij ontbreekt niets; Hij doet mij nederliggen in grazige

Nadere informatie

BLIJF IN DE HERE! Liturgie:

BLIJF IN DE HERE! Liturgie: BLIJF IN DE HERE! 1 Joh. 2:28 / gehouden op 31-05-2009 (openbare geloofsbelijdenis) p.1 Liturgie: Votum en groet Zingen: Gezang 147:1.3.4 Gebed Openbare geloofsbelijdenis Zingen: Gezang 10:1 Voorbede Schriftlezing:

Nadere informatie

Zingen: OTH 45 - als een hert dat verlangt naar water. Zingen: Opwekking 468 - wij willen dat Jezus wordt verhoogd

Zingen: OTH 45 - als een hert dat verlangt naar water. Zingen: Opwekking 468 - wij willen dat Jezus wordt verhoogd Welkom Zingen: OTH 204 - kom tot de Vader Votum en groet Zingen: OTH187 - maak mij rein voor u Gebed Gezongen geloofsbelijdenis: Opwekking 426 Ja, ik geloof in Jezus Schriftlezing: Psalm 27 Zingen: OTH

Nadere informatie

Droom niet je leven, leef je dromen! 8 januari 2017

Droom niet je leven, leef je dromen! 8 januari 2017 Droom niet je leven, leef je dromen! 8 januari 2017 Welkom Iedereen gaat staan en de Paaskaars wordt aangestoken Openingslied: 1. Wij zoeken U als wij samenkomen, hopen dat Gij aanwezig zijt, hopen dat

Nadere informatie

1. Wat is geloof? Zekerheid

1. Wat is geloof? Zekerheid 1. Wat is geloof? Zekerheid Het gaat dus over geloof en zekerheid. Ieder zoekt naar zekerheid. In onze tijd probeert men heel het leven te omringen met zekerheden, verzekeringen. Veel mensen zijn verzekerd

Nadere informatie