Bittervoorn Rhodeus amarus

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bittervoorn Rhodeus amarus"

Transcriptie

1 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Bittervoorn Rhodeus amarus Versie 2.0, december 2014

2 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Inhoud Leeswijzer 3 Inleiding 4 1 De bittervoorn Soortkenmerken Leefwijze Voedsel Voortplantingsplaatsen, vaste rust- of verblijfplaatsen en (funcionele) leefomgeving Verspreiding en aantalontwikkeling Populaties 9 2 Benodigde ecologisch onderzoek Inleiding Het aantonen van aanwezigheid of van afwezigheid Het bepalen van de effecten van de activiteiten Het bepalen van de waarborging van de staat van instandhouding Het onderbouwen van de meest bevredigende oplossing (alternatievenafweging) 22 3 Mogelijke maatregelen ten gunste van de bittervoorn Werken buiten kwetsbare perioden Faseren activiteiten in ruimte en tijd Verbeteren voortplantingshabitat in bestaand leefgebied Verbeteren overwinteringhabitat in bestaand leefgebied Aanpassen werkwijze of werkvolgorde Aanpassen werkapparatuur Aanpassen gemalen en dergelijke Wegvangen en verplaatsen bittervoorns en zoetwatermossels Op kant gebrachte bittervoorns en zoetwatermossels terugzetten Realiseren nieuw leefgebied Herstellen of behouden onderlinge verbondenheid leefgebieden Inschakelen bittervoorndeskundige Opstellen ecologisch werkprotocol 38 4 Activiteiten en te nemen maatregelen Effecten van verschillende typen activiteiten In aanmerking komende maatregelen bij verschillende typen activiteiten 40 5 Bronnen en begrippen 43 Colofon 44 Pagina 2 van 44

3 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Leeswijzer Dit document is opgebouwd uit een aantal hoofdstukken die los van elkaar, maar ook in samenhang met elkaar te lezen zijn. Het is niet noodzakelijk om dit document van voor tot achter door te lezen. Elk hoofdstuk heeft zijn eigen ingang. Afhankelijk van uw primaire vraag kunt u direct door naar één van de vijf belangrijkste hoofdstukken en zo nodig kunt u teruggrijpen op één van de andere hoofdstukken. Hoofdstuk 1: ecologische informatie Wilt u meer weten over de bittervoorn zelf dan kunt u inhoudelijke ecologische informatie over de bittervoorn vinden in hoofdstuk 1. Hier vindt u bijvoorbeeld informatie over het type water waarin bittervoorns zich kunnen bevinden, waar de bittervoorn zich voortplant of waar de bittervoorn de winter doorbrengt. Hoofdstuk 2: ecologisch onderzoek Bent u vooral geïnteresseerd in welke gegevens u moet hebben en welk ecologische onderzoek u wanneer moet uitvoeren om soepel aan de vereisten vanuit de soortbescherming tegemoet te komen, dan start u met hoofdstuk 2. Hier staat bijvoorbeeld beschreven op welke wijzen u de aanof afwezigheid van bittervoorns kunt aantonen en hoe u kunt aantonen dat de functionaliteit van een voortplantingsplaats of vaste rust- of verblijfplaats van de bittervoorn al dan niet behouden blijft. Hoofdstuk 3: maatregelen Hoofdstuk 3 geeft voorbeelden van maatregelen ten gunste van de bittervoorn die u bij uw activiteiten kunt nemen. Het nemen van één of meer van deze maatregelen stelt u in staat om negatieve effecten van uw activiteiten op de bittervoorn geheel of zoveel mogelijk te voorkomen. Hiermee kunt u mogelijk een overtreding voorkomen. In het geval dat een overtreding niet te voorkomen valt, kunnen dit maatregelen zijn die genomen moeten worden om in aanmerking te komen voor een ontheffing. Overigens zijn afwijkingen op deze maatregelen (maatwerk) altijd mogelijk. Hoofdstuk 4: activiteiten en maatregelen Hoofdstuk 4 heeft als ingang de verschillende type activiteiten met een negatief effect op de bittervoorn. Daaraan is in de vorm van een matrix een aantal te nemen maatregelen ten gunste van de bittervoorn gekoppeld. Niet alle activiteiten zullen effecten hebben op bittervoorns. Voor de meest voorkomende activiteiten staat hier indicatief aangegeven welke maatregelen ten gunste van de bittervoorn in aanmerking kunnen komen om de negatieve effecten te doen verminderen of op te heffen. In een afzonderlijk document staat het Juridische kader behorende bij deze soortenstandaard beschreven. Deze soortenstandaard moet dan ook altijd in samenhang met dat Juridisch kader worden beoordeeld. In dat document kunt u terecht als u vragen heeft over de interpretatie van de relevante verbodsartikelen van de vigerende natuurwetgeving. Het Juridisch kader Soortenstandaards is te vinden op de website van RVO.nl. Pagina 3 van 44

4 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Inleiding Waarom de soortenstandaard De bittervoorn is een beschermde inheemse diersoort als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder d. van de Flora en faunawet. De soort is tevens opgenomen in bijlage 1, behorende bij het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten. Hij staat ook vermeld op bijlage II van de Habitatrichtlijn en is benoemd in de Conventie van Bern. De bittervoorn staat als kwetsbaar vermeld op de Rode lijst van Vissen (2004). De natuurwetgeving zorgt voor een wettelijke bescherming van bedreigde plant- en diersoorten. Zo is er een aantal verbodsbepalingen in de wet beschreven. Daarop kunnen uitzonderingen gemaakt worden. Met een verzoek om een ontheffing of het aanvragen van een omgevingsvergunning zijn die uitzonderingen mogelijk. Er wordt dan een ontheffing of een verklaring van geen bedenkingen afgegeven voordat een project of activiteit kan aanvangen. De ontheffing of de verklaring van geen bedenkingen wordt veelal slechts onder voorwaarden verstrekt. Er is behoefte aan toegankelijke informatie of en onder welke voorwaarden die ontheffing of verklaring van geen bedenkingen wordt afgegeven. Immers als die voorwaarden bekend zijn, kan daar in een vroeg stadium rekening mee gehouden worden. Informatie over de maatregelen en de voorwaarden is te vinden in de soortenstandaards, die vanaf 2011 in opdracht van het ministerie van Economische Zaken zijn opgesteld voor de meest voorkomende soorten in eerder afgegeven ontheffingen. Wat staat erin? De soortenstandaard geeft voor een soort een overzicht van vaak in aanmerking komende maatregelen die genomen kunnen worden als deze beschermde soort aanwezig is in of nabij een gebied waar de ruimtelijke activiteiten plaats gaan vinden. Dergelijke maatregelen voorkomen of verminderen negatieve effecten op de soort als gevolg van die voorgenomen activiteiten. Verder beschrijft de soortenstandaard de kenmerkende ecologische aspecten en de wijze waarop de aanwezigheid (of de afwezigheid) van de soort kan worden aangetoond. Deze versie uit 2014 vervangt de eerdere versie uit In deze nieuwe versie zijn de resultaten van een gerichte evaluatie van de soortenstandaards, nieuw beschikbaar gekomen ecologische kennis en praktijkervaringen verwerkt. Er is gekozen voor een nieuwe opbouw van het document. De te nemen maatregelen hebben een centralere plaats gekregen, waardoor ook veel doublures uit de teksten gehaald konden worden. Het Juridisch kader is in een afzonderlijk document weergegeven, maar moet altijd in samenhang met de soortenstandaard worden gebruikt. De voorgaande versie vervalt hierbij. Pagina 4 van 44

5 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Wat kunnen de twee hoofddoelgroepen ermee? Initiatiefnemers Een initiatiefnemer, of diens ecologisch adviseur, kan met deze informatie van maatregelen, maar niet uitsluitend met alleen deze informatie, invulling geven aan onder andere het zorgvuldig handelen, de zorgplicht en het behoud van de functionaliteit van voortplantingsplaatsen en andere vaste rust- of verblijfplaatsen. Op die manier kan hij bijdragen aan het behoud van een gunstige staat van instandhouding van de betreffende soort. Bevoegde gezagen Het bevoegd gezag, dat moet oordelen over ontheffingsverzoeken of afgifte van een verklaring van geen bedenkingen of betrokken is bij handhaving, zal genoemde maatregelen gebruiken als vertrekpunt bij haar beoordeling. De informatie is generiek van aard en het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager hoe hij deze informatie gebruikt in een concreet geval. Vaak is immers meer informatie nodig over de betreffende activiteit en over de aanwezigheid van beschermde soorten in het plangebied (werklocatie), om vast te kunnen stellen welke maatregelen in een concreet geval nodig zijn. Ook de aard van de activiteit, de duur van het effect en het schaalniveau waarop de activiteit wordt uitgevoerd, zijn van invloed op de omvang van de schadelijke effecten die de activiteit kan hebben op beschermde dieren en planten. Pas met informatie over deze factoren kan voldoende worden bepaald of de verbodsbepalingen van de natuurwetgeving worden overtreden. Afwijkingen van de in deze soortenstandaard genoemde maatregelen zijn dan ook mogelijk, mits die door een deskundige op het gebied van de soort worden onderbouwd. Samenhang met andere instrumenten De soortenstandaard werkt op deze wijze nader uit wat getoond wordt in de Maatregelenindicator Soorten ( aspx?subj=soorten). Deze indicator is een internetapplicatie die snel een eerste inzicht verstrekt in mogelijke maatregelen. Vragen of reageren Bij het ontwikkelen en actueel houden van de soortenstandaards, gecoördineerd vanuit Dienst Landelijk Gebied, wordt gebruik gemaakt van de ecologische en juridische expertise van verschillende deskundigen. Bij het opstellen van de eerste versie hebben experts ten aanzien van de betrokken soort input geleverd (zie hoofdstuk 5). Ondanks de zorgvuldige wijze waarop de soortenstandaards zijn samengesteld, zullen zich in de praktijk toch nieuwe situaties zich voordoen en zullen andere ervaringen worden opgedaan of worden er andere oplossingen aangereikt. Deze informatie en de ervaringen met het gebruik van de soortenstandaards nemen we graag mee voor een volgende versie van deze soortenstandaard. Heeft u verbetersuggesties of aanvullende informatie? Stuur ons een . Hiervoor kunt u gebruik maken van het contactformulier van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ( Heeft u andere vragen? U kunt bellen met het klantcontactcentrum op telefoonnummer Pagina 5 van 44

6 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December De bittervoorn 1.1 Soortkenmerken De bittervoorn (figuur 1) is een kleine karperachtige van gemiddeld 5 tot 8 centimeter tot maximaal 10 centimeter groot. Bittervoorns worden gemiddeld 2 tot 3 jaar oud, maximaal tot 5 jaar. De dieren bezitten een kort, gedrongen, zilverkleurig lichaam met een hoge, grijsgroene rug. Ze hebben een opvallende blauwgroene streep, die vanaf het midden van het lichaam tot aan de staart loopt. Bittervoorns hebben zilverkleurige ogen met een oranje vlek boven de pupil. In de paaitijd hebben mannetjes rood aangelopen vinnen. Figuur 1: Bittervoorn (Foto Jelger Herder, bron Nederlands soortenregister) 1.2 Leefwijze De bittervoorn leeft in kleine groepjes tot grote scholen. In het voorjaar worden de volwassen mannetjes solitair. De vrouwtjes en jongere mannetjes leven dan in scholen. Bittervoorns zijn voor hun voortplanting afhankelijk van grote zoetwatermosselsoorten: de Unio-soorten (schildersmossels) en de Anodonta-soorten (zwanenmossels). Hierbij is er geen sprake van een wederzijds voordeel: de bittervoorn heeft wel de zoetwatermossel nodig, maar niet andersom. Bij paairijpe vrouwtjes ontstaat een lange legbuis, een soort slangetje waardoor zij eitjes in een mossel spuit. Er worden weinig eitjes gelegd, maar vanwege de bescherming die de mossel biedt tegen predatoren, is het aantal nakomelingen toch relatief groot. Een territorium van een mannetje bevat één of meer mossels en wordt fel verdedigd. Het territorium verhuist mee als de mossel zich verplaatst. Bij gevaar verschuilt de bittervoorn zich in de oever of tussen de watervegetatie. Daarbij vlucht hij slechts over een kleine afstand. Pagina 6 van 44

7 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ De paaitijd loopt van april tot en met juni. Het ei-stadium en het embryonale stadium worden in de mossel doorgebracht en duren samen één maand. Daarna zwemt de larve vrij rond. Dit betekent dat de kwetsbare periode voor wat betreft de voortplanting van april tot en met augustus duurt. Bij de bittervoorn is sprake van een seizoensgebonden migratie van de ondiepere delen in watergangen waar ze in de zomerperiode verblijven naar de diepere delen waar ze in de winterperiode verblijven, en weer terug. Deze migratieroutes bevinden zich meestal in dezelfde watergang als die delen waar ze in de zomerperiode en in de winterperiode verblijven. Dagelijkse migratie vindt op korte afstand plaats. Het foerageergebied bevindt zich in de directe omgeving van de plekken waar ze zich op dat moment verblijven. De bittervoorn is van november tot en met maart minder actief en clustert dan samen om te overwinteren onder bruggen, in duikers en in de diepere delen van het water, maar ook wel onder kroos, blad, en dergelijke. De overwinteringplekken bevinden zich veelal in dezelfde watergang waar ook de voortplanting plaatsvindt. Bittervoorns overwinteren vaak geclusterd met meerdere exemplaren, soms tot duizenden toe. In het overige deel van de watergang zijn ze dan nauwelijks aanwezig. 1.3 Voedsel De bittervoorn leeft voornamelijk van plantaardig materiaal (plankton en algen). Daarnaast wordt spaarzaam dierlijk voedsel genuttigd, zoals vlokreeften en insectenlarven. 1.4 Voortplantingsplaatsen, vaste rust- of verblijfplaatsen en (funcionele) leefomgeving Habitat De bittervoorn komt voor in langzaam stromende en stilstaande zoete wateren. Dit kunnen zowel poldersloten, vaarten, vijvers en plassen zijn, maar ook oeverzones van meren en sneller stromende plantenrijke rivieren en beken. Een goed ontwikkelde onderwatervegetatie of oevervegetatie en een diepte van minimaal 45 centimeter is noodzakelijk. Daarnaast is de aanwezigheid van zoetwatermossels een voorwaarde voor de voortplanting. Deze soort bewoont wateren met verschillend bodemsubstraat, zoals zand, grind, klei en veen. Bodems die bestaan uit dikke lagen modder of slib of bodems van harde klei zijn ongunstig voor zoetwatermossels en daardoor zijn wateren met dit soort bodems ook minder interessant voor de bittervoorn. Bittervoorns kunnen prima in troebel water voorkomen, maar zijn wel gevoelig voor vervuiling. Vooral de zoetwatermossels, waarvan de bittervoorn afhankelijk is, zijn gevoelig voor chemische vervuiling, een toename van het zoutgehalte, veel zwevend organisch materiaal en een weke bodem. Verblijfplaatsen en functioneel leefgebied De functionele leefomgeving van een voortplantingsplaats en van een vaste rust- of verblijfplaats is de omgeving van die plaatsen die nodig is om ze met succes als zodanig te laten functioneren. Pagina 7 van 44

8 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Onder een voortplantingsplaats vallen alle onderdelen van het leefgebied van een dier die nodig zijn in het gehele voortplantingsproces. Bij de bittervoorn gaat het dan om: de plekken waar gebaltst of gepaard wordt de plek waar het eitje afgezet wordt en opgroeit de plekken die door de larven of jonge visjes worden gebruikt. Behalve de plek zelf is ook de omgeving hiervan van belang: enerzijds om de plek zelf van voldoende kwaliteit te houden, anderzijds om de eitjes te laten uitgroeien en om de jonge visjes voldoende voedsel en veilig gebied te waarborgen. Onder een vaste rust- of verblijfplaats vallen de plekken waar een dier de voor hem ongunstige periode overbrugt. Bij de bittervoorn gaat het dan om de plekken waar de koudeperiode wordt doorgebracht. Een winterverblijfplaats kan voor de bittervoorn alleen dan succesvol functioneren als deze water van voldoende kwaliteit blijft bevatten dat niet bevriest. Ook is het noodzakelijk dat bittervoorns zich kunnen verplaatsen van de winterverblijfplaatsen naar de voortplantingsplekken en andersom. Migratie Migratie is de seizoensgebonden beweging heen en terug tussen delen van het leefgebied. Bittervoorns verplaatsen zich in de winterperiode naar de diepere delen van een watergang waar ze de winter doorbrengen. Deze migratie vindt over korte afstanden, in het algemeen binnen de watergang plaats. Dispersie Dispersie is de ongerichte verspreiding of het uitzwerven van een individu dat op zoek is naar een vestigingsplaats. Vaak betreft het juvenielen of subadulten die als ze zelfstandig zijn geworden op zoek zijn naar een eigen leefgebied, maar dispersie kan ook optreden bij volwassen dieren. Door dispersie wordt nieuw geschikt habitat gekoloniseerd. Bij de bittervoorn vindt de dispersie meestal actief plaats, door te zwemmen naar een ander gebied. 1.5 Verspreiding en aantalontwikkeling De verspreiding van de bittervoorn (figuur 2) vertoont een grote overlap met het rivierengebied, zeekleigebied en het laagveengebied. Op de hogere zandgronden komt de bittervoorn minder algemeen voor en is zijn voorkomen meestal gebonden aan laaglandbeken. Het zwaartepunt van de verspreiding in Nederland ligt in het westelijk veenweidegebied. De bittervoorn kan daar plaatselijk zeer algemeen voorkomen. Pagina 8 van 44

9 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Figuur 2: verspreiding van de bittervoorn in de periode (bron: RAVON). De kaart uit figuur 2 geeft een indicatie van de mogelijke aanwezigheid van bittervoorns in een bepaald gebied. Het schaalniveau en de waarnemingsperiode waarop de kaart gebaseerd is, laten niet toe om op basis van deze kaart aan- of afwezigheid van bittervoorns in een concreet gebied aan te tonen. Ook is de verspreiding van de bittervoorn nog niet volledig in beeld gebracht. Monitoringsgegevens over toe- of afname van de aantallen of van de verspreiding van de bittervoorn in Nederland ontbreken. 1.6 Populaties Bittervoorns leven in netwerken van meerdere (lokale) populaties (figuur 3). De oppervlakte geschikt habitat van een gebied voor een levensvatbare populatie valt in de laagste klasse die wordt onderscheiden (< 1 km 2 ). Bittervoorns kunnen al in heel kleine polders en polderpeilgebiedjes (slootlengte < 500 meter) een duurzame populatie opbouwen. Ze zijn hier dan wel kwetsbaar voor intensief menselijk ingrijpen. Er kunnen jaarlijkse schommelingen in de populatiegrootte optreden. Pagina 9 van 44

10 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Figuur 3: Geschikt gebied voor een populatie van bittervoorns. Donker blauw = diepere delen (overwintering) Licht blauw = overig habitat Pijlen = migratie Pagina 10 van 44

11 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ 2 Benodigde ecologisch onderzoek 2.1 Inleiding Om te weten of er sprake is of kan zijn van een overtreding van één of meer van de verbodsbepalingen van de soortbescherming in de natuurwetgeving is het nodig om onderzoek te doen. Hoeveel en welk onderzoek nodig is, is afhankelijk van de uit te voeren activiteiten en de effecten die gaan optreden op beschermde natuurwaarden (zie ook schema op volgende pagina). Er moet een goede documentatie zijn van wanneer, hoe en door wie het onderzoek uitgevoerd is, en wat de resultaten ervan zijn. Deze documentatie is altijd van belang, ongeacht of er uiteindelijk wel of niet een aanvraag voor een ontheffing of verklaring van geen bedenkingen wordt gedaan. In paragraaf 2.2 wordt beschreven op welke wijze de aan- of afwezigheid van bittervoorns kan worden bepaald. Ook staat hier op welke wijze bepaald kan worden welke functies het gebied voor de bittervoorn vervult en hoe bepaald kan worden hoe groot de populatie ter plekke is. In paragraaf 2.3 staat beschreven hoe de effecten op de bittervoorn bepaald kunnen worden. Vervolgens staat in paragraaf 2.4 hoe bepaald kan worden of de staat van instandhouding gewaarborgd blijft. Tenslotte staat in 2.5 hoe kan worden aangegeven dat er gekozen is voor de meest bevredigende oplossing voor de bittervoorn en welke wettelijke belangen aangedragen kunnen worden bij een verzoek voor ontheffing voor het uitvoeren van de activiteiten. Pagina 11 van 44

12 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Pagina 12 van 44

13 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Pagina 13 van 44

14 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December Het aantonen van aanwezigheid of van afwezigheid Allereerst zal onderzocht moeten worden of in of nabij het gebied waar de activiteiten plaats gaan vinden bittervoorns aanwezig zijn. Een ontheffing kan alleen worden afgegeven als het zeer aannemelijk is dat de soort daadwerkelijk aanwezig is op of nabij de locatie waar de activiteiten plaats gaan vinden. Ook moet er sprake zijn van een voortplantingsplaats of van een vaste rust- of verblijfplaats met inbegrip van essentiële migratieroutes en foerageergebieden. Het inventarisatieonderzoek kan niet in alle maanden van het jaar even effectief plaatsvinden. Ook moet er rekening gehouden worden met de doorlooptijd van een aanvraag tot ontheffing en met de tijd die nodig is voor het vooraf uitvoeren van maatregelen ten gunste van de bittervoorn. Het onderzoek moet daarom vaak tijdig voor de aanvang van de activiteiten gestart worden. Het onderzoek moet worden uitgevoerd door een deskundige met aantoonbare ervaring in het inventariseren van bittervoorns. De bittervoorn wordt gezien als een soort waarvan de aanwezigheid gemakkelijk is aan te tonen Het gebruik van bestaande gegevens en uitvoeren Quick-scan (verkennende inventarisatie) Er kan gebruik gemaakt worden van al beschikbare verspreidingsgegevens van bittervoorns, zoals beschikbare inventarisaties, gegevens uit de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) en provinciale verspreidingsatlassen. De bestaande gegevens moeten van voldoende kwaliteit zijn om ze te kunnen gebruiken om de aanwezigheid of afwezigheid van exemplaren of van voortplantingsplaatsen en vaste rust- of verblijfplaatsen van de bittervoorn aan te tonen. Met de beschikbare gegevens moet het ook mogelijk zijn om een indicatie van de omvang van de aanwezige populatie van de bittervoorn te krijgen. Met het raadplegen van alleen de NDFF en Waarneming.nl kan geen afwezigheid van de bittervoorn worden vastgesteld. De gegevens moeten het gehele gebied waar de activiteiten plaats gaan vinden, samen met de relevante omgeving, dekken. De inventarisaties moeten op een goede manier zijn uitgevoerd in de juiste periode van het jaar. Bestaande onderzoeksgegevens mogen maximaal 3 jaar oud zijn als het gaat om een gebied waar weinig of geen ruimtelijke of kwalitatieve veranderingen zijn opgetreden in de afgelopen drie jaar. Bij gebieden waar dit niet het geval is, moeten de gegevens recenter zijn. Bestaande gegevens zijn in de praktijk meestal alleen te gebruiken als basis voor het formuleren en uitvoeren van verdiepend onderzoek. Een quick-scan (verkennende inventarisatie) kan in beeld brengen of er in of nabij het gebied waar de activiteiten plaats gaan vinden bittervoorns aanwezig of mogelijk aanwezig zijn. Voor een quick-scan is het veelal genoeg om gebruik te maken van bestaande gegevens in combinatie met een eerste veldbezoek waar gelet wordt op potentieel aanwezige habitat voor de bittervoorn. Er moet dan onderbouwd worden dat: de watergang de geschikte combinaties van habitat bevat voor de bittervoorn én Pagina 14 van 44

15 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ de aanwezigheid van bittervoorn in de afgelopen drie jaar aangetoond is binnen een straal van drie kilometer in hetzelfde watersysteem van het plangebied én het plangebied voor de bittervoorn zonder barrières bereikbaar is vanuit die directe omgeving. Aan de hand van dit vooronderzoek (met een checklijst) kan de potentiële aanwezigheid van de bittervoorn en functies van het plangebied worden ingeschat. Met dit vooronderzoek kan de onderzoeksopzet worden bepaald. Als de quick-scan tot uitkomst heeft dat er bittervoorns aanwezig zijn of mogelijk aanwezig zijn, moet verdiepend onderzoek aangeven waar en voor welke functies (bijvoorbeeld voortplanting, overwintering) de bittervoorn het gebied gebruikt. Ook zal er verdiepend onderzoek plaats moeten vinden als de quick-scan tot uitkomst heeft dat afwezigheid van de bittervoorn niet met voldoende zekerheid aangetoond kan worden Methodes en perioden van inventarisatie van bittervoorns Er moet in beeld gebracht worden waar zich de exacte locaties van voortplantingsplaatsen, vaste rust- of verblijfplaatsen en functioneel leefgebied van de bittervoorn bevinden. Bij het inventariseren wordt op de habitatkenmerken gelet waarvan de bittervoorn afhankelijk is. Dit is nodig om zo de meest kansrijke plekken voor aantreffen te bepalen. Voor de bittervoorn zijn dat vooral stilstaande of langzaam stromende, vegetatierijke wateren, zoals weteringen, sloten en plassen. In een slotenrijk gebied met zijsloten met een waterdiepte van minder dan 40 centimeter moet de aandacht uitgaan naar de bredere en diepere hoofdwatergangen. Een steekproefsgewijze bemonstering, waarbij minimaal één uur geïnventariseerd wordt op de in het plangebied aanwezige locaties met geschikt habitat in de optimale periode is voldoende om de aanwezigheid van bittervoorn aan te tonen. In het algemeen is in de optimale periode één veldbezoek aan een watergang voldoende om afwezigheid met voldoende zekerheid in beeld te brengen. De optimale periode van inventariseren is van april tot en met oktober, de periode juli tot en met oktober is minder optimaal bij het inventariseren met een schepnet vanwege de dan volop aanwezige vegetatie in de watergang. Buiten de optimale periode zal het meestal noodzakelijk zijn om een grotere onderzoeksinspanning te leveren, bijvoorbeeld door gedurende twee uur te bemonsteren of door meer dan één veldbezoek te doen. Het aantonen van overwinteringplaatsen kan het beste in de overwinteringperiode van november tot en met maart plaatsvinden. Het vangen van bittervoorns kan met behulp van een schepnet (steeknet) of door middel van elektrovisserij. Beide methoden zijn geschikt. In een poldergebied met sloten moet bij bemonstering met schepnetten meer slootlengte worden bemonsterd dan bij gebruik van elektrovisserij. Pagina 15 van 44

16 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Afhankelijk van de situatie moet worden bekeken welke methode het meest effectief is. De inventarisatievoorschriften zoals die gehanteerd worden bij het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) zijn niet zonder meer bruikbaar, omdat ze voor andere doeleinden zijn opgesteld. Het inventariseren van bittervoorns kan op verschillende manieren: - Inventarisatie met schepnet Het inventariseren kan het beste plaatsvinden met een groot schepnet, bijvoorbeeld het standaardmodel van RAVON, met een gestrekte maaswijdte van 3 millimeter en een netgrootte van 70x40 centimeter. Schepnetten zijn goed bruikbaar in kleine waterlichamen en in ondiepe delen van grotere wateren. Grote stenen, gesloten rietkragen en dichte vegetatie bemoeilijken echter het vangen met behulp van een schepnet. Het schepnet kan zowel vanaf de oever als wadend door het water gebruikt worden. - Inventarisatie door middel een elektroapparaat Het inventariseren door middel van elektrovisserij kan op twee verschillende manieren: met gepulseerde gelijkstroom Er wordt gevist met het apparaat op een lage stroomsterkte (2-3 Ampère). Kijk goed uit naar bewegende bittervoorns. Met een polariserende bril kan vaak beter worden waargenomen. In dichtbegroeide wateren moet vooral ook op open plaatsen worden gevist. met gelijkstroom Vis met het apparaat op een lage stroomsterkte (afhankelijk van het type apparaat). Kijk goed uit naar bewegende bittervoorns. Met een polariserende bril kan vaak beter worden waargenomen. Vis in dichtbegroeide wateren vooral ook op open plaatsen. - Inventarisatie door middel van e-dna onderzoek Recent zijn ervaringen opgedaan met het aantonen van de aanwezigheid van soorten door middel van e-dna-onderzoek. Er is nog te weinig ervaring met het aantonen van aanwezige bittervoorns met behulp van deze techniek. Er kan met e-dna onderzoek geen indicatie worden verkregen van hoeveel exemplaren aanwezig zijn. Voor het bepalen van de omvang van de populatie is de methode niet geschikt. In veel gevallen zullen het inventariseren met een schepnet of met elektrovisserij voldoende zijn om de soort met relatief weinig inspanning aan te treffen of uit te sluiten en zal e-dna onderzoek bij de bittervoorn niet vaak in aanmerking komen. Als de bittervoorn is aangetroffen mag er vanuit gegaan worden dat in de betreffende watergang op de plekken die daarvoor geschikt zijn ook voortplantingsplaatsen en vaste rust- of verblijfplaatsen van de bittervoorn aanwezig zijn, evenals de essentiële omgeving die nodig is om deze plekken als zodanig te laten functioneren. Groepen van bittervoorns overwinteren vaak in diepere delen van watergangen. Deze diepere delen zijn mogelijk wel in beeld te brengen. Pagina 16 van 44

17 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Periode van inventariseren In figuur 4 worden de de geschikhtheid van perioden voor inventariseren van de verschillende inventarisatiewijzen aangegeven. Ook buiten deze perioden kan worden geïnventariseerd, maar dan zal een grotere onderzoeksinspanning verricht moeten worden, zoals een grotere tijdsinspanning, meerdere veldbezoeken aan eenzelfde watergang of meer lengte aan watergangen inventariseren in een gebied. Figuur 4: Op hoofdlijnen weergegeven de geschiktheid van perioden van inventariseren voor verschillende wijzen van inventariseren. Inventariseren met schepnet Inventariseren met elektrovisserij Inventariseren met schepnet of elektrovisserij op plekken waar winterrust plaatsvindt jan febr mrt apr mei juni juli aug sept okt nov dec optimale periode. Geschikte periode, indien water- en luchttemperatuur niet te laag is; bemonstering in de diepere delen van de watergang. In de overige periode kunnen deze diepe plekken ook in kaart gebracht worden maar kan nog niet bepaald worden of ze gebruikt worden als overwinteringplek. Geschikte periode, indien niet te veel vegetatie in de watergang. Geen geschikte periode. Het vooraf vastleggen van waar zich de diepere delen van een watergang bevinden kan in de uitvoering van activiteiten voordeel opleveren. Als bekend is op welke locaties zich de diepere plekken in de watergang bevinden, dan kunnen bepaalde werkzaamheden in de ondiepere delen mogelijk toch in de winterperiode worden uitgevoerd. Deze ondiepere delen kunnen dan vrij van bittervoorns zijn Bepaal de omvang van de populatie Als een ontheffing of een verklaring van geen bedenkingen nodig is voor het uitvoeren van de activiteiten, is het noodzakelijk om inzicht te krijgen in het effect van de activiteiten op de gunstige staat van instandhouding van de populatie van de bittervoorn. Er moet in beeld gebracht worden hoe groot de populatie van bittervoorn ter plekke is, hoe deze zich ontwikkelt en op hoeveel exemplaren van de bittervoorn de activiteit effect zal hebben en daarmee welk effect op de populatie optreedt. Pagina 17 van 44

18 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Er zijn meerdere mogelijkheden om de populatie van de bittervoorn in beeld te brengen. Per project is dit maatwerk, dat door een bittervoorndeskundige uitgevoerd moet worden. Vaak zal het nodig zijn om ook in de directe omgeving van het eigenlijke plangebied de aanwezigheid van de bittervoorn in beeld te brengen. De omvang van die omgeving is per project maatwerk, maar zal veelal in de orde van een straal van 1,5 kilometer liggen. De verspreiding, en de omvang en kwaliteit van het leefgebied van de bittervoorn kan in beeld gebracht worden. Dit kan het beste gebeuren op het niveau van de lokale populatie door aan te geven welke watergangen in het watersysteem (bijvoorbeeld een polder) in welke mate in potentie geschikt zijn voor de bittervoorn. Daarbij moet ook het aantal aangetroffen exemplaren meegenomen worden. Aantallen bittervoorns in een gebied zijn in de winterperiode mogelijk eenvoudiger in beeld te brengen dan in andere perioden van het jaar. In de winterperiode clusteren ze namelijk bij elkaar in diepere delen van watergangen, in de buurt van duikers en dergelijke, terwijl ze in andere perioden meer verspreid in de watergangen aanwezig zijn. Ook kan er uitgebreid populatieonderzoek plaatsvinden door de verspreiding van en het aantal bittervoorns (en zoetwatermossels) in de diverse leeftijdsklassen in het betreffende watersysteem in beeld te brengen. De verdeling van de lengteklassen geeft een indicatie hoe het met de populatie gesteld is en of er regelmatig voortplantingssucces aanwezig is. Voor alle beschikbare onderzoeksmethoden geldt dat het bepalen van een exacte populatieomvang niet mogelijk is, zelfs niet met een grote en herhaalde inspanning van bijvoorbeeld 5 bezoeken. Om later het effect van de uit te voeren activiteit op de gunstige staat van instandhouding van de bittervoorn aan te geven moet in beeld gebracht worden hoeveel optimaal en overig geschikt leefgebied er aanwezig is en hoe dat ten opzichte van elkaar gelegen is. Daarbij moet de mate van algemeenheid (in klassen zeldzaam, algemeen, zeer algemeen) van de soort binnen dit beoordeelde gebied worden aangegeven. Met behulp van de inventarisatiegegevens moet ook in beeld gebracht worden hoe de populatie het gebied gebruikt: betreft het plangebied een onderdeel van een netwerkpopulatie, is het gebied een belangrijke schakel in dat netwerk, zijn er barrières, et cetera. In grote lijnen kunnen drie situaties gelden (figuur 5): 1. er is sprake van een gebied van dusdanige omvang en kwaliteit dat er zich op langere termijn een duurzaam levensvatbare populatie kan bevinden 2. er is sprake van een gebied waar zich een levensvatbare populatie bevindt, de duurzaamheid op langere termijn hiervan is alleen mogelijk als dit gebied in verbinding is met andere gebieden/populaties 3. er is sprake van een gebied waar zich geen duurzame populatie kan bevinden, maar het gebied maakt wel deel uit van een netwerk aan gebieden, die gezamenlijk wel een op langere termijn duurzame populatie mogelijk maken. Pagina 18 van 44

19 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Meer inzicht in de populatieontwikkeling ter plekke kan mogelijk worden verkregen door tevens gebruik te maken van tot 10 à 15 jaar oude ecologische relevante verspreidingsgegevens uit bijvoorbeeld de NDFF of inventarisatierapporten. Figuur 5: de effecten op de staat van instandhouding van de bittervoorn in een gebied is mede afhankelijk van de ligging van het gebied binnen de populatie van de bittervoorn. Toelichting in tekst Het bepalen van de effecten van de activiteiten Het bepalen of de voorgenomen activiteiten tot een overtreding leiden is per project maatwerk en moet gebeuren door een deskundige die hiermee aantoonbaar ervaring heeft. Om de effecten van de voorgenomen activiteiten te bepalen is het noodzakelijk om eerst goed te beschrijven wat deze activiteiten gaan inhouden. Per project en gebied betreft dit maatwerk. Er zal ondermeer, bij voorkeur ook op kaart, in beeld gebracht moeten worden op welke locaties in het gebied de activiteiten plaats gaan vinden. Daarnaast zal het nodig zijn om te weten wanneer in het jaar, wanneer op de dag en gedurende welke periode ze uitgevoerd gaan worden. Ook kan het relevant zijn om in beeld te brengen welke machines of welke materialen gebruikt gaan worden. Ook moet er in beeld gebracht worden waar en wanneer bepaalde maatregelen worden genomen ten gunste van de bittervoorn Het bepalen van de vernietiging of verstoring van voortplantingsplaatsen of van vaste rust- of verblijfplaatsen Het onderzoek moet onderbouwd aangeven of de functionaliteit van de voortplantingsplaatsen en vaste rust- of verblijfplaatsen tijdens en na uitvoer van de activiteiten gegarandeerd kan worden. Hiervoor is het nodig om de volgende zaken in beeld te brengen: de locaties van de voortplantingsplaatsen en van de vaste rust- of verblijfplaatsen en de bijbehorende (essentiële) functionele leefomgeving. Bij de bittervoorn betreft dit de geschikte habitat in de watergang waarin de bittervoorn is aangetroffen, Pagina 19 van 44

20 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 welke activiteiten plaats gaan vinden, op welke plekken, op welk moment, de wijze van uitvoering, en dergelijke, waar en wanneer welke maatregelen ten gunste van de bittervoorn worden genomen. Met behulp van deze gegevens kan een bittervoorndeskundige aangeven in welke mate er door de activiteiten een achteruitgang in de ecologische functionaliteit, op welk moment en al dan niet tijdelijk, van de aanwezige voortplantingsplaatsen en / of de vaste rust- of verblijfplaatsen gaat optreden. Het bepalen of de functionaliteit in het geding komt is per project maatwerk. Aantasting van de functionaliteit is aan de orde als de geschikte habitat waar de bittervoorn in voorkomt in kwantiteit of kwaliteit voor de bittervoorn afneemt, waardoor dit niet meer de functie van voortplantingsplaats of vaste rust- of verblijfplaats kan vervullen. Er is sprake van verstoring van een voortplantingsplaats of van een vaste rust- of verblijfplaats als deze plaatsen fysiek, al dan niet voorlopig, wel in stand blijven, maar de activiteiten wel tot gevolg hebben dat de betreffende functie niet of minder goed vervuld kan worden. Dit kan ondermeer gebeuren door aanwezigheid van mensen, gebruik van materieel of wellicht door effecten van geluid of licht. Of er een negatief effect optreedt is afhankelijk van de intensiteit, duur en frequentie van de herhaling van de verstoring en van het moment waarop de verstoring plaatsvindt. Van belang is om in het onderzoek navolgbaar te onderbouwen welk effect de activiteiten hebben en of het om een tijdelijk of permanent effect gaat. Een hulpmiddel of er effecten optreden is de effectindicator (zie subj=soorten). De effectindicator geeft niet aan in welke mate er effect optreedt. Het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen kan op verschillende manieren mogelijk voorkomen worden. Bijvoorbeeld door het op een andere wijze of plek uitvoeren van de activiteiten, door het toepassen van zorgplichtmaatregelen of door het nemen van maatregelen gericht op de bittervoorn (zie hoofdstuk 3 voor voorbeelden). Ook door het afzien van het uitvoeren van de activiteiten op de betreffende plek kan dit voorkomen worden Het bepalen van of er bittervoorns worden gedood of verwond Het bepalen of er door de activiteiten bittervoorns zullen worden gedood of verwond is in alle gevallen maatwerk waarvoor een bittervoorndeskundige moet worden ingeschakeld. Men moet zich altijd aan de zorgplicht houden, waarmee ondermeer wordt bedoeld dat doden en verwonden zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Pagina 20 van 44

21 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Het doden of verwonden van bittervoorns kan aan de orde zijn bij bijvoorbeeld machines waar water mee opgezogen wordt, zoals bij machines die bij baggeren worden gebruikt. Ook kan dit aan de orde zijn bij bouwwerken zoals gemalen, waar water doorheen geleidt wordt. Hierbij kunnen meer of minder bittervoorns mee gezogen worden en daarbij gewond of gedood worden. Meer indirect kunnen bittervoorns worden gedood als een watergang gedempt wordt of tijdelijk droog gaat vallen. Hetzelfde geldt als de kwaliteit van het water te slecht wordt, bijvoorbeeld doordat het door de activiteiten zuurstofloos of te zout wordt of als er giftige stoffen worden geloosd. Het doden of verwonden van bittervoorns is mogelijk te voorkomen door het niet uitvoeren of door het op een andere wijze of plek uitvoeren van de activiteiten, door het toepassen van zorgplichtmaatregelen en door het nemen van maatregelen gericht op de bittervoorn (zie hoofdstuk 3 voor voorbeelden) Het bepalen of er eitjes van bittervoorns beschadigd of vernield worden Als activiteiten leiden tot aantasting of vernietiging van functioneel leefgebied kan worden aangenomen dat er ook eitjes van de bittervoorn beschadigd of vernield worden. Dit geldt alleen als deze activiteiten plaatsvinden in de periode dat er eitjes aanwezig kunnen zijn. De eitjes bevinden zich in zwanenmossels. Het beschadigen en vernielen van eitjes is mogelijk te voorkomen door het niet uitvoeren of door het op een andere wijze of plek uitvoeren van de activiteiten, door het toepassen van zorgplichtmaatregelen en door het nemen van maatregelen gericht op de bittervoorn (zie hoofdstuk 3 voor voorbeelden). 2.4 Het bepalen van de waarborging van de staat van instandhouding Bij de bittervoorn wordt de ontheffingsaanvraag beoordeeld op het effect van de activiteit op de lokale gunstige staat van instandhouding. Er zal daarom inzicht moeten worden gegeven in de gevolgen voor de staat van instandhouding van de lokale populatie van de bittervoorn. Dit is per project maatwerk. Een bittervoorndeskundige moet bepalen of de staat van instandhouding gewaarborgd zal blijven. De landelijke staat van instandhouding wordt in 2013 als matig ongunstig beschouwd. Voor de bittervoorn geldt een instandhoudingdoelstelling (Natura2000) en die luidt: behoud van de verspreiding, de omvang en de kwaliteit van het leefgebied ten behoeve van behoud van de populatie. Pagina 21 van 44

22 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 De wet beoogt geen statische populatiegrootte in stand te houden maar de populatie duurzaam in stand te houden. Dit betekent dat er tijdens en na de activiteiten voldoende voortplantende dieren in samenhang met voor elk type voldoende, geschikte en onderling bereikbare verblijfplaatsen moeten blijven voortbestaan. Ook moeten er voldoende uitwisselingsmogelijkheden tussen deelpopulaties mogelijk blijven. Niet elke, al dan niet tijdelijke, afname in één van bovenstaande aspecten hoeft te betekenen dat de staat van instandhouding niet meer gewaarborgd kan worden. Voor het bepalen van het effect op de staat van instandhouding moeten de effecten op de afzonderlijke aspecten in onderlinge samenhang in beeld worden gebracht. Het beste kan in beeld gebracht worden of en waar de kwantiteit of kwaliteit van de habitat verandert en wat het effect is op de mate van algemeenheid in de nieuwe situatie en op de populatiestructuur. Bij het bepalen van het effect van de activiteiten op de gunstige staat van instandhouding moet ook rekening gehouden worden met mogelijke andere activiteiten in of nabij het plangebied die recent werden of tegelijkertijd worden uitgevoerd en mogelijk ook negatief effect hebben op de bittervoorn (cumulatieve effecten). Activiteiten die als gevolg hebben dat op enig moment niet meer voldaan kan worden aan het minimaal vereiste voor een levensvatbare populatie, zullen tot gevolg hebben dat de staat van instandhouding niet gewaarborgd kan worden Speciale aandacht vereisen: barrières. Als door de activiteiten geschikt habitat te ver uiteen komt te liggen is de kans groot dat er een negatief effect op de gunstige staat van instandhouding gaat optreden. gelijktijdige activiteiten in een groter gebied. Bij het over een grote oppervlakte tegelijkertijd uitvoeren van werkzaamheden wordt het gebied voor lange tijd ongeschikt voor veel individuen. Het effect op de staat van instandhouding van de lokale populatie zal ook dan groot zijn. gebieden waar de populatie al onder druk staat of gebieden met een lage dichtheid aan bittervoorns. Een geringe extra sterfte of een beperkt kwaliteitsverlies kan in deze gebieden al tot gevolg hebben dat de staat van instandhouding niet meer gewaarborgd kan worden. delen van het gebied met veel exemplaren. Zelfs ingrepen met een ruimtebeslag van minder dan 20 m 2 kunnen een groot aantal exemplaren treffen, bijvoorbeeld als een plek waar in de winter veel bittervoorns bij elkaar clusteren vernietigd wordt. 2.5 Het onderbouwen van de meest bevredigende oplossing (alternatievenafweging) Voor het verkrijgen van een ontheffing of een verklaring van geen bedenkingen moet er sprake zijn van een voor de bittervoorn meest bevredigende oplossing om het doel van de activiteiten te realiseren. Ook moet er voor de uitvoering van de activiteiten een belang zijn dat genoemd wordt in de vigerende natuurwetgeving. Bij een aanvraag voor een ontheffing moet er gedocumenteerd onderbouwd worden dat er voor de bittervoorn geen beter uitpakkende oplossingen zijn dan de gekozen oplossing. Een bittervoorndeskundige moet de ecologisch inhoudelijke onderbouwing leveren voor het feit dat er: Pagina 22 van 44

23 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ geen andere locatie beschikbaar is. Voor veel activiteiten, die vallen onder ruimtelijke inrichting en ontwikkeling, behoort uitvoering op een andere locatie ook tot de mogelijkheden. Van belang is of het onderliggende doel van de activiteiten ook op een andere plek gerealiseerd kan worden. Bijvoorbeeld het dempen van watergangen vindt om uiteenlopende redenen plaats. Als het gebeurt vanwege de realisatie van een stadsuitbreiding moet onderbouwd worden waarom de stadsuitbreiding ter plekke het beste alternatief is en dat een andere locatie, waar minder negatieve effecten op de bittervoorn of andere beschermde soorten plaats zullen vinden, geen optie is. geen betere inrichting van het gebied of object na afloop van de activiteiten mogelijk is. Er moet worden aangetoond dat de voorgenomen inrichting van het (nieuwe) gebied of de inrichting van de activiteiten voor de bittervoorn het beste alternatief is. Inrichtingsalternatieven die voor de bittervoorn beter uitpakken zijn bijvoorbeeld te vinden in het in het plan opnemen van watergangen die gehandhaafd blijven. Bijvoorbeeld achterstallig schonen of baggeren vindt plaats om een vlotte waterafvoer in een bepaald gebied te waarborgen. Deze vlotte afvoer kan mogelijk ook gerealiseerd worden door niet alle watergangen onder handen te nemen, maar alleen de hoofdwatergangen. Ook kan dit doel mogelijk bereikt worden door niet een gehele watergang te bewerken maar delen van een watergang te ontzien. Ook kunnen watergangen al dan niet plaatselijk verdiept worden. Als dat niet mogelijk is moet vervolgens gezocht worden naar mogelijkheden van het optimaliseren van de kwaliteit van het gebied binnen het gebied waar de populatie zich bevindt. Als dat niet tot de mogelijkheden behoort kan worden overwogen om aangrenzend aan het gebied waar de populatie zich bevindt nieuw leefgebied te realiseren. Pas als laatste redmiddel komt het verplaatsen van de dieren naar nieuw ingericht leefgebied op grotere afstand aan de orde. geen andere periode is waarin de activiteiten uit te voeren zijn en dat er geen andere werkmethode mogelijk is. Het alternatief werken buiten de kwetsbare periode is in principe altijd mogelijk. Als toch in een kwetsbare periode gewerkt zal gaan worden, moet onderbouwd worden waarom niet gewacht kan worden totdat die periode voorbij is. Een andere werkwijze is bijvoorbeeld om naar open water de werkzaamheden uit te voeren of om eerst een bepaald deel van het gebied aan te pakken en een jaar later een ander deel. Ook kan hierbij gedacht worden aan het aanpassen van apparatuur of machines waarmee de activiteiten worden uitgevoerd. Ook het niet uitvoeren van de activiteiten is een alternatief, dat afgewogen moet worden tegen het wel uitvoeren van de voorgenomen activiteiten. Zie verder hoofdstuk 6 in het bij de Soortenstandaards horende document met het Juridisch kader op Pagina 23 van 44

24 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December Mogelijke maatregelen ten gunste van de bittervoorn In dit hoofdstuk staat een aantal maatregelen ten gunste van de bittervoorn genoemd die in aanmerking kunnen komen als bij de uitvoering van de voorgenomen activiteiten een overtreding van een verbodsbepaling gaat optreden. Door het nemen van één of meer van die maatregelen is het mogelijk om negatieve effecten van de activiteiten te verkleinen. Als de negatieve effecten geheel te niet gedaan worden kan zelfs een overtreding voorkomen worden. Naast de genoemde maatregelen geldt in alle gevallen dat er ook oplossingen liggen in andere niet nader omschreven alternatieven voor de uit te voeren activiteiten. Zo kan het beschermen van een oever wellicht ook op een andere wijze dan met een harde beschoeiing. Ook het niet uitvoeren van de activiteiten behoort tot de mogelijkheden om negatieve effecten op de bittervoorn te voorkomen. Hetzelfde geldt voor het verplaatsen van de activiteiten naar een gebied waar geen effecten op de bittervoorn zullen optreden. In alle gevallen is maatwerk mogelijk. In samenspraak met een bittervoorndeskundige moet worden bepaald waar, welke en hoeveel maatregelen in het specifieke project getroffen moeten worden. Mogelijk komen er ook maatregelen in aanmerking die hier niet genoemd worden, maar die door de bittervoorndeskundige wel als effectief worden gezien. Het toepassen van die maatregelen is mogelijk. In alle gevallen moet op schrift een goede onderbouwing worden gegeven waarom de te nemen maatregelen in het specifieke geval effectief zijn. De te nemen maatregelen kunnen meer algemeen van aard zijn, ze kunnen gericht zijn op het zorgvuldig handelen maar het kunnen ook mitigerende of compenserende maatregelen zijn. Het verwachte succes van de maatregel moet zeker of met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vooraf vaststaan. Als de staat van instandhouding in het geding komt door de activiteiten, moet een maatregel die gericht is op het handhaven van een gunstige staat van instandhouding al aanwezig zijn én functioneren voordat de activiteiten met het negatieve effect plaats gaan vinden. De te nemen maatregelen moeten in verhouding staan tot het effect van de ingreep. Veelal zal een kleine ingreep slechts een gering aantal exemplaren treffen en is er veel vergelijkbare habitat in de directe omgeving aanwezig. In dat geval behoeft een relatief beperkt aantal aanvullende maatregelen te worden uitgevoerd. Een kleine ingreep kan echter ook een groot aantal exemplaren treffen. Bijvoorbeeld als een hele populatie vernietigd wordt. In dat geval zal meer gedaan moeten worden. De in dit hoofdstuk beschreven maatregelen is het minimum pakket aan maatregelen dat genomen moet worden. Extra maatregelen ten gunste van de bittervoorn zijn altijd mogelijk. Pagina 24 van 44

25 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Als monitoring aan de orde is moet het uitgevoerde onderzoek (inventarisatie, effectbepaling) als nul-meting bruikbaar zijn. Dit vraagt extra aandacht bij het beschrijven van de gehanteerde methodiek in de bij de ontheffingsaanvraag te overleggen rapportage, omdat het onderzoek later herhaald moet kunnen worden, mogelijk ook door partijen die niet bij dit eerste onderzoek betrokken zijn geweest. 3.1 Werken buiten kwetsbare perioden maatregel Het uitvoeren van de activiteiten buiten de kwetsbare perioden van de bittervoorn. uitleg Een deskundige op het gebied van bittervoorns moet aangeven of de activiteiten plaats kunnen vinden. De kwetsbare perioden van de bittervoorn zijn de voortplantingsperiode en de winterrustperiode (figuur 6). De kwetsbare periode van de voortplanting loopt van april tot en met augustus. De kwetsbare periode van de winterrust kan in september al ingaan, maat loopt vooral van november tot en met maart. Vooral kritisch zijn de momenten dat de luchttemperatuur onder het vriespunt ligt of als er ijs aanwezig is in de watergang. In de zomerperiode zijn de perioden dat de watertemperatuur boven de 25 graden Celsius komen kritisch. De genoemde perioden kunnen eerder of later beginnen of eindigen, afhankelijk van de lokale klimatologische omstandigheden en afhankelijk van de meteorologische omstandigheden voorafgaand aan of tijdens de werkzaamheden. Figuur 6: Op hoofdlijnen weergegeven de kwetsbare perioden van de bittervoorn. voortplanting winterrust jan febr mrt apr mei juni juli aug sept okt nov dec Kwetsbare periode Kwetsbare periode, afhankelijk van watertemperatuur: in deze periode trekken de bittervoorns naar de diepere plekken De meest gunstige periode voor het uitvoeren van werkzaamheden is afhankelijk van de activiteit (figuur 7). September en oktober komen het meest in aanmerking om activiteiten uit te voeren als deze effect hebben zowel op het voortplantingshabitat als op het winterhabitat. In die maanden zijn geen eitjes meer aanwezig, de jonge vissen zijn redelijk opgegroeid en de vissen zijn meestal nog niet in winterrust. Pagina 25 van 44

26 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Vooral in de winterperiode zijn grote delen van een watergang bittervoorn vrij. Het uitvoeren van activiteiten, zoals baggeren, is in de periode dat de watertemperatuur erg laag, maar boven nul is, mogelijk als vooraf goed in beeld gebracht is waar de bittervoorns zich op dat moment in groepen bijeen bevinden. Bij de activiteiten moeten deze plekken worden ontzien. Kader maatregel: Zorgplicht/zorgvuldig handelen, behoud functionaliteit Figuur 7: Op hoofdlijnen weergegeven de perioden waarin activiteiten uitgevoerd kunnen worden. Activiteiten die de gehele watergang beïnvloeden Activiteiten die alleen de vegetatie in de watergang en aan de oever beïnvloeden jan febr mrt apr mei juni juli aug sept okt nov dec Activiteiten kunnen niet uitgevoerd worden Als bekend is waar de dieren zich bevinden (veelal de diepere plekken in de watergang) kunnen activiteiten worden uitgevoerd op de overige plekken (ondiepe delen) als de temperatuur boven nul is en geen ijs op de watergang aanwezig is. In andere gevallen kunnen de activiteiten niet worden uitgevoerd. Periode die het meest in aanmerking komt voor het uitvoeren van activiteiten Activiteiten kunnen uitgevoerd worden Pagina 26 van 44

27 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ 3.2 Faseren activiteiten in ruimte en tijd maatregel De activiteiten worden gefaseerd in de ruimte en tijd uitgevoerd zodat er voor de bittervoorn op elk moment voldoende geschikte habitat aanwezig is waar voortplanting en overwintering plaats kan vinden. uitleg Het in de tijd en de ruimte gefaseerd uitvoeren van de activiteiten, zoals bij (achterstallig) schonen en baggeren, is van groot belang. Vanuit de delen die gehandhaafd blijven heeft de populatie de mogelijkheid te herstellen na een tijdelijke achteruitgang veroorzaakt door de activiteiten. Er moet op elk moment op minimaal 25% van de oppervlakte van watergangen voldoende geschikt habitat in de watergang voor de bittervoorn en de zoetwatermossels aanwezig zijn. Per project is maatwerk mogelijk, bijvoorbeeld door: binnen een watergang van minder dan 4 meter breed de activiteiten aan de ene kant van de watergang wel (figuur 8) en aan de andere kant minstens één jaar later uit te voeren binnen een watergang van meer dan 4 meter breed de activiteiten alleen in het middendeel van de watergang uit te voeren en daarbij de beide oeverkanten te ontzien door minimaal 1 meter uit de beide oevers te blijven binnen de watergang de activiteiten over een lengte van 200 meter wel en minstens één jaar later over de volgende 200 meter de activiteiten uit te voeren binnen de watergang de plekken waar volgens het onderzoek veel bittervoorns voorkomen te ontzien. Met name in de winterperiode zijn grote delen van de watergang bittervoorn vrij : in deze delen kunnen de activiteiten op dat moment worden uitgevoerd de kopse kanten van doodlopende watergangen te ontzien. Figuur 8: Voorbeeld van gefaseerd schonen (bron: Fabrice Ottburg/Alterra). Pagina 27 van 44

28 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 De fasering in ruimte en tijd moet vastgelegd worden in een werkplan. Bij projecten met een groot ruimtebeslag gebeurt dit bij voorkeur voor de gehele polder of watersysteem waarin de activiteiten plaatsvinden. Bij het opstellen van het werkplan moet rekening gehouden worden met de plekken waar de (kern)populaties van de bittervoorns aanwezig zijn in het gebied. Een deskundige op het gebied van bittervoorns stelt het werkplan op. Faseren van de activiteiten door het eerst het ene watersysteem of polder en later een ander watersysteem of polder aan te pakken, is geen effectieve maatregel. Kader maatregel: Behoud functionaliteit, waarborgen staat van instandhouding 3.3 Verbeteren voortplantingshabitat in bestaand leefgebied maatregel Het verbeteren van de kwaliteit van bestaande watergangen als voortplantingshabitat voor bittervoorns. Dit moet tijdig gerealiseerd zijn en moet buiten de invloedsfeer van de activiteiten plaatsvinden. uitleg Door het beheer of de inrichting van bestaande watergangen aan te passen kan de habitatkwaliteit voor bittervoorns verbeterd worden van marginaal naar optimaal habitat. Hierdoor kunnen deze watergangen (binnen enkele jaren) meer voortplantingsplaatsen per oppervlakte of lengte herbergen. De watergang moet ook voldoen aan de kwaliteitseisen die de zoetwatermossels stellen; zoetwatermossels zijn wat dat betreft kritischer dan de bittervoorns. Een deskundige op het gebied van bittervoorns moet aangeven welke verbeteringsmaatregelen uitgevoerd moeten worden. Mogelijke maatregelen om de kwaliteit van de voortplantingshabitat te verbeteren voor de bittervoorn zijn bijvoorbeeld: plekken te creëren die optimaal kunnen dienen als paaiplaats of als plek voor het opgroeien van de nog jonge bittervoorns. Dat kan bijvoorbeeld door het realiseren van ondiepe zones zoals bij natuurvriendelijke oevers (figuur 9) maatregelen te nemen om de waterkwaliteit te verbeteren. Bij het realiseren van ondiepe delen wordt het afgeraden om de waterbodem met een bak af te schuiven of grond te storten. Dit kan leiden tot het bedelven van zoetwatermossels en bovendien wordt het water (tijdelijk) troebel waardoor ecologische waarden achteruit kunnen gaan. Kader maatregel: Behoud functionaliteit, waarborgen staat van instandhouding Pagina 28 van 44

29 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Figuur 9: Voorbeeld realiseren diepere delen in een watergang voor overbrugging perioden met vorst of droogte. In veengebieden is dit geen duurzame oplossing, omdat de diepe delen binnen een jaar vollopen met bagger (bron: Fabrice Ottburg/Alterra). 3.4 Verbeteren overwinteringhabitat in bestaand leefgebied maatregel Het verbeteren van de kwaliteit van bestaande watergangen als overwinteringshabitat voor bittervoorns. Dit moet tijdig gerealiseerd zijn en moet buiten de invloedsfeer van de activiteiten plaatsvinden. uitleg De kwaliteit van bestaande watergangen als overwinteringsgebied kan worden vergroot door het maken van diepere plekken in de watergang (figuur 9). Deze plekken moeten van dusdanige diepte zijn dat ze niet volledig tot de bodem bevriezen in langdurige perioden met strenge vorst. De maatregel moet tijdig gerealiseerd zijn en moet buiten de invloedsfeer van de activiteiten plaatsvinden. Het realiseren van delen van voldoende diepte is in veengebieden minder zinvol, omdat deze delen binnen een jaar vollopen met bagger. In die situaties is het beter om de aanvullende maatregelen te richten op het opheffen van barrières van de mogelijkheden voor migratie naar bestaande diepe delen toe. Kader maatregel: Behoud functionaliteit, waarborgen staat van instandhouding Pagina 29 van 44

30 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December Aanpassen werkwijze of werkvolgorde maatregel De werkwijze of de werkvolgorde wordt zodanig aangepast dat de hoeveelheid bittervoorns en zoetwatermossels die nadeel ondervinden zo beperkt mogelijk zal zijn. uitleg De wijze van uitvoering moet zodanig gekozen zijn dat de hoeveelheid bittervoorns en zwanenmossels die nadeel ondervinden zo beperkt mogelijk zal zijn. Aangegeven moet worden dat in de specifieke situatie de gekozen methode de beste is voor de bittervoorn (en zwanenmossel). Bij het uitvoeren van activiteiten, zoals achterstallig baggeren en dempen, heeft het de voorkeur om te werken in de richting van het open water. De bittervoorns hebben dan de kans om te vluchten. Voorafgaand aan werkzaamheden aan één zijde van een watergang kan vegetatie in het water aan deze zijde kort afgemaaid worden zodat de bittervoorns zich uit eigen beweging naar de andere zijde van de watergang zullen verplaatsen. Bij activiteiten waarbij bijvoorbeeld het waterpeil (tijdelijk) verlaagd wordt, kunnen vooraf diepere delen gemaakt worden waar de bittervoorns naar toe kunnen vluchten om de tijdelijk minder gunstige omstandigheden te overbruggen. Mogelijk kan bij de aanleg van een ondiepe oever door aanpassing van de werkvolgorde verstoring van het watermilieu voorkomen worden. Er wordt daarbij gestart met het realiseren in het droge van het ondiepe deel. Door een klein dammetje aangrenzend aan de watergang nog in stand te houden, wordt voorkomen dat er al direct tijdens de werkzaamheden water vanuit de watergang het nieuwe deel in stroomt en dat het water in de watergang vertroebeld wordt. Als de graafwerkzaamheden van het ondiepe deel afgerond zijn, wordt als laatste het tussenliggende dammetje verwijderd door het weg te trekken richting het nieuw gegraven deel. Als op deze wijze gewerkt wordt kunnen de werkzaamheden het gehele jaar door plaatsvinden, omdat er geen verstoring van het watermilieu plaatsvindt. Deze wijze van werken heeft ook nadelige punten: mogelijk dat machines meerdere malen het terrein in moeten en dat er met deze machines gereden gaat worden over al ingerichte delen. Daarom zal deze werkwijze met name bij het realiseren van smallere oeverzones over korte lengten in aanmerking komen, bijvoorbeeld bij slootkruisingen (figuur 11). Ook moet de stevigheid van de oever zich lenen tot deze werkwijze. Kader maatregel: Zorgplicht/zorgvuldig handelen, behoud functionaliteit 3.6 Aanpassen werkapparatuur maatregel Er wordt bij de uitvoering van de activiteiten apparatuur gebruikt waarmee de hoeveelheid bittervoorns en zoetwatermossels die nadeel ondervinden zo beperkt mogelijk zal zijn. Pagina 30 van 44

31 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ uitleg De apparatuur welke gebruikt wordt bij de activiteiten moet zodanig gekozen zijn dat de hoeveelheid bittervoorns en zwanenmossels die nadeel ondervinden zo beperkt mogelijk zal zijn. Bij bijvoorbeeld het (achterstallig) baggeren of schonen van watergangen kunnen er afhankelijk van het type werkapparatuur meer of minder bittervoorns en zwanenmossels met het te verwijderen materiaal mee afgevoerd worden. Aangegeven moet worden dat in de specifieke situatie de gekozen methode de beste is voor de bittervoorn en zwanenmossel. Ongeacht de apparatuur waarmee gewerkt gaat worden heeft het altijd de voorkeur om de activiteiten buiten de kwetsbare periode en gefaseerd in de tijd en de ruimte uit te voeren, bijvoorbeeld door eerst een deel van een gebied aan te pakken en pas een volgend jaar het andere deel. De in te zetten apparatuur is afhankelijk van de dikte van de baggerlaag of de dichtheid aan vegetatie in de watergang. Welke apparatuur wordt ingezet is ook afhankelijk van de bodemstructuur en het watertype en van de bereikbaarheid van de watergang over land of water. Dit maakt dat per gebied en per project maatwerk noodzakelijk is. Bij de keuze van het in te zetten materieel moet er op gelet worden dat bittervoorns tijdig kunnen vluchten naar de delen van de watergang die niet behandeld worden, of als dat niet mogelijk is, dat de dieren alsnog kunnen ontsnappen of opgepakt worden uit het afgevoerde materiaal. Baggeren kan in hoofdlijnen op de volgende manieren worden uitgevoerd: Met een zuiger en pomp, al dan niet voorzien van schroefkop, geplaatst op een tractor (figuur 10), boot of ponton. De zuigmond van maximaal 1 meter breed kan gericht gebruikt worden om daar te baggeren waar de bagger verwijderd moet worden. Bagger (en water) worden of op het land gespoten, in een kiepauto gestort of afgevoerd via een slang naar een baggerdepot. Voordeel van deze methode is dat er geen vertroebeling van het water optreedt. Ook wordt er slechts een deel van de bodem gebaggerd. Bagger die aanwezig is op de andere delen in de watergang, zakt naar de gebaggerde sleuf en wordt bij een volgende baggerbeurt verwijderd. Om bij achtertallig beheer een dikke laag bagger te verwijderen moeten er 2 tot 4 rondes plaatsvinden. Een ander belangrijk voordeel is dat door het gericht afzuigen van bagger ook andere ecologische waarden minder worden aangetast, omdat de ecologisch interessante locaties, zoals de oeverzones en de vegetatierijke zones, ontzien kunnen worden. Met een hydraulische (grijp-)kraan met een graafbak of poliepgrijper. Bij dit type materieel wordt de bagger uit de watergang gehaald en vervolgens uitgespreid over het land of afgevoerd via een kiepauto. Een hydraulische kraan kan ook drijvend, bijvoorbeeld op een ponton, op het water gebruikt worden, waarbij de bagger in een baggerschuit wordt geplaatst en vervolgens over het water kan worden afgevoerd. Deze methode is vaak vrij rigoureus van aard met als nadeel dat het vrij grote gevolgen kan hebben op alle ecologische waarden van de watergang. Pagina 31 van 44

32 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Figuur 10: Werking van de baggerpomp geplaatst aan een tractor (bron: Theo de Jong). Met een schuifboot met verstelbare vleugels. Een schuifboot schuift de bagger richting een punt waar een hydraulische (grijp-)kraan, een zuiger of pomp de bagger uit de watergang verwijdert. Nadeel van het gebruik van de schuifboot is dat alle aanwezige ecologische waarden aangetast kunnen worden. Als de schuifboot in combinatie met een zuiger en pomp wordt gebruikt mist deze werkwijze de voordelen van de zuiger en pompmethode, maar blijven de nadelen van de schuifboot aanwezig. Het wordt afgeraden om te werken met (bagger)apparaten met vleugels die materiaal naar binnen schuiven (zie figuur 11). Deze apparaten hebben tot gevolg dat ook de vissen door de baggerpomp gaan, omdat de vissen niet kunnen vluchten. Figuur 11: Effecten van de baggerpomp met of zonder vleugels (bron: Fabrice Ottburg/Alterra). Pagina 32 van 44

33 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Het schonen van een watergang met een maaikorf met open spijlen is niet altijd even effectief. Het maaisel hoopt zich op en de open bak gaat daardoor als een gesloten bak fungeren waardoor met het materiaal ook de bittervoorns worden verwijderd. Kader maatregel: Zorgplicht/zorgvuldig handelen, behoud functionaliteit 3.7 Aanpassen gemalen en dergelijke maatregel Er worden bij het bouwen en in gebruik hebben van gemalen en watercentrales maatregelen genomen in de vorm van bijvoorbeeld vispassages, visgeleidingsystemen en/of viswering waardoor het doden en verwonden van bittervoorns door de aanwezige pompen wordt voorkomen. uitleg Bij het in gebruik hebben van de pompen van gemalen en centrales kunnen bittervoorns worden meegezogen met het water waardoor ze of verwond of gedood kunnen worden. Er zijn diverse mogelijkheden om dit te voorkomen, bijvoorbeeld door het gebruik van visweringsystemen voor het inlaatpunt. Ook veroorzaakt het ene type pomp meer slachtoffers dan het andere type. Over het algemeen lijken vijzelpompen en centrifugaalpompen een lagere mortaliteit teweeg te brengen dan open schroefpompen. Per project zal maatwerk aan de orde zijn. Een deskundige op het gebied van bittervoorns moet betrokken worden bij de afweging voor welk type systeem wordt gekozen. Kader maatregel: Zorgplicht/zorgvuldig handelen 3.8 Wegvangen en verplaatsen bittervoorns en zoetwatermossels maatregel De aanwezige bittervoorns en zoetwatermossels in de watergang worden weggevangen en verplaatst naar geschikt habitat buiten de invloedsfeer van de activiteiten. uitleg Het doden van bittervoorns kan worden voorkomen door de bittervoorns weg te vangen en te verplaatsen naar geschikt habitat buiten de invloedsfeer van de activiteiten. Er is geen ontheffing nodig als dit geschikte habitat, al dan niet nieuw gerealiseerd, gelegen is in hetzelfde watersysteem als waar de bittervoorns of zoetwatermosselen weggevangen worden. Tevens moeten de bittervoorns en zoetwatermossels binnen de daarvoor benodigde tijd worden overgeplaatst, zonder langdurige tussentijdse opslag. Het wegvangen kan gebeuren door het achtereenvolgens nemen van de volgende maatregelen, allen onder begeleiding van een deskundige op het gebied van bittervoorns: Pagina 33 van 44

34 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Afhankelijk van de lengte van de te dempen watergang is het nodig om deze op te delen in compartimenten van 100 à 200 meter. Bij brede watergangen en grote waterpartijen moeten deze wateren voorafgaand aan het compartimeren eerst vanuit het midden verondiept en vervolgens gedempt worden, waarbij een vier meter brede oeverzone gespaard wordt. De waterdiepte moet tot 30 à 40 centimeter verlaagd worden. De aanwezige bittervoorns en zoetwatermossels moeten afgevangen worden. De afgevangen exemplaren moeten zo snel mogelijk in de (nieuw gerealiseerde) watergangen met geschikt leefgebied geplaatst worden. De effectiviteit van de genomen maatregelen moet worden gemonitoord. Bij activiteiten die zich over een klein deel van de watergang uitstrekken is een compartiment ter grootte van die lengte voldoende. Vanwege de beperkte oppervlakte waar de ingreep plaatsvindt, volstaat vaak een plek op beperkte afstand (maximaal circa 50 à 100 meter) verwijderd van de werklocatie waar de dieren teruggeplaatst kunnen worden. Ook is het mogelijk om de bittervoorns weg te vangen in de periode dat de watertemperatuur laag, maar boven nul is. Voorafgaand moet eerst goed in beeld gebracht zijn waar de bittervoorns zich op dat moment in groepen bijeen bevinden. Op deze plekken, vaak de dierpere delen in watergangen of bij duikers en dergelijke, kunnen de bittervoorns effectief weggevangen worden omdat ze zich daar dan in grotere aantallen bij elkaar bevinden terwijl in de rest van de watergang vrijwel geen bittervoorn aanwezig zal zijn. Het wegvangen moet gebeuren op een dag waarop het water ijsvrij is en de luchttemperatuur boven het vriespunt ligt. Het wegvangen en verplaatsen van de zoetwatermossels is van belang omdat de zoetwatermossels nodig zijn voor het opgroeien van de eitjes van de bittervoorn. Aanwezigheid van (grotere) exemplaren van zoetwatermossels is noodzakelijk. De effectiviteit van het verplaatsen van bittervoorns naar bestaande of nieuwe watergangen wordt mogelijk beperkt door het optreden van (infectie)schade aan het individu tijdens het wegvangen en verplaatsen. Ook over de effectiviteit van het verplaatsen van afgevangen bittervoorns naar bestaande watergangen met geschikt habitat zijn serieuze twijfels vanwege mogelijke concurrentie met de in de bestaande watergang al aanwezige bittervoorns. Om deze redenen zal de effectiviteit van het wegvangen en verplaatsen moeten worden gemonitoord. Het verbeteren van de kwaliteit van het leefgebied, zodat er meer exemplaren per oppervlakte aanwezig kunnen zijn, heeft de voorkeur boven het actief verplaatsen van bittervoorns. Kader maatregel: Zorgplicht/zorgvuldig handelen, waarborgen staat van instandhouding Pagina 34 van 44

35 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ 3.9 Op kant gebrachte bittervoorns en zoetwatermossels terugzetten maatregel Op de kant gebracht materiaal wordt direct nagezocht op de aanwezigheid van bittervoorns en exemplaren van zoetwatermosselsoorten. De gevonden exemplaren worden teruggeplaatst in de watergang. uitleg Bij bijvoorbeeld baggeren of schonen kunnen met het afgevoerde materiaal ook bittervoorns en zoetwatermossels op de kant terecht komen. Deze kunnen hierdoor sterven. Door direct na het op de kant brengen het materiaal uit de watergang na te zoeken op aanwezige exemplaren, en deze terug te zetten in de watergang, kan dit worden voorkomen. Er moet gezocht worden voordat vogels de kans krijgen ze op te eten. Het afzoeken van het op de kant gebrachte materiaal is arbeidsintensief en daarmee duur. Ook kunnen de bittervoorns dusdanige verwondingen hebben opgelopen dat er na enkele dagen infecties optreden waardoor ze alsnog zullen sterven. Deze maatregel wordt gezien als een maatregel in het licht van de zorgplicht. Er zijn twijfels of deze maatregel in alle gevallen zinvol is in het licht van behoud van de gunstige staat van instandhouding van de populatie ter plekke. In de praktijk is de maatregel in projecten waarbij veel watergangen aan de orde zijn moeilijk uitvoerbaar. Het heeft de voorkeur om maatregelen te nemen die voorkomen dat bittervoorns en zoetwatermossels op het land terecht komen en die ook effectief zijn in het voorkomen dat er bittervoorns worden gedood of verwond: Door gebruik te maken van aangepast materieel kan mogelijk worden voorkomen dat er bittervoorns en zoetwatermossels op de kant terecht komen. Mogelijk is het effectiever om de bittervoorns direct voorafgaand aan de werkzaamheden met behulp van een schepnet weg te vangen of te verjagen dan het nazoeken van op de kant gebracht materiaal. Behalve vanwege het voorkomen van het doden van zoetwatermossels is het terugplaatsen van de zoetwatermossels ook van belang vanwege de noodzakelijke aanwezigheid van (grotere) exemplaren van zoetwatermossels voor het opgroeien van de eitjes van de bittervoorn. Kader maatregel: Zorgplicht/zorgvuldig handelen 3.10 Realiseren nieuw leefgebied maatregel Er wordt nieuw leefgebied gerealiseerd van vergelijkbare lengte of oppervlakte en van een voor de bittervoorn vergelijkbare of betere kwaliteit als hetgeen verloren gaat door de activiteiten. Pagina 35 van 44

36 Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 uitleg Er kan nieuw leefgebied voor bittervoorns worden gerealiseerd door het graven van nieuwe watergangen. Omdat er in het kader van Natura2000 een instandhoudingdoelstelling voor de bittervoorn geldt, waarbij de verspreiding niet achteruit mag gaan, moet dit nieuwe leefgebied ongeveer evenveel of meer bittervoorns kunnen herbergen als het gebied dat verloren gaat. Ook moeten de nieuwe watergangen een vergelijkbare of grotere lengte en oppervlakte hebben dan datgene dat verdwijnt. De watergangen moeten minimaal 45 centimeter diep zijn plaatselijk minder diepe delen (oevers) bevatten die (binnen enkele jaren) geschikt zijn voor het opgroeien van de jonge exemplaren plekken hebben die s winters niet tot de bodem dichtvriezen. In een gebied gelegen zijn dat grenst aan het leefgebied van bestaande populaties en van daaruit bereikbaar zijn. Het functioneren van een nieuwe watergang kan bespoedigd worden door (een deel van) de aanwezige modderbodem en vegetatie van de te dempen watergang te verplaatsen naar de nieuw aangelegde watergang. Een bittervoorndeskundige moet aangeven hoe het nieuwe leefgebied ingericht gaat worden. Kader maatregel: Waarborgen staat van instandhouding 3.11 Herstellen of behouden onderlinge verbondenheid leefgebieden maatregel Er worden voorzieningen aangebracht die het voor bittervoorns mogelijk maken om barrières in watergangen te passeren. uitleg Diverse activiteiten kunnen tot gevolg hebben dat delen van het leefgebied van de bittervoorn van elkaar gescheiden worden. Hierdoor kan de gunstige staat van instandhouding mogelijk niet behouden blijven. De te nemen maatregelen zijn per project en gebied maatwerk. Mogelijke maatregelen zijn bijvoorbeeld: Het aanbrengen van een duiker in een (nieuwe) dam kan een maatregel zijn om de verbinding tussen twee gebieden met bittervoorns in stand te houden. De duiker moet zo aangelegd worden dat deze voor ongeveer ¾ gevuld zijn met water en ¼ met lucht. De duikerbuizen moeten aan de binnenzijde een minimale doorsnede hebben van 70 centimeter. Bij de aanleg moet gelet worden op de geleidende werking van de constructie, om zo vissen in de richting de duiker te leiden (figuur 12). Dit vergroot de passeerbaarheid. De beide openingen van de duiker moeten zich op gelijke hoogte bevinden. In de onmiddellijke nabijheid van de aan te leggen dam kan aanvullend een dieper deel worden uitgegraven als overwinteringshabitat. Het verbinden van twee watergangen met elkaar door het tussenliggende land weg te graven. Pagina 36 van 44

37 Deze publicatie is in opdracht van het ministerie van EZ Figuur 12: Goede en foute wijze van aanleg van een duikerbuis in een dam (bron: Ottburg en De Jong, 2006, Alterra-Bureau Viridis). Kader maatregel: Behoud functionaliteit, waarborgen staat van instandhouding 3.12 Inschakelen bittervoorndeskundige maatregel De activiteiten worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van vissen in het algemeen en bittervoorns in het bijzonder. uitleg Het Ministerie van Economische Zaken verstaat onder een deskundige een persoon die voor de situatie en soorten ten aanzien waarvan hij of zij gevraagd is te adviseren en/of te begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soortspecifieke ecologie. De ervaring en kennis moeten zijn opgedaan doordat de deskundige: op HBO-, dan wel universitair niveau een opleiding heeft genoten met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; en/of op MBO-niveau een opleiding heeft afgerond met als zwaartepunt de Flora- en faunawet, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; en/of als ecoloog werkzaam is voor een ecologisch adviesbureau, zoals bijvoorbeeld een bureau welke is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; en/of Pagina 37 van 44

Kleine modderkruiper Cobitis taenia

Kleine modderkruiper Cobitis taenia Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Kleine modderkruiper Cobitis taenia Versie 2.0, december 2014 Kleine modderkruiper Cobitis taenia Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Inhoud

Nadere informatie

Bittervoorn Rhodeus amarus

Bittervoorn Rhodeus amarus Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Bittervoorn Rhodeus amarus Bittervoorn Rhodeus amarus Soortenstandaard Maart 2014 Inhoud Inleiding 3 Deel 1 De bittervoorn 5 1 Ecologische informatie

Nadere informatie

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied)

Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet. Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied) Steenuil en ontheffingsaanvragen van de Flora- en faunawet Martijn van Opijnen (Dienst Regelingen) Wouter van Heusden (Dienst Landelijk Gebied) 5 november 2011 Wat doen DR en DLG Dienst Regelingen is namens

Nadere informatie

Soortenstandaarden Juridisch kader. Versie 1.0, oktober 2014

Soortenstandaarden Juridisch kader. Versie 1.0, oktober 2014 Soortenstandaarden Juridisch kader Versie 1.0, oktober 2014 Juridisch kader Soortenstandaarden Versie 1.0 Oktober 2014 Inleiding 3 1 Wettelijke bescherming en beoordelingskader 5 2 De zorgplicht en het

Nadere informatie

Poelkikker Rana lessonae

Poelkikker Rana lessonae Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Poelkikker Rana lessonae Versie 2.0, december 2014 Poelkikker Rana lessonae Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Inhoud Leeswijzer 3 Inleiding

Nadere informatie

Kleine modderkruiper Cobitis taenia

Kleine modderkruiper Cobitis taenia Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Kleine modderkruiper Cobitis taenia Kleine modderkruiper Cobitis taenia Soortenstandaard Maart 2014 Inhoud Inleiding 3 Deel 1 De kleine modderkruiper

Nadere informatie

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam

Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam Notitie resultaten Aanvullend onderzoek kleine modderkruiper Plangebied: Wetenschappersbuurt, Schiedam Aan: Van: Kopie: M. de Visser (Kubiek Ruimtelijke Plannen) F.A. van Meurs (Ecoresult) L. Boon (Ecoresult)

Nadere informatie

Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis

Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis Versie 2.0, december 2014 Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014

Nadere informatie

Rugstreeppad Bufo calamita

Rugstreeppad Bufo calamita Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Rugstreeppad Bufo calamita Versie 2.0, december 2014 Rugstreeppad Bufo calamita Soortenstandaard versie 2.0 December 2014 Inhoud Leeswijzer 3 Inleiding

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O

Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O rapportnr.

Nadere informatie

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer:

Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: Memo Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: 035.00.03.00.00 Aan: Gemeente Bodegraven Van: Mevrouw drs. A.A. Schwab Onderwerp: Actualisatie natuurwaardenonderzoek Bodegraven-Oost Datum: 13-11-2013

Nadere informatie

Levendbarende hagedis Zootoca vivipara

Levendbarende hagedis Zootoca vivipara Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Levendbarende hagedis Zootoca vivipara Versie 2.0, december 2014 Levendbarende hagedis Zootoca vivipara Soortenstandaard versie 2.0 December 2014

Nadere informatie

PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016

PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016 PROJECTPLAN ONTHEFFING AANSLUITING A9 - HEILOO Provincie Noord-Holland 16 DECEMBER 2016 Contactpersonen IRIS BAIJENS Arcadis Nederland B.V. Postbus 264 6800 AG Arnhem Nederland 2 INHOUDSOPGAVE ONDERBOUWING

Nadere informatie

Resultaten nader onderzoek vissen en ecologisch werkprotocol sloten Zuidplasweg te Zevenhuizen

Resultaten nader onderzoek vissen en ecologisch werkprotocol sloten Zuidplasweg te Zevenhuizen Notitie Contactpersoon B. (Berto) van Dam Datum 25 augustus 2014 Kenmerk N001-1225645ERT-efm-V02-NL Resultaten nader onderzoek vissen en ecologisch werkprotocol sloten Zuidplasweg te Zevenhuizen 1 Inleiding

Nadere informatie

De Vuurvogel B.V. J. van Lamoen en T. Etaoil Coninckstraat WD AMERSFOORT

De Vuurvogel B.V. J. van Lamoen en T. Etaoil Coninckstraat WD AMERSFOORT > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle De Vuurvogel B.V. J. van Lamoen en T. Etaoil Coninckstraat 21 3811 WD AMERSFOORT Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Betreft

Nadere informatie

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet

Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Ruimtelijke ontwikkelingen en de Flora- en faunawet Inleiding Praktisch overal in Nederland komen beschermde soorten flora en fauna voor. Bekende voorbeelden zijn de aanwezigheid van rugstreeppadden op

Nadere informatie

Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis

Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis Leidseveer 2 3511 SB Utrecht t 085-486 22 22 f 085-486 22 33 info@bij12.nl Kennisdocument Grote Modderkruiper Misgurnus fossilis Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl Dit is een publicatie van BIJ12 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Grote modderkruiper Misgurnus fossilis

Grote modderkruiper Misgurnus fossilis Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Grote modderkruiper Misgurnus fossilis Grote modderkruiper Misgurnus fossilis Soortenstandaard Maart 2014 Inhoud Inleiding 3 Deel 1 De grote modderkruiper

Nadere informatie

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Versie 2.0, december 2014 Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Soortenstandaard versie 2.0

Nadere informatie

Zandhagedis Lacerta agilis

Zandhagedis Lacerta agilis Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Zandhagedis Lacerta agilis Versie 2.0, december 2014 Zandhagedis Lacerta agilis Soortenstandaard versie 2.0 December 2014 Inhoud Leeswijzer 3 Inleiding

Nadere informatie

GEMEENTE M!D 7-EM-DELFLAND. 1 MGEKOVilN OP 2 2 NOV Zaaknum:\eí

GEMEENTE M!D 7-EM-DELFLAND. 1 MGEKOVilN OP 2 2 NOV Zaaknum:\eí Ondernemend Nederland > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Gemeente Midden-Delfland P.A. van den Heuvel Postbus 1 2636 ZG SCHIPLUIDEN GEMEENTE üntv.bev. Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl

Nadere informatie

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Soortenstandaard. Buizerd Buteo buteo. Versie 2.0, december 2014

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Soortenstandaard. Buizerd Buteo buteo. Versie 2.0, december 2014 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Buizerd Buteo buteo Versie 2.0, december 2014 Buizerd Buteo buteo Soortenstandaard versie 2.0 december 2014 Inhoud Leeswijzer 3 Inleiding 4 1 De

Nadere informatie

Rotonde Oosthuizerweg te Edam Volendam

Rotonde Oosthuizerweg te Edam Volendam Rotonde Oosthuizerweg te Edam Volendam Inventarisatie naar beschermde vissoorten M. van Straaten 2013 Opdrachtgever Gemeente Edam Volendam G&G advies 2013 Versie Datum Concept 19 4 2013 Eindrapport 3 6

Nadere informatie

Rugstreeppad Bufo calamita Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl

Rugstreeppad Bufo calamita Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl Leidseveer 2 3511 SB Utrecht t 085-486 22 22 f 085-486 22 33 Kennisdocument Rugstreeppad Bufo calamita info@bij12.nl Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl Dit is een publicatie van BIJ12 Inhoudsopgave Leeswijzer

Nadere informatie

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM

Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus HB AMSTERDAM > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Dienst Infrastructuur Verkeer en Vervoer H. van der Meer Postbus 95089 1090 HB AMSTERDAM Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl

Nadere informatie

Poelkikker Rana lessonae Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl

Poelkikker Rana lessonae Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl Leidseveer 2 3511 SB Utrecht t 085-486 22 22 f 085-486 22 33 Kennisdocument Poelkikker Rana lessonae info@bij12.nl Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl Dit is een publicatie van BIJ12 Inhoudsopgave Leeswijzer

Nadere informatie

Heikikker Rana arvalis

Heikikker Rana arvalis Leidseveer 2 3511 SB Utrecht t 085-486 22 22 f 085-486 22 33 info@bij12.nl bij12.nl Kennisdocument Heikikker Rana arvalis Versie 1.0, juli 2017 Dit is een publicatie van BIJ12 Inhoudsopgave Leeswijzer

Nadere informatie

Kamsalamander Triturus cristatus

Kamsalamander Triturus cristatus Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Kamsalamander Triturus cristatus Kamsalamander Triturus cristatus Soortenstandaard Maart 2014 Inhoud Inleiding 3 Deel 1 De kamsalamander 5 1 Ecologische

Nadere informatie

Ecologisch werkprotocol dempen watergangen Sport- en Werklandschap Meerpaal

Ecologisch werkprotocol dempen watergangen Sport- en Werklandschap Meerpaal Notitie Contactpersoon Carolien Wegstapel Datum 6 mei 2011 Kenmerk N001-4789562CAW-kmi-V01-NL Ecologisch werkprotocol dempen watergangen Sport- en Werklandschap Meerpaal 1 Inleiding In het kader van de

Nadere informatie

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

Visseninventarisatie terrein Simon Loos Visseninventarisatie terrein Simon Loos resultaten visseninventarisatie Definitief Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 26 oktober 2011 Verantwoording Titel : Visseninventarisatie terrein Simon Loos Subtitel

Nadere informatie

Steenuil Athene Noctua

Steenuil Athene Noctua Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Steenuil Athene Noctua Versie 2.0, december 2014 Steenuil Athene noctua Soortenstandaard Versie 2.0 december 2014 Inhoud Leeswijzer 3 Inleiding 4

Nadere informatie

Notitie flora en fauna

Notitie flora en fauna Notitie flora en fauna Titel/locatie Projectnummer: 6306 Datum: 11-6-2013 Opgesteld: Rosalie Heins Gemeente Baarn is voornemens om op de locatie van de huidige gemeentewerf een nieuwe brede school ontwikkelen.

Nadere informatie

Kamsalamander Triturus cristatus

Kamsalamander Triturus cristatus Leidseveer 2 3511 SB Utrecht t 085-486 22 22 f 085-486 22 33 info@bij12.nl Kennisdocument Kamsalamander Triturus cristatus Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl Dit is een publicatie van BIJ12 Inhoudsopgave Leeswijzer

Nadere informatie

Nader onderzoek beschermde soorten Obdam, complex de Weelde

Nader onderzoek beschermde soorten Obdam, complex de Weelde Flora- en faunarapportage Nader onderzoek beschermde soorten Obdam, complex de Weelde Landgoed de Weelde Datum: 7 december 2015 Projectnummer: 150169 INHOUD 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Plangebied

Nadere informatie

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK

Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat JX OIRSBEEK > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Arcus Zuid Projectontwikkeling B.V. B.J.M. Mertens Dorpstraat 98 6438 JX OIRSBEEK Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070 378 61 39

Nadere informatie

Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg 54 8531 PZ LEMMER. Datum 7 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg 54 8531 PZ LEMMER. Datum 7 augustus 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Lyaemer Wonen Y.A. Tiemensma Straatweg 54 8531 PZ LEMMER Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Aanvraagnummer.toek.js Betreft

Nadere informatie

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Soortenstandaard. Kerkuil Tyto alba. Versie 2.0, januari 2015

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Soortenstandaard. Kerkuil Tyto alba. Versie 2.0, januari 2015 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Kerkuil Tyto alba Versie 2.0, januari 2015 Kerkuil Tyto alba Soortenstandaard Versie 2.0, januari 2015 Inhoud Leeswijzer 3 Inleiding 4 1 De kerkuil

Nadere informatie

Heikikker Rana arvalis

Heikikker Rana arvalis Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Heikikker Rana arvalis Heikikker Rana arvalis Soortenstandaard Maart 2014 Inhoud Inleiding 3 Deel 1 De heikikker 5 1 Ecologische informatie over

Nadere informatie

Gemeente Heerhugowaard M. Hoosbeek Postbus AJ HEERHUGOWAARD. Datum 22 december 2014 Betreft Beslissing op uw aanvraag Ruimtelijke ingrepen

Gemeente Heerhugowaard M. Hoosbeek Postbus AJ HEERHUGOWAARD. Datum 22 december 2014 Betreft Beslissing op uw aanvraag Ruimtelijke ingrepen > Retouradres Postbus 40219 8004 DE Zwolle Gemeente Heerhugowaard M. Hoosbeek Postbus 390 1700 AJ HEERHUGOWAARD Postbus 40219 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Betreft Beslissing

Nadere informatie

NWEA Winddagen Natuurwetgeving & Windenergie op land Aandachtspunten soortenbescherming

NWEA Winddagen Natuurwetgeving & Windenergie op land Aandachtspunten soortenbescherming NWEA Winddagen Natuurwetgeving & Windenergie op land Aandachtspunten soortenbescherming Harm Dotinga (harm.dotinga@vogelbescherming.nl / 15 juni 2016 Flora- en faunawet (Ffw): toetsingskader voor windparken

Nadere informatie

Dienst Regelingen Team Natuur. Conny Krutzen Martijn van Opijnen

Dienst Regelingen Team Natuur. Conny Krutzen Martijn van Opijnen Dienst Regelingen Team Natuur Conny Krutzen Martijn van Opijnen Vleermuizen in de stad 4 september 2012 In deze presentatie 1. Over Dienst Regelingen 2. Flora- en faunawet, Wabo 3. Vleermuizen en de wet

Nadere informatie

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO

NATUURTOETS LANGE WEMEN HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO VERVOLGONDERZOEK GEMEENTE HENGELO November 2009 Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding en doel 3 1.2 Werkwijze 3 1.3 Leeswijzer 4 2 Wettelijk kader Flora- en faunawet 5 3 Aanwezige natuurwaarden 7 3.1 Inleiding

Nadere informatie

Van der Valk Hotel, Akersloot M. Wulp Geesterweg 1A 1921 NV AKERSLOOT. Datum 28 november 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Van der Valk Hotel, Akersloot M. Wulp Geesterweg 1A 1921 NV AKERSLOOT. Datum 28 november 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Van der Valk Hotel, Akersloot M. Wulp Geesterweg 1A 1921 NV AKERSLOOT Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Aanvraagnummer

Nadere informatie

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem

Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem Aanvullend natuuronderzoek locatie Nieuweweg / Parklaan te Hattem Onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen en steenmarter Datum: 15-10-2012 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer:

Nadere informatie

Notitie quickscan flora en fauna Wilgenweg 10, Groot- Ammers

Notitie quickscan flora en fauna Wilgenweg 10, Groot- Ammers Notitie quickscan flora en fauna Wilgenweg 10, Groot- Ammers Aan: S. Baardwijk (Sjaak Baardwijk Hoveniersbedrijf ) Van: Kopie: L. Boon (Ecoresult) B. Verhoeven (Ecoresult) Datum: 15 oktober 2014 Versie:

Nadere informatie

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons) Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk 14-16 (KuiperCompagnons) NATUUR Kader De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende zoogdieren, vogels, reptielen en amfibieën. Van deze soortgroepen

Nadere informatie

Levendbarende hagedis Zootoca vivipara

Levendbarende hagedis Zootoca vivipara Leidseveer 2 3511 SB Utrecht t 085-486 22 22 f 085-486 22 33 info@bij12.nl bij12.nl Kennisdocument Levendbarende hagedis Zootoca vivipara Versie 1.0, juli 2017 Dit is een publicatie van BIJ12 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Stichting Amerpoort K. Denee Nieuwenoordlaan PA BAARN. Datum 16 augustus 2017 Betreft Beslissing op uw aanvraag. Geachte heer Denee,

Stichting Amerpoort K. Denee Nieuwenoordlaan PA BAARN. Datum 16 augustus 2017 Betreft Beslissing op uw aanvraag. Geachte heer Denee, > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Stichting Amerpoort K. Denee Nieuwenoordlaan 12 3744 PA BAARN Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070 378 61 39 wnb@rvo.nl Aanvraagnummer

Nadere informatie

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST

ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST november 2009 In opdracht van: GEM Westeraam Elst CV Postbus 83 6660 AB ELST

Nadere informatie

Werkprotocol visbemonsteringen FF-wet

Werkprotocol visbemonsteringen FF-wet Visserij Service Nederland sterk in viswerk Werkprotocol visbemonsteringen FF-wet Bemonstering, vaststellen ecologisch effect, aanvragen ontheffing Opgesteld: Januari 2012 Update februari 2014 Visserij

Nadere informatie

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum

Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Quick scan flora en fauna Beverwijkerstraatweg 44 - Castricum Gemeente Castricum 0 INHOUD 1. Aanleiding... 2 2. Gebiedsomschrijving en beoogde ingrepen... 3 3. Wettelijk kader... 4 4. Voorkomen van beschermde

Nadere informatie

Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus

Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus Versie 2.0, december 2014 Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus Soortenstandaard Versie

Nadere informatie

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard S. Retel Postbus 4059 3006 AB ROTTERDAM

Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard S. Retel Postbus 4059 3006 AB ROTTERDAM > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard S. Retel Postbus 4059 3006 AB ROTTERDAM Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl

Nadere informatie

Stichting Intermaris A. Slot Postbus AN HOORN NH. Datum 9 februari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Slot,

Stichting Intermaris A. Slot Postbus AN HOORN NH. Datum 9 februari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Slot, > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Stichting Intermaris A. Slot Postbus 554 1620 AN HOORN NH Ondernemend Nederland Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl 9 februari

Nadere informatie

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele

Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Notitie verkennend Flora- en faunaonderzoek Lettele Butersdijk nabij nummer 21, Lettele Datum: 12-3-2014 Opgesteld door: Vincent de Lenne Projectnummer: 6546 Aanleiding en doel Aan de Butersdijk, nabij

Nadere informatie

Waterschap Vechtstromen Van Klompenburg Postbus GA ALMELO. Datum 27 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Waterschap Vechtstromen Van Klompenburg Postbus GA ALMELO. Datum 27 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen > Retouradres Postbus 40225 8004 DE Zwolle Waterschap Vechtstromen Van Klompenburg Postbus 5006 7600 GA ALMELO Postbus 40225 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Datum 27 januari 2016

Nadere informatie

Vleermuisinventarisatie aan de Hofstraat te s- Heerenberg

Vleermuisinventarisatie aan de Hofstraat te s- Heerenberg Vleermuisinventarisatie aan de Hofstraat te s- Heerenberg In opdracht van: SAB BV Oktober 2014 Vleermuisinventarisatie aan de Hofstraat te s-heerenberg Colofon: J.H.S. Rijsdijk MSc Natuurkompas Ecologisch

Nadere informatie

Bevoegdheid. Flora- en faunawet. Besluit. Dienst Regelingen Ministerie van Economische Zaken, landbouw en Innovatie

Bevoegdheid. Flora- en faunawet. Besluit. Dienst Regelingen Ministerie van Economische Zaken, landbouw en Innovatie Ministerie van Economische Zaken, landbouw en Innovatie > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Gemeente Schiedam Afdeling Projecten A.M. Nix Postbus 1501 3100 EA SCHIEDAM Postbus 322 9400 AH Assen

Nadere informatie

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet BEM1605644 gemeente Steenbergen Behoort bij beschikking d.d. nr.(s) 28-11-2016 ZK16004958 Beleidsmedewerker Publiekszaken / vergunningen Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora-

Nadere informatie

De Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming Consequenties voor gemeenten De Wet natuurbescherming Omgevingsdienst West-Holland, Leiden, 28-1-2016 Wim Heijligers m.m.v. Vincent Wisgerhof Opbouw presentatie 1. Natuurbeschermingswetgeving; bescherming

Nadere informatie

Resultaten onderzoek steenuil en kerkuil Hoge Wei te Oosterhout. Kader

Resultaten onderzoek steenuil en kerkuil Hoge Wei te Oosterhout. Kader Resultaten onderzoek steenuil en kerkuil Hoge Wei te Oosterhout Datum : 5 september 2016 Projectnummer : 16-0080 Opdrachtgever : KlokBouwOntwikkeling bv Postbus 40018 6504 AA Nijmegen Opgesteld door :

Nadere informatie

Ecologisch vervolgonderzoek Hoefslag te Bleiswijk. Van der Waal & Partners B.V. te Naaldwijk

Ecologisch vervolgonderzoek Hoefslag te Bleiswijk. Van der Waal & Partners B.V. te Naaldwijk Ecologisch vervolgonderzoek Hoefslag te Bleiswijk Van der Waal & Partners B.V. te Naaldwijk Milieu consultancy Watermanagement Ruimtelijke ordening Aqua-Terra Nova BV Ecologisch vervolgonderzoek Hoefslag

Nadere informatie

! " # $! % & '%(#(#%) * +,,, & -, ".,,,,,!

!  # $! % & '%(#(#%) * +,,, & -, .,,,,,! ! " # $! % & %(#(#%) *+,,, &-,".,,,,! 1 Inleiding Het plangebied is gelegen op de hoek van het perceel Werkensedijk 69 en de Monnikenhoef te Werkendam. Ter plaatse is in de huidige situatie een voormalig

Nadere informatie

Aanvullend natuuronderzoek voormalig Zoutdepot Breukelen

Aanvullend natuuronderzoek voormalig Zoutdepot Breukelen Aanvullend natuuronderzoek voormalig Zoutdepot Breukelen Onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen Datum: 30-08-2014 Auteur: A. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Rapportnummer: AT/2014/30.08 Versie:

Nadere informatie

Wegvangen van kleine modderkruipers i.v.m. het vergraven van watergangen in de Klapwijkse Pier

Wegvangen van kleine modderkruipers i.v.m. het vergraven van watergangen in de Klapwijkse Pier Ecologisch werkprotocol Wegvangen van kleine modderkruipers i.v.m. het vergraven van watergangen in de Klapwijkse Pier Natuur-Wetenschappelijk Centrum, Noorderelsweg 4a, 3329 KH Dordrecht Ecologisch Adviesbureau

Nadere informatie

Staat van Instandhouding bepalen. & de rol van vrijwilligers

Staat van Instandhouding bepalen. & de rol van vrijwilligers Staat van Instandhouding bepalen & de rol van vrijwilligers Foto: Erik Korsten Herman Limpens namens vleermuisteam Wnb: verbodsbepalingen 3.2. Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn Artikel 3.5 1.Het

Nadere informatie

Soortenstandaards handreiking voor te nemen maatregelen

Soortenstandaards handreiking voor te nemen maatregelen Soortenstandaards handreiking voor te nemen maatregelen Informatie bijeenkomst soortprotocollen en soortenstandaards 13 juni 2013, 13.00-17.00 uur Toon Zwetsloot (DLG) 1 Ontheffingspraktijk Flora- en Faunawet

Nadere informatie

memo mitigatieopgave vleermuizen Stationsweg te Wezep.

memo mitigatieopgave vleermuizen Stationsweg te Wezep. memo aan: van: ons kenmerk: RVG Development B.V. SAB GER/ZON/100637 datum: 6 december 2013 betreft: mitigatieopgave vleermuizen Stationsweg te Wezep. AANLEIDING Aan de stationsweg in Wezep (Gemeente Oldebroek)

Nadere informatie

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond

Quickscan flora en fauna. Deltaweg te Helmond Quickscan flora en fauna Deltaweg te Helmond A.P. Kerssemakers Voor de afdeling: SB/ROV. Gemeente Helmond. December 2012 Inhoudsopgave 1. Inleiding 1 2.Wettelijk kader 2 3. Plangebied 4 4. Onderzoek 7

Nadere informatie

Woonstad Rotterdam Postbus CJ ROTTERDAM. Datum 23 augustus 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer/mevrouw,

Woonstad Rotterdam Postbus CJ ROTTERDAM. Datum 23 augustus 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer/mevrouw, > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Woonstad Rotterdam Postbus 2370 3000 CJ ROTTERDAM Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke

Nadere informatie

Uitbreiding bedrijventerrein Breeveld te Woerden

Uitbreiding bedrijventerrein Breeveld te Woerden Veldonderzoek vissen Uitbreiding bedrijventerrein Breeveld te Woerden In opdracht van: Adviescentrum Metaal 29 mei 2015 Colofon 2015 Laneco / Adviescentrum Metaal Tekst en samenstelling: Ing. T. Brouwer

Nadere informatie

Cursus ontheffingverlening soortenbescherming onder de Wet natuurbescherming - introductie

Cursus ontheffingverlening soortenbescherming onder de Wet natuurbescherming - introductie Cursus ontheffingverlening soortenbescherming onder de Wet natuurbescherming - introductie Doelgroep: medewerkers provincie en omgevingsdiensten Opdrachtgever: Ministerie van Economische Zaken Najaar 2016,

Nadere informatie

Boomcontrole vleermuizen boom 61145, Nieuwegracht te Utrecht

Boomcontrole vleermuizen boom 61145, Nieuwegracht te Utrecht Notitie Contactpersoon Datum 16 december 2016 Boomcontrole vleermuizen boom 61145, Nieuwegracht te Utrecht 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel In opdracht van de gemeente Utrecht heeft Tauw onderzoek gedaan

Nadere informatie

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Leidseveer 2 3511 SB Utrecht t 085-486 22 22 f 085-486 22 33 info@bij12.nl Kennisdocument Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Versie 1.0, juli 2017 bij12.nl Dit is een publicatie van BIJ12 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Talis Sietse Jager Postbus AP NIJMEGEN. Datum 9 mei 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Jager,

Talis Sietse Jager Postbus AP NIJMEGEN. Datum 9 mei 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Jager, > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Talis Sietse Jager Postbus 628 6500 AP NIJMEGEN Ondernemend Nederland Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 wnb@rvo.nl Betreft Beslissing

Nadere informatie

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad

Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad Vleermuisonderzoek De Waterwijzer Lelystad Opdrachtgever : DG Groep Rapporteur : R. van der Kuil Status : concept Datum : 27 augustus 2011 Stichting CREX Boekenburglaan 54 2215 AE Voorhout 06-48410531

Nadere informatie

Ecologisch werkprotocol werkzaamheden Harselaar west, Barneveld

Ecologisch werkprotocol werkzaamheden Harselaar west, Barneveld Notitie Contactpersoon Jeroen Nagtegaal Datum 4 september 2015 Kenmerk N001-1229182JNA-kmi-V01 Ecologisch werkprotocol werkzaamheden Harselaar west, Barneveld Voor u ligt een ecologisch werkprotocol om

Nadere informatie

Stichting WonenCentraal R.D. Donninger Postbus CA ALPHEN AAN DEN RIJN. Datum 27 april 2017 Betreft Beslissing op aanvraag

Stichting WonenCentraal R.D. Donninger Postbus CA ALPHEN AAN DEN RIJN. Datum 27 april 2017 Betreft Beslissing op aanvraag > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Stichting WonenCentraal R.D. Donninger Postbus 2001 2400 CA ALPHEN AAN DEN RIJN Ondernemend Nederland Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42

Nadere informatie

Stichting Friese Milieufederatie G. Bergstra Agora CJ LEEUWARDEN. Datum 27 januari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Bergstra,

Stichting Friese Milieufederatie G. Bergstra Agora CJ LEEUWARDEN. Datum 27 januari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte heer Bergstra, > Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Stichting Friese Milieufederatie G. Bergstra Agora 6 8934 CJ LEEUWARDEN Ondernemend Nederland Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl.toek.kg

Nadere informatie

Aanvullend onderzoek huismussen t Haantje Midden in Rijswijk. Notitie. Juni 2017 P17-087/W1321 Auteur: M.E.Dubbeldam

Aanvullend onderzoek huismussen t Haantje Midden in Rijswijk. Notitie. Juni 2017 P17-087/W1321 Auteur: M.E.Dubbeldam Aanvullend onderzoek huismussen t Haantje Midden in Rijswijk Notitie Juni 2017 P17-087/W1321 Auteur: M.E.Dubbeldam Natuur-Wetenschappelijk Centrum 078-6213921 nwcadvies@nwcadvies.nl www.nwcadvies.nl Aanvullend

Nadere informatie

Hoogheemraadschap van Delfland J.J. van den Hooff Postbus DB DELFT. Datum 5 december 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Hoogheemraadschap van Delfland J.J. van den Hooff Postbus DB DELFT. Datum 5 december 2014 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen > Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Hoogheemraadschap van Delfland J.J. van den Hooff Postbus 3061 2601 DB DELFT Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Kenmerk.toek.rr

Nadere informatie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie

1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie 1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking

Nadere informatie

Notitie Flora- en faunaonderzoek Apeldoorn

Notitie Flora- en faunaonderzoek Apeldoorn Notitie Flora- en faunaonderzoek Apeldoorn Elburgweg 59, Apeldoorn Datum: 21-10-2013 Opgesteld door: Vincent de Lenne Projectnummer: P3959 Aanleiding en doel Aan de Elburgweg te Apeldoorn worden twee kippenschuren

Nadere informatie

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse

memo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om

Nadere informatie

Gemeente Breda Postbus RH BREDA. Datum 13 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Petter,

Gemeente Breda Postbus RH BREDA. Datum 13 januari 2016 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen. Geachte heer Petter, > Retouradres Postbus 40225 8004 DE Zwolle Gemeente Breda Postbus 90156 4800 RH BREDA Postbus 40225 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen

Nadere informatie

Bijlage 1 Wettelijk kader

Bijlage 1 Wettelijk kader Bijlage 1 Wettelijk kader Inleiding In deze bijlage worden de wettelijke kaders voor ecologische beoordelingen van ruimtelijke ingrepen en andere handelingen beschreven. In de natuurbeschermingswetgeving

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Soortenstandaard. Das Meles meles. Versie 2.0, december 2014

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Soortenstandaard. Das Meles meles. Versie 2.0, december 2014 Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Das Meles meles Versie 2.0, december 2014 Das Meles meles Soortenstandaard Versie 2.0 December 2014 Inhoud Leeswijzer 3 Inleiding 4 1 De das 6 1.1

Nadere informatie

Rugstreeppad Bufo calamita

Rugstreeppad Bufo calamita Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Rugstreeppad Bufo calamita Rugstreeppad Bufo calamita Soortenstandaard Maart 2014 Inhoud Inleiding 3 Deel 1 De rugstreeppad 5 1 Ecologische informatie

Nadere informatie

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst Aan Bouwbedrijf Bovenhuis B.V. t.a.v. de heer J. H. Tromp Contactpersoon Kenmerk Status Datum M.A. (Martin) Heinen 14-416 concept 11 februari 2016 Betreft Quickscan samenvatting twee percelen Staphorst

Nadere informatie

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Rijksdienst voor Ondernemend Nederland > Retouradres Postbus 40225 8004 DE Zwolle Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Provincie Noord-Holland p/a Omgevingsdienst noordzeekanaalgebied Postbus 40225 Postbus

Nadere informatie

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen

Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen Witpaard BV Contactpersoon Kenmerk Status Datum Dhr. J. Drenth 15-182 concept 13 mei 2015 Betreft Quickscan samenvatting natuurtoets Sint Nicolaasdijk 153, Kampen Omschrijving Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

Quickscan Flora- en Faunawet. t.b.v. sloop Opstallen. Oude Maasstraat 18 gemeente Uden

Quickscan Flora- en Faunawet. t.b.v. sloop Opstallen. Oude Maasstraat 18 gemeente Uden Quickscan Flora- en Faunawet t.b.v. sloop Opstallen Oude Maasstraat 18 gemeente Uden Zaaknummer:Ecologisch 253720 Adviesbureau Ettema december 2015 Behoort bij besluit van het College van burgemeester

Nadere informatie

Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern

Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern Aanvullend vleermuisonderzoek restaurant Castellum Novum in De Meern Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet Datum: 08-11-2008 Auteur: A.H. Tuitert Opdrachtgever: Aveco de Bondt Kenmerk: vlm2008/10

Nadere informatie

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011 Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011 Bureau Meervelt, Ecologisch onderzoek en advies Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard (2.1) 2011 Status: definitief In opdracht van: Molenparc bv Contactpersoon:

Nadere informatie

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola

Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Soortenstandaard Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Noordse woelmuis Microtus oeconomus arenicola Soortenstandaard Versie 1.1 Maart 2014 Inhoud Inleiding

Nadere informatie

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas

: QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas Advies : QuickScan Flora & Fauna Meijelseweg 60a te Beringe, gemeente Peel en Maas Datum : 14 januari 2014 Opdrachtgever : De heer L.P.G. Oudenhoven Projectnummer : 211x05418 Opgesteld door : Ineke Kroes

Nadere informatie

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg

Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Verantwoording Titel : Verkennend natuuronderzoek N237 Soesterberg Subtitel : Projectnummer : Referentienummer : Revisie : C1 Datum : 30-10-2012 Auteur(s) :

Nadere informatie