Een gewone strafzaak

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een gewone strafzaak"

Transcriptie

1 HOOFDSTUK 1 Een gewone strafzaak 1. Inleiding De familie Jansen woont aan de Plantijnstraat 4 te Amsterdam. Op de avond van 12 december 2003 komt de familie thuis en ontdekt dat er is ingebroken. Het slot van de keukendeur is geforceerd en het televisietoestel en de dvd-recorder zijn weg. Ook de kast in de slaapkamer is doorzocht en een bankpasje is verdwenen. Meneer Jansen belt de politie. Deze komt en stelt een onderzoek in. De rechercheurs onderzoeken het huis op sporen van de inbraak en maken proces-verbaal op van wat zij aantreffen. Zij nemen ook de aangifte op van de heer en mevrouw Jansen. Zij zeggen wat zij missen. Zij verklaren desgevraagd ook dat zij aan niemand toestemming hebben gegeven de spullen mee te nemen. De politie belooft haar best te doen de dader of daders te vinden. Die belofte kan de politie een week later inlossen, wanneer een winkelier de politie belt omdat hij in zijn winkel een man heeft aangehouden die met een pas wilde betalen die niet van hem is. De politie neemt de man mee naar het bureau en verhoort hem over de herkomst van de pas. De man bekent het pasje te hebben gestolen bij een inbraak in een woning een paar dagen eerder. Dat blijkt de Plantijnstraat te zijn. Hij bekent ook dat hij bij die gelegenheid een televisietoestel en een dvd-recorder heeft meegenomen. Deze heeft hij inmiddels voor een klein prijsje aan een onbekende verkocht. Van dit alles wordt proces-verbaal opgemaakt dat gevoegd wordt bij de stukken van de inbraak, waaronder de aangifte door de familie Jansen. De politie stuurt dit dossier op naar het Openbaar Ministerie. De officier van justitie besluit tot vervolging over te gaan. Hij dagvaardt Jan Sanders zo heet de verdachte terzake van diefstal met braak. Sanders moet voorkomen, zoals hij dat noemt, voor de politierechter van de rechtbank in Amsterdam. Op 23 juni 2004 staat Jan Sanders terecht voor de inbraak die hij op 12 december het jaar daarvoor pleegde. 2. Opbouw van het hoofdstuk De strafzaak tegen Jan Sanders is een zaak waarvan er dagelijks vele voor de strafrechter dienen. Uit een oogpunt van bewijs zijn zij eenvoudig. De verdachte heeft bekend en wat hij zegt komt overeen met wat in het onderzoek door de politie aan het licht is gebracht. Ook in de sfeer van de strafbaarheid is de zaak niet gecompliceerd. Het gaat om een evidente diefstal met braak en er zijn ook geen bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de orde die meebrengen dat 1

2 1.3 Een gewone strafzaak die diefstal Sanders niet valt toe te rekenen. De straftoemeting is betrekkelijk overzichtelijk. Het betreft een woninginbraak, waarvoor richtlijnen bestaan. Maar ook eenvoudige strafzaken behoeven uitleg en kennis van zaken om te weten wat er speelt. Met dat doel zal ik aan de hand van deze verzonnen zaak een aantal grondnoties van het strafrecht bespreken die bij elke strafzaak een rol spelen. Het gaat om begrippen als een dagvaarding en een tenlastelegging en de rol die zij in een strafzaak spelen. Het gaat ook om inzicht in de rol van de spelers in het proces, van de officier van justitie als aanklager, de verdachte als beklaagde, zijn raadsman en de rechter, die een uitspraak moet doen. Aan de rol van de rechter zal ik in het bijzonder aandacht besteden, omdat de manier waarop hij zijn taak uitvoert en de zitting leidt, karakteristiek is voor het Nederlandse strafprocesrecht. Wettelijke voorschriften sturen de loop van een strafzaak en dus ook de loop van deze. Naast regels van procesrecht, zijn ook regels van inhoudelijke aard belangrijk. Dat zijn regels over het delict, over aansprakelijkheid, over daderschap en over de straf die kan worden opgelegd. Er is een sterke wisselwerking tussen regels van procesrecht en regels van materieel recht. 1. STRAFPROCESRECHT EN MATERIEEL STRAFRECHT 3. Inleiding Regels van procesrecht en regels van materieel recht verhouden zich tot elkaar als vorm tot inhoud. Regels van materieel recht zijn regels van inhoudelijke aard, regels van procesrecht betreffen de vorm. Het is een oud onderscheid dat geleid heeft tot twee afzonderlijke wetboeken: het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht. In het Wetboek van Strafvordering vinden we regels over de procesgang maar ook regels over opsporing en vervolging. Er staan regels in die de politie de bevoegdheid geven mensen aan te houden die er van verdacht worden een strafbaar feit te hebben gepleegd en hen te verhoren en daarvan verslag op te maken. In het Wetboek van Strafvordering staan ook regels over doorzoeking van een huis, over het afluisteren van de telefoon en andere methoden om onderzoek te doen dat tot doel heeft de waarheid boven water te krijgen. Het bevat ook regels over de voorlopige hechtenis van de verdachte en over de bevoegdheid van de officier van justitie een zaak te vervolgen en op de zitting te brengen. Verder staan er voorschriften in voor de rechter over de wijze waarop hij de zitting leidt en de inrichting en het motiveren van een vonnis. In het Wetboek van Strafrecht staat beschreven welk gedrag strafbaar is. Dat zijn de voorwaarden die vervuld moeten zijn om iemand te kunnen veroordelen. In dat Wetboek staan ook regels op grond waarvan iemand straffeloos zou kunnen zijn. Het Wetboek bevat daarnaast bepalingen over de straftoemeting en welke straffen of maatregelen kunnen worden opgelegd. 2

3 Een gewone strafzaak Dagvaarding en tenlastelegging Het proces tegen Sanders begint met een dagvaarding. Het rechtsgeding neemt daarmee een aanvang, zo bepaalt art. 258 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (voortaan afgekort met Sv). Een dagvaarding is in de eerste plaats een stuk waarin de geadresseerde wordt opgeroepen om voor de rechter te verschijnen. Dat stuk bevat vervolgens de aanklacht of het verwijt dat de betrokkene wordt gemaakt en waarvoor hij zich moet verantwoorden. Daarnaast worden in dat stuk allerlei mededelingen gedaan die betrekking hebben op de loop van de zitting tijd en plaats en de rechten die de opgeroepene heeft, zoals het recht getuigen mee te nemen naar de zitting. In de kern is de dagvaarding niet meer dan een aankondiging van de kant van het Openbaar Ministerie (voortaan af te korten met OM) dat Jan Sanders op een bepaalde dag en uur voor de rechtbank in Amsterdam moet verschijnen om terecht te staan terzake dat:. Het terzake dat leidt de aanklacht in. De aanklacht in de zaak tegen Sanders luidt dat hij op of omstreeks 12 december 2003 in een woning aan de Plantijnstraat 4 te Amsterdam, althans te Amsterdam, een televisietoestel, een dvd-recorder en een bankpasje heeft weggenomen toebehorende aan de heer en mevrouw Jansen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en dat hij deze goederen onder zich heeft gebracht door middel van braak. Dat is de tenlastelegging. Een tenlastelegging is strikt genomen niet meer dan een betoog met een aantal beweringen of stellingen. Het zijn beweringen die het OM poneert en die door de rechter moeten worden onderzocht op hun houdbaarheid. Meent de rechter dat deze beweringen of stellingen juist zijn, dan verklaart hij deze bewezen. Zij staan dan vast en vormen de basis voor een eventuele veroordeling, wanneer ook aan andere voorwaarden van strafbaarheid is voldaan. De tenlastelegging is opgesteld volgens de regels uit art. 261 lid 1 Sv. Deze stelt de volgende eisen: een opgave van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn; verder vermeldt zij de wettelijke voorschriften waarbij het feit is strafbaar gesteld. 5. Verbinding tussen materieel recht en formeel recht In dit voorschrift wordt de nauwe verbinding tussen procesrecht en materieel recht goed zichtbaar. Het feit waarover art. 261 lid 1 Sv spreekt is uiteraard het strafbare feit en het strafbare feit is het delict dat aan de orde is. Diefstal staat beschreven in art. 310 van het Wetboek van Strafrecht (voortaan afgekort met Sr). De definitie van diefstal luidt: hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen wordt [ ] gestraft. Omdat er sprake is van diefstal met braak is ook art. 311 Sr aan de orde. Dat artikel verhoogt de maximumstraf op diefstal tot zes jaar indien de diefstal plaats vindt in een woning, in de voor de nachtrust bestemde tijd (lid 1 onder 3 e ) en wanneer er sprake is van diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, ver- 3

4 1.6 Een gewone strafzaak breking of inklimming (lid 1 onder 5 e ). Dat zijn zogenaamde strafverhogende omstandigheden die bij het onderzoek moeten worden meegenomen. Vandaar dat de dagvaarding art. 310 en art. 311 Sr noemt als de wettelijke voorschriften waarop het tenlastegelegde feit berust. De tenlastelegging is een relaas waarin concrete feiten en omstandigheden worden afgewisseld met termen uit de strafwet. Concreet is de vermelding van de plaats van het delict de woning aan de Plantijnstraat 4 te Amsterdam en de dag waarop de diefstal plaats vond. Even concreet is de beschrijving van wat er is weggenomen. Ook concreet is de beschrijving van de wijze waarop de keukendeur is geforceerd. Termen uit de wet zijn woorden uit de delictsomschrijving van diefstal als met het oogmerk het [goed] zich wederrechtelijk toe te eigenen. Oogmerk en de notie wederrechtelijke toe-eigening zijn strafrechtelijke begrippen die een specifieke inhoud hebben en door de rechter nader ingevuld moeten worden. De rechter doet dat door met zijn kennis van wat in het strafrecht onder oogmerk wordt verstaan te onderzoeken of daarvan in de zaak Sanders ook sprake is. Datzelfde geldt voor het begrip wederrechtelijke toe-eigening. Het geldt in feite ook voor het begrip goed, de term wegnemen en de notie braak. Opmaak en structuur van de tenlastelegging worden dus in hoge mate gedicteerd door de structuur en de bestanddelen uit de delictsomschrijvingen die in het geding zijn. 6. De tenlastelegging en de omvang van het rechtsgeding De tenlastelegging bepaalt de aard en de omvang van de strafzaak. De rechter mag alleen op grondslag van de tenlastelegging oordelen. Hij mag er niet buiten gaan. Ik geef een voorbeeld: in de zaak Sanders is de aanklacht toegespitst op de inbraak in de woning van de familie Jansen. Het feit dat Sanders de winkelier trachtte op te lichten door met de gestolen pas af te rekenen, is door de officier van justitie niet tenlastegelegd. Ook al zou de rechter menen dat deze gebeurtenis belangrijk is en eigenlijk bij de berechting betrokken moet worden, kan hij daar niets mee. Hij kan de tenlastelegging niet aanvullen. Eén van de grondslagen van ons strafprocesrecht is namelijk dat alleen de officier van justitie de grondslag van het geding bepaalt. Dat wordt uitgedrukt door het OM te betitelen als dominus litis (meester van het geding). In het Nederlandse strafrecht wordt een zeer scherpe lijn getrokken tussen de bevoegdheden van het OM als aanklager enerzijds en de bevoegdheden van de rechter als beslissende instantie anderzijds. De aanklager formuleert het verwijt en onderbouwt dat met het door hem samengestelde strafdossier, terwijl de strafrechter tot taak heeft dit verwijt te onderzoeken en daarover een beslissing te nemen. Een dergelijke rolverdeling is in elk strafrechtelijk systeem aanwijsbaar, maar hij wordt in ons strafprocesrecht wel erg ver doorgevoerd. Hij gaat zover dat de rechter ook niet buiten de woorden van de tenlastelegging mag treden. Deze gebondenheid aan de woorden van de tenlastelegging heeft in de literatuur de naam grondslagleer gekregen. Zij leert dat, wanneer tijdens 4

5 Een gewone strafzaak 1.7 de zitting zou blijken dat de gebeurtenissen zich even anders hebben voorgedaan dan in de aanklacht is omschreven, de rechter die andere lezing niet mag volgen zolang deze niet in de schriftelijke aanklacht is beschreven. De tenlastelegging tiranniseert het strafproces, heeft men wel eens gezegd. Dit leidt ertoe dat het OM verplicht is in één en dezelfde tenlastelegging alle mogelijke versies van de gebeurtenissen op te nemen, om te voorkomen dat de rechter gedwongen is de verdachte vrij te spreken als de feiten iets anders blijken te liggen. In de zaak Sanders laat de officier daarom in de tenlastelegging opnemen dat Sanders de diefstal ook op 11 december gepleegd kan hebben. Hij drukt dat uit door in de tenlastelegging te stellen op of omstreeks 12 december. Blijkt op de zitting dat de inbraak niet op 12 december heeft plaatsgevonden maar in de nacht van 11 op 12 dan is er geen man over boord. De rechter verklaart dan omstreeks 12 december bewezen. Eenzelfde aanpak kiest de officier bij de omschrijving van de plaats van de inbraak. Een fout in het huisnummer van de familie Jansen niet Plantijnstraat 4 maar 14 wordt opgevangen door in de tenlastelegging naast het huisadres ook te vermelden dat het feit in Amsterdam is gepleegd. Dit lijkt allemaal tamelijk onbelangrijk, maar op het niveau van beslissende strafrechtelijke begrippen als opzet en schuld kan het weglaten van een alternatief de uitslag van het geding beslissend bepalen. In een verkeerszaak waarbij een dodelijk slachtoffer is gevallen kan het OM vervolgen terzake van doodslag (art. 287 Sr), dood door schuld op de weg (art. 6 Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) of de veiligheid op de weg in gevaar brengen (art. 5 WVW 1994). Kiest het OM voor opzet en dus voor doodslag en laat het dood door schuld en de andere alternatieven weg, dan kan de zaak op een vrijspraak uitlopen wanneer de rechter opzet niet bewezen acht, maar schuld wel. 7. Subsidiaire en cumulatieve tenlasteleggingen Deze stand van zaken heeft tot gevolg dat in de praktijk tenlasteleggingen bijna altijd voorzien zijn van alternatieven. Alternatieven leiden tot zogenaamde subsidiaire tenlasteleggingen. Dat zijn tenlasteleggingen waarin delicten in afnemende ernst worden gepresenteerd. In een zaak waarin de verdachte verweten wordt een ander met pistoolschoten om het leven te hebben gebracht kan het OM primair moord tenlasteleggen (art. 289 Sr), subsidiair doodslag (art. 287 Sr) en meer subsidiair dood door schuld (art. 307 Sr). Wordt voorbedachten rade als kenmerkende verschil tussen moord en doodslag niet bewezen geacht, dan zal de rechter de verdachte van de primair tenlastegelegde moord vrijspreken en veroordelen voor de subsidiair tenlastegelegde doodslag ( subsidiair staat voor vervangend). 1 Meent de rechter dat opzet niet bewezen is maar wel schuld, dan zal hij zowel voor het primaire als voor het subsidiaire vrijspreken en veroordelen ter zake van het meer subsidiair tenlastegelegde dood door schuld. 1. Zie HR 19 oktober 1999, NJ 2000, 109 m.o. JdH, Moord en doodslag. 5

6 1.8 Een gewone strafzaak Het is echter ook mogelijk dat uiteenlopende delicten samen op één en dezelfde gedraging van toepassing zijn. Dan krijgen we cumulatieve tenlasteleggingen. Dergelijke tenlasteleggingen worden opgesteld wanneer het feit onder verschillende strafrechtelijke invalshoeken kan worden beoordeeld. Betrokkenheid bij een vechtpartij op straat waarbij een slachtoffer zwaar gewond raakt, kan worden gezien als mishandeling, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend (art. 300 lid 2 Sr). Zij kan echter ook worden gezien als een vorm van openlijke geweldpleging, zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend (art. 141 lid 2 Sr), of als deelneming aan vechterij met een dergelijk gevolg (art. 306 onder ten eerste Sr). Afhankelijk van de feitelijke toedracht kunnen zij elkaar uitsluiten of naast elkaar van toepassing zijn (zie hoofdstuk 12 over meervoudige aansprakelijkheid: ). Door deze werkwijze zijn tenlasteleggingen vaak complexe stukken die zelfs in de meest eenvoudige zaak voor een verdachte moeilijk te lezen en nauwelijks te begrijpen zijn. 8. Tenlastelegging en zitting De tenlastelegging bepaalt de aard en de omvang van het rechtsgeding. Het onderzoek op de terechtzitting gaat echter over meer dan de vraag of het tenlastegelegde bewezen kan worden. Het gaat ook over de vraag of de verdachte strafbaar is volgens de wet en het gaat over de belangrijke vraag welke straf of maatregel zal worden opgelegd. Over de op te leggen straf of maatregel zwijgt de dagvaarding. Over de eis het petitum in civiele zaken staat bij de aanvang van de strafzaak dus nog niets vast. De officier van justitie spreekt zich daarover pas uit wanneer hij aan het einde van het onderzoek op de zitting zijn requisitoir houdt. Ook hij is gebonden aan wat op de zitting naar voren komt. De zitting is het (openbare) forum bij uitstek waar de rechter de aanklacht onderzoekt, getuigen en deskundigen hoort en partijen het woord krijgen. Het is de plaats waar de officier van justitie zijn rol als aanklager kan vervullen en het is de plaats waar de verdediging kan optreden om haar visie op de zaak te geven. De advocaat van de verdachte in strafzaken raadsman of raadsvrouw geheten speelt een prominente rol doordat hij of zij ook getuigen en deskundigen kan laten oproepen en vragen kan stellen en alles aan kan voeren wat tot straffeloosheid of strafvermindering kan leiden. Het is ook de plaats waar Sanders als verdachte het woord krijgt en kan zeggen wat hij nodig vindt. De zitting is tenslotte de plaats waar slachtoffers het woord kunnen voeren Dit alles is geregeld in de artt. 268 tot en met 331 Sv. Het onderzoek ter terechtzitting is het beslissende onderzoek voor de uitspraak die de rechter geeft. Vandaar de steeds terugkerende woorden in het Wetboek van Strafvordering dat de rechter uitspraak doet op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting. 6

7 Een gewone strafzaak HET BESLISSINGSSCHEMA VAN DE ARTT. 348 EN 350 SV 9. Inleiding Het onderzoek op de terechtzitting wordt beheerst door de plicht van de rechter een uitspraak te doen. Hij moet een vonnis wijzen. Die plicht ligt vast in het Wetboek van Strafvordering. De rechter moet niet alleen een uitspraak doen, hij moet ook laten zien waarom hij die uitspraak doet. Het Wetboek van Strafvordering stelt eisen aan de motivering van de uitspraak. Deze zijn niet beperkt tot de plicht de uitspraak zelf van argumenten te voorzien, maar betreffen ook de plicht van de rechter te laten zien waarom hij een bepaald standpunt van de verdachte (een verweer) heeft verworpen of een hogere straf heeft opgelegd dan de officier heeft geëist (zie ). Voorschriften over Beraadslaging en uitspraak vinden we in het Tweede Boek, vierde afdeling van het Wetboek van Strafvordering. Die afdeling bevat een lange reeks artikelen van de artt. 345 tot en met art. 366a Sv. Volgens het opschrift van de afdeling regelen zij wat in de interne beraadslaging aan de orde komt nadat het onderzoek op de terechtzitting is gesloten en een uitspraak moet worden gedaan. De artt. 348 en 350 Sv zijn daarbij van cruciaal belang. Zij schrijven voor dat de rechter acht vraagpunten onder ogen moet zien voordat hij aan een einduitspraak toekomt. Het zijn vraagpunten die moeten zijn onderzocht op eerder genoemde grondslag van de telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting. Zij fungeren als een soort checklist die de rechter afloopt wanneer hij de zaak behandelt. Regels die bedoeld zijn om de beraadslaging te structureren, zijn in feite directieven voor de manier waarop de rechter het onderzoek op de terechtzitting leidt. Voor een goed begrip van een zitting is dus inzicht in de vraagpunten van de artt. 348 en 350 Sv noodzakelijk. Dat is de reden voor de aandacht voor deze acht vragen. Het gaat om twee groepen van vier vragen; vier formele vragen, ook wel de voorvragen genoemd, en vier materiële vragen, ook wel hoofdvragen genoemd. 2 Deze acht vragen kunnen uitmonden in zeven verschillende beslissingen. Ik zal eerst de vier formele vragen behandelen en daarna de vier materiële vragen. 10. De vier formele vragen Volgens art. 348 Sv moet de rechtbank zich bezig houden met: 1. de vraag of de dagvaarding geldig is, 2. de vraag of zij bevoegd is van de zaak kennis te nemen, 3. de vraag of de officier ontvankelijk is in zijn vervolging en 4. de vraag of er redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 2. Een handzame inleiding op deze problematiek is te vinden in F.A.J. Koopmans, Het beslissingsmodel van 348/350 Sv, Kluwer, Deventer

8 1.11 Een gewone strafzaak Wordt vraag 1 met nee beantwoord dat verklaart de rechtbank de dagvaarding nietig en is daarmee de zaak (voorlopig) afgelopen. Wordt vraag 2 met nee beantwoord, dan verklaart de rechtbank zich niet bevoegd om van de zaak kennis te nemen. Dan is de zaak ook afgelopen, althans voor die rechtbank. Wordt vraag 3 met nee beantwoord, dan wordt de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard. Ook in dat geval is de zaak (voorlopig) beëindigd. Worden er tenslotte redenen voor schorsing van de vervolging gevonden (vraag 4), dan eindigt de vervolging. Zij kan opnieuw worden aangevangen wanneer de reden voorbij is. Vier verschillende uitkomsten dus die een vroegtijdig einde maken aan de zaak. Zij beletten dat de rechter aan de zaak zelf toekomt. Er kan geen geldig rechtsgeding zijn wanneer de dagvaarding niet deugt. Er kan evenmin een rechtsgeding zijn wanneer de rechter niet bevoegd is over de zaak een uitspraak te doen en er kan geen rechtsgeding zijn als de aanklager niet gerechtigd was de zaak aanhangig te maken. Er kan tenslotte geen rechtsgeding zijn wanneer dit eigenlijk zou moeten worden geschorst. Ik bespreek nu de redenen die de rechter kunnen dwingen één van deze vragen met nee te beantwoorden. 11. De geldigheid van de dagvaarding Een dagvaarding moet aan allerlei voorwaarden voldoen. Sommige van deze voorwaarden zijn door de wetgever zo belangrijk gevonden dat wanneer aan die voorwaarden niet is voldaan de dagvaarding nietig is. Nietig betekent hier niet geldig en dus in een rechtsgeding onbruikbaar. Het gaat daarbij vooral om de wijze waarop de dagvaarding aan de verdachte wordt betekend. Deze voorwaarden staan vermeld in een van de allerlaatste afdelingen van het Wetboek van Strafvordering onder het hoofd: Wijze van kennisgeving van gerechtelijke stukken aan natuurlijke personen (artt Sv). Deze bepalingen geven voorschriften over de wijze waarop dagvaardingen aan de verdachte moeten worden toegestuurd, met alle voorzieningen die nodig zijn wanneer de verdachte die dagvaarding weigert, inmiddels verhuisd is of geen bekend adres heeft (geen vaste woon- of verblijfplaats heeft). Het adres zoals dat in de gemeentelijke basisadministratie is opgenomen, is niet gebruikt of de dagvaarding is betekend aan het huisadres van de verdachte terwijl deze uit andere hoofde (dat wil zeggen voor een andere strafzaak) is gedetineerd. Is niet gehandeld volgens deze regels dan kan de rechter de betekening nietig verklaren (art. 590 lid 1 Sv). Daarmee komt een voorlopig einde aan de zaak. De dagvaarding moet opnieuw worden betekend en de zitting begint op een nieuwe datum. De rechter laat een nietigverklaring achterwege wanneer de verdachte toch op de zitting verschijnt. Een dagvaarding kan ook nietig worden verklaard wanneer zij zo onhelder is geformuleerd dat het zijn functie als grondslag voor onderzoek en beraadslaging niet meer kan vervullen. De tenlastelegging is te weinig concreet of is innerlijk tegenstrijdig. We noemen een dergelijke dagvaarding een obscuur libel (obscuur staat voor duister en libel voor stuk). 8

9 Een gewone strafzaak Bevoegdheid van de rechter om van de zaak kennis te nemen Bevoegdheid staat voor het recht een beslissing over de zaak te geven. De regels die deze bevoegdheid ook wel competentie genoemd bepalen, zijn over verschillende wetboeken verspreid. In een van de eerste artikelen van het Wetboek van Strafvordering staan regels over de relatieve competentie van de rechtbanken (de artt. 2 tot en met 6 Sv). Bij relatieve competentie heeft men de vraag op het oog welke rechter in Nederland bevoegd is van de zaak kennis te nemen, gelet op de plaats van het delict, de woonplaats van de verdachte of verdachten wanneer er meer bij het delict of de reeks delicten betrokken zijn. Hoofdregel is dat de rechtbank bevoegd is in het rechtsgebied waarin het feit heeft plaatsgevonden. De rechtbank Amsterdam zal dus vooral zaken behandelen die zich in dat arrondissement hebben afgespeeld en datzelfde geldt voor de rechtbank Zwolle of Groningen. Die regels zijn overigens zo weinig dwingend dat afwijkingen daarvan de rechtbank Zwolle moet oordelen over een inbraak in Amsterdam geen reden voor de rechtbank is zich onbevoegd te verklaren en de zaak te verwijzen. Maar het kan wel. Dwingender zijn in dat verband regels over de absolute competentie. Deze vinden we in de Wet op de Rechterlijke organisatie (voortaan afgekort met Wet RO). Art. 45 van die wet bepaalt dat rechtbanken in eerste aanleg kennis nemen van alle strafbare feiten. Art. 382 Sv bepaalt vervolgens dat de kantonrechter, die onderdeel uitmaakt van de rechtbank, zich voornamelijk bezighoudt met de berechting van overtredingen. Mocht tijdens de zitting blijken dat het strafbare feit dat in de dagvaarding is opgenomen geen misdrijf is maar een overtreding, dan moet de rechtbank zich onbevoegd verklaren en de zaak verwijzen naar de kantonrechter. Het OM zal dan de zaak aan die kantonrechter voorleggen. Datzelfde geldt wanneer blijkt dat de zaak voor een gespecialiseerde strafrechter moet dienen, bijvoorbeeld de kinderrechter of de economische strafrechter. De rechtbank verklaart zich dan niet bevoegd en verwijst de zaak naar die andere rechter. 13. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie Bij ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie moeten we denken aan ontvankelijkheid in het recht een strafvervolging in te stellen. Op grond van art. 124 van de Wet RO is het OM belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Onder deze ruime jas vallen zowel de taak leiding te geven aan de opsporing van strafbare feiten als de taak te beslissen of de zaak zal worden vervolgd of niet. Vervolgen betekent voorleggen aan de rechter. De vraag of de zaak zal worden vervolgd of niet is uitsluitend aan het OM voorbehouden. In ons systeem heeft het OM daarin een zeer grote vrijheid. Dat berust op het opportuniteitsbe- 9

10 Een gewone strafzaak ginsel dat leert dat de officier van justitie van een vervolging kan afzien op gronden aan het algemeen belang ontleend (art. 167 lid 2 Sv). 3 Beslist de officier van justitie te vervolgen dan moet daarvoor ook een wettelijke grondslag zijn. Het recht om te vervolgen kan vervallen zijn. Het Wetboek van Strafrecht somt een aantal gevallen op waarin zich dat voordoet. Verjaring is een beletsel (art. 70 Sr), maar ook het feit dat de verdachte al eerder voor hetzelfde feit heeft terecht gestaan (art. 68 Sr). Dat is het ne bis in idembeginsel dat een dubbele berechting voor hetzelfde feit verbiedt. Ik ga op dit onderwerp in hoofdstuk 12 nog verder in ( ). Een ander beletsel voor een strafvervolging kan gelegen zijn in het feit dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. Hij heeft geen rechtsmacht wanneer het feit bijvoorbeeld buiten het grondgebied van Nederland is gepleegd. Volgens art. 2 Sr is de werking van de Nederlandse strafwet in beginsel beperkt tot die feiten die op Nederlands grondgebied zijn begaan (zie ). Redenen van geheel andere aard de officier niet ontvankelijk te verklaren zijn bezwaren tegen de wijze waarop de officier leiding heeft gegeven aan het opsporingsonderzoek in de zaak. We moeten hier denken aan fouten of onregelmatigheden in dat onderzoek, die de rechter doen beslissen dat het bewijsmateriaal onrechtmatig is verkregen of de rechten van verdachten met voeten zijn getreden. Deze materie wordt beheerst door art. 359a lid 1 onder c Sv. In die bepaling is vastgelegd wanneer de rechter het OM op een dergelijke grond niet ontvankelijk kan verklaren. Het moet gaan om een verzuim dat zo ernstig is dat daardoor geen sprake meer is van een behandeling van de zaak die aan beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet. Dat is een hoge eis en daarom komt een niet-ontvankelijkverklaring op deze grond niet vaak voor. 4 Tenslotte zijn er nog buitenwettelijke redenen voor een niet-ontvankelijkheid. Deze moeten we zoeken in de sfeer van ongeschreven beginselen van vervolgingsbeleid. We kunnen denken aan het vertrouwensbeginsel dat in het geding is wanneer een vervolging wordt ingesteld die haaks staat op afgespro- 3. Niet vervolgen betekent niet dat er strafrechtelijk niets gebeurt. In de eerste plaats kan de officier van justitie bepalen dat de verdachte een boete moet betalen (art. 74 Sr). Formeel is dat een aanbod om onder betaling van strafvervolging af te zien maar in de praktijk wordt dat door de betrokkene ervaren als het opleggen van een boete. Betaalt hij niet dan kan de officier alsnog tot vervolging overgaan. In de tweede plaats kan de officier van justitie aan zijn beslissing niet te vervolgen we noemen dat een sepot allerlei andere voorwaarden verbinden als het vergoeden van de schade of de nakoming van andere verplichtingen zoals geen strafbare feiten meer plegen. Ten slotte bestaat er sinds 1 februari 2008 de mogelijkheid dat de officier van justitie een zogenaamde strafbeschikking doet uitgaan. Een strafbeschikking is een beslissing tot betaling van een geldboete, het ondergaan van een taakstraf of een ontzegging van de rijbevoegdheid. Deze beschikkingen zijn direct voor tenuitvoerlegging vatbaar tenzij de betrokkene daartegen bezwaar maakt bij de rechter. Dan komt de zaak alsnog op de zitting (artt. 257a e.v. Sv). 4. Zelfs niet wanneer er sprake is van een zeer ernstige overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen een proces moet zijn afgerond. Zie art. 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en HR 17 juni 2008, LJN BD2578, Binnen redelijke termijn. 10

11 Een gewone strafzaak ken beleid zoals dat is neergelegd in vervolgingsrichtlijnen. Een richtlijn inzake fraude bij de sociale zekerheid schrijft bijvoorbeeld voor dat eerst boven een bepaald fraudebedrag tot vervolging wordt overgegaan. Wijkt de officier van deze richtlijn af zonder daarvoor een goede reden te kunnen aanvoeren, dan kan dat de rechter inspireren het OM niet ontvankelijk te verklaren. Ik kom daar nog op terug in hoofdstuk 12 ( ). 14. Schorsing van de vervolging De redenen voor een schorsing van de vervolging staan opgesomd in de artt. 14 tot en met 20 Sv. Zij betreffen alle uitzonderlijke situaties zoals het geval dat over de strafzaak niet kan worden beslist omdat er nog een geschilpunt van burgerlijk recht openstaat (art. 14 Sv) of de verdachte niet in staat is het proces dat tegen hem wordt gevoerd te begrijpen vanwege de slechte geestelijke toestand waarin hij verkeert (art. 16 Sv). Naar mijn weten komen zaken waarin dit soort kwesties spelen zelden voor. Het OM stuit doorgaans bij de voorbereiding van de zaak al op deze problemen en zal dan niet tot dagvaarding overgaan. We kunnen deze grond voor een voorlopig einde van de zaak beter vergeten. 3. DE VIER MATERIËLE VRAGEN VAN ART. 350 SV 15. Inleiding Ik kom nu toe aan de vier materiële vragen uit art. 350 Sv. Deze worden ook wel de vier hoofdvragen genoemd ter onderscheiding van de vier formele ofwel voorvragen uit art. 348 Sv. die ik net besprak. De voorvragen blijven rusten wanneer de verdediging noch de rechter aanleiding vindt deze aan de orde te stellen. De rechter heeft wel de plicht de formele vragen na te lopen we spreken hier van ambtshalve onderzoek maar hij hoeft daarvan geen rekenschap af te leggen. In de zaak Sanders leveren zij geen discussie op. De dagvaarding is geldig uitgebracht, Sanders is op de zitting aanwezig, het stuk is niet geheel onbegrijpelijk en de rechtbank kan van de zaak kennis nemen omdat het een delict betreft dat in het arrondissement Amsterdam is gepleegd. Redenen om het OM niet ontvankelijk te verklaren zijn er niet en schorsing van de vervolging is niet aan de orde. 16. Is het tenlastegelegde bewezen? De eerste vraag die volgens art. 350 Sv door de rechter moet worden beantwoord, is of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan. Het feit is hier niet het strafbare feit maar het feit zoals dat in de tenlastelegging staat beschreven. In de zaak Sanders is dat het wegnemen van het televisietoestel, de dvd-recorder en het bankpasje van de familie Jansen op 12 december uit de Plantijnstraat 4 in Amsterdam zonder hun toestemming. Kan dit worden bewezen? Dat is een zo n cruciale vraag dat ik hier een pauze inlas om na te gaan wat we precies verstaan onder bewijzen in het strafrecht. 11

12 Een gewone strafzaak 4. BEWIJZEN IN HET STRAFRECHT 17. Inleiding De uitspraak dat een feit bewezen is drukt uit dat het feit zich in het verleden in de werkelijkheid heeft voorgedaan. Als de rechter zegt: het is bewezen dat Sanders genoemde goederen heeft weggenomen (etc.), dan zegt hij dat hij er van overtuigd is dat dit gebeurd is. Hij was er weliswaar niet bij, maar hij stelt het wel vast. Zo n vaststelling geeft aan dat feit een keurmerk. Het feit staat in rechte vast. Twijfel of het feit zich werkelijk zo heeft voorgedaan is nimmer uitgesloten, maar in maatschappelijk opzicht bestaat die twijfel niet meer. De gebeurtenis wordt voor waar aangenomen en dat is een andere waarheid dan die van bijvoorbeeld een historicus die ook zegt dat bepaalde feiten uit het verleden waar zijn, maar niet pretendeert dat een andere visie niet mogelijk is. De zekerheid van bewijs is in strafzaken hard nodig omdat op basis van deze zekerheid straf wordt opgelegd. Om die zekerheid te waarborgen zijn in het Wetboek van Strafvordering allerlei voorschriften opgenomen die moeten garanderen dat de rechter niet zo maar tot zo n conclusie komt. Dit zijn voorschriften over de bewijsmiddelen, die we vinden in de artt. 338 Sv tot en met 344a Sv. Art. 338 Sv valt met de deur in huis. Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan kan door de rechter slechts worden aangenomen wanneer hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen. Uit dat onderzoek moet de rechter zijn overtuiging halen en die overtuiging moet dan weer berusten op de inhoud van wettige bewijsmiddelen. Deze bewijsmiddelen worden opgesomd in art. 339 Sv. Dat noemt er vijf waaronder de verklaring van de verdachte, de verklaring van getuigen en deskundigen evenals schriftelijke bescheiden. Onder schriftelijke bescheiden valt volgens art. 344 Sv onder meer het proces-verbaal van de opsporingsambtenaar. Het gaat het bestek van dit boek te buiten dieper in te gaan op de vraag hoe deze regels het bewijsoordeel van de rechter sturen en welke garanties zij bieden dat de rechter niet lichtvaardig tot een oordeel komt. Ik beperk mij hier tot twee kwesties: dat van de bewijslast en dat van de vraag welke aspecten van de zaak wel en welke niet onder die bewijslast vallen. 18. Bewijslast Anders dan in civiele zaken kan men in strafzaken niet van bewijslast spreken. Uiteraard is de rechter belast met het geven van een bewijsoordeel, maar dat wil nog niet zeggen dat hij daarbij geheel afhankelijk is van wat partijen naar voren brengen. Met partijen wordt gedoeld op de officier van justitie aan de ene kant en de verdachte en zijn raadsman aan de andere kant. Als het gaat om de verplichting bewijsmateriaal aan te dragen ligt deze uiteraard bij de officier van justitie. Gaat hij tot vervolging over en dagvaardt hij, dan behoren deze beslissingen te berusten op de veronderstelling dat er vol- 12

13 Een gewone strafzaak 1.19 doende bewijs is om de rechter tot een bewezenverklaring te laten komen. 5 Blijkt dat niet zo te zijn dan kan de rechter beslissen dat bepaalde punten nog verder moeten worden opgehelderd. Hij is dus niet gebonden aan wat in het dossier zit. Hij zoekt naar de materiële waarheid, zeggen we. Daarmee doen we geen beroep op een soort super waarheid of echte waarheid, maar op het feit dat de strafrechter zelf naar de waarheid zoekt. Wat partijen aanbrengen is niet beslissend. Andersom moet de rechter steeds bereid zijn opdracht te geven kwesties te onderzoeken die door de verdachte en zijn raadsman naar voren zijn gebracht omdat deze naar hun oordeel onhelder zijn. Hij mag ze niet afwijzen met de stelling dat hij al voldoende geïnformeerd is door wat in het dossier staat. De rechter is verantwoordelijk voor de volledigheid van het onderzoek met inbegrip van de volledigheid die door partijen gewenst is. Dat verklaart waarom in ons systeem de strafrechter zo n centrale figuur in het onderzoek is en zo n actieve rol speelt. Het verklaart waarom hij de zitting leidt, de verdachte verhoort en ook de getuigen een verhoor afneemt. Het verklaart ook waarom hij in discussie gaat met partijen en daarop later in zijn vonnis moet reageren. Deze actief ingrijpende rechter in strafzaken wijkt nogal af van de rol van de rechter in het common law systeem van Amerika of Engeland. Daar laat de rechter zich voorlichten door partijen. Hij beoordeelt voornamelijk of partijen er in slagen hun stellingen voldoende te onderbouwen en neemt op grond van dat oordeel een beslissing. Hij is vooral de arbiter en speelt daarom een veel passiever rol dan de strafrechter in ons civil law systeem. 19. Omvang van het bewijsoordeel Het bewijsoordeel is beperkt tot de tenlastelegging. Buiten de tenlastelegging speelt bewijs geen rol. Als schildering van feiten geeft de tenlastelegging onvermijdelijk een incompleet beeld van wat er gebeurd is. Het beeld is incompleet en hangt scheef omdat het georiënteerd is op de delictsomschrijving. Delictsomschrijvingen zijn geschreven in termen van verwijt en strafbaarheid. Elementen die dit verwijt verzachten of zelfs helemaal wegnemen komen in de tenlastelegging niet voor. Gronden voor straffeloosheid van de verdachte in de sfeer van ontoerekenbaarheid (art. 39 Sr) staan niet in de tenlastelegging om de eenvoudige reden dat van toerekenbaarheid wordt uitgegaan. Het zelfde geldt voor situaties van overmacht (art. 40 Sr) of noodweer (art. 41 lid1 Sr) die tot straffeloosheid kunnen leiden. Het zijn uitzonderingssituaties waarover de tenlastelegging niet rept. Dat betekent dat de vraag of een beroep op zo n strafuitsluitingsgrond feitelijk juist is niet door de bewijsregels uit de artt. 338 e.v. Sv worden beheerst. Dat 5. Dat is zelfs een voorwaarde die vastligt in art. 6 lid 2 EVRM. Art. 6 lid 2 bepaalt dat een ieder tegen wie een vervolging wordt ingesteld voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is vastgesteld. Dit is de regel van de presumptio innocentiae, waaruit onder meer wordt afgeleid dat het OM de plicht heeft materiaal aan te dragen waaruit de schuld van de verdachte kan blijken. 13

14 Een gewone strafzaak is een belangrijke notie. Een verdachte die een beroep op een strafuitsluitingsgrond doet moet daarvoor uiteraard feiten en omstandigheden aandragen, maar hij hoeft niet te bewijzen dat die feiten en omstandigheden waar zijn. Men zegt dat de strafrechter het beroep op strafuitsluiting al kan aanvaarden wanneer hij de gronden daarvoor aannemelijk acht. Dat lijkt op een wat mildere vorm van geloofwaardigheid dan de eis van wettig en overtuigend bewijs. Deze aannemelijkheidsregel geldt niet alleen voor feiten en omstandigheden die een verweer steunen. Zij geldt ook voor al die feiten die de hoogte en de aard van de straf of maatregel bepalen. Ook persoonlijke factoren die de strafwaardigheid bepalen de verdachte is het slachtoffer van anderen, hij is nauwelijks in staat zich aan zijn criminele milieu te onttrekken zijn gegevens, die niet bewezen behoeven te worden om toch van invloed op de strafmaat te zijn. Het komt er dus op neer dat het overgrote deel van de feiten die in de zitting naar voren komen door de rechter worden aanvaard op hun geloofwaardigheid zonder dat daar enig formeel bewijs aan te pas komt. 20. De eerste vraag van art. 350 Sv Terug naar art. 350 Sv. Art. 350 Sv verplicht de rechter na te denken over de vraag of bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan. Bewezen verklaren dat het feit door de verdachte is begaan lijkt een beetje op de centrale vraag in elke krimi serie of in elke detectiveroman: wie heeft het gedaan? Uiteraard is een antwoord op die vraag belangrijk, maar in de eerste vraag van art. 350 Sv gaat het om meer dan de vraag naar daderschap. Een bevestigend antwoord op de vraag of bewezen is dat het feit door de verdachte is begaan, houdt niet alleen in dat de rechter meent dat de verdachte de dader is, maar ook dat de feiten zich hebben voorgedaan zoals zij zijn omschreven in de tenlastelegging. De rechter stelt een toedracht vast. Dat gebeurt op een bijzondere manier. Hij maakt een keuze tussen de alternatieven die de tenlastelegging kent. Hij gaat differentiëren. Ik gaf in de zaak Sanders het voorbeeld van op of omstreeks 12 december en het voorbeeld van in een huis aan de Plantijnstraat 4 te Amsterdam, althans te Amsterdam. Een bevestigend antwoord op de eerste vraag van art. 350 Sv betekent dan dat de rechter zegt dat het feit op 12 december heeft plaatsgevonden en niet omstreeks 12 december. Het betekent ook dat hij besluit dat de inbraak plaats vond in de Plantijnstraat 4 in Amsterdam en niet in Amsterdam zonder vermelding van het adres. Hij streept de alternatieven weg en houdt dan over wat hij bewezen acht. Door weg te strepen dat gebeurt in de praktijk ook letterlijk blijft er een bewezenverklaring over. Deze bewezenverklaring, of het bewezenverklaarde, vormt nu de verdere grondslag van het geding. 21. Vrijspraak Wordt de eerste vraag uit art. 350 Sv met nee beantwoord, dan volgt een vrijspraak. Zo bepaalt art. 352 lid 1 Sv. Een vrijspraak betekent processueel niet meer dan dat de rechter het tenlastegelegde niet bewezen acht. Dat kan gelegen 14

15 Een gewone strafzaak 1.22 zijn in een tekort aan bewijsmiddelen maar ook in een tekort aan rechterlijke overtuiging. Bewijs is er wanneer de rechter door wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat de feiten bewezen zijn. Ook al zou dus volgens de regels van het Wetboek van Strafvordering het bewijs nog wel rond zijn te maken, als de overtuiging ontbreekt volgt vrijspraak. Een vrijspraak betekent in materieel opzicht dat er onvoldoende bewijs is om het bewezenverklaarde grondslag te laten zijn voor een veroordeling. Een vrijspraak kan inhouden dat de rechter er niet van overtuigd is dat de verdachte de dader is. Hij wordt wegens gebrek aan bewijs vrijgesproken. Een vrijspraak kan echter ook betekenen dat essentiële voorwaarden voor strafbaarheid niet bewezen zijn. Ik geef een voorbeeld. Stel de officier van justitie omschrijft in de tenlastelegging de betrokkenheid van de verdachte bij een overval in termen van: medeplegen van die overval (art. 47 jo. art. 312 Sr). Aan strafbaar medeplegen worden bepaalde eisen gesteld (zie hoofdstuk 9 over strafrechtelijke samenwerking: ). Wanneer er onvoldoende bewijs is dat aan de eisen van medeplegen bewuste en nauwe samenwerking is voldaan wordt de verdachte van medeplegen vrijgesproken. Is er niets anders ten laste gelegd, dan gaat hij vrijuit. Wat hij deed is niet strafbaar. Een ander voorbeeld. Stel de officier van justitie ziet in de bemoeienis van de verdachte met een bedenkelijke organisatie de deelname aan een criminele organisatie als omschreven in art. 140 Sr. Of een organisatie een criminele organisatie is hangt af van bepaalde eisen en datzelfde geldt voor de vraag of er sprake is van deelname daaraan. Wanneer nu op de zitting blijkt dat de organisatie niet als crimineel betiteld kan worden en /of de verdachte niet als deelnemer daaraan, moet hij worden vrijgesproken. Zijn gedrag is niet strafbaar. Een derde en laatste voorbeeld. De officier van justitie ziet in het gedrag van de verdachte dat leidde tot een verkeersongeval een vorm van dood door schuld op de weg (art. 6 WVW 1994). Aan het begrip schuld worden bepaalde voorwaarden gesteld. Wanneer de rechter meent dat aan die voorwaarden niet is voldaan er is geen sprake van verwijtbare onachtzaamheid dan spreekt hij de verdachte vrij (zie hoofdstuk 7 over schuld: ). Hij wordt vrijgesproken omdat hem geen schuld treft. Een vrijspraak kan dus zowel betekenen dat er geen bewijs is voor strafbaar gedrag of onvoldoende bewijs voor een strafbare dader. Aan een vrijspraak kunnen dus zeer uiteenlopende beslissingen ten grondslag liggen. Zij variëren van: geen daderschap tot geen strafbaar feit of geen schuld. Art. 352 lid 1 Sv laat dat niet merken. 22. De tweede vraag van art. 350 Sv Komt de rechter niet aan een vrijspraak toe dan stelt hij vast welke feiten bewezen zijn en gaat hij over naar de tweede vraag van art. 350 Sv. Deze vraag luidt: welk strafbaar feit levert het bewezen verklaarde volgens de wet op? Die vraag is een logisch vervolg op de eerste vraag. Als de rechter heeft vastgesteld welke feiten bewezen zijn en dus vast staan, moet hij kunnen zeggen wat dat betekent 15

16 1.23 Een gewone strafzaak in termen van strafbaarheid volgens de wet. We kunnen deze vraag in tweeërlei zin opvatten: in een processuele betekenis of in een materieelrechtelijke zin. In processuele zin is de vraag naar strafbaarheid van het bewezenverklaarde de vraag welke delictsomschrijving van toepassing is. Wij zagen dat een tenlastelegging is gemodelleerd naar de delictsomschrijvingen die de officier van justitie toepasselijk acht. In de zaak tegen Sanders zal de bewezenverklaring luiden dat hij op 12 december 2003, in een woning aan de Plantijstraat 4 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen: een televisietoestel en een dvd-recorder en een bankpas, toebehorende aan de familie Janssen, nadat hij de woning is binnengedrongen door middel van verbreking van de keukendeur van die woning. In zo n bewezenverklaring ligt het delict diefstal met braak opgesloten als beschreven in de artt. 310 en 311 Sr. In het vonnis wordt dit weergegeven door te verklaren dat de dader zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak. Dit is de kwalificatiebeslissing. De bewezenverklaring heeft een strafrechtelijke naam gekregen. Dat is de processuele betekenis van vraag twee. 23. Kwalificatie en strafbaarheid De vraag naar de strafbaarheid van het bewezenverklaarde volgens de wet, kunnen we ook lezen als een materieeelrechtelijke vraag die luidt: is het bewezen verklaarde strafbaar? Eigenlijk is deze vraag al even eerder aan de orde geweest toen de rechter bij de eerste vraag moest beslissen of het tenlastegelegde voldoende bewijsbare elementen bevatte om tot een veroordeling te komen. De tweede vraag uit het schema van art. 350 Sv betreft een fase verder. Het bewezenverklaarde kan een strafbaar feit opleveren maar er zijn factoren in de zaak die dat kunnen verhinderen. Ik denk aan het volgende geval. Stel de verdachte staat terecht voor mishandeling (art. 300 Sr). Hij erkent dat hij iemand met een mes heeft gestoken maar doet beroep op noodweer (art. 41 lid 1 Sr). Beroep op noodweer gaat alleen op wanneer de mishandeling bewezen is. Dat betekent dat de rechter eerst het bewezenverklaarde als mishandeling zal kwalificeren en dan pas aan de vraag zal toekomen of het beroep op noodweer kan worden aanvaard. Aanvaardt hij dit beroep dan moet hij tot de conclusie komen dat het bewezenverklaarde niet strafbaar is. Hij zal de verdachte ontslaan van rechtsvervolging. Formeel zou hij eerst moeten kwalificeren en dan pas moeten ontslaan van rechtsvervolging maar in de praktijk slaat men die tussenstap over. Dit voorbeeld laat goed zien op welke situaties vraag twee uit het schema betrekking heeft. Het gaat om gevallen waarin het bewezenverklaarde strafbaar is maar een beroep op een rechtvaardigingsgrond toch tot het oordeel moet leiden dat het gedrag van de verdachte niet strafwaardig is. Een dergelijk effect hebben alle rechtvaardigingsgronden en dat is de reden dat we vraag twee exclusief reserveren voor de vraag of het bewezenverklaarde strafbaar is. Daarmee sluit het schema van art. 350 Sv goed aan op het grondpatroon van aan- 16

17 Een gewone strafzaak sprakelijkheid in het materiële strafrecht. Er moet een strafbaar feit zijn gepleegd en pas dan kan over een strafbare dader gesproken worden. 24. Ontslag van rechtsvervolging Wordt vraag twee ontkennend beantwoord er is een rechtvaardigingsgrond in het spel dan wordt de verdachte ontslagen van rechtvervolging. Dat bepaalt art. 352 lid 2 Sv. Hier komen we voor het eerst de uitspraak ontslag van alle rechtsvervolging tegen. Een ontslag van rechtsvervolging betekent dat de rechter van mening is dat de zaak geen verdere voortgang mag vinden. Zij mag geen verdere voortgang vinden omdat het bewezen verklaarde niet te kwalificeren is zo luidt de formele opvatting of gewoon niet strafbaar is zo luidt de materiële opvatting. 25. De derde vraag van art. 350 Sv Indien wordt aangenomen dat het feit bewezen is en strafbaar, dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van de verdachte, zegt art. 350 Sv. Dit punt van beraadslaging is in een nieuwe zin vastgelegd die volgt op een ander met de twee eerdere vragen van art. 350 Sv. Uit deze cesuur mag niet worden afgeleid dat de voorwaarden op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting nu niet meer zouden gelden. Zij blijven van belang, zij het dat de tenlastelegging als zodanig niet meer bestaat maar vervangen is door de bewezenverklaring. Vraag drie spreekt over de strafbaarheid van de verdachte. Ervan uitgaande dat het bewezenverklaarde strafbaar is moet de rechter de strafbaarheid van de verdachte onderzoeken. In dit stadium van het onderzoek zal het bij die vraag vooral gaan om de kwestie of de verdachte met succes beroep kan doen op een wettelijke schulduitsluitingsgrond. Schulduitsluitingsgronden bespreek ik in hoofdstuk 11 en daar zal blijken dat het dan gaat om de vraag naar toerekenbaarheid (art. 39 Sr) of de vraag of de verdachte niet zo onder druk heeft gestaan dat hij niet vrij meer was het delict niet te plegen (overmacht in de zin van psychische overmacht: art. 40 Sr). Het is ook mogelijk dat de verdachte door een vechtpartij waarin hij betrokken raakt door de aanval van zijn tegenstander zo uit het veld geslagen is dat hij de grenzen van een passende verdediging uit het oog heeft verloren (noodweerexces: art. 41 lid 2 Sr). Deze en nog enkele andere minder voor de hand liggende schulduitsluitingsgronden hebben alle tot gevolg dat de verdachte niet strafbaar is. Wordt op zo n schulduitsluitingsgrond beroep gedaan en is de rechter van mening dat een dergelijk beroep moet slagen dan zal hij de verdachte niet strafbaar achten. Hij zal hem dan ontslaan van alle rechtsvervolging. Dat volgt uit art. 352 lid 2 Sv dat zegt: Acht de rechtbank het feit bewezen, doch (...) de verdachte deswege niet strafbaar dan ontslaat zij hem van alle rechtsvervolging te dier zake. Een en ander komt erop neer dat binnen het kader van vraag drie alle kwesties van straffeloosheid van de dader aan een strafbaar feit aan de orde kunnen komen. Daarmee loopt het schema van art. 350 Sv weer parallel met het grondschema voor strafrechtelijke aansprakelijk- 17

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht

Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Grondtrekken van het Nederlandse strafrecht Mr. J. Kronenberg Mr. B. de Wilde Vijfde druk Kluwer a Kluwer business Deventer - 2012 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992

ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 ECLI:NL:RBUTR:2011:BR2992 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2011 Datum publicatie 26-07-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/600081-11; 16/600434-10 (tul)

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17 Inhoudsopgave Voorwoord / 5 Lijst van gebruikte afkortingen / 13 Deel I Het materiële strafrecht 1. Inleiding / 17 2. Straffen / 19 2.1 Hoofdstraffen ex artikel 9 Sr / 19 2.2 Bijkomende straffen / 20 3.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ1377 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 15-04-2011 Datum publicatie 15-04-2011 Zaaknummer 19.605555-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19

Inhoudsopgave. Voorwoord 13. Aanbevolen literatuur 15. Afkortingenlijst 17. Hoofdstuk 1 Inleiding 19 Inhoudsopgave Voorwoord 13 Aanbevolen literatuur 15 Afkortingenlijst 17 Hoofdstuk 1 Inleiding 19 1.1 Eerste kennismaking 19 1.2 Plaats van het strafrecht 19 1.3 Doelen van straffen 22 1.4 Materieel strafrecht,

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2016:411

ECLI:NL:OGEAA:2016:411 ECLI:NL:OGEAA:2016:411 Instantie Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Datum uitspraak 05-02-2016 Datum publicatie 22-06-2016 Zaaknummer 426 van 2015, P-2015/06927 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 ECLI:NL:RBUTR:2010:BN2158 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 14-07-2010 Datum publicatie 22-07-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16-711123-09 [P] Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999

ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 ECLI:NL:GHSHE:2012:BW5999 Instantie Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 16-05-2012 Zaaknummer 20-002733-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002

ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 ECLI:NL:RBMAA:2011:BP5002 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 16-02-2011 Datum publicatie 17-02-2011 Zaaknummer 03-702714-08 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 ECLI:NL:RBAMS:2011:BU5011 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 16-11-2011 Datum publicatie 18-11-2011 Zaaknummer 13/656781-11 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00480/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: R.M.C., geboren op Curaçao, wonende

Nadere informatie

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging Inhoud Voorwoord 9 Deel I Materieel strafrecht 11 1 Strafrecht 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid 13 13 14 18 I 4 5 II 6 7 8 9 10 11 De menselijke gedraging De gedraging Causaal

Nadere informatie

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK

Uitspraak. Parketnummer: Datum uitspraak: 17 november 2016 VERSTEK ECLI:NL:GHAMS:2016:5593 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-001668-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2017:2188

ECLI:NL:GHARL:2017:2188 ECLI:NL:GHARL:2017:2188 Instantie Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer 21-006632-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 10-11-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 23-000872-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45

Inhoudsopgave. 3 Materieel strafrecht: opzet en schuld Inleiding 45 Inhoudsopgave 1 Algemene inleiding: wat is strafrecht? 15 1.1 Inleiding 15 1.2 Strafrecht: begripsvorming 16 1.2.1 Materieel en formeel strafrecht 16 1.2.2 Commuun en bijzonder strafrecht 17 1.2.3 Wat

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622

ECLI:NL:RBOVE:2016:1622 ECLI:NL:RBOVE:2016:1622 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 10-05-2016 Datum publicatie 11-05-2016 Zaaknummer 08/760127-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Datum uitspraak: 1 november TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman) ECLI:NL:GHAMS:2016:5673 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-11-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-003159-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak

Parketnummer: /17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00507/17 Uitspraak: 2 november 2018 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: J.A.G., geboren te Curaçao, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744

ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 ECLI:NL:RBMNE:2016:7744 Instantie Datum uitspraak 22-11-2016 Datum publicatie 07-08-2017 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer 16.705352.15 en 16.702009.13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 Instantie Datum uitspraak 20-04-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer 18/830019-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006

ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 ECLI:NL:RBDHA:2014:1006 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 29-01-2014 Datum publicatie 29-01-2014 Zaaknummer 09/818467-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391

ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 ECLI:NL:RBARN:2001:AD4391 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 10-10-2001 Datum publicatie 10-10-2001 Zaaknummer 05.096060-01 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273

ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 ECLI:NL:RBZUT:2004:AO7273 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 31-03-2004 Datum publicatie 08-04-2004 Zaaknummer 06/060115-03 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569

ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 ECLI:NL:RBMNE:2016:4569 Instantie Datum uitspraak 16-08-2016 Datum publicatie 17-08-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland 16/652521-15 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355

ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 ECLI:NL:RBASS:2007:BB8355 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 20-11-2007 Datum publicatie 21-11-2007 Zaaknummer 19.830186-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599

ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 ECLI:NL:RBASS:2011:BR5599 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 23-08-2011 Datum publicatie 23-08-2011 Zaaknummer 19.810178-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2015:5213 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 16-12-2015 Datum publicatie 16-12-2015 Zaaknummer 23-000433-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775

ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 ECLI:NL:GHAMS:2014:3775 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 01-07-2014 Datum publicatie 05-12-2014 Zaaknummer 23-004323-13 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek

ARRESTANTENVERZORGING. Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek ARRESTANTENVERZORGING Juridische aspecten De politie Het strafproces Verzorging Ethiek januari 2013 Doel van het strafproces / strafvordering = het nemen van strafvorderlijke beslissingen Bestaat uit =

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht

De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht De zaak Caelius naar Nederlands strafrecht Klaas Rozemond (universitair hoofddocent strafrecht Vrije Universiteit Amsterdam, rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Amsterdam) De feiten Uit het pleidooi

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511

ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 ECLI:NL:RBZUT:2010:BL3511 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 10-02-2010 Datum publicatie 10-02-2010 Zaaknummer 06/800866-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

ECLI:NL:GHDHA:2015:84 ECLI:NL:GHDHA:2015:84 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 27-01-2015 Datum publicatie 27-01-2015 Zaaknummer 22000511-14 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2016:10161

ECLI:NL:RBROT:2016:10161 ECLI:NL:RBROT:2016:10161 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-11-2016 Datum publicatie 13-01-2017 Zaaknummer 10/710336-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 3 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5390 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-11-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer 23-003117-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041

ECLI:NL:RBGEL:2016:1041 ECLI:NL:RBGEL:2016:1041 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 22-02-2016 Datum publicatie 25-02-2016 Zaaknummer 05/840508-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733

ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733 ECLI:NL:RBAMS:2012:BZ3733 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 07-06-2012 Datum publicatie 11-03-2013 Zaaknummer 13/666528-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234

ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 ECLI:NL:RBALK:2010:BO9234 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 07-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer 14.701344-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:6331

ECLI:NL:RBROT:2017:6331 ECLI:NL:RBROT:2017:6331 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 09-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10/049808-15 en 10/231146-15

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688

ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 ECLI:NL:RBMNE:2016:5688 Instantie Datum uitspraak 26-10-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Zaaknummer 16/703291-13 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674

ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 ECLI:NL:GHAMS:2016:3674 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 12-09-2016 Datum publicatie 12-09-2016 Zaaknummer 23-004422-15 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372 ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ8372 Instantie Datum uitspraak 23-04-2013 Datum publicatie 24-04-2013 Zaaknummer 02-666988-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zeeland-West-Brabant Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721

ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 ECLI:NL:RBMNE:2016:7721 Instantie Datum uitspraak 09-12-2016 Datum publicatie 08-06-2017 Zaaknummer 16.228054-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op

Nadere informatie

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak

Parketnummer: /19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak vonnis GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO Parketnummer: 500.00067/19 Uitspraak: 8 april 2019 Tegenspraak Vonnis van dit Gerecht in de strafzaak tegen de verdachte: N. S., geboren op te Aruba, wonende

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970

ECLI:NL:RBOVE:2014:6970 ECLI:NL:RBOVE:2014:6970 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 30-12-2014 Datum publicatie 30-12-2014 Zaaknummer 08.770060.14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655

ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655 ECLI:NL:RBZLY:2009:BK6655 Instantie Datum uitspraak 24-11-2009 Datum publicatie 16-12-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zwolle-Lelystad 07.620221-08 (P) Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2014:3315

ECLI:NL:RBMNE:2014:3315 ECLI:NL:RBMNE:2014:3315 Instantie Datum uitspraak 29-07-2014 Datum publicatie 01-08-2014 Zaaknummer 16/659378-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Strafrecht

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN SINT MAARTEN S T R A F V O N N I S in de zaak tegen de verdachte: ARWM, geboren te curaçao, wonende te Sint Maarten. 1. Onderzoek van de zaak Het onderzoek ter openbare terechtzitting

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 1 december 2015 TEGENSPRAAK. Promis ECLI:NL:GHARL:2015:10200 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 01-12-2015 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer 21-001318-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:3394, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 ECLI:NL:GHARN:2011:BQ0420 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 05-04-2011 Datum publicatie 07-04-2011 Zaaknummer 21-002244-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016.

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 24 augustus 2016. ECLI:NL:GHAMS:2016:5663 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 07-09-2016 Datum publicatie 30-12-2016 Zaaknummer 23-000259-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 ECLI:NL:GHARL:2013:BZ4692 Instantie Datum uitspraak 19-03-2013 Datum publicatie 19-03-2013 Zaaknummer 21-000368-12 Formele relaties Rechtsgebieden Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BH3578,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472

ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472 ECLI:NL:RBUTR:2008:BC6472 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-02-2008 Datum publicatie 12-03-2008 Zaaknummer 16-604030-07 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792

ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792 ECLI:NL:GHARN:2009:BH3792 Instantie Gerechtshof Arnhem Datum uitspraak 23-02-2009 Datum publicatie 26-02-2009 Zaaknummer 24-001873-06 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:OGEAA:2015:384

ECLI:NL:OGEAA:2015:384 ECLI:NL:OGEAA:2015:384 Instantie Datum uitspraak 02-07-2015 Datum publicatie 05-10-2015 Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba Zaaknummer P-2014/15112, 134 van 2015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant

Zoekresultaat - inzien document. ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Oost-Brabant Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RBOBR:2015:5776 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ec Instantie Datum uitspraak 07-10-2015 Datum publicatie 07-10-2015 Rechtbank Oost-Brabant

Nadere informatie

Leidraad voor het nakijken van de toets

Leidraad voor het nakijken van de toets Leidraad voor het nakijken van de toets STRAFPROCESRECHT 14 OKTOBER 2011 (Uit het antwoord moet blijken dat de cursist de stof heeft begrepen en juist heeft toegepast; een enkel ja of nee is niet voldoende)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2016:935

ECLI:NL:GHDHA:2016:935 ECLI:NL:GHDHA:2016:935 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31-03-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer 22-004068-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Hoger

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6656

ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6656 ECLI:NL:RBUTR:2012:BV6656 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 21-02-2012 Datum publicatie 24-02-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 16/512509-11; 16/602702-08 (tul)

Nadere informatie

onder parketnummer 01/ dat: hij in of omstreeks de periode van 12 december 2005 tot en met 19 december 2005 te Helmond, in elk geval in Neder

onder parketnummer 01/ dat: hij in of omstreeks de periode van 12 december 2005 tot en met 19 december 2005 te Helmond, in elk geval in Neder ECLI:NL:RBSHE:2007:BR3371 Instantie Datum uitspraak 07-03-2007 Datum publicatie 05-08-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Rechtbank 's-hertogenbosch 01/835241-05 en 01/820049-07 (ttz. gev.) Strafrecht Bijzondere

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4824

ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4824 ECLI:NL:RBMAA:2010:BN4824 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 30-06-2010 Datum publicatie 23-08-2010 Zaaknummer 03/700103-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ9715 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 26-05-2011 Datum publicatie 29-06-2011 Zaaknummer 16-504228-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993 Instantie Datum uitspraak 11-11-2009 Datum publicatie 11-11-2009 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-002029-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416

ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 ECLI:NL:RBOBR:2017:4416 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 17-08-2017 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/860063-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Hoofdstuk 1,2, en 4 van het boek Straf(proces)recht begrepen.

Hoofdstuk 1,2, en 4 van het boek Straf(proces)recht begrepen. Week 1 Inleiding in het strafrecht Het karakter van het strafrecht. De geschiedenis van de codificatie van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Waarom bestaat het strafrecht? Hoe verwordt een bepaalde

Nadere informatie

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5.

Deze brochure 3. Dagvaarding 3. Bezwaarschrift 3. Rechtsbijstand 4. Slachtoffer 4. Inzage in uw dossier 4. Getuigen en deskundigen 5. U MOET TERECHTSTAAN INHOUD Deze brochure 3 Dagvaarding 3 Bezwaarschrift 3 Rechtsbijstand 4 Slachtoffer 4 Inzage in uw dossier 4 Getuigen en deskundigen 5 Uitstel 5 Aanwezigheid op de terechtzitting 6 Verstek

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie

Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Samenvatting strafzaken die in 2008 zijn aangemeld bij/afgedaan door de Toegangscommissie Van onderstaande zaken zijn nummer 0038 t/m 0052 in 2008 onder de aandacht gebracht. Zaak 0031 is zowel in 2006,

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. arrest GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN locatie Arnhem Afdeling strafrecht Parketnummer: X Uitspraak d.d.: 15 juni 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken gewezen op het hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2013:320

ECLI:NL:RBOVE:2013:320 ECLI:NL:RBOVE:2013:320 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 22-04-2013 Datum publicatie 11-07-2014 Zaaknummer 07-681022-12 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:5187

ECLI:NL:RBOVE:2016:5187 ECLI:NL:RBOVE:2016:5187 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 29-12-2016 Datum publicatie 29-12-2016 Zaaknummer 08/955001-16 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293

ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 ECLI:NL:RBUTR:2005:AU7293 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 01-12-2005 Datum publicatie 01-12-2005 Zaaknummer 16/501029-05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388 Instantie Datum uitspraak 10-02-2011 Datum publicatie 14-02-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-001943-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 ECLI:NL:GHLEE:2011:BU1518 Instantie Datum uitspraak 17-10-2011 Datum publicatie 25-10-2011 Gerechtshof Leeuwarden Zaaknummer 24-003332-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578

ECLI:NL:RBNHO:2015:7578 ECLI:NL:RBNHO:2015:7578 Instantie Datum uitspraak 03-09-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 15/871690-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK

Uitspraak. parketnummer: datum uitspraak: 29 november 2016 TEGENSPRAAK ECLI:NL:GHAMS:2016:5286 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 13-12-2016 Zaaknummer 23-000227-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

1.21 Verkeer: dood/zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW 1994)

1.21 Verkeer: dood/zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer (art. 6 WVW 1994) Titelpagina Copyright Pagina Voorwoord HOOFDSTUK 1 Delicten 1.1 Afpersing 1.2 Bedreiging 1.3 Belaging 1.4 Belediging 1.5 Deelname aan een criminele organisatie 1.6 Diefstal 1.7 Heling 1.8 Huisvredebreuk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790

ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790 ECLI:NL:RBMAA:2007:BB2790 Instantie Rechtbank Maastricht Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 04-09-2007 Zaaknummer 03-700214-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

De enkelvoudige kamer: de politierechter

De enkelvoudige kamer: de politierechter 3 De enkelvoudige kamer: de politierechter 3.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de procedure bij de politierechter. Deze is niet totaal verschillend van die bij de meervoudige strafkamer. Integendeel.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312

ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312 ECLI:NL:RBASS:2012:BW6312 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 16-05-2012 Datum publicatie 23-05-2012 Zaaknummer 19.605400-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA ZITTINGSPLAATS BONAIRE STRAFVONNIS in de zaak tegen de verdachte: [verdachte]., geboren op [geboortedatum] 1994 in Curaçao, wonende te [adres]

Nadere informatie

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis

Uitspraak. Afdeling strafrecht. Parketnummer: Uitspraak d.d.: 2 februari 2016 TEGENSPRAAK Promis ECLI:NL:GHARL:2016:10657 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 02-02-2016 Datum publicatie 15-05-2017 Zaaknummer 21-002071-15 Formele relaties Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:789, Niet ontvankelijk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2015:6365

ECLI:NL:RBOBR:2015:6365 ECLI:NL:RBOBR:2015:6365 Instantie Datum uitspraak 04-11-2015 Datum publicatie 04-11-2015 Rechtbank Oost-Brabant Zaaknummer 01/879450-14 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2554

ECLI:NL:RBROT:2017:2554 ECLI:NL:RBROT:2017:2554 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 05-04-2017 Datum publicatie 06-04-2017 Zaaknummer 10/740353-16 Rechtsgebieden Strafrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - meervoudig

Nadere informatie

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht. arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM parketnummer: X uitspraak: 21 juli 2016 TEGENSPRAAK Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054

ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054 ECLI:NL:RBZUT:2008:BG8054 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 23-12-2008 Datum publicatie 23-12-2008 Zaaknummer 06-460438/08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie