Hoge Raad 30 juni [Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel 14]

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoge Raad 30 juni 2006. [Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel 14]"

Transcriptie

1 Hoge Raad 30 juni 2006 [Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel 14] Gevolgen van identiteitsfraude? Artikel 14 lid 1 RWN spreekt zeer in het algemeen over verlening van het Nederlanderschap en geeft daarmee geen grond om aan deze regeling een categorie verleningen van Nederlanderschap onttrokken te achten waarbij de valse verklaring of het bedrog betrekking heeft gehad op de personalia van de persoon aan wie het Nederlanderschap is verleend. Het naturalisatiebesluit in de onderhavige zaak is echter genomen onder de werking van de RWN zoals deze vóór 1 april 2003 luidde. Derhalve geldt voor dit besluit in beginsel dat, nu daarin valse persoonsgegevens zijn opgenomen, het betrokkene niet identificeert, en dat het daarom geen rechtsgevolg heeft. rek.nr. R05/095HR (mrs Fleers, De Savornin Lohman, Kop, Van Oven en Van Schendel) LJN: AV 0054 Beschikking in de zaak van: DE STAAT DER NEDERLANDEN, Ministerie van Justitie, gevestigd te s-gravenhage, VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. H.A. Groen, tegen [Verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr. P.C.M. van Schijndel. 1. Het geding in feitelijke instanties Met een op 20 december 2004 ter griffie van de rechtbank te s-gravenhage ingekomen verzoekschrift heeft verweerder in cassatie verder te noemen: [verweerder] zich gewend tot die rechtbank en verzocht vast te stellen dat hij sinds 11 juni 1999 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Verzoeker tot cassatie verder te noemen: de Staat heeft bij brief van 28 februari 2005 aan de rechtbank als zijn standpunt kenbaar gemaakt dat het verzoek dient te worden afgewezen. Na mondelinge behandeling op 7 april 2005, heeft de rechtbank bij beschikking van 28 april 2005 vastgesteld dat [verweerder] vanaf 11 juni 1999 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. 2. Het geding in cassatie Tegen de beschikking van de rechtbank heeft de Staat beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. [Verweerder] heeft bij verweerschrift geconcludeerd tot referte. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot afwijzing van het inleidend verzoek door de Hoge Raad.

2 3. Beoordeling van het middel 3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. (i) [Verweerder] is op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië) geboren. (ii) Op 1 december 1993 heeft [verweerder] onder de personalia [A], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (Joegoslavië), in Nederland verzocht om toegelaten te worden als vluchteling en heeft hij een verblijfsvergunning aangevraagd. Deze vergunning is hem per 1 december 1996 verleend. (iii) Op 2 april 1999 heeft [verweerder] vervolgens bij de gemeente Spijkenisse een verzoek om naturalisatie ingediend. Bij Koninklijk Besluit van 11 juni 1999 is het Nederlanderschap verleend aan [A]. (iv) Naar aanleiding van op 27 mei 2004 bij het Ministerie van Justitie/Vreemdelingenzaken en Integratie binnengekomen informatie is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoek gedaan naar de identiteit van [verweerder]. Daaruit is gebleken dat [verweerder] niet [A] is geheten, maar [verweerder]. Voorts bleek uit het onderzoek dat de door hem opgegeven geboorteplaats en de namen van zijn ouders niet juist zijn. (v) Bij brief van 25 oktober 2004 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan [verweerder] medegedeeld dat het Koninklijk Besluit van 11 juni 1999 geen rechtsgevolg heeft omdat de persoon die in dat besluit wordt vermeld een andere persoon is dan [verweerder] [Verweerder] heeft op de voet van art. 17 Rijkswet op het Nederlanderschap ( RWN ) een verzoekschrift bij de rechtbank te s-gravenhage ingediend. Hij heeft de rechtbank verzocht vast te stellen dat hij sinds 11 juni 1999 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft bij beschikking van 28 april 2005 het verzoek toegewezen en vastgesteld dat [verweerder] vanaf 11 juni 1999 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft daartoe, voor zover hier van belang, het volgende overwogen Lid 3 van dat art. 14 bepaalt: Het Nederlanderschap wordt niet verloren dan krachtens een van de bepalingen van dit hoofdstuk. In de Tweede Kamer merkte staatssecretaris Cohen op 17 februari 2000 (Handelingen TK ) bij de behandeling van het betrokken wetsvoorstel het volgende op: Het maatschappelijk belang van het bezit van een nationaliteit is groot. De verkrijging en het verlies ervan moeten met de grootst mogelijke zorgvuldigheid en met de grootst mogelijke zekerheid behandeld worden. Zekerheid, zowel over het feit van de verkrijging of het verlies, als over het tijdstip waarop die verkrijging of dat verlies intreedt. Ook bij het verlies van het Nederlanderschap moet die zekerheid in acht worden genomen. De artikelen 14 en 15 trachten dat te garanderen Het standpunt van de Staat dat er geen Nederlanderschap wordt verloren, omdat dit los van artikel 14 RWN geacht wordt nimmer te zijn verkregen, druist aldus in tegen de rechtszekerheid die met de invoering van genoemd artikel 14, in het bijzonder lid 3, werd beoogd. Dat standpunt kan dan ook niet worden aanvaard. Met een en ander is een onthouding van rechtsgevolg die volledig terugwerkt aan een naturalisatie-kb niet te rijmen, aangezien die wijze van verlies van het Nederlanderschap in het geheel niet in de RWN is geregeld. Die rechtsfiguur berustte op jurisprudentie van deze rechtbank die voorafgaand aan de inwerkingtreding van dat artikel 14 is ontwikkeld, toen de RWN nog niet de mogelijkheid kende om een naturalisatie-kb in te trekken, indien (blijkt dat) de naturalisatie op basis van valse personalia werd verkregen Gegeven dat verzoekers naturalisatie-kb niet is ingetrokken waartoe het bekend worden van de valsheid van zijn personalia eventueel aanleiding zou kunnen geven is het verzoek gegrond Het middel strekt ten betoge dat de rechtbank miskend heeft dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen door een naar later blijkt niet bestaand persoon. Het Koninklijk Besluit is daarom zonder rechtsgevolg gebleven. Intrekking van een zonder rechtsgevolg gebleven beschikking is in een geval als het onderhavige niet aan de orde. Anders dan de rechtbank oordeelt, druist een en ander volgens het middel niet in tegen de rechtszekerheid die met het bepaalde in art. 14, in het bijzonder lid 3, RWN werd beoogd.

3 Het gaat in dit geval om een naturalisatiebesluit dat is genomen vóór de inwerkingtreding op 1 april 2003 van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap, Stb. 2000, De Rijkswet op het Nederlanderschap zoals deze luidde tot 1 april 2003, kende niet de mogelijkheid om een naturalisatiebesluit in te trekken, indien (blijkt dat) de naturalisatie op basis van valse of fictieve personalia was verkregen. De Staat heeft zich echter op het standpunt gesteld dat een met gebruikmaking van onjuiste personalia verkregen naturalisatiebesluit rechtsgevolg miste aangezien het besluit gericht was tot een niet bestaande persoon. In dit verband is van belang dat onjuiste identificatie van de aanvrager een behoorlijk onderzoek naar zijn antecedenten zal belemmeren. De rechtbank te s-gravenhage heeft in een aantal uitspraken het standpunt van de Staat als juist aanvaard. De Hoge Raad heeft bij beschikking van 11 november 2005, nr. R04/127, NJ 2006, 149, een cassatieberoep tegen een van die uitspraken, waarin het eveneens ging om een naturalisatiebesluit van vóór 1 april 2003, verworpen en geoordeeld dat een naturalisatiebesluit waarin valse of fictieve persoonsgegevens zijn opgenomen, betrokkene behoudens bijzondere omstandigheden waaromtrent door de rechtbank in die zaak niets was vastgesteld niet identificeert, en daarom geen rechtsgevolg heeft. De hierna aan de orde komende wijziging van de RWN bracht hierin volgens de Hoge Raad geen wijziging. Het betrokken naturalisatiebesluit ontbeerde dus rechtsgevolg zonder dat daarvoor een intrekkingsbesluit nodig was Bij de Rijkswet van 21 december 2000 is in art. 14 lid 1 RWN een bepaling opgenomen volgens welke Onze Minister (toen de minister van Justitie, sinds 1 januari 2005 de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie) de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap kan intrekken, indien zij berust op een door de betrokken persoon gegeven valse verklaring of bedrog, dan wel op het verzwijgen van enig voor de verkrijging of verlening relevant feit. Deze bepaling is in haar bewoording niet beperkt tot naturalisatiebesluiten die gegeven zijn na haar inwerkingtreding. Dat ook eerdere naturalisatiebesluiten op de voet van art. 14 lid 1 kunnen worden ingetrokken, wordt bevestigd door art. II lid 1 van de Rijkswet van 21 december 2000, luidend: 1. De intrekking van het Nederlanderschap op grond van artikel 14, eerste lid, werkt niet verder terug dan tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze Rijkswet, indien het Nederlanderschap voor dat tijdstip is verleend. Ten aanzien van de betekenis die aan de aldus gecreëerde intrekkingsbevoegdheid moet worden toegekend, is in de Nota naar aanleiding van het verslag het volgende opgemerkt: Genoemd artikellid schept de bevoegdheid tot ongedaanmaking van de onterechte, door frauduleus handelen bewust bewerkstelligde verlening of verkrijging van het Nederlanderschap door intrekking van het daaraan ten grondslag liggende besluit of bevestiging. Het betreft hier een correctieve maatregel. De situatie die is ontstaan doordat onjuiste gegevens zijn verstrekt of de juiste relevante gegevens zijn verzwegen moet dan in beginsel worden teruggebracht naar de situatie zoals die zou zijn indien de juiste gegevens waren verstrekt. In het algemeen kan niet worden aanvaard, dat een vreemdeling die als gevolg van frauduleus handelen het Nederlanderschap verkrijgt, dat Nederlanderschap ook behoudt. Dat zou onrechtvaardig zijn ten opzichte van hen die geen onjuiste gegevens hebben verstrekt en daarom niet in aanmerking zijn gekomen voor het Nederlanderschap. Omdat het gaat om een correctie van de gevolgen van frauduleus handelen, is in beginsel irrelevant of de onjuiste gegevens zijn aangevoerd door de al dan niet meerderjarige betrokkene zelf of namens hem door een derde, bijvoorbeeld de wettelijk vertegenwoordiger of de gemachtigde. Het gaat erom of de fraude hem kan worden toegerekend. Uitgangspunt zal zijn, dat bij geconstateerde fraude ook daadwerkelijk tot intrekking zal worden overgegaan. Er kan evenwel in een voorkomend geval sprake zijn van bijzondere individuele omstandigheden om alsnog van de intrekking af te zien. Omdat het mogelijk moet kunnen zijn om op grond van zulke bijzondere omstandigheden en na afweging van de daarbij betrokken

4 belangen te besluiten het ten onrechte verkregen Nederlanderschap niet te ontnemen waarbij onder meer gedacht kan worden aan overheidsfouten die mede tot de onterechte verlening hebben geleid is gekozen voor een kan -bepaling. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur zal de formele en materiële gang van zaken bij de intrekkingsprocedure nader worden geregeld. Mede daartoe is bij nota van wijziging artikel 23 aangepast. ( ) Intrekking zal slechts overwogen worden indien betrokkene, ware de fraude of bedrog tijdig bekend geweest, niet voor naturalisatie in aanmerking was gekomen. ( ) kan worden geantwoord dat ook indien betrokkene aanvankelijk valse documenten heeft overgelegd en alsnog echte documenten produceert met dezelfde inhoudelijke gegevens, bezien zal worden of tot intrekking van het Nederlanderschap zal worden overgegaan. Ook hier is mijn uitgangspunt, dat de verleende naturalisatie wordt ingetrokken en de betrokkene op grond van zijn nieuwe documenten een optie- of naturalisatieprocedure kan starten. Is de intrekking echter als niet opportuun of disproportioneel te bestempelen, dan zal daarvan worden afgezien. ( ) Ik wijs er ( ) op dat de intrekking van het Nederlanderschap geen strafrechtelijke sanctie, maar een bestuursrechtelijke handeling betreft. Het gaat om een correctie van een ten onrechte verleende naturalisatie. (Kamerstukken II , (R 1609), nr. 5, blz ) Artikel 14 lid 1 RWN spreekt zeer in het algemeen over verlening van het Nederlanderschap en geeft daarmee geen grond om aan deze regeling een categorie verleningen van Nederlanderschap onttrokken te achten waarbij de valse verklaring of het bedrog betrekking heeft gehad op de personalia van de persoon aan wie het Nederlanderschap is verleend. Ook de wetsgeschiedenis geeft voor het maken van dit onderscheid geen grond. Integendeel is, zoals ook door de rechtbank is vermeld, in de parlementaire geschiedenis het belang van de rechtszekerheid waar het gaat om de verlening en het verlies van het Nederlanderschap benadrukt. Deze overweging geldt evenzeer voor gevallen waarin de valse verklaring of het bedrog betrekking heeft gehad op de personalia van de betrokkene als voor andere gevallen. In het licht van dit alles moet worden aangenomen dat de regeling van art. 14 lid 1 mede betrekking heeft op gevallen als het onderhavige, waarin de aanvrager zijn personalia niet juist heeft opgegeven en het naturalisatiebesluit hem derhalve niet met de juiste personalia aanduidt, doch wel duidelijk is op welke fysieke persoon het besluit betrekking heeft. Uit het systeem en de strekking van de wet volgt derhalve dat ook in dat geval een naturalisatiebesluit, verleend onder de werking van de RWN zoals deze sinds 1 april 2003 luidt, rechtsgevolg heeft, zolang het niet met toepassing van art. 14 lid 1 is ingetrokken. Het beroep dat de Staat in dit verband doet op de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 kan niet tot een andere conclusie leiden. Deze door het Ministerie van Justitie opgestelde Handleiding heeft geen bijzondere betekenis voor de uitleg van de wet Het naturalisatiebesluit in de onderhavige zaak is echter genomen onder de werking van de RWN zoals deze vóór 1 april 2003 luidde. Derhalve geldt op grond van hetgeen hiervóór in is overwogen, voor dit besluit in beginsel dat, nu daarin valse persoonsgegevens zijn opgenomen, het betrokkene niet identificeert, en dat het daarom geen rechtsgevolg heeft. De Rijkswet van 21 december 2000 bevat geen bepaling die aan vóór haar inwerkingtreding genomen doch rechtsgevolg missende naturalisatiebesluiten alsnog rechtsgeldigheid verleent. Wel volgt, zoals reeds is vermeld, uit art. II lid 1 van de Rijkswet van 21 december 2000 in verbinding met art. 14 lid 1 (zoals bij die Rijkswet gewijzigd) dat intrekking ook mogelijk is wanneer het Nederlanderschap is verleend vóór de inwerkingtreding van die Rijkswet, doch in dat geval niet verder terugwerkt dan tot het tijdstip van inwerkingtreding daarvan. Hiermee is echter niet alsnog rechtsgevolg verleend (zij het met mogelijkheid van intrekking) aan naturalisatiebesluiten die vóór die inwerkingtreding zijn genomen maar ingevolge het toen geldende recht rechtsgevolg misten Het vorenoverwogene brengt mee dat het middel slaagt en dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden vernietigd.

5 De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerder] het naturalisatiebesluit heeft verkregen met gebruikmaking van valse persoonsgegevens; deze vaststelling is in cassatie niet bestreden. In zijn beschikking van 11 november 2005 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat de betrokkene desondanks wel voldoende geïdentificeerd was en de aanvrager door het tot stand gekomen naturalisatiebesluit wel het Nederlanderschap heeft verworven. Hiervoor is nodig dat, ondanks de onjuistheid van de verschafte persoonsgegevens, omtrent de ware identiteit van de aanvrager bij de instanties die de aanvraag moesten onderzoeken en beoordelen, een zodanige duidelijkheid heeft bestaan, dat niet gezegd kan worden dat de onjuistheid van de persoonsgegevens hun onderzoek en beoordeling belemmerd heeft. De gedingstukken houden geen beroep in op dergelijke bijzondere omstandigheden. Nu echter de uitspraak van de rechtbank is gedaan voordat de beschikking van de Hoge Raad van 11 november 2005 over het bestaan van de bedoelde uitzondering duidelijkheid bracht, moet verwijzing volgen, zodat partijen hun stellingen desgewenst kunnen aanpassen naar aanleiding van hetgeen in die en de onderhavige beschikking is overwogen. 4. Beslissing De Hoge Raad: vernietigt de beschikking van de rechtbank te s-gravenhage van 28 april 2005; verwijst het geding naar het gerechtshof te s-gravenhage ter verdere behandeling en beslissing. Conclusie A-G Strikwerda Parket, 20 jan conclusie inzake De Staat der Nederlanden tegen [Verweerder] Edelhoogachtbaar College, 1. Deze zaak betreft een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op de voet van artikel 17 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Inzet is de vraag of een naturalisatiebesluit rechtsgevolg mist, indien achteraf blijkt dat de aanvrager van de naturalisatie zijn aanvrage bewust heeft doen steunen op onjuiste personalia. 2. De feiten waarvan in cassatie dient te worden uitgegaan. treft men aan in r.o. 2.1 en 2.2 van de beschikking van de rechtbank. Zij komen op het volgende neer. (i) Thans verweerder in cassatie, hierna: [verweerder], is op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië) geboren. (ii) Op 1 december 1993 heeft [verweerder] onder de personalia [A], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] (Joegoslavië), in Nederland verzocht om toegelaten te worden als vluchteling en heeft hij een verblijfsvergunning aangevraagd. Deze vergunning is hem per 1 december 1996 verleend. (iii) Vervolgens heeft [verweerder] op 2 april 1999 onder dezelfde personalia bij de gemeente Spijkenisse een verzoek om naturalisatie ingediend. Bij Koninklijk Besluit van 11 juni 1999 is het Nederlanderschap verleend aan [A]. (iv) Naar aanleiding van op 27 mei 2004 bij het Ministerie voor Vreemdelingenzaken en Integratie binnengekomen informatie is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderzoek gedaan naar de identiteit van [verweerder]. Daaruit is gebleken dat [verweerder] niet [A] is

6 geheten, maar [verweerder] en dat de door hem opgegeven geboorteplaats en de namen van zijn ouders niet juist zijn. (v) Bij brief van 25 oktober 2004 heeft de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie aan [verweerder] medegedeeld dat het Koninklijk Besluit van 11 juni 1999 geen rechtsgevolg heeft omdat de persoon die in dat besluit wordt vermeld een andere persoon is dan [verweerder]. 3. [Verweerder] heeft op 20 december 2004 op de voet van art. 17 RWN een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank s-gravenhage en daarbij de rechtbank verzocht vast te stellen dat hij sinds 11 juni 1999 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. 4. Thans verzoeker van cassatie, hierna: de Staat, heeft bij brief van 28 februari 2005 aan de rechtbank als zijn standpunt kenbaar gemaakt dat het verzoek dient te worden afgewezen. 5. Nadat de mondelinge behandeling van het verzoekschrift had plaatsgevonden ter terechtzitting van de rechtbank van 7 april 2005, heeft de rechtbank bij beschikking van 28 april 2005 het verzoek van [verweerder] toewijsbaar geoordeeld en vastgesteld dat [verweerder] vanaf 11 juni 1999 in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. 6. Daartoe overwoog de rechtbank kort weergegeven dat, nu het naturalisatiebesluit van 11 juni 1999 niet is ingetrokken daaraan rechtsgevolg is verbonden, aangezien onthouding van rechtsgevolg aan een naturalisatiebesluit indruist tegen de rechtszekerheid die werd beoogd met de invoering van de door art. 14 RWN voorziene mogelijkheid tot intrekking door de Minister van de verkrijging of verlening van het Nederlanderschap (r.o. 2.9 en 2.10). 7. De Staat is op de voet van art. 18 lid 2 RWN (tijdig) in cassatie gekomen tegen de beschikking van de rechtbank met één middel. [verweerder] heeft een verweerschrift in cassatie ingediend en daarbij te kennen gegeven dat hij zich refereert aan het oordeel van de Hoge Raad. 8. Het middel keert zich met een rechtsklacht tegen het oordeel van de rechtbank dat onthouding van rechtsgevolg aan een naturalisatiebesluit indruist tegen de rechtszekerheid die werd beoogd met de invoering van art. 14 RWN. Volgens het middel heeft de rechtbank miskend dat het Nederlanderschap niet kan worden verkregen door een naar later blijkt niet bestaand persoon en dat het Koninklijk Besluit van 11 juni 1999 daarom zonder rechtsgevolg is gebleven. 9. De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 11 november 2005, rek.nr. R04/127HR, LJN AT7542, geoordeeld dat een naturalisatiebesluit waarin valse of fictieve persoonsgegevens zijn opgenomen, geen rechtsgevolg heeft, omdat zij de betrokkene behoudens bijzondere omstandigheden niet identificeert. Het betoog dat het bestaan van de mogelijkheid van intrekking van art. 14 RWN meebrengt dat een naturalisatiebesluit niet zonder rechtsgevolg kan zijn, gaat naar het oordeel van de Hoge Raad niet op, aangezien art. 14 RWN ziet op gevallen waarin het Nederlanderschap daadwerkelijk door het naturalisatiebesluit is verkregen en niet op gevallen waarin het naturalisatiebesluit met valse of fictieve personalia is verkregen, en dus rechtsgevolg mist. 10. In het onderhavige geval heeft de rechtbank onbestreden in cassatie vastgesteld dat in het naturalisatiebesluit van 11 juni 1999 valse persoonsgegevens zijn opgenomen. Bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de door [verweerder] opgegeven onjuiste persoonsgegevens hem identificeren, zijn niet aangevoerd en door de rechtbank ook niet vastgesteld. Het naturalisatiebesluit mist derhalve rechtsgevolg. Daaraan kan anders dan de rechtbank heeft geoordeeld het bestaan van de mogelijkheid van intrekking van art. 14 RWN niet afdoen, aangezien dit artikel slechts ziet op gevallen waarin het naturalisatiebesluit daadwerkelijk heeft geleid tot de verkrijging van het Nederlanderschap. Dit geval doet zich hier niet voor. Het middel treft dus doel, zodat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven. 11. Met betrekking tot de vraag of de Hoge Raad na vernietiging van de bestreden beschikking de zaak zelf kan afdoen, is van belang erop te wijzen dat partijen in feitelijke instantie geen

7 rekening hebben kunnen houden met de voormelde beschikking van de Hoge Raad van 11 november 2005, aangezien deze beschikking na de thans bestreden beschikking van de rechtbank werd gegeven. Met name hebben partijen zich (daarom) niet uitdrukkelijk uitgelaten over de vraag of in het onderhavige geval sprake is van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de door [verweerder] opgegeven en in het naturalisatiebesluit opgenomen persoonsgegevens, hoewel onjuist, [verweerder] toch identificeren. Moet hierin aanleiding worden gevonden om, na vernietiging van de bestreden beschikking, de zaak te verwijzen teneinde partijen gelegenheid te bieden hun stellingen en conclusies aan te passen aan de genoemde uitspraak van de Hoge Raad. Vgl. Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 200, blz. 411 en de aldaar vermelde rechtspraakgegevens. 12. M.i. bestaat daartoe geen aanleiding en kan de Hoge Raad de zaak direct zelf afdoen. Uit de door [verweerder] in feitelijke instantie aangevoerde stellingen, zoals weergegeven in r.o. 2.3 van de bestreden beschikking, blijkt dat [verweerder] zich bij zijn asielaanvrage in 1993 bewust van de valse personalia heeft bediend, juist om zijn ware identiteit te verhullen. Vervolgens was er naar zijn zeggen voor hem geen weg meer terug en moest hij wel verder leven onder die valse personalia (en ook met gebruikmaking van de valse personalia het verzoek om naturalisatie indienen). In deze stellingen ligt besloten dat van bijzondere omstandigheden die meebrengen dat de in het naturalisatiebesluit opgenomen persoonsgegevens [verweerder] toch identificeren, geen sprake kan zijn. Ik zou daarom menen dat de conclusie geen andere kan zijn dan dat het naturalisatiebesluit van 11 juni 1999 rechtsgevolg mist, zodat het inleidend verzoek voor afwijzing gereed ligt. De conclusie strekt ertoe dat de Hoge Raad de bestreden beschikking vernietigt en de zaak zelf afdoet door het inleidend verzoek af te wijzen. Source: Gerard-René de Groot (2009). Jurisprudentie Nationaliteitsrecht. Editie s- Gravenhage: Reed Business.

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150

ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 ECLI:NL:RBDHA:2017:5150 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 11052017 Datum publicatie 24052017 Zaaknummer C/09/501371 / HA RK 15544 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen

Nadere informatie

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat, de vader en de moeder.

Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Staat, de vader en de moeder. Hoge Raad 10 juli 2009 [Rijkswet op het Nederlanderschap, artikel 3 lid 3] Nationaliteitsrecht. Vaststelling van Nederlanderschap (art. 17 RWN) van minderjarige kind dat vóór 1 april 2003 postnataal door

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2004:AR2782

ECLI:NL:HR:2004:AR2782 ECLI:NL:HR:2004:AR2782 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 03-12-2004 Datum publicatie 03-12-2004 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R03/145HR Conclusie: ECLI:NL:PHR:2004:AR2782

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616

ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616 ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ9616 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 02-05-2013 Datum publicatie 07-05-2013 Zaaknummer C-09-319096 - HA RK 08-916 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200705297/1. Datum uitspraak: 31 januari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854

ECLI:NL:RVS:2010:BL1854 ECLI:NL:RVS:2010:BL1854 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-02-2010 Datum publicatie 03-02-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200902382/1/V6 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: ? Raad vanstate 201111356/1/V4. Datum uitspraak: 19 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824 Instantie Datum uitspraak 02-01-2008 Datum publicatie 15-01-2008 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-319 WW Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: r Raad vanstate 201108252/1/V2. Datum uitspraak: 14 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Hoge Raad 13 januari 1989

Hoge Raad 13 januari 1989 Hoge Raad 13 januari 1989 rek.nr. 7375 (mrs Snijders, De Groot, Verburgh, Roelvink, Davids; A-G Mok) NJ 1990, 266 (met noot G.R. de Groot), RvdW 1989, nr. 24 [Rijkswet op het Nederlanderschap, artikelen

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-02-2007 Datum publicatie 07-03-2007 Zaaknummer 200607659/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht Hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201110961/1/V1. Datum uitspraak: 13 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3026

ECLI:NL:RVS:2014:3026 ECLI:NL:RVS:2014:3026 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-08-2014 Datum publicatie 13-08-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311562/1/A3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851

ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 ECLI:NL:RVS:2013:BY8851 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-01-2013 Datum publicatie 18-01-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201112376/1/V1 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie

ECLI:NL:HR:2013:983. Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie ECLI:NL:HR:2013:983 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 18-10-2013 Datum publicatie 18-10-2013 Zaaknummer 12/03380 Formele relaties Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:52, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSGR:2012:BW8529,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12001023 200905925/1/V3 en 201108673/1/V3. Datum uitspraak: 13 april 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op de hoger beroepen van: [ ], appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank

Nadere informatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie

LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523. Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011. Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie LJN: BP4803, Hoge Raad, 10/04523 Datum uitspraak: 20-05-2011 Datum publicatie: 20-05-2011 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Onteigening. Verzuim tot betekening cassatieverklaring

Nadere informatie

CENTRALE RAAD VAN BEROEP

CENTRALE RAAD VAN BEROEP CENTRALE RAAD VAN BEROEP KBW 1994/1 U I T S P R A A K in het geding tussen: het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, appellant, en A., wonende te B., gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Onder

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201106641/1/V2. Datum uitspraak: 18 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 14 februari 2014 nr. 13/00475 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te s-gravenhage van 18 december 2012, nr. 12/00169,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant, Raad vanstate 200700246/1. Datum uitspraak: 6 juni 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant, tegen de uitspraak in zaak

Nadere informatie

rek.nr. R03/112HR (mrs Neleman, Beukenhorst, De Savirnon Lohman, Hammerstein, Kop; A-G Strikwerda) RV 2004, nr. 35 (met noot G.R.

rek.nr. R03/112HR (mrs Neleman, Beukenhorst, De Savirnon Lohman, Hammerstein, Kop; A-G Strikwerda) RV 2004, nr. 35 (met noot G.R. Hoge Raad 3 september 2004 rek.nr. R03/112HR (mrs Neleman, Beukenhorst, De Savirnon Lohman, Hammerstein, Kop; A-G Strikwerda) RV 2004, nr. 35 (met noot G.R. de Groot) [Wet op het Nederlanderschap en het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 200809034/1N2. Datum Uitspraak: 22 april 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 20Ï1Ö6836/1/V2. Datum uitspraak: 6 februari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Een Chinese identiteitsverwarring? Verlies van Nederlanderschap bij onzekerheid over de identiteit

Een Chinese identiteitsverwarring? Verlies van Nederlanderschap bij onzekerheid over de identiteit Een Chinese identiteitsverwarring? Verlies van Nederlanderschap bij onzekerheid over de identiteit Susanne Mooij 1 De casus 1 De heer Xiaojun Wang werd op 8 november 1972 te Terneuzen als illegale vreemdeling

Nadere informatie

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM MEERVOUDIGE FAMILIEKAMER. BESCHIKKING van 20 december 2011 in de zaak met zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2011:BV6082 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 20-12-2011 Datum publicatie 16-02-2012 Zaaknummer 200.089.788-01 Rechtsgebieden Personen- en familierecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201107998/1/V2. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBROT:2016:3597, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:84 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-01-2017 Datum publicatie 18-01-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604839/1/A2 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstate 201112733/1/V1. Datum uitspraak: 23 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446

ECLI:NL:RVS:2009:BH8446 ECLI:NL:RVS:2009:BH8446 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-03-2009 Datum publicatie 27-03-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200901359/1/V3 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676 ECLI:NL:RVS:2009:BH4676 Instantie Raad van State Datum uitspraak 19-02-2009 Datum publicatie 04-03-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200809278/1/V3 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING U I T S P R A AK SAMENVATTING 104017 Geschil toekenning ouderschapsverlof Een docent vraagt voor zijn drie geadopteerde kinderen ouderschapsverlof aan. Over de aard - betaald of onbetaald - van het verlof voor twee kinderen

Nadere informatie

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 200800036/1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 2O11O9095/1/V1. Datum uitspraak: 20 januari 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK * Raad vanstatc 201104826/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2015:258 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-02-2015 Datum publicatie 04-02-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201309828/1/A3 Eerste

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van: Raad vanstatc 201105933/1/V2. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 2011101 29/1/V.1. Datum uitspraak: 27 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422

ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 ECLI:NL:RVS:2010:BM8422 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-06-2010 Datum publicatie 21-06-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 200908530/1/V3 Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RVS:2015:1768 ECLI:NL:RVS:2015:1768 Instantie Raad van State Datum uitspraak 03-06-2015 Datum publicatie 03-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201407801/1/A3 Eerste

Nadere informatie

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau Nadere conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda (stuk A 98/2/17) GRIFFIE REGENTSCHAPSSTRAAT 39 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201 202059/1 /V4. Datum uitspraak: 17 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201112531/1/V1. Datum uitspraak: 11 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), maart, Nr. 6, BB 2019/112 16 januari 2019 Gerechtshof Den Haag Belanghebbende heeft onderzoek ter zitting van de rechtbank

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

ECLI:NL:HR:2013:1157. 1 Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak. ECLI:NL:HR:2013:1157 Uitspraak 12 november 2013 Strafkamer nr. 11/04366 P Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057

ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057 ECLI:NL:GHSGR:2003:AL9057 Instantie Datum uitspraak 15-10-2003 Datum publicatie 20-01-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage 027-D-03 Personen- en

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201010673/1 A/1. Datum uitspraak: 25 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642 ECLI:NL:HR:2018:484 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 30-03-2018 Datum publicatie 30-03-2018 Zaaknummer 17/01642 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:46

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 Rapport Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148 2 Klacht Op 1 februari 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer Y. te Zwolle, ingediend door de Stichting Rechtsbijstand Asiel

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849

ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 ECLI:NL:CRVB:2012:BV2849 Instantie Datum uitspraak 31-01-2012 Datum publicatie 06-02-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 11-3700 WWB Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201210211/1/V3. Datum uitspraak: 29 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2016:1532

ECLI:NL:CRVB:2016:1532 ECLI:NL:CRVB:2016:1532 Instantie Datum uitspraak 26-04-2016 Datum publicatie 02-05-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14-4223 WIK Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 01-08-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 0600575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Personen- en familierecht

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: p Raad vanstate 201203205/1 /V4. Datum uitspraak: 9 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 : * fc. Raad * vanstate 201100831/1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK op het beroep van de Stichting X te Y tegen de uitspraak van de Inspecteur, het hoofd van de eenheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175 ECLI:NL:RBDHA:2014:10175 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 08-05-2014 Datum publicatie 18-08-2014 Zaaknummer AWB 14/1709 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3998

ECLI:NL:RVS:2014:3998 ECLI:NL:RVS:2014:3998 Instantie Raad van State Datum uitspraak 05-11-2014 Datum publicatie 05-11-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201403900/1/A3 Eerste

Nadere informatie

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder. Zaaknummer : 2013/068 Rechter(s) : mrs. Nijenhof, Olivier, Borman Datum uitspraak : 6 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool Utrecht Trefwoorden : Beleidsvrijheid, in stand laten rechtsgevolgen,

Nadere informatie

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: 200904515/1/V1. Datum uitspraak: 13 januari 2010 RAAD VAN STATE AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201Ï10716/1/V2. Datum uitspraak: 30 augustus 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856 Instantie Datum uitspraak 05-12-2012 Datum publicatie 08-02-2013 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 200.109.671-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK MigratieWeb ve12000040 201102012/1/V2. Datum uitspraak: 13 december 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 201107210/1/V1. Datum uitspraak: 21 juni 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 Rapport Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192 2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar klacht van 16 april 2004 over de lange duur van de behandeling

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstatc 200702235/2. Datum uitspraak: 1 2 september 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201103602/1/V3. Datum uitspraak: 11 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 Instantie Datum uitspraak 02-03-2007 Datum publicatie 05-09-2007 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 06/30391, 06/30389 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2005:AS5953

ECLI:NL:HR:2005:AS5953 ECLI:NL:HR:2005:AS5953 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 20-05-2005 Datum publicatie 20-05-2005 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie R04/042HR (OK111) Conclusie:

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK vanstate 201503141/1/V6. Datum uitspraak: 24 februari 2016 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak op het hoger beroep van: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, appellant, tegen de uitspraken

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 03-06-2008 Datum publicatie 12-02-2009 Zaaknummer 104.003.290 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201100976/1/V2. Datum uitspraak: 18 september 201 2 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches.

1.2. Het Gerechtshof heeft nagelaten te onderzoeken hoe de Belgische autoriteiten de beschikking hebben gekregen over de deze microfiches. MIDDEL 1 Schending en/of verkeerde toepassing van het Nederlands recht, waaronder mede begrepen schending van enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-inachtneming

Nadere informatie

Uitspraak 201403254/1/A4

Uitspraak 201403254/1/A4 1 van 7 8-3-2015 21:16 Uitspraak 201403254/1/A4 Datum van uitspraak: woensdag 14 januari 2015 Tegen: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant Proceduresoort: Eerste aanleg - meervoudig Rechtsgebied:

Nadere informatie

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd. 108508 - Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd. UITSPRAAK in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, hierna te

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: * *' Raad vanstate 201207532/1/V3. Datum uitspraak: 6 september 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

Zaaknummer : 2013/129

Zaaknummer : 2013/129 Zaaknummer : 2013/129 Rechter(s) : mr. Olivier Datum uitspraak : 13 november 2013 Partijen : Appellante tegen CBE Hogeschool van Amsterdam Trefwoorden : Bindend negatief studieadvies, finale geschillenbeslechting,

Nadere informatie

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Uitspraak /1/A2 en /1/A2 Uitspraak 201707806/1/A2 en 201802043/1/A2 Datum van uitspraak: woensdag 7 november 2018 Tegen: de Belastingdienst/Toeslagen Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Geld ECLI: ECLI:NL:RVS:2018:3603

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 Rapport Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110 2 Klacht Verzoeker, een Afghaanse asielzoeker, klaagt over de lange duur van de behandeling door de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839

ECLI:NL:RVS:2006:AY3839 ECLI:NL:RVS:2006:AY3839 Instantie Raad van State Datum uitspraak 04-07-2006 Datum publicatie 13-07-2006 Zaaknummer 200602107/1 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Eerste

Nadere informatie

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder.

het college van bestuur van de Universiteit Leiden, gevestigd te Leiden, verweerder. Zaaknummer: 2008/008 Rechter(s): mrs. Loeb, Lubberdink, Mollee Datum uitspraak: 20 juni 2008 Partijen: appellant tegen college van bestuur van de Universiteit Leiden Trefwoorden: Bijzondere omstandigheden,

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL

ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL ECHTSCHEIDINGS PROCESRECHT SPREKER MR. H.A. GERRITSE 9 APRIL 2015 09:00-11:15 WWW.AVDRWEBINARS.NL Inhoudsopgave Mr. H.A. Gerritse Jurisprudentie Hoge Raad 4 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP1402, met betrekking

Nadere informatie