Amsterdam Business School De invloed van industrie-specialisatie en het AFM rapport op de audit-kwaliteit van de Big 4 kantoren

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Amsterdam Business School De invloed van industrie-specialisatie en het AFM rapport op de audit-kwaliteit van de Big 4 kantoren"

Transcriptie

1 Amsterdam Business School De invloed van industrie-specialisatie en het AFM rapport op de audit-kwaliteit van de Big 4 kantoren Name: Romy Deken Student number: Thesis supervisor: ir. drs. A.C.M. de Bakker Date: Word count: MSc Accountancy & Control, specialization Accountancy Faculty of Economics and Business, University of Amsterdam

2 Statement of Originality This document is written by student Romy Deken who declares to take full responsibility for the contents of this document. I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it. The Faculty of Economics and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents. 2

3 Voorwoord Voor u ligt het verslag van mijn afstudeeronderzoek met de titel De invloed van industriespecialisatie en het AFM rapport op de audit-kwaliteit van de Big 4 kantoren. Dit betreft het laatste onderdeel van de masteropleiding Accountancy en Control, met studierichting Accountancy, die ik heb gevolgd aan de Universiteit van Amsterdam. Na eerst de bachelor succesvol in voltijd te hebben afgerond, ben ik in september 2015 gestart met de masteropleiding Accountancy en Control in deeltijd. Dit traject is gedaan in combinatie met werken bij Deloitte Accountants B.V. Hoewel deze combinatie niet altijd ideaal is geweest, ben ik blij dat ik het op deze manier heb gedaan. Tijdens het werk kon ik de theorie meteen toepassen, waardoor het leerproces is versterkt. Een dankwoord wil ik uitspreken aan mijn scriptiebegeleider Toon de Bakker. Waar ik vragen had, kon ik altijd terecht bij hem voor snelle feedback en advies. Dit heeft mij erg geholpen om mijn scriptie tijdig en goed af te ronden. Daarnaast wil ik ook mijn vriend en familie bedanken die mij het gehele proces hebben gesteund en belangstellend zijn geweest. Waarland, 15 januari 2017 Romy Deken 3

4 Abstract The aim of this study is to provide empirical evidence of the positive influence of the AFM reports from 2010 and 2014 on audit quality and industry specialization of the Big 4 accounting firms. The reason for this study originated from AFM reports of 2010 and 2014 that were released in order to improve the quality of the Big 4 accounting firms. Previous research has shown that measuring the degree of discretionary accruals is a good way to determine the level of audit quality. There is also shown by previous research that there is a positive correlation between industry specialization and audit quality. Therefore the following research question is examined: Is audit quality of Big 4 accounting firms improved after publications of AFM reports and industry specialization? To answer the research question, Dutch data is used from the period between 2008 up to and including The companies selected are all under the control of a Big 4 accounting firm and are assigned by the SIC code to an industry. The research question is examined by means of two linear regressions and one logistic regression. The results show that there is no positive influence found of the AFM reports from 2010 and 2014 on the audit quality and industry specialization. Since there is no evidence found for: a positive association between industry specialization of the Big 4 accounting firms and audit quality, a positive association between the reports of the AFM in 2010 and 2014 on industrial specialization of the Big 4 accountancy firms, and the reports of the AFM have a positive association in 2010 and 2014 with the audit quality. These results are not in line with the expectation. This study has its restrictions in the form of limited data and determining the industry specialist. Due to these restrictions, a further study, without these limitations, is recommended. As a result, a more reliable conclusion can be drawn. Key words: Audit quality, industry specialization, AFM, discretionary accruals 4

5 Samenvatting Het doel van dit onderzoek is om empirisch bewijs te leveren voor de positieve invloed van de AFM rapporten uit 2010 en 2014 op de audit kwaliteit en industrie-specialisatie van de Big 4 accountantskantoren. De aanleiding voor dit onderzoek zijn de rapporten van de AFM uit 2010 en 2014 die zijn uitgebracht om de kwaliteit van de Big 4 accountantskantoren te verbeteren. Uit eerder onderzoek is gebleken dat de mate van discretionary accruals een goede manier is om de hoogte van de audit kwaliteit te bepalen. Ook is er uit eerder onderzoek gebleken dat er een positieve relatie is tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit. Derhalve is de volgende onderzoeksvraag onderzocht: Is de audit kwaliteit van Big 4 accountantskantoren na publicaties van AFM rapporten en door industrie-specialisatie verbeterd? Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is er gebruik gemaakt van Nederlandse data van de periode tussen 2008 t/m De bedrijven die zijn geselecteerd vallen allemaal onder de controle van een Big 4 accountantskantoor en zijn via de SIC code ingedeeld naar een industrie. De onderzoeksvraag wordt onderzocht door middel van twee lineaire regressies en één logistische regressie. Uit de resultaten blijkt dat er geen positieve invloed van de AFM rapporten uit 2010 en 2014 op de audit kwaliteit en industrie-specialisatie is. Er is namelijk geen bewijs gevonden voor: een positieve associatie tussen industrie-specialisatie van de Big 4 accountantskantoren en de audit kwaliteit, voor een positieve associatie tussen de rapporten van de AFM uit 2010 en 2014 op industrie-specialisatie van de Big 4 accountantskantoren en dat de rapporten van de AFM uit 2010 en 2014 een positieve associatie hebben met de audit kwaliteit. Deze resultaten zijn niet in lijn met de verwachting die is opgesteld. Dit onderzoek heeft te maken met een aantal beperkingen van geringe data en het bepalen van industrie-specialist. Door deze beperkingen wordt er een toekomstig onderzoek aanbevolen, zonder deze beperkingen. Hierdoor kan er een meer betrouwbare conclusie worden bereikt. Trefwoorden: Audit kwaliteit, industrie-specialisatie, AFM, discretionary accruals 5

6 Inhoudsopgave 1 Introductie Theoretisch kader AFM rapporten Audit kwaliteit Definities Earnings management en audit kwaliteit Het meten van earnings management Industrie-specialisatie en audit kwaliteit Het meten van industrie-specialisatie Hypothese ontwikkeling Hypothese Hypothese Hypothese Methodologie Conceptueel model Regressiemodel voor hypothese Logistisch regressiemodel voor hypothese Regressiemodel voor hypothese Resumé van de benodigde variabelen Data Database en dataselectie Indeling industrieën Schatting van jaar-specifieke coëfficiënten Beschrijvende statistiek

7 4.2.1 Statistische kerngrootheden Correlatie Multicollineariteit Resultaten Hypothese Resultaten hypothese Hypothese Resultaten hypothese Hypothese Resultaten hypothese Resumé van de resultaten Conclusie Conclusie van het onderzoek Beperkingen Aanbevelingen Literatuur Bijlage Tabel industrie-specialisten Q-Q plots

8 1 Introductie In het rapport van Autoriteit Financiële Markten (AFM) dat is verschenen op 25 september 2014 worden op basis van de uitkomsten, aanbevelingen gegeven om de kwaliteit te verbeteren voor de vier grootste accountantsorganisaties (Big 4): EY, KPMG, PwC en Deloitte (AFM, 2014). Zij hebben hierin maatregelen aangekondigd die geïmplementeerd moeten worden door de Big 4. Eén maatregel hiervan is dat er een kwaliteitsgerichte cultuur gecreëerd moet worden (AFM, 2014). De AFM ziet erop toe dat de Big 4 kantoren hun kwaliteit gaan verbeteren, aangezien er in het rapport 18 van de 40 wettelijke controles onvoldoende zijn bevonden (AFM, 2014). Dit rapport is een vervolg op het rapport van de AFM in Uit dat onderzoek naar de Big 4 accountantskantoren is gebleken dat er bij 52% van de accountantscontroles die zij hebben onderzocht bevindingen zijn geconstateerd. Concluderend: uit het rapport van 2010 is naar voren gekomen dat de kwaliteit verbeterd moet worden, omdat de accountantsverklaring onvoldoende zijn onderbouwd en daardoor in twijfel worden getrokken of deze juist zijn (AFM, 2010). In onderzoeken van o.a. Balsam, Krishnan & Yang (2013) en Jaggi, Mitra & Hossain (2014) wordt geconcludeerd dat er bij industrie-specialisatie van de Big 4 accountants een hogere audit kwaliteit bereikt wordt. Dit leidt ertoe dat er een positieve relatie is tussen specialisatie van de accountant en de audit kwaliteit van de controle. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of de audit kwaliteit van de Big 4 accountantskantoren omhoog is gegaan na de rapporten die zijn uitgebracht door de AFM in 2010 en Dit wordt gedaan door industrie-specialisatie over de jaren 2008 t/m 2015 te meten met behulp van het marktaandeel (door middel van sale). De onderzoeksvraag is als volgt: Is de audit kwaliteit van Big 4 accountantskantoren na publicaties van AFM rapporten en door industriespecialisatie verbeterd? Hierbij worden de jaren voor, tijdens en na de rapporten van de AFM vergeleken (2008 t/m 2015). Het betreft een database onderzoek met data die alleen afkomstig is uit Nederland. De Nederlandse bedrijven die in dit onderzoek voorkomen, worden allemaal gecontroleerd door een Big 4 accountantskantoor. Er is al veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit, door hierbij de publicatie van de AFM te voegen wordt er onderzocht of er meer industrie-specialisatie plaatsvindt na het aankondigen van de AFM dat de kwaliteit omhoog moet. Door dit te onderzoeken wordt er ingegaan op de invloed die het AFM heeft op de Big 4 accountantskantoren 8

9 en of zij een regulerend effect hebben. Hierbij draagt dit onderzoek bij aan de bestaande literatuur, omdat er nog geen eerder onderzoek naar industrie-specialisatie en audit kwaliteit in combinatie met het AFM rapport is geweest. Daarnaast wordt de relatie tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit opnieuw getoetst door middel van earnings management, zodat dit een extra toevoeging is aan de bestaande onderzoeken. Het onderzoek is al volgt opgebouwd: In hoofdstuk 2 volgt het theoretisch kader waarin de AFM rapporten, audit kwaliteit, earnings management, industrie-specialisatie en de hypotheses worden toegelicht. Hoofdstuk 3 bevat de methodologie, waarin wordt omschreven op welke manier dit onderzoek uitgevoerd wordt en de onderzoeksvraag kan worden beantwoord. In hoofdstuk 4 wordt de data toegelicht die gebruikt wordt. In hoofdstuk 5 worden de resultaten uiteengezet, gevolgd door hoofdstuk 6 waarin de conclusie, beperkingen en de aanbevelingen worden besproken. 9

10 2 Theoretisch kader Dit hoofdstuk betreft het theoretisch kader. Hierin worden de begrippen en theorie die voor dit onderzoek gebruikt worden verder gespecificeerd per paragraaf. Achtereenvolgens komen aan de orde de AFM rapporten, audit kwaliteit, earnings management en audit kwaliteit, industriespecialisatie en hypotheses. 2.1 AFM rapporten De Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) is in 2006 in werking getreden. De Wta die wordt uitgevoerd door de AFM heeft als doel de kwaliteit van de accountantscontroles te waarborgen en het herstel van het vertrouwen in de accountants en de controleverklaringen die zij afgeven (AFM, 2014). De AFM bevordert de eerlijke en efficiënte werking van kapitaalmarkten, waarop beleggers kunnen vertrouwen. De AFM moet ervoor zorgen dat de markt erop vertrouwt dat de accountant de jaarrekening goed heeft gecontroleerd (AFM, 2010). Hiermee streeft de AFM ernaar om een regulerende rol ten opzichte van de accountantskantoren te spelen. Sinds dat de Wta van toepassing is heeft de AFM in 2010 een onderzoek gedaan naar de kwaliteit van accountantscontroles en de kwaliteitsbewaking binnen de grootste vier accountantskantoren in Nederland. De AFM heeft hierbij geconcludeerd dat o.a. de Big 4 accountantskantoren de normen voor het uitvoeren van controles niet of in onvoldoende mate toe en de kwaliteitsbewaking schiet tekort op onderdelen waardoor er onvoldoende wordt gewaarborgd dat de accountantsverklaringen juist zijn en voldoende zijn onderbouwd (AFM, 2010). In 2014 is er opnieuw onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de wettelijke controles van de Big 4 accountantsorganisaties. Hieruit is gebleken dat zij met de genomen maatregelen niet het gewenste resultaat bereikt hebben. 45 procent (2010: 52 procent) van de beoordeelde wettelijke controles is onvoldoende en er is geen geschikte controle-informatie verkregen (AFM, 2014). De kwaliteit is slechts lichtelijk toegenomen t.o.v en wordt door de AFM als onvoldoende aangemerkt (AFM, 2014). Eén van de maatregelen is het creëren van een kwaliteitsgerichte cultuur (AFM, 2014). Hiermee wordt bedoeld dat de kwaliteit van de accountantskantoren omhoog moet. In de volgende paragrafen wordt uiteengezet wat audit kwaliteit is en hoe dit verbeterd en gemeten kan worden. Aan de hand hiervan zal worden onderzocht of de Big 4 accountantsorganisaties wat met de kritiek van de rapporten van de AFM uit 2010 en 2014 gedaan hebben en de AFM daadwerkelijk een regulerende rol heeft. 10

11 2.2 Audit kwaliteit In deze paragraaf worden de definities van audit kwaliteit en de verbanden die zowel earnings management en industrie-specialisatie hebben met audit kwaliteit toegelicht. Hierbij worden ook manieren toegelicht hoe earnings management en industrie-specialisatie gemeten kunnen worden Definities Volgens DeAngelo (1981) is de kwaliteit van de audit de waarschijnlijkheid dat een accountant in staat is om materiële fouten in de financiële verslaggeving te ontdekken en ook daadwerkelijk te rapporteren. De kans dat de accountant een fout vindt, hangt af van de competenties van de accountant. Tevens concludeerde zij dat er een relatie bestaat tussen het aantal cliënten en de kwaliteit van de audit. Dit is een positieve relatie, de kwaliteit is hoger bij een relatief groot accountantskantoor (DeAngelo, 1981). PwC (2015) stelt dat er niet één definitie is van audit kwaliteit en somt o.a. de volgende definities op: het naleven van boekhoudkundige en accountantsstandaarden, het toepassen van diepe en brede kennis van de financiële omgeving van de cliënten en het gebruik van expertise om problemen op te lossen en deze vroegtijdig te ontdekken. Met deze indicatoren van audit kwaliteit verwachten zij dat de audit kwaliteit omhoog zal gaan Earnings management en audit kwaliteit Earnings management is het opzettelijk beïnvloeden van het proces van financiële verslaggeving om persoonlijk voordeel te verkrijgen. Healy en Wahlen (1999) beschrijven earnings management als volgt: Earnings management occurs when managers use judgement in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers. (p. 368) Volgens Becker, Defond, Jiambalvo & Subramanyam (1998) is er een relatie tussen earnings management en de kwaliteit van de audit. Zij veronderstellen dat Big 6 accountants een hogere kwaliteit leveren dan niet-big 6 accountants. Dit doen ze door aan te tonen dat klanten van niet- Big 6 accountants, een hoger aantal discretionary accruals toepassen die het inkomen relatief meer laten stijgen dan de hoeveelheid discretionary accruals die gerapporteerd worden door cliënten van Big 6 accountants (Becker et al. 1998). Discretionary accruals zijn niet-verplichte uitgaven/assets die zijn opgenomen in de financiële verslaggeving en die nog moeten worden gerealiseerd. Krishnan (2003) onderzoekt niet de relatieve stijging van de discretionary accruals, maar de 11

12 absolute stijging. Hier stelt hij ook in zijn onderzoek dat er een verband is tussen de hoeveelheid absolute discretionary accruals en de audit kwaliteit. Tevens tonen Van Tendeloo & Van Straelen (2008) aan dat private ondernemingen in Europa minder gebruik maken van earnings management wanneer zij een Big 4 accountant hebben, vergeleken met een niet-big 4 accountant. In het onderzoek van Van Tendeloo & Van Straelen (2008) wordt een Big 4 accountant als een hoge kwaliteit accountant gezien. Uit bovenstaande wordt geconcludeerd dat er een negatieve relatie is tussen earnings management en audit kwaliteit. Hoe minder earnings management wordt toegepast, des te hoger wordt de kwaliteit van de audit. In dit onderzoek zal de audit kwaliteit worden gemeten als de mate waarin in absolute zin discretionary accruals worden toegepast. Dit is al eerder gedaan door Balsam, Krishnan & Yang (2003) en Jaggi, Mitra & Hossain (2014). Dit onderzoek kan de relatie nog sterker te maken en de bestaande onderzoeken verifiëren Het meten van earnings management Er zijn verschillende modellen beschikbaar voor het meten van earnings management. Het model dat in dit onderzoek gebruik wordt is het Modified Jones Model van Dechow, Sloan & Sweeney (1995). Dit is een aangepaste versie van het Jones Model van Jones (1991) en wordt door Dechow et al. (1995) als de meest krachtige manier om earnings management te meten gezien. Het Modified Jones Model biedt de meest krachtige manier om earnings management te meten (Bartov, Gul, & Tsui, 2000). Het model is beter gespecificeerd als de andere modellen voor earnings mangement, omdat het variabelen bevat die controleren op verandering van accruals die een verband hebben met de veranderingen in de economische situatie van een bedrijf (Becker et al. 1998). Om te meten of er earnings management wordt toegepast worden de totale accruals (TA) gemeten overeenkomstig de studie van Jones (1991): TTAA tt = CCAA tt CCLL tt CCCCCCh 1 + SSSSDD tt DDDDpp tt AA tt 1 12

13 Waarin: TA = Total accruals CA = Verandering in vlottende activa CL = Verandering in kortlopende schulden Cash = Verandering in liquide middelen STD = Verandering in de schulden opgenomen in kortlopende schulden Dep = Waardevermindering en afschrijvingen A = Totale activa t = jaar t Om de jaar-specifieke coëfficiënten α 1, α 2, α 3 te schatten wordt er gebruikt gemaakt van de volgende regressie vergelijking: Waarin: TTTT tt = αα 1 1 AA tt 1 + αα 2 ( RRRRVV tt ) + αα 3 (PPPPEE tt ) + εε REV = Omzet in het jaar t minus de omzet in jaar t-1 PPE = Materiële vaste activa A t-1 = Totale activa in jaar t-1 α 1, α 2, α 3 = Jaar-specifieke coëfficiënten Hieronder wordt de formule om non-discretionary accruals te meten toegelicht. Deze nondiscretionary accruals worden gezien als de niet-gemanipuleerde earnings. Door deze formule toe te passen kan de hoeveelheid discretrionary accruals, de gemanipuleerde earnings, bepaald worden als het verschil tussen TA en NDA. Waarin: NDA REC NNNNNN tt = αα 1 1 AA tt 1 + αα 2 ( RRRRVV tt RRRRCC tt ) + αα 3 (PPPPEE tt ) = Niet discretionaire accruals = Verandering netto ontvangsten van handelsvorderingen αα 1, αα 2, αα 3 = Schatting van de jaar-specifieke coëfficiënten 13

14 Vervolgens wordt het aantal discretionary accruals (DA) bepaald door onderstaande vergelijking: Waarin: DA = Discretionary accruals DDDD tt = TTAA tt NNNNAA tt Industrie-specialisatie en audit kwaliteit Als een accountantskantoor meer klanten heeft in een bepaalde industrie, dan beschikken zij daardoor ook over meer middelen om hun accountants te voorzien van de juiste diepgaande kennis van deze industrie, wat leidt tot meer industrie expertise (Francis, 2004). Volgens Balsam et al. (2003) hebben managers prikkels om earnings management toe te passen. Zij verklaren dan ook dat de kwaliteit van de accountant één van de factoren is die het toepassen van earnings management door managers beperkt. Tevens veronderstellen zij dat de accountant die over specifieke kennis in een bepaalde industrie beschikt, een grotere mogelijkheid heeft om earnings management en andere fouten op te sporen (Balsam et al. 2003). Payne (2008) stelt dat de gespecialiseerde accountant aanzienlijk meer in middelen investeert voor de ontwikkeling van de industrie-specifieke kennis en expertise. Daarnaast bieden zij hogere kwaliteit voor audit diensten dat resulteert tot hogere kwaliteit van de informatie van hun cliënten, wat kan leiden tot een beter oordeel. Dit leidt ertoe dat er een positieve relatie kan worden verondersteld tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit Het meten van industrie-specialisatie De Big 6 kantoren met de hoogste marktaandelen hebben hun marktaandeel in de laatste 20 jaar uitgebreid (Hogan & Jeter, 1999). Dunn & Mayhew (2004) suggereren dat accountantskantoren inspelen op de behoefte van de klant door specifieke kennis van de industrie te verkrijgen. Voor de definitie van specialisatie wordt verondersteld dat accountantskantoren met een groot marktaandeel in een specifieke sector en daarom hoge industrie-specifieke audit fees, sterke prikkels hebben om hoge kwaliteit te leveren (Dunn & Mayhew, 2004). Dit is consistent met het onderzoek van DeAngelo (1981) waarin beargumenteerd wordt dat de grootte van het accountantskantoor correleert met audit kwaliteit. Dit laat zien dat marktaandeel een redelijke manier is om industrie-specialisatie van een accountantskantoor te meten. 14

15 Om te weten of er door de accountantskantoren industrie specialisatie wordt toegepast, wordt dit gemeten in dit onderzoek door middel van het marktaandeel dat het accountantskantoor bezit. Om het marktaandeel te meten wordt net zoals in het onderzoek van Palmrose (1986) het marktaandeel van een accountant in een bepaalde industrie berekend door middel van de totale sales die gecontroleerd worden door een accountantskantoor binnen een industrie. Een industrie wordt in dat onderzoek gedefinieerd als alle bedrijven binnen elke Standard Industry Classification (SIC) code in de WRDS database. Aangezien de data afkomstig is uit Nederland voor dit onderzoek, zorgt dit voor een beperking van de data die beschikbaar is. Hierdoor wordt er in dit onderzoek op basis van de SIC codes een verdeling gemaakt in 4 sectoren: bouw, diensten, handel en productie. De verdeling wordt verder toegelicht in Voor dit onderzoek wordt een accountantskantoor als specialist aangemerkt als deze meer dan 30% marktaandeel heeft in de sector. Dit ligt in lijn wat in het onderzoek van Dunn & Mayhew (2004) wordt gebruikt, dat is namelijk 20% voor Big 6 kantoren. Volgens Neal & Riley (2004) zijn er aan de methode om het marktaandeel te meten echter twee tekortkomingen. De eerste is dat het mogelijk is dat industrie-specialisatie niet herkend wordt bij de sectoren die te klein zijn om een significant effect te hebben op de omzet van de grote accountantskantoren. Ten tweede worden niet-big 4 accountantskantoren zelden als industriespecialist aangemerkt. Dit komt omdat kleinere accountantskantoren vaak minder marktaandeel hebben en hierdoor niet worden aangemerkt als industrie-specialist. Voor dit onderzoek worden de tekortkoming die zijn aangemerkt door Neal & Riley (2004) niet als een beperking gezien. Er wordt namelijk gekeken naar de sales ten opzichte van de totale sales in de sector waar onderzoek in wordt gedaan en dus niet naar de omzet in die sector ten opzichte van de totale omzet van het accountantskantoor. Hierdoor hebben kleinere sectoren ook de kans om in de sample te komen en zich te kwalificeren als industrie-specialist. In dit onderzoek wordt er alleen onderzoek gedaan naar Big 4 accountantskantoren. Dit sluit het tweede punt van Neal & Riley (2004) uit dat er zelden niet-big 4 accountantskantoren worden aangemerkt als industriespecialist. 15

16 2.3 Hypothese ontwikkeling In deze paragraaf worden de drie hypotheses geformuleerd die worden onderzocht. De toetsing van deze hypotheses zal plaatsvinden in hoofdstuk 5 Resultaten door middel van de methode beschreven in hoofdstuk 3 en de data uit hoofdstuk Hypothese 1 Vanuit het theoretisch kader worden de verbanden tussen industrie-specialisatie en earnings management met audit kwaliteit toegelicht. Uit onderzoeken van o.a. Payne (2008) en Balsam et al. (2003) is gebleken dat er een positieve relatie is tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit. Voor het meten van de hoogte van audit kwaliteit is er bewezen door onder andere Becker et al. (1998) dat er een negatieve relatie is tussen earnings management en audit kwaliteit. Dit wil zeggen dat hoe hoger de earnings management die wordt toegepast door bedrijf x, des te lager de audit kwaliteit is van het accountantskantoor van bedrijf x. Door deze onderzoeken wordt er verwacht dat er een positieve associatie is tussen de audit kwaliteit en industrie-specialisatie van de accountant. Deze hypothese wordt in dit onderzoek getoetst aan de hand van de volgende hypothese: H1: Er is een positieve associatie tussen de audit kwaliteit en industrie-specialisatie van de accountant Hypothese 2 De AFM onderzoeken die zijn gerapporteerd komen uit 2010 en Om de gevolgen en de regulerende rol van deze rapporten te onderzoeken, wordt er gemeten of de audit kwaliteit is toegenomen tussen 2008 en Er vanuit gaande dat hypothese 1 juist is, wordt er met industriespecialisatie een hogere audit kwaliteit verwacht. Er wordt dan ook verwacht dat door de kritiek die de accountantskantoren hebben gekregen door de AFM rapporten, dat de audit kwaliteit gestegen is. Een manier om dit te meten is door middel van industrie-specialisatie. Volgens onderstaande hypothese wordt er verwacht dat er meer industrie-specialisatie heeft plaatsgevonden als gevolg van de AFM rapporten. H2: Industrie-specialisatie bij de Big 4 accountantskantoren is toegenomen na de rapporten van de AFM Hypothese 3 Door hypothese 1 en 2 te combineren wordt hypothese 3 geformuleerd. Om te onderzoeken of de audit kwaliteit is toegenomen van Big 4 accountantskantoren na de rapporten van de AFM in 2010 en 2014, moet er eerst getest worden of er meer industrie-specialisatie heeft plaatsgevonden 16

17 en of industrie-specialisatie een positief verband heeft met audit kwaliteit. Als gevolg van de resultaten van de eerste twee hypotheses kan er een antwoord gegeven worden op onderstaande hypothese: H3: De kwaliteit van Big 4 accountantskantoren is toegenomen na de rapporten van de AFM Door middel van dit onderzoek worden deze hypotheses al dan niet verworpen. Hierdoor kan er een antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag: Is de kwaliteit van Big 4 accountantskantoren na publicaties van AFM rapporten en door industrie-specialisatie verbeterd? 17

18 3 Methodologie 3.1 Conceptueel model Om te meten of er door de AFM rapporten van 2010 en 2014 meer specialisatie van de Big 4 accountantskantoren heeft plaatsgevonden moet de industrie-specialisatie gemeten worden in de jaren Door deze jaren te gebruiken kan er een vergelijking worden gemaakt met de mate van industrie-specialisatie voor en na het uitbrengen van de AFM rapporten van 2010 en Tevens wordt ook de mate van earnings management onderzocht in de jaren Hierdoor wordt de relatie tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit opnieuw getoetst door middel van earnings management, zodat dit een extra toevoeging is aan de bestaande onderzoeken en het verband tussen twee variabelen daardoor betrouwbaarder wordt. Onderstaand het conceptueel model: Onafhankelijke variabele Specialisatie Big 4 AFM Afhankelijke variabele Earnings management Marktaandeel (d.m.v. Audit fees) Figuur 1: Framework methodologie. Audit kwaliteit 3.2 Regressiemodel voor hypothese 1 Hypothese 1 luidt als volgt: Er is een positieve associatie tussen de audit kwaliteit en industrie-specialisatie van de accountant. Hierbij wordt het effect van industrie-specialisatie gemeten op audit kwaliteit. Dit wil zeggen dat er een negatief verband wordt verwacht tussen industrie-specialisatie en de mate van absolute discretionary accruals. De methode om audit kwaliteit te meten in dit onderzoek is door middel van de mate van discretionary accruals. De absolute waarde van de totale accruals zijn ook meegenomen in het regressiemodel. Dit is te verklaren doordat bedrijven met een hogere absolute waarde van totale accruals, meer kans hebben op grotere absolute discretionary accruals (Krishnan 18

19 2003). Om deze hypothese te toetsen wordt er het volgende regressiemodel gebruikt dat is gebaseerd op het onderzoek van Balsam et al. (2003): DDAA iiii = ββ 0 + ββ 1 ddddddddcc iiii + ββ 2 LLLLAA iiii + ββ 3 CCCCOO iiii + ββ 4 LLLLVV iiii + ββ 5 TTTT iiii + εε iiii Waarin: DDAA iiii = Absolute waarde van discretionary accruals voor onderneming i in jaar t. Wordt berekend a.d.h.v. het Modified Jones Model, zie ddddddddcc iiii = Als Big 4 accountantskantoor een industrie-specialist is, krijgt deze dummy de waarde 1. Bij niet-specialist wordt de waarde 0. Paragraaf gaat in op hoe een industrie-specialist gemeten kan worden. LLLLAA iiii = Natuurlijke logaritme van totale assets voor onderneming i in jaar t CCCCOO iiii = Cash flow van operationele activiteiten geschaald door activa voor onderneming i in jaar t LLLLVV iiii = Ratio van totale schulden t.o.v. totale activa voor onderneming i in jaar t TTTT iiii = Absolute waarde van Totale accruals voor onderneming i in jaar t. Wordt berekend zoals in het Modified Jones Model, zie Verwachte richting van het effect van verklarende variabelen op de te verklaren variabele DDAA iiii : TABEL 1 - Verwacht effect verklarende variabele op de te verklaren variabele Variabele Richting Toelichting ddddddddcc iiii - Consistent met het onderzoek van Balsam et al. (2003) wordt er een negatieve relatie verwacht. Dit komt doordat er van gespecialiseerde accountants een hogere kwaliteit wordt verwacht en daardoor minder discretionary accruals. LLLLAA iiii - In het onderzoek van Balsam et al. (2003) is gebleken dat er een negatieve relatie is tussen LTA en DDAA iiii. Cliënten van specialisten zijn groter. Van gespecialiseerde accountants wordt een hogere kwaliteit verwacht en daardoor minder discretionary accruals. 19

20 CCCCOO iiii - In het onderzoek van Balsam et al. (2003) is gebleken dat er een negatieve relatie is tussen CFO en DDAA iiii. Cliënten van specialisten hebben hogere cash flow van operationele activiteiten. Van gespecialiseerde accountants wordt een hogere kwaliteit verwacht en daardoor minder discretionary accruals. LLLLVV iiii - In het onderzoek van Balsam et al. (2003) is gebleken dat er een negatieve relatie is tussen LEV en DDAA iiii. Cliënten van specialisten hebben hogere schulden. Van gespecialiseerde accountants wordt een hogere kwaliteit verwacht en daardoor minder discretionary accruals. TTTT iiii + In het onderzoek van Balsam et al. (2003) is gebleken dat er een positieve relatie is tussen TTTT iiii en DDAA iiii (t-test is significant, maar Wilcoxon Z is niet-significant). Cliënten van specialisten hebben lagere totale accruals. Van gespecialiseerde accountants wordt een hogere kwaliteit verwacht, daardoor minder discretionary accruals en dus ook lagere Total Accruals. 3.3 Logistisch regressiemodel voor hypothese 2 Hypothese 2 luidt als volgt: Industrie-specialisatie bij de Big 4 accountantskantoren is toegenomen na de rapporten van de AFM. Voor deze hypothese te onderzoeken wordt er gemeten of de AFM rapporten een positief effect hebben op industrie-specialisatie. Er wordt gebruik gemaakt van een logistische regressie, omdat de afhankelijke variabele een dummy-variabele is. ddddddddcc iiii = ββ 0 + ββ 1 LLLLAA iiii + ββ 2 CCCCOO iiii + ββ 3 LLLLVV iiii + ββ 4 dddddddd2010 iiii + ββ 5 ddddddmm2014 iiii + εε iiii Waarin: dddddddd2010 iiii = Deze dummy staat voor het rapport van de AFM in Voor jaren vanaf 2010 wordt er waarde 1 gegeven. Als de waarneming ervoor is wordt er een nul gegeven. Hiermee wordt de invloed van het rapport van de AFM gemeten op de audit kwaliteit in de jaren Er wordt gemeten vanaf 2010, omdat de accountantskantoren de controle op dit jaar uitvoerden nadat het rapport bekend was. 20

21 dddddddd2014 iiii = Deze dummy staat voor het rapport van de AFM in Voor de jaren 2014 en 2015 wordt er waarde 1 gegeven. Als de waarneming ervoor is wordt er een nul gegeven. Hiermee wordt de invloed van het rapport van de AFM gemeten op de audit kwaliteit in de jaren 2014 en Er wordt gemeten vanaf 2014, omdat de accountantskantoren de controle op dit jaar uitvoerden nadat het rapport bekend was. Verwachte richting van het effect van verklarende variabelen op de te verklaren variabele ddddddddcc iiii : TABEL 2 - Verwacht effect verklarende variabele op de te verklaren variabele Variabele Richting Toelichting LLLLAA iiii + In het onderzoek van Balsam et al. (2003) is gebleken dat er een positieve relatie is tussen LTA en ddddddddcc iiii. Cliënten van specialisten zijn groter, dus hoe groter de LTA, des te meer industrie-specialisatie er is. CCCCOO iiii + In het onderzoek van Balsam et al. (2003) is gebleken dat er een positieve relatie is tussen CFO en ddddddddcc iiii. Cliënten van specialisten hebben hogere cash flow van operationele activiteiten. Dus hoe hoger de cash flow van operationele activiteiten, des te meer industriespecialisatie er is. LLLLVV iiii + In het onderzoek van Balsam et al. (2003) is gebleken dat er een positieve relatie is tussen LEV en ddddddddcc iiii. Cliënten van specialisten hebben hogere schulden. Dus hoe hoger schulden, des te meer industrie-specialisatie er is. dddddddd2010 iiii + Er wordt een positieve relatie verwacht tussen dddddddd2010 iiii en ddddddddcc iiii. Er wordt verwacht dat de accountantskantoren zich zijn gaan specialiseren na de publicatie van het AFM rapport 2010, om zo meer kwaliteit te leveren. 21

22 dddddddd2014 iiii + Er wordt een positieve relatie verwacht tussen dddddddd2014 iiii en ddddddddcc iiii. Er wordt verwacht dat de accountantskantoren zich zijn gaan specialiseren na de publicatie van het AFM rapport 2014, om zo meer kwaliteit te leveren. 3.4 Regressiemodel voor hypothese 3 Hypothese 3 luidt als volgt: De kwaliteit van Big 4 accountantskantoren is toegenomen na de rapporten van de AFM. Om deze hypothese te onderzoeken wordt er gemeten of de rapporten van de AFM invloed gehad hebben op de audit kwaliteit. Voor deze vergelijking worden er aan het regressiemodel voor hypothese 1, twee dummy s AFM toegevoegd en twee cross-variabelen dummy s. De twee cross-variabelen dummy s geven de relatie weer tussen het rapport van de AFM en industrie-specialisatie. DDAA iiii = ββ 0 + ββ 1 ddddddddcc iiii + ββ 2 LLLLAA iiii + ββ 3 CCCCOO iiii + ββ 4 LLLLVV iiii + ββ 5 TTTT iiii + ββ 6 dddddddd2010 iiii + ββ 6 dddddddd2014 iiii + ββ 7 ddddddddcc iiii dddddddd2010 iiii + ββ 8 ddddddddcc iiii dddddddd2014 iiii + εε iiii Waarin: ddddddddcc iiii dddddddd2010 iiii = Deze cross-variabele dummy staat voor de relatie tussen het rapport van de AFM in 2010 en industrie-specialisatie van de accountant. De waardes van ddddddddcc iiii en dddddddd2010 iiii worden met elkaar vermenigvuldigd. Hieruit volgt een waarde 1 of 0. Hiermee wordt de invloed van het rapport van de AFM uit 2010, in combinatie met industrie-specialisatie, gemeten op de audit kwaliteit in de jaren Er wordt gemeten vanaf 2010, omdat de accountantskantoren de controle op dit jaar uitvoerden nadat het rapport bekend was. ddddddddcc iiii dddddddd2014 iiii = Deze cross-variabele dummy staat voor de relatie tussen het rapport van de AFM in 2014 en industrie-specialisatie van de accountant. De waardes van ddddddddcc iiii en dddddddd2014 iiii worden met elkaar vermenigvuldigd. Hieruit volgt een waarde 1 of 0. Hiermee wordt de invloed van het rapport van de AFM uit 2014, in combinatie met industrie-specialisatie, gemeten op de audit 22

23 kwaliteit in de jaren 2014 en Er wordt gemeten vanaf 2014, omdat de accountantskantoren de controle op dit jaar uitvoerden nadat het rapport bekend was. Verwachte richting van het effect van verklarende variabelen op de te verklaren variabele DDAA iiii : TABEL 3 - Verwacht effect verklarende variabele op de te verklaren variabele Variabele Richting Toelichting ddddddddcc iiii - Zie tabel 1. LLLLAA iiii - Zie tabel 1. CCCCOO iiii - Zie tabel 1. LLLLVV iiii - Zie tabel 1. TTTT iiii + Zie tabel 1. dddddddd2010 iiii - Er wordt een negatieve relatie verwacht tussen dddddddd2010 iiii en DDAA iiii. Er wordt verwacht dat de accountantskantoren zich zijn gaan specialiseren na de publicatie van het AFM rapport 2010, om zo meer kwaliteit te leveren. Van gespecialiseerde accountants wordt een hogere kwaliteit verwacht en daardoor minder discretionary accruals. dddddddd2014 iiii - Er wordt een negatieve relatie verwacht tussen dddddddd2014 iiii en DDAA iiii. Er wordt verwacht dat de accountantskantoren zich zijn gaan specialiseren na de publicatie van het AFM rapport 2014, om zo meer kwaliteit te leveren. Van gespecialiseerde accountants wordt een hogere kwaliteit verwacht en daardoor minder discretionary accruals. ddddddddcc iiii dddddddd2010 iiii - Er wordt een negatieve relatie verwacht tussen ddddddddcc iiii dddddddd2010 iiii en DDAA iiii. Er wordt verwacht dat er meer specialisatie heeft plaatsgevonden na het rapport van de AFM in Van gespecialiseerde 23

24 accountants wordt een hogere kwaliteit verwacht en daardoor minder discretionary accruals. ddddddddcc iiii dddddddd2014 iiii - Er wordt een negatieve relatie verwacht tussen ddddddddcc iiii dddddddd2014 iiii en DDAA iiii. Er wordt verwacht dat er meer specialisatie heeft plaatsgevonden na het rapport van de AFM in Van gespecialiseerde accountants wordt een hogere kwaliteit verwacht en daardoor minder discretionary accruals. 3.5 Resumé van de benodigde variabelen Alle benodigde variabelen voor de verschillende hypotheses te onderzoeken worden in onderstaande tabel getoond. Dit zijn zowel onafhankelijke als afhankelijke variabelen: DDAA iiii = Absolute waarde van discretionary accruals voor onderneming i in jaar t. ddddddddcc iiii = Als Big 4 accountantskantoor een industrie-specialist is, krijgt deze dummy de waarde 1, anders 0. LLLLAA iiii = Natuurlijke logaritme van totale assets voor onderneming i in jaar t. CCCCOO iiii = Cash flow van operationele activiteiten geschaald door activa voor onderneming i in jaar t. LLLLVV iiii = Ratio van totale schulden t.o.v. totale assets voor onderneming i in jaar t. TTTT iiii = Absolute waarde van Totale accruals voor onderneming i in jaar t.. dddddddd2010 iiii = Deze dummy staat voor het rapport van de AFM in Vanaf 2010 is de waarde 1, daarvoor 0. dddddddd2014 iiii = Deze dummy staat voor het rapport van de AFM in Vanaf 2014 is de waarde 1, daarvoor 0. 24

25 ddddddddcc iiii dddddddd2010 iiii = Deze cross-variabele dummy staat voor de relatie tussen ddddddddcc iiii en dddddddd2010 iiii. De waardes van deze twee dummy s worden met elkaar vermenigvuldigd en hieruit volgt een waarde 1 of 0. ddddddddcc iiii dddddddd2014 iiii = Deze cross-variabele dummy staat voor de relatie tussen ddddddddcc iiii en dddddddd2014 iiii. De waardes van deze twee dummy s worden met elkaar vermenigvuldigd en hieruit volgt een waarde 1 of 0. 25

26 4 Data Voor het toetsen van de hypotheses zal er gebruik worden gemaakt van een publieke database met de benodigde informatie van de bedrijven. De database die hiervoor gebruik wordt is Wharton Research Data Services (WRDS). Het gebruik van deze database en dataselectie worden verder toegelicht in de volgende paragraaf. Hierna volgt de beschrijvende statistiek die ook bestaat uit correlatie tussen de afhankelijke variabelen en onafhankelijke variabelen onderling, alsmede de eventuele multicollineariteit van de afhankelijke variabelen. 4.1 Database en dataselectie De data die vereist is voor dit onderzoek bestaat uit Nederlandse bedrijven die gecontroleerd worden door één van de Big 4 accountantskantoren voor de jaren Hiervoor wordt voor de data die betrekking heeft op de Nederlandse bedrijven, gebruik gemaakt van de WRDS database. In deze database wordt gezocht op global - fundamentals annual. Hier zijn de jaren ingevoerd, omdat er ook data uit 2008 vergeleken moet worden met het voorgaande jaar voor het Modified Jones model. Tevens is geselecteerd op country code NLD (Nederland). Hieruit volgen de benodigde gegevens voor dit onderzoek. Welk accountantskantoor de jaarrekening opstelt per bedrijf per jaar is niet op te maken uit de database. Hiervoor zijn handmatig de bijbehorende accountants per bedrijf per jaar opgezocht op company.info. Dit is een website waar onder andere de accountant te vinden is van het bedrijf door de jaren heen. Deze zijn handmatig toegevoegd aan de database. Na het verkrijgen van de database zijn er verschillende bedrijfs-jaar regels verwijderd uit de database met een totaal aantal waarnemingen van In tabel 4 wordt inzichtelijk gemaakt welke stappen zijn gevolgd en waarom, om tot een dataset van 432 waarnemingen te komen. TABEL 4 Geselecteerde data Totale data Verkregen via database WRDS volgens vermelde stappen zoals hierboven beschreven. Financials 380 Data is gefilterd op FS en uit de dataset verwijderd. De data over financials is niet goed vergelijkbaar met de rest van de data en zorgt voor outliers door het verschil in assets en schulden. Ontbreken van jaren 425 Voor de verschillende bedrijven was niet altijd een volledige reeks van aanwezig (9 regels). Deze 26

27 reeksen zijn verwijderd als deze niet compleet waren, omdat er zo een betere vergelijking kan worden gemaakt door de jaren heen. Buitenlandse valuta 126 Om een evenwichtige vergelijking te maken is de data gefilterd op buitenlandse valuta en in voorkomend geval verwijderd uit de dataset. Zo blijft alleen de valuta EUR over en kan er een goede vergelijking worden gemaakt, bijvoorbeeld voor het te berekenen marktaandeel voor industrie-specialisatie. Geen accountant Big Dit onderzoek richt zich op verbetering van de auditkwaliteit als gevolg van de rapporten van de AFM. Hierdoor zijn alleen de Big 4 kantoren van toepassing en zijn alle jaren van de bedrijven verwijderd waar 1 of meerdere niet-big 4 accountants aangesteld waren. Data Data uit 2007 wordt verwijderd nadat de benodigde variabelen zijn berekend voor Modified Jones model. Totaal resterende data 432 Deze data bestaat uit 54 bedrijven van Indeling industrieën Om te bepalen of er sprake is van een industrie-specialist wordt er gebruik gemaakt van de SIC code. Dit is een code die de industrie aangeeft. Doordat er in dit onderzoek een totaal van 54 bedrijven per jaar worden onderzocht, is de gedetailleerde classificatie van de SIC codes te specifiek. Derhalve worden de bestaande SIC codes verdeeld over vier ruimer genomen sectoren: bouw, productie, handel en diensten. Dit is handmatig gedaan en de verdeling is hieronder weergeven: TABEL 5 Indeling industrieën SIC code Industrie SIC code Her classificatie voor onderzoek Landbouw, Bosbouw en Visserij Bouw Mijnbouw Bouw Bouw Bouw Niet in gebruik N/A Productie Productie 27

28 Transport, Communicatie, Elektrisch, Gas Diensten en sanitaire diensten Groothandel Handel Detailhandel Handel Financiën, verzekeringen en onroerend Diensten goed Diensten Diensten Publieke administratie Diensten Niet classificeerbaar N/A Door bovenstaande verdeling en de informatie van de accountant kan door middel van de totale sales van de industrie het marktaandeel berekend worden. Dit wordt gedaan door het totaal aantal gecontroleerde sales van accountantskantoor x te delen door de totale sales van die industrie. Hieruit volgt een marktaandeel. Wanneer dit marktaandeel minimaal 30% is, wordt accountantskantoor x als industrie-specialist gezien en krijgen alle bedrijven die het accountantskantoor in deze industrie controleert de waarde 1 voor de dummy-variabele dddddddddd. Wanneer het marktaandeel lager is dan 30%, wordt de waarde 0 gegeven voor de dummyvariabele dddddddddd. In tabel 15 in de bijlage wordt een overzicht gegeven hoe de berekening van het marktaandeel tot stand is gekomen. Tevens laat deze tabel zien welke kantoren in een bepaald jaar voor een bepaalde industrie als industrie-specialist worden aangemerkt Schatting van jaar-specifieke coëfficiënten Voor het uiteindelijk berekenen van de discretionary accruals (DA) met behulp van het Modified Jones model (zie paragraaf 2.2.3) is er een schatting nodig van de jaar-specifieke coëfficiënten. Door middel van de regressie uit paragraaf zijn de volgende jaar-specifieke parameters geschat: TABEL 6 Schatting jaar-specifieke coëfficiënten αα 11 5, , , , αα 22 0, , , , αα 33-0, , , ,

29 αα 11-1, , , , αα 22 0, , , , αα 33-0, , , , Beschrijvende statistiek Statistische kerngrootheden In tabel 7 zijn de kernstatistieken opgenomen van de variabelen die in dit onderzoek worden gebruikt. TABEL 7 Statistische kerngrootheden N=432 Variabele Gemiddelde Mediaan Standaard deviatie Min. Max. DA 0,059 0,040 0,064 0,001 0,451 dspec 0,426 0,000 0, LTA 7,054 7,098 2,141 2,824 11,578 CFO 0,077 0,082 0,093-0,686 0,336 LEV 0,215 0,200 0,154 0,000 0,698 TA 0,066 0,048 0,084 0,0005 1,189 dafm2010 0,750 1,000 0, dafm2014 0,250 0,000 0, dspecdafm2010 0,317 0,000 0, dspecdafm2014 0,095 0,000 0, In tabel 7 worden belangrijke statistische grootheden van de afhankelijke en onafhankelijke variabelen gegeven. De kernstatistieken die worden getoond zijn het gemiddelde, de mediaan, de standaard deviatie, het minimum en het maximum. Zoals in tabel 7 te zien is, zijn er voor elk van de variabelen 432 observaties aanwezig. Dit betekent dat de dataset volledig is en er geen observaties ontbreken bij variabelen. Opvallend zijn de minimum gegevens van CFO en LEV. Het 29

30 minimum van CFO is negatief, dit is te verklaren doordat de kasstroom van de operationele activiteiten bij enkele bedrijven negatief is. Als de kasstroom van de operationele activiteiten negatief is kan dit duiden op financiële problemen. Deze kasstroom zegt namelijk wat over de hoeveelheid geld die er is ontvangen met de activiteiten waarvoor de onderneming is opgericht. Bij sommige observaties is LEV 0. Dit laat zien dat deze bedrijven geen schulden hebben Correlatie De Pearson correlatiematrix in tabel 8 op pagina 31 laat de sterkte van de lineaire relatie zien tussen de onafhankelijke variabelen onderling en de afhankelijke variabelen. De waarden in de Pearson correlatiematrix kunnen variëren van -1 tot +1. Hierbij zegt -1 dat er een volledige negatieve correlatie is tussen de twee variabelen. Daarentegen zegt de waarde +1 dat er een volledige positieve correlatie is tussen de twee variabelen. De waarde 0 toont dat er tussen de twee variabelen geen correlatie is. De negatieve correlatie tussen de onafhankelijke variabele industrie-specialisatie (dspec) en afhankelijke variabele discretionary accruals ( DA ) is significant op het niveau van 5%. Deze correlatie is niet heel sterk. Er is geen significante correlatie tussen de onafhankelijke variabelen van de rapporten van de AFM uit 2010 en 2014 (dafm2010 en dafm2014) en de afhankelijke variabele industrie-specialisatie (dspec). De correlatiematrix laat een sterke positieve significante correlatie zien van 1% tussen de onafhankelijke variabele totale accruals ( TA ) en de afhankelijke variabele discretionary accruals ( DA ). Dit wil zeggen dat hoe meer total accruals er aanwezig zijn, hoe meer discreationary accruals er zijn. De hoogte van de correlaties tussen de onafhankelijke variabelen in tabel 8 geven geen indicatie voor het bestaan van multicollineariteit. 30

31 TABEL 8 Pearson correlatiematrix Variabele DA dspec LTA CFO LEV TA dafm2010 dafm2014 dspecdafm 2010 dspecdafm 2014 DA 1 dspec -0,119 * 1 LTA -0,192 ** 0,284 ** 1 CFO -0,054-0,034 0,127 ** 1 LEV -0,035 0,051 0,302 ** 0,023 1 TA 0,734 ** -0,069-0,146 ** -0,039 0,017 1 dafm2010-0,087-0,011 0,023-0,094-0,114 * -0,097 * 1 dafm2014-0,059-0,054 0,018 0,013-0,076-0,049 0,333 ** 1 dspecdafm2010-0,110 * 0,791 ** 0,232 ** -0,063-0,018-0,083 0,393 ** 0,078 1 dspecdafm2014-0,047 0,376 ** 0,152 ** -0,013-0,060-0,053 0,187 ** 0,561 ** 0,475 ** 1 * Significante correlatie op het niveau van 5% (two-tailed) ** Significante correlatie op het niveau van 1% (two-tailed

32 4.2.3 Multicollineariteit Multicollineariteit heeft betrekking op de sterke lineaire relatie tussen twee of meer variabelen. Multicollineariteit wordt in veel studies verward met correlatie. Dit kan echter niet als hetzelfde worden gezien. Correlatie is het verband tussen twee variabelen en multicollineariteit kan bestaan tussen twee variabelen of tussen één variabele en een lineaire combinatie van de anderen. (Alin, 2010). De Variance Inflation Factor (VIF) is een veel gebruikte manier om de mate van multicollineariteit te meten. Er wordt in veel onderzoeken een grens van 10 gehanteerd om multicollineariteit aan te tonen (O Brien, 2007). Blijft de VIF binnen de grens van 10, wordt er geen multicollineariteit verondersteld. In tabel 9 zijn de onafhankelijke variabelen weergeven, met daarbij de bijbehorende VIF-waarden. De VIF-waarden variëren van 1,036 tot 5,284. Omdat de waarden onder de grens van 10 blijven, is hier dus geen sprake van multicollineariteit. TABEL 9 Multicollineariteit aan de hand van VIF Onafhankelijke variabelen VIF dspec 4,090 LTA 1,256 CFO 1,036 LEV 1,132 TA 1,037 dafm2010 2,044 dafm2014 1,888 dspecdafm2010 5,284 dspecdafm2014 2,168

33 5 Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van de regressieanalyses besproken. Er worden drie hypotheses getoetst door bijbehorende regressieanalyse. Hiervan worden er twee lineaire regressies en één logistische regressie toegepast. De resultaten hiervan worden besproken in de volgende paragrafen. Op basis hiervan wordt geconcludeerd of de hypothese al dan niet verworpen dient te worden. 5.1 Hypothese 1 Door middel van hypothese 1 wordt onderzocht door middel van een lineaire regressie of er een positieve associatie is tussen de audit kwaliteit en industrie-specialisatie. De afhankelijke variabele absolute waarde van discretionary accruals meet de audit kwaliteit. Hoe lager de absolute discretionary accruals, hoe hoger de audit kwaliteit. Voor hypothese 1 moet er dus een negatieve relatie zijn tussen de afhankelijke variabele DA en onafhankelijke variabele dspec. TABEL 10 Regressieanalyse hypothese 1 β Std. Error t-value p-value Constante 0,042 0,008 5,405 0,000 *** dspec -0,007 0,004-1,493 0,136 LTA -0,002 0,001-1,713 0,088 * CFO -0,013 0,023-0,581 0,562 LEV -0,011 0,014-0,758 0,449 TA 0,546 0,025 21,894 0,000 *** Model summary Anova R 2 0,550 F 104,007 Adjusted R 2 0,544 p-value 0,000 *** N 432 * Significant op het niveau van 10% ** Significant op het niveau van 5% *** Significant op het niveau van 1%

34 5.1.1 Resultaten hypothese 1 Model Uit tabel 10 blijkt dat de adjusted R 2 0,544 is. Dit laat de mate zien waarin de absolute waarde van de discretionary accruals worden verklaard door de onafhankelijke variabelen in de regressieanalyse. Er wordt dus 54,4% van de variantie van de absolute waarde van de discretionary accruals verklaard door de onafhankelijke variabelen. Het model wordt als significant op een niveau van 1% aangemerkt door de ANOVA test met een F-waarde van 104,007. Dit verklaard dat de onafhankelijke variabelen een significante invloed hebben op de uitkomst van de afhankelijke variabele DA. β-teken De richting van het effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele is af te leiden uit tabel 10 onder het teken van β. De variabelen dspec, LTA, CFO en LEV hebben een negatief effect op de afhankelijke variabele DA. Dit betekend dat als industrie-specialisatie toeneemt, de absolute waarde van de discretionary accruals zal afnemen, en andersom. Deze resultaten komen overeen met de verwachting uit paragraaf 3.2. De variabele TA heeft met de grootste t-waarde van (21,894) een positief effect op de afhankelijke variabele DA. Dit betekent dat als de absolute waarde van de totale accruals toeneemt, de absolute waarde van de discretionary accruals ook zullen toenemen, en andersom. De tekens van alle verklarende variabelen komen overeen met de verwachting uit paragraaf 3.2. Significantie Zoals al eerder is beschreven heeft het model een significantie niveau van 1%. Dit wil zeggen dat voor een betrouwbaarheidsniveau van 99%, de variatie van de afhankelijke variabele DA wordt verklaard door de onafhankelijke variabelen. Naast het feit dat het model significant is, hebben niet alle onafhankelijke variabelen een significant effect op de onafhankelijke variabele DA. De constante en de variabele TA hebben een significantie niveau van 1% en LTA heeft een significantie niveau van 10%. De onafhankelijke variabelen dspec, CFO en LEV zijn niet significant. De variabele dspec is echter wel significant op een niveau van 5% in de Pearson correlatiematrix. 34

35 Toets resultaat regressie Uit de resultaten blijkt dat de onafhankelijke variabele dspec een negatief effect heeft op de afhankelijke variabele DA. Dit laat het gewenste effect zien wat is voorspeld in paragraaf 3.2: Hoe meer toename van industrie-specialisatie, hoe lager de absolute waarde van de discretionary accruals, en andersom. Door de lagere absolute waarde van de discretionary accruals, neemt de audit kwaliteit toe. Echter is het effect niet significant in de regressieanalyse van hypothese 1. Hierdoor wordt: H1: Er is een positieve associatie tussen de audit kwaliteit en industrie-specialisatie van de accountant verworpen en kan er op basis van dit onderzoek geen significante positieve associatie worden gevonden tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit. Normaliteit storingsterm Eén van de condities voor het toepassen van een lineaire regressie is dat de storingsterm normaal verdeeld is. De Kolmogorov-Smirnov toets wordt gebruikt om te controleren of de storingsterm van de lineaire regressie uit hypothese 1 normaal verdeeld is. De nulhypothese van de Kolmogorov-Smirnov toets is: De storingsterm is normaal verdeeld. Deze nulhypothese wordt verworpen bij een p-value kleiner dan 5%. Uit tabel 11 blijkt dat de resultaten een p-value hebben op een significantie niveau van 1%, hierdoor wordt de nulhypothese verworpen en is de storingsterm van hypothese 1 niet normaal verdeeld. Tabel 11 Kolmogorov-Smirnov toets Variabele Statistiek Vrijheidsgraden p-value Gestandaardiseerde error term 0, ,000 ** * Significant op het niveau van 5% ** Significant op het niveau van 1% Om bovenstaande resultaten te bevestigen is er een Q-Q plot toegevoegd. Deze is te vinden in de bijlage als figuur 2. Voor een normale verdeling moeten de grafieken vrijwel samenvallen. In figuur 2 is te zien dat dit niet het geval is. Op basis van de Q-Q plot kan er ook geen normale verdeling worden geconstateerd. Doordat er geen normale verdeling is voor hypothese 1, dienen resultaten met extra voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. 5.2 Hypothese 2 Door middel van hypothese 2 wordt onderzocht of de AFM rapporten uit zowel 2010 en 2014 een positief effect hebben op industrie-specialisatie. De afhankelijke dummy-variabele geeft 35

36 industrie-specialisatie weer. De onafhankelijke dummy-variabelen dafm2010 en dafm2014 geven de jaren weer waarin het AFM rapport van invloed was op de accountantskantoren. Voor hypothese 2 moet er dus een positieve relatie zijn tussen industrie-specialisatie en de AFM rapporten uit 2010 en Omdat de afhankelijke variabele een dummy variabele is, wordt deze hypothese behandeld via een logistische regressie in plaats van een lineaire regressie zoals bij hypothese 1 en 3. TABEL 12 Logistische regressieanalyse hypothese 2 β p-value Constante -2,153 0,000 *** LTA 0,316 0,000 *** CFO -1,818 0,110 LEV -0,670 0,346 dafm2010-0,060 0,811 dafm2014-0,304 0,229 Nagelkerke R Square 0,121 N 432 * Significant op het niveau van 10% ** Significant op het niveau van 5% *** Significant op het niveau van 1% Resultaten hypothese 2 Model De resultaten van de logistische regressie worden weergegeven in tabel 12. Hierbij zijn de β s, de p-value, Nagelkerke R Square en het aantal observaties zichtbaar. Het aantal observaties betreft alle waarnemingen zoals beschreven in hoofdstuk 4. De Nagelkerke R Square wordt gebruikt om het verklarend effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele uit te drukken. Door het gebruik van een logistische regressie wordt er niet gebruikt gemaakt van de Adjusted R 2. De Nagelkerke R Square heeft een waarde tussen 0 en 1. Deze kan echter nooit de waarde 1 aannemen, zelfs niet als het model perfect is (Nagelkerke, 1991). Bij de logistische regressie voor hypothese 2 is een Nagelkerke R Square van toepassing met een waarde van 0,121. Dit betekent dat de onafhankelijke variabelen 12,1% van de afhankelijke variabele dspec verklaren. 36

37 β-teken De verwachting voor het β-teken die in 3.3 is opgebouwd is voor alle onafhankelijke variabelen positief. Dit sluit niet aan bij de resultaten uit tabel 12, die alleen voor LTA een positieve richting van het effect laat zien. De overige variabelen, waaronder dafm2010 en dafm2014 geven een negatieve richting van het effect weer. Deze resultaten laten zien dat de rapporten van het AFM een negatief effect hebben op industrie-specialisatie, omdat industrie-specialisatie afneemt naarmate de rapporten van de AFM zijn gepubliceerd. Dat de resultaten niet conform de verwachting zijn, zou kunnen verklaard worden door de geringe data die gebruikt is voor dit onderzoek. Hierdoor is het meten van industrie-specialisatie minder goed uit te voeren dan bij een ruim bezit aan data. Significantie In dit model hebben alleen de constante en onafhankelijke variabele LTA significant effect op een niveau van 1% op de onafhankelijke variabele dspec. De onafhankelijke variabelen CFO, LEV, dafm2010 en dafm2014 hebben geen significant effect op de onafhankelijke variabele dspec. Het significante effect van LTA op dspec laat zien dat de onafhankelijke variabele een significante invloed heeft met een zekerheid van 99% op de afhankelijke variabele. Conclusie Uit de resultaten blijkt dat de onafhankelijke variabelen dafm2010 en dafm2014 een negatief effect hebben op de afhankelijke variabele dspec. Dit laat niet het gewenste effect zien wat is voorspeld in paragraaf 3.3: door de rapporten van het AFM, zijn meer accountantskantoren zich gaan specialiseren. De reden voor deze afwijking van de verwachting zou kunnen komen doordat er gebruik is gemaakt van Nederlandse data. Hierdoor is er relatief weinig data beschikbaar, waardoor de verschillende industrieën samengevoegd moesten worden tot minder specifieke industrieën. Dit kan er toe hebben geleid dat er op een andere soort manier tot industriespecialisatie is gekomen dan bij andere onderzoeken. Naast het feit dat er niet het gewenste effect is behaald uit de resultaten, hebben de onafhankelijke variabelen dafm2010 en dafm2014 geen significante invloed op de afhankelijke variabele dspec. Hierdoor wordt H2: Industrie-specialisatie bij de Big 4 accountantskantoren is toegenomen na de rapporten van de AFM verworpen en kan er op basis van dit onderzoek geen positieve relatie worden geconcludeerd tussen het AFM rapport en industrie-specialisatie. 37

38 5.3 Hypothese 3 Door middel van hypothese 3 wordt middels een lineaire regressie onderzocht of de rapporten van de AFM invloed gehad hebben op de audit kwaliteit. De afhankelijke variabele absolute waarde van discretionary accruals meet de audit kwaliteit. Hoe lager de absolute discretionary accruals, hoe hoger de audit kwaliteit. Voor hypothese 3 moet er dus een negatieve relatie zijn tussen de afhankelijke variabele DA en onafhankelijke variabelen dafm2010 en dafm2014. TABEL 13 Regressieanalyse hypothese 3 β Std. Error t-value p-value Constante 0,047 0,009 5,056 0,000 *** dspec -0,012 0,008-1,385 0,167 LTA -0,002 0,001-1,720 0,086 * CFO -0,014 0,023-0,595 0,552 LEV -0,011 0,014-0,762 0,447 TA 0,544 0,025 21,676 0,000 *** dafm2010-0,003 0,007-0,438 0,661 dafm2014-0,009 0,007-1,305 0,193 dspecdafm2010 0,002 0,010 0,235 0,814 dspecdafm2014 0,013 0,010 1,278 0,202 Model summary Anova R 2 0,744 F 57,972 Adjusted R 2 0,553 p-value 0,000 *** N 432 * Significant op het niveau van 10% ** Significant op het niveau van 5% *** Significant op het niveau van 1% Resultaten hypothese 3 Model Uit tabel 13 blijkt dat de adjusted R 2 0,553 is. Dit laat de mate zien waarin de variantie van de absolute waarde van de discretionary accruals worden verklaard door de onafhankelijke variabelen in de regressieanalyse. Er wordt dus 55,3% van de absolute waarde van de discretionary accruals verklaard door de onafhankelijke variabelen. Het model wordt als significant op een niveau van 38

39 1% aangemerkt door de ANOVA test met een F-waarde van 57,972. Dit verklaard dat de onafhankelijke variabelen een significante invloed hebben op de afhankelijke variabele DA. β-teken De richting van het effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele is af te leiden uit tabel 13 onder het teken van β. De variabelen dspec, LTA, CFO en LEV hebben net zoals beschreven in de resultaten van hypothese 1, een negatief effect op de afhankelijke variabele DA. Deze resultaten komen ook overeen met de verwachting uit paragraaf 3.4. Naast deze variabelen hebben de nieuw toegevoegde onafhankelijke variabelen dafm2010 en dafm2014 ook een licht negatief effect op de afhankelijke variabele DA. Dit wil zeggen dat het rapport van de AFM uit zowel 2010 en 2014 een negatief effect heeft op de absolute waarde van de discretionary accruals. In de jaren vanaf 2010, neemt de absolute waarde van discretionary accruals af als gevolg van het rapport van de AFM. Deze resultaten komen overeen met de verwachting uit paragraaf 3.4. In tegenstelling tot de andere variabelen, is het resultaat van de onafhankelijke variabelen dspecdafm2010 en dspecdafm2014 niet volgens de verwachting van paragraaf 3.4. De verwachting was dat de variabelen een negatief effect zouden hebben op de afhankelijke variabele DA. De resultaten laten echter een positief resultaat zien. Dit betekent dat als er industrie-specialisatie is in combinatie met het rapport van de AFM uit 2010 of 2014, de absolute waarde van discretionary accruals toeneemt, en andersom. De onafhankelijke variabelen laten daarentegen in de Pearson correlatiematrix uit tabel 8 wel een negatief resultaat zien, wat in lijn is met de verwachting. Significantie Zoals al eerder is beschreven heeft het model een significantie niveau van 1%. Dit wil zeggen dat voor een betrouwbaarheidsniveau van 99%, de afhankelijke variabele DA wordt verklaard door de onafhankelijke variabelen. Naast het feit dat het model significant is, hebben niet alle onafhankelijke variabelen een significant effect op de onafhankelijke variabele DA. De constante en de variabele TA hebben een significantie niveau van 1% en LTA heeft een significantie niveau van 10%. De onafhankelijke variabelen dspec, CFO, LEV, dafm2010, dafm2014, dspecdafm2010 en dspecdafm2014 zijn niet significant. De variabelen dspec en dspecdafm2010 zijn echter wel significant op een niveau van 5% in de Pearson correlatiematrix. 39

40 Toets resultaat regressie Uit de resultaten blijkt dat de onafhankelijke variabelen dafm2010 en dafm2014 een negatief effect hebben op de afhankelijke variabele DA. Dit laat het gewenste effect zien wat is voorspeld in paragraaf 3.2: door de rapporten van het AFM, neemt de absolute waarde van de discretionary accruals af. Door de lagere absolute waarde van de discretionary accruals, neemt de audit kwaliteit toe. Echter is het effect niet significant in de regressieanalyse van hypothese 3. Ook de onafhankelijke variabelen dspecdafm2010 en dspecdafm2014 hebben geen significante invloed op de afhankelijke variabele DA. Hierdoor wordt H3: De kwaliteit van Big 4 accountantskantoren is toegenomen na de rapporten van de AFM verworpen en kan er op basis van dit onderzoek geen positieve associatie worden geconcludeerd tussen het AFM rapport en de audit kwaliteit. Normaliteit storingsterm Eén van de condities voor het toepassen van een lineaire regressie is dat de storingsterm normaal verdeeld is. De Kolmogorov-Smirnov toets die ook voor hypothese 1 is gebruikt, wordt ook voor hypothese 3 gebruikt om te controleren of de storingsterm normaal verdeeld is. Uit tabel 14 blijkt dat de resultaten een p-value hebben op een significantie niveau van 1%, hierdoor wordt de nulhypothese verworpen en is de storingsterm van hypothese 3 niet normaal verdeeld. Tabel 14 Kolmogorov-Smirnov toets Variabele Statistiek Vrijheidsgraden p-value Gestandaardiseerde error term 0, ,000 ** * Significant op het niveau van 5% ** Significant op het niveau van 1% Om bovenstaande resultaten te bevestigen is er een Q-Q plot toegevoegd. Deze is te vinden in de bijlage als figuur 3. Voor een normale verdeling moeten de grafieken vrijwel samenvallen. In figuur 3 is te zien dat dit niet het geval is. Op basis van de Q-Q plot kan er ook geen normale verdeling worden geconstateerd. Doordat er geen normale verdeling is voor hypothese 3, dienen resultaten met extra voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. 5.4 Resumé van de resultaten Samenvattend worden de hypotheses 1 t/m 3 verworpen. De richting van het effect is bij hypothese 1 en 3 grotendeels volgens de verwachting die is opgebouwd in hoofdstuk 3. Er wordt 40

41 echter geen significante relatie gevonden tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit, de rapporten van de AFM en industrie-specialisatie en de rapporten van de AFM en de audit kwaliteit. De Kolmogorov-Smirnov toets is toegepast voor hypothese 1 en 3. Deze toets is niet toegepast op hypothese 2, omdat dit een logistische regressie betreft. De normale verdelingstoets van de storingsterm kan alleen worden toegepast op een lineaire regressie. Het resultaat van deze toets is dat zowel de storingsterm van hypothese 1 en hypothese 3 niet normaal verdeeld is, derhalve dienen de resultaten voor deze hypotheses met extra voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. 41

42 6 Conclusie In dit hoofdstuk wordt er door middel van de onderzoeksvraag te beantwoorden, een conclusie gevormd voor dit onderzoek. Daarnaast worden beperkingen van dit onderzoek beschreven en aanbevelingen voor toekomstig onderzoek gegeven. 6.1 Conclusie van het onderzoek In dit onderzoek is er onderzocht of de audit kwaliteit van de Big 4 accountantskantoren verbeterd is door middel van industrie-specialisatie en de rapporten uitgebracht door de AFM in 2010 en De relatie tussen industrie-specialisatie en audit kwaliteit is al eerder onderzocht door onder andere Payne (2008) en Balsam et al. (2003). Uit deze onderzoeken kwam een positieve relatie, hoe meer industrie-specialisatie, hoe beter de audit kwaliteit. Er is nog niet eerder onderzoek gedaan naar de relatie tussen de rapporten van de AFM en de audit kwaliteit. Dit is gedaan door enkel gebruik te maken van Nederlandse data en alleen bedrijven die gecontroleerd werden door een Big 4 accountantskantoor zijn meegenomen. Dit onderzoek is uitgevoerd voor de jaren en moest Nederlandse data en Big 4 accountantskantoren bevatten, omdat deze gerelateerd kunnen worden aan het rapport van de AFM uit zowel 2010 als Door middel van de volgende onderzoeksvraag wordt er een conclusie gevormd in dit onderzoek: Is de audit kwaliteit van Big 4 accountantskantoren na publicaties van AFM rapporten en door industrie-specialisatie verbeterd? Deze onderzoeksvraag is beantwoord door middel van 3 hypotheses. De eerste hypothese onderzocht of er een positieve associatie is tussen audit kwaliteit en industriespecialisatie. Audit kwaliteit is gemeten door middel van de absolute waarde van de discretionary accruals. Hoe lager deze waarde, hoe hoger de audit kwaliteit. Voor een positieve associatie tussen audit kwaliteit en industrie-specialisatie, moet er dus een negatieve associatie tussen industriespecialisatie en de absolute waarde van discretionary accruals zijn. De resultaten uit de lineaire regressie geven weer dat er wel een negatieve associatie is tussen industrie-specialisatie en de absolute waarde van de discretionary accruals, maar dat deze invloed niet significant is. Op basis van deze resultaten is de eerste hypothese verworpen. De tweede hypothese onderzocht of er een positief verband is tussen de AFM rapporten uit zowel 2010 en 2014 een positief effect hebben op industrie-specialisatie. Beiden zijn dummy-variabelen en het verband is door middel van een logistische regressie onderzocht. De resultaten geven weer dat er een negatief verband is tussen industrie-specialisatie en de rapporten van de AFM. Daarnaast zijn de resultaten niet significant en wordt de tweede hypothese verworpen. 42

43 De derde hypothese onderzocht of de kwaliteit van Big 4 accountantskantoren is toegenomen na de rapporten van de AFM. Audit kwaliteit is net zoals bij hypothese 1, gemeten door middel van de absolute waarde van de discretionary accruals. Om de derde hypothese te bevestigen, moet er dus een negatieve relatie zijn tussen de absolute waarde van de discretionary accruals en de rapporten van de AFM uit 2010 en De resultaten uit de lineaire regressie geven weer dat er wel een negatieve associatie is tussen de rapporten van de AFM en de absolute waarde van de discretionary accruals, maar dat deze invloed niet significant is. Op basis van deze resultaten is de derde hypothese verworpen. Concluderend kan er worden gezegd dat er in dit onderzoek geen bewijs is gevonden voor de verbetering van de audit kwaliteit van de Big 4 accountantskantoren na publicaties van AFM rapporten en door industrie-specialisatie. Uit dit onderzoek blijkt niet dat de AFM rapporten een regulerend effect hebben op de audit kwaliteit van de Big 4 accountantskantoren in Nederland. 6.2 Beperkingen Dit onderzoek heeft te maken met een aantal beperkingen, waar rekening mee gehouden moet worden tijdens het lezen en de interpretatie van de onderzoeksresultaten. Ten eerste richt het onderzoek zich enkel op Nederlandse bedrijven die gecontroleerd worden door een Big 4 accountantskantoor. Doordat er in de database van WRDS alleen beursgenoteerde bedrijven beschikbaar zijn, is de data beperkt tot 432 waarnemingen voor 2008 tot en met 2015 (54 bedrijven per jaar). Deze bedrijven konden niet ingedeeld worden in de SIC code categorie waarin zij oorspronkelijk zaten, omdat er dan te weinig bedrijven in een categorie zouden vallen om een industrie-specialist aan te merken. Hierdoor zijn er vier ruimer genomen categorieën opgesteld op basis van de SIC code. Door deze verdeling is de indicator van industrie-specialist niet geheel betrouwbaar. Dit heeft als gevolg dat er geen krachtige resultaten van industriespecialisatie getoond kunnen worden. Daarnaast geven de resultaten uit de Kolmogorov-Smirnov toets en de Q-Q plots weer dat de storingstermen voor hypothese 1 en 3, niet normaal verdeeld zijn. Deze toetsing op normale verdeling is alleen uitgevoerd op lineaire regressie. Derhalve wordt hypothese 2 niet getoetst op normale verdeling, omdat dit een logistische regressie betreft. Doordat de storingsterm uit zowel hypothese 1 en 3 niet normaal verdeeld is, dienen deze resultaten met extra voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. 43

44 6.3 Aanbevelingen De eerste aanbeveling voor toekomstig onderzoek is een gevolg van de beperkingen die zijn beschreven in paragraaf 6.2. Voor een betere meting van industrie-specialisatie zal er meer data moeten worden verzameld dan alleen de beursgenoteerde bedrijven uit de database van WRDS. Er worden ook veel niet-beursgenoteerde bedrijven gecontroleerd door een Big 4 accountantskantoor. Omwille van de tijd zijn deze niet meegenomen in dit onderzoek, maar zouden voor toekomstig onderzoek een toegevoegde waarde leveren. Doordat er meer data wordt verzameld, kan er een betere indeling van industrie-specialist gemaakt worden op basis van de SICcode. Hierdoor hoeft er geen gebruik meer worden gemaakt van de ruimere verdeling van de industrieën. Een andere aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om de regulerende rol van de AFM op de Big 4 accountantskantoren op een andere manier te meten dan door audit kwaliteit. Uit het rapport van de AFM blijkt dat er ook wordt verwacht dat de Big 4 accountantskantoren een versterkte governance dienen toe te passen. Het versterken van de governance kan bestaan uit het bestuur, een intern toezichtorgaan en de raad van commissarissen die voornamelijk bestaat uit externen (AFM, 2014). Er kan gemeten worden door de jaren heen of de Big 4 accountantskantoren het versterken van de governance hebben toegepast, om zo ook het regulerend effect te onderzoeken van de AFM. 44

45 7 Literatuur AFM (2010). Rapport algemene bevindingen kwaliteit accountantscontrole en kwaliteitsbewaking. Geraadpleegd op 20 november 2016 van ( AFM (2014). Uitkomsten onderzoek kwaliteit wettelijke controles Big 4-accountantsorganisaties. Geraadpleegd op 8 oktober 2016 van ( Alin, A. (2010). Multicollinearity. Wiley Interdisciplinary Reviews: Computational Statistics, 2(3), Balsam, S., Krishnan, J., & Yang, J. S. (2003). Auditor Industry Specialization and Earnings Quality. AUDITING: A Journal of Practice & Theory, 22(2), Becker, C. L., Defond, M. L., Jiambalvo, J., & Subramanyam, K. r. (1998). The Effect of Audit Quality on Earnings Management*. Contemporary Accounting Research, 15(1), DeAngelo, L. E. (1981). Auditor size and audit quality. Journal of Accounting and Economics, 3(3), Dechow, P. M., Sloan, R. G., & Sweeney, A. P. (1995). Detecting Earnings Management. The Accounting Review, 70(2), Dunn, K. A., & Mayhew, B. W. (z.d.). Audit Firm Industry Specialization and Client Disclosure Quality. Review of Accounting Studies, 9(1), Francis, J. R. (2004). What do we know about audit quality? The British Accounting Review, 36(4), Healy, P. M., & Wahlen, J. M. (1999). A Review of the Earnings Management Literature and Its Implications for Standard Setting. Accounting Horizons, 13(4),

46 Hogan, C. E., & Jeter, D. C. (1999). Industry Specialization by Auditors. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 18(1), Jaggi, B., Mitra, S., & Hossain, M. (2014). Earnings quality, internal control weaknesses and industry-specialist audits. Review of Quantitative Finance and Accounting, 45(1), Jones, J. J. (1991). Earnings Management During Import Relief Investigations. Journal of Accounting Research, 29(2), Krishnan, G. V. (2003). Does Big 6 Auditor Industry Expertise Constrain Earnings Management? Accounting Horizons, 17, Nagelkerke, N. J. D. (1991). A Note on a General Definition of the Coefficient of Determination. Biometrika, 78(3), Neal, T. L., & Riley, R. R. (2004). Auditor Industry Specialist Research Design. AUDITING: A Journal of Practice & Theory, 23(2), O Brien, R. M. (2007). A Caution Regarding Rules of Thumb for Variance Inflation Factors. Quality & Quantity, 41(5), Palmrose, Z.-V. (1986). Audit Fees and Auditor Size: Further Evidence. Journal of Accounting Research, 24(1), Payne, J. L. (2008). The Influence of Audit Firm Specialization on Analysts Forecast Errors. AUDITING: A Journal of Practice & Theory, 27(2), Tendeloo, B. V., & Vanstraelen, A. (2008). Earnings Management and Audit Quality in Europe: Evidence from the Private Client Segment Market. European Accounting Review, 17(3),

47 8 Bijlage 8.1 Tabel industrie-specialisten TABEL 15 Industrie-specialisten Sales Marktaandeel Sales Marktaandeel Sales Marktaandeel Sales Marktaandeel Deloitte Bouw - 0,0% - 0,0% - 0,0% - 0,0% Diensten 714,23 1,3% 785,34 1,5% 772,59 1,6% 1.035,89 2,0% Handel ,91 88,3% ,34 89,1% ,81 89,2% ,36 89,0% Productie 9.507,57 5,1% 7.519,20 4,3% ,47 6,7% ,04 7,2% EY Bouw - 0,0% - 0,0% - 0,0% - 0,0% Diensten 2.172,11 3,9% 2.228,65 4,3% 2.498,01 5,2% 3.639,31 7,1% Handel 1.271,24 4,3% 1.190,17 3,8% 1.295,10 3,9% 1.335,65 3,9% Productie ,55 28,6% ,56 29,0% ,02 28,0% ,78 28,8% KPMG Bouw 7.155,11 44,7% 6.637,92 44,3% 6.318,40 45,4% 6.544,37 46,0% Diensten 8.208,23 14,6% 8.515,23 16,3% 7.907,21 16,6% 8.353,80 16,3% Handel 2.167,59 7,4% 2.258,02 7,2% 2.286,26 6,9% 2.420,22 7,1% Productie ,46 41,8% ,11 41,5% ,51 40,0% ,83 38,3% PwC Bouw 8.834,77 55,3% 8.353,09 55,7% 7.610,74 54,6% 7.697,43 54,0% Diensten ,34 80,3% ,45 77,9% ,15 76,5% ,91 74,7% Handel - 0,0% - 0,0% - 0,0% - 0,0% Productie ,12 24,4% ,79 25,2% ,66 25,3% ,76 25,6% Totaal Bouw ,88 100,0% ,01 100,0% ,14 100,0% ,80 100,0% Diensten ,91 100,0% ,66 100,0% ,96 100,0% ,91 100,0% Handel ,74 100,0% ,53 100,0% ,17 100,0% ,23 100,0% Productie ,69 100,0% ,67 100,0% ,67 100,0% ,41 100,0% Sales in EUR * Marktaandeel in bold betreft industrie-specialist

48 Sales Marktaandeel Sales Marktaandeel Sales Marktaandeel Sales Marktaandeel Deloitte Bouw - 0,0% - 0,0% - 0,0% - 0,0% Diensten 1.369,38 2,6% 79,49 0,2% 63,04 0,1% ,99 45,8% Handel 185,22 0,5% 236,56 0,6% 3.045,21 8,2% 2.670,00 6,2% Productie ,18 5,1% ,38 5,0% ,98 5,5% ,42 23,5% EY Bouw - 0,0% 1.268,00 9,1% 6.200,54 45,9% 6.068,91 45,0% Diensten 3.373,69 6,4% 3.586,13 7,0% 8.041,65 15,4% ,07 22,9% Handel 1.333,28 3,6% 1.274,95 3,5% 1.262,25 3,4% 1.584,67 3,7% Productie ,71 30,5% ,25 32,2% ,13 5,5% 4.422,56 1,9% KPMG Bouw 6.694,52 47,5% 5.592,81 40,2% - 0,0% - 0,0% Diensten 9.500,29 18,0% ,81 25,8% 9.035,82 17,3% 2.362,99 4,4% Handel 2.467,38 6,7% 2.498,43 6,8% - 0,0% - 0,0% Productie ,34 38,0% ,20 36,6% ,59 86,8% ,51 73,2% PwC Bouw 7.404,28 52,5% 7.041,60 50,7% 7.314,02 54,1% 7.422,94 55,0% Diensten ,57 72,9% ,50 67,1% ,12 67,1% ,53 27,0% Handel ,00 89,2% ,00 89,1% ,00 88,4% ,44 90,1% Productie ,33 26,4% ,99 26,2% 4.711,55 2,2% 3.236,93 1,4% Totaal Bouw ,80 100,0% ,41 100,0% ,56 100,0% ,85 100,0% Diensten ,93 100,0% ,93 100,0% ,63 100,0% ,57 100,0% Handel ,88 100,0% ,94 100,0% ,46 100,0% ,11 100,0% Productie ,56 100,0% ,82 100,0% ,25 100,0% ,43 100,0% Sales in EUR * Marktaandeel in bold betreft industrie-specialist 48

49 8.2 Q-Q plots De resultaten van deze Q-Q plots in figuur 2 en 3 worden besproken in paragraaf en Figuur 2: Q-Q plot behorende bij hypothese 1 Figuur 3: Q-Q plot behorende bij hypothese 3

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw De Invloed van Werk- en Persoonskenmerken op het Welbevinden van Werknemers The Influence of Job and Personality Characteristics on Employee Well-being Drs. P.E. Gouw Eerste begeleider: Dr. S. van Hooren

Nadere informatie

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work. De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work Merijn Daerden Studentnummer: 850225144 Werkstuk: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën The Relation between Personality, Education, Age, Sex and Short- and Long- Term Sexual

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally

Nadere informatie

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en Bevlogenheid Emotional Labor, the Dutch Questionnaire on Emotional Labor and Engagement C.J. Heijkamp mei 2008 1 ste begeleider: dhr. dr.

Nadere informatie

De invloed van het rapporteren van Key Audit Matters. op de kwaliteit van het jaarverslag

De invloed van het rapporteren van Key Audit Matters. op de kwaliteit van het jaarverslag De invloed van het rapporteren van Key Audit Matters op de kwaliteit van het jaarverslag Vanuit Nederlands perspectief Naam: Eva van Stralen Studentnummer: 10576320 Begeleider: S. Bissessur Datum: 25 januari

Nadere informatie

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping The Relation Between Personality, Stress and Coping J.R.M. de Vos Oktober 2009 1e begeleider: Mw. Dr. T. Houtmans 2e begeleider: Mw. Dr. K. Proost Faculteit

Nadere informatie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur M. Zander MSc. Eerste begeleider: Tweede begeleider: dr. W. Waterink drs. J. Eshuis Oktober 2014 Faculteit Psychologie en Onderwijswetenschappen

Nadere informatie

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS

COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS COGNITIEVE DISSONANTIE EN ROKERS Gezondheidsgedrag als compensatie voor de schadelijke gevolgen van roken COGNITIVE DISSONANCE AND SMOKERS Health behaviour as compensation for the harmful effects of smoking

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. University of Groningen Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. Verbakel, N. J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality De Relatie tussen Dagelijkse Stress en Emotioneel Eten: de Rol van Persoonlijkheid The Relationship between Daily Stress and Emotional Eating: the Role of Personality Arlette Nierich Open Universiteit

Nadere informatie

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS Persoonskenmerken en ervaren lijden bij verslaving en PTSS 1 De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij Verslaafde Patiënten met PTSS The Relationship between Personality Traits and Suffering

Nadere informatie

Amsterdam Business School Druk op de controlevergoeding en controlekwaliteit: de invloed van homogene industrieën

Amsterdam Business School Druk op de controlevergoeding en controlekwaliteit: de invloed van homogene industrieën Amsterdam Business School Druk op de controlevergoeding en controlekwaliteit: de invloed van homogene industrieën Naam: Leon Brummelhuis Studentnummer: 10896147 Scriptiebegeleider: ir. drs. A.C.M. de Bakker

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Materieel belang in de jaarrekening. Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving

Materieel belang in de jaarrekening. Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving Materieel belang in de jaarrekening Nationale Verslaggevingsdag 26 juni 2012 Ton Meershoek Hoofd toezicht financiële verslaggeving Agenda Inleiding Doel van de jaarrekening Wat is materieel belang Wat

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

In hoeverre heeft de grootte van een accountantskantoor invloed op de kwaliteit van een accountantscontrole?

In hoeverre heeft de grootte van een accountantskantoor invloed op de kwaliteit van een accountantscontrole? In hoeverre heeft de grootte van een accountantskantoor invloed op de kwaliteit van een accountantscontrole? Robert van der Vijver 6068731 Bachelorscriptie Accountancy & Control Faculteit Economie & Bedrijfskunde

Nadere informatie

Schoolsucces van Friese leerlingen in het voortgezet onderwijs de Boer, Hester

Schoolsucces van Friese leerlingen in het voortgezet onderwijs de Boer, Hester Schoolsucces van Friese leerlingen in het voortgezet onderwijs de Boer, Hester IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

11. Multipele Regressie en Correlatie

11. Multipele Regressie en Correlatie 11. Multipele Regressie en Correlatie Meervoudig regressie model Nu gaan we kijken naar een relatie tussen een responsvariabele en meerdere verklarende variabelen. Een bivariate regressielijn ziet er in

Nadere informatie

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen REACTIEVE AGRESSIE Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve Agressie Pien S. Martens Open Universiteit Heerlen Naam student: Pien Sophie Martens Studentnummer: 850945172

Nadere informatie

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1 Relatie tussen Attitude, Sociale Invloed en Self-efficacy en Intentie tot Contact tussen Ouders en Leerkrachten bij Signalen van Pesten

Nadere informatie

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten? De Modererende rol van Persoonlijkheid op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten 1 Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve

Nadere informatie

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50 De relatie tussen eigen-effectiviteit 1 De Relatie tussen Eigen-effectiviteit, Intrinsieke Motivatie en Fysieke Activiteit bij 50-plussers The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and

Nadere informatie

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij Een vergelijking van een depressieve en een niet-depressieve groep met Experience-Sampling-Method

Nadere informatie

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit. Running head: Desistance van Criminaliteit. 1 De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van Criminaliteit. The Influence of Personal Goals and Financial Prospects

Nadere informatie

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope Een onderzoek naar de relatie tussen sociale steun en depressieve-

Nadere informatie

LinkedIn Profiles and personality

LinkedIn Profiles and personality LinkedInprofielen en Persoonlijkheid LinkedIn Profiles and personality Lonneke Akkerman Open Universiteit Naam student: Lonneke Akkerman Studentnummer: 850455126 Cursusnaam en code: S57337 Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie

9. Lineaire Regressie en Correlatie 9. Lineaire Regressie en Correlatie Lineaire verbanden In dit hoofdstuk worden methoden gepresenteerd waarmee je kwantitatieve respons variabelen (afhankelijk) en verklarende variabelen (onafhankelijk)

Nadere informatie

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource. Open Universiteit Klinische psychologie Masterthesis Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: De Leidinggevende als hulpbron. Emotional Job Demands, Vitality and Opportunities

Nadere informatie

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner The association between momentary affect and sexual desire: The moderating role of partner

Nadere informatie

Amsterdam Business School Earnings management in het primair onderwijs

Amsterdam Business School Earnings management in het primair onderwijs Amsterdam Business School Earnings management in het primair onderwijs Naam: Natashja Rotteveel Studentnummer: 10694269 Datum: 23 januari 2016 Aantal woorden: 15,602 Eerste beoordelaar: Ir. drs. A.C.M.

Nadere informatie

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1 Dankbaarheid in Relatie tot Intrinsieke Levensdoelen: Het mediërende Effect van Psychologische Basisbehoeften Karin Nijssen Open Universiteit

Nadere informatie

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:

Nadere informatie

Understanding the role of health literacy in self-management and health behaviors among older adults Geboers, Bas

Understanding the role of health literacy in self-management and health behaviors among older adults Geboers, Bas University of Groningen Understanding the role of health literacy in self-management and health behaviors among older adults Geboers, Bas IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version

Nadere informatie

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen. The Relationship between Intimacy, Aspects of Sexuality and Attachment

Nadere informatie

Rapport analyse afschrijvingskosten Gemeente Oostzaan. Oostzaan, 22 april 2013

Rapport analyse afschrijvingskosten Gemeente Oostzaan. Oostzaan, 22 april 2013 Rapport analyse afschrijvingskosten Gemeente Oostzaan Oostzaan, 22 april 2013 1. Situatieschets De gemeente Oostzaan is permanent bezig met het verbeteren en optimaliseren van haar bedrijfsvoering. Het

Nadere informatie

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten. The Effect of Difference in Peer and Parent Social Influences on Adolescent Alcohol Use. Nadine

Nadere informatie

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen The Association between Daily Hassles, Negative Affect and the Influence of Physical Activity Petra van Straaten Eerste begeleider

Nadere informatie

2010 Integrated reporting

2010 Integrated reporting 2010 Integrated reporting Source: Discussion Paper, IIRC, September 2011 1 20/80 2 Source: The International framework, IIRC, December 2013 3 Integrated reporting in eight questions Organizational

Nadere informatie

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa Physical factors as predictors of psychological and physical recovery of anorexia nervosa Liesbeth Libbers

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? Is er een samenhang tussen seksuele attituden en gedragsintenties voor veilig seksueel Is there a correlation between sexual attitudes and the intention to engage in sexually safe behaviour? Does gender

Nadere informatie

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten

De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk. en Lichamelijke Gezondheidsklachten De Modererende Invloed van Sociale Steun op de Relatie tussen Pesten op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten The Moderating Influence of Social Support on the Relationship between Mobbing at Work

Nadere informatie

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats The Relationship between Physical Health, Resilience and Subjective Wellbeing of Inhabitants

Nadere informatie

De relatie tussen economische afhankelijkheid. en de kwaliteit van de accountantscontrole.

De relatie tussen economische afhankelijkheid. en de kwaliteit van de accountantscontrole. De relatie tussen economische afhankelijkheid en de kwaliteit van de accountantscontrole. Student name: Paulette Vos Student number: 10527834 Date: 21 th of June 2014 First supervisor: Dr. J.J.F. van Raak

Nadere informatie

Multiple sclerose Zwanikken, Cornelis Petrus

Multiple sclerose Zwanikken, Cornelis Petrus Multiple sclerose Zwanikken, Cornelis Petrus IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document

Nadere informatie

Gemeente Ridderkerk Controle jaarrekening Ridderkerk 4 juli 2019 Jesper van Koert Reinier Moet Rein-Aart van Vugt

Gemeente Ridderkerk Controle jaarrekening Ridderkerk 4 juli 2019 Jesper van Koert Reinier Moet Rein-Aart van Vugt Gemeente Ridderkerk Controle jaarrekening 2018 Ridderkerk 4 juli 2019 Jesper van Koert Reinier Moet Rein-Aart van Vugt Status van de controle Raad Gemeente Ridderkerk 2018 - bevindingen jaarrekening 1

Nadere informatie

Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen. Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition :

Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen. Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition : Seksdrive, Stresscoping en Extrinsieke Ambitie : De Verschillen tussen Mannen en Vrouwen Sexdrive, Stresscoping and Extrinsic Ambition : The Differences between Men and Women Karine Garcia Eerste begeleider:

Nadere informatie

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid

Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Robuustheid regressiemodel voor kapitaalkosten gebaseerd op aansluitdichtheid Dr.ir. P.W. Heijnen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Technische Universiteit Delft 22 april 2010 1 1 Introductie De

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal Running head: momentaan affect en seksueel verlangen bij vrouwen 1 De Samenhang Tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen van Vrouwen en de Modererende Rol van Seksuele Gedachten The Association Between

Nadere informatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een Vaste Relatie The Association between Daily Stress, Emotional Intimacy and Affect with Partners in a Commited

Nadere informatie

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen Positive, Negative and Depressive Subclinical Psychotic

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar:

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar: Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar: is er een relatie met een verkorte versie van de NVP-J? Personality Characteristics and Cyberbullying among youngsters of 11

Nadere informatie

Earnings quality and earnings management : the role of accounting accruals

Earnings quality and earnings management : the role of accounting accruals UvA-DARE (Digital Academic Repository) Earnings quality and earnings management : the role of accounting accruals Bissessur, S.W. Link to publication Citation for published version (APA): Bissessur, S.

Nadere informatie

De invloed van het Litigation risk op Audit Kwaliteit

De invloed van het Litigation risk op Audit Kwaliteit De invloed van het Litigation risk op Audit Kwaliteit Bachelor Scriptie Naam: Mandy Zwarthoed Studentnummer: 10003169 Inleverdatum: 2-7-2013 Opleiding: BSc Accountancy & Control Universiteit: Universiteit

Nadere informatie

Quality of life in persons with profound intellectual and multiple disabilities. Marga Nieuwenhuijse maart 2016

Quality of life in persons with profound intellectual and multiple disabilities. Marga Nieuwenhuijse maart 2016 Quality of life in persons with profound intellectual and multiple disabilities Marga Nieuwenhuijse maart 2016 Beoogde resultaten Literatuuronderzoek naar de bestaande concepten van kwaliteit van leven

Nadere informatie

Mensen met een verstandelijke handicap en sexueel misbruik Kooij, D.G.

Mensen met een verstandelijke handicap en sexueel misbruik Kooij, D.G. Mensen met een verstandelijke handicap en sexueel misbruik Kooij, D.G. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek Argès mens & werk B.V.

Tevredenheidsonderzoek Argès mens & werk B.V. Tevredenheidsonderzoek 2015 Argès mens & werk B.V. Zoetermeer, zondag 14 februari 2016 In opdracht van Argès mens & werk B.V. De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia. Het gebruik van

Nadere informatie

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen Running head: INVLOED VAN DAGELIJKSE STRESS OP BURN-OUT KLACHTEN De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale Veerkracht en Demografische Variabelen The Influence of

Nadere informatie

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style Jenny Thielman 1 e begeleider: mw. dr. Esther Bakker 2 e begeleider: mw. dr.

Nadere informatie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie 1 Keuzetwijfels in de Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze in Relatie tot Depressie Open Universiteit Nederland Masterscriptie (S58337) Naam: Ilse Meijer Datum: juli 2011

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners

Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners Validatie van de Depressie lijst (DL) en de Geriatric Depression Scale (GDS-30) bij Verpleeghuisbewoners van Somatische en Psychogeriatrische Afdelingen Validation of the Depression List (DL) and the Geriatric

Nadere informatie

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners? Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners? Are Premorbid Neuroticism-related Personality Traits a

Nadere informatie

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders Influence of Mindfulness Training on Parental Stress, Emotional Self-Efficacy

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Tentamen Bewijzen en Technieken 1 7 januari 211, duur 3 uur. Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe.

Nadere informatie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria De Invloed van Religieuze Coping op Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria Ria de Bruin van der Knaap Open Universiteit Naam student:

Nadere informatie

G0N11C Statistiek & data-analyse Project tweede zittijd

G0N11C Statistiek & data-analyse Project tweede zittijd G0N11C Statistiek & data-analyse Project tweede zittijd 2014-2015 Naam : Raimondi Michael Studierichting : Biologie Gebruik deze Word-template om een antwoord te geven op onderstaande onderzoeksvragen.

Nadere informatie

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Onderzoek met het Virtuele Lab Social Cognition in Psychologically Healthy Adults Research with the Virtual Laboratory Anja I. Rebber Studentnummer: 838902147

Nadere informatie

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Met opmaak: Links: 3 cm, Rechts: 2 cm, Boven: 3 cm, Onder: 3 cm, Breedte: 21 cm, Hoogte: 29,7 cm Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer Stigmatisation of Persons

Nadere informatie

AFM: Eerste bijdragemodel geeft inzicht in markt

AFM: Eerste bijdragemodel geeft inzicht in markt AFM: Eerste bijdragemodel geeft inzicht in markt Eind 2009 heeft de AFM voor het eerst het Wta Bijdragemodel toegepast in het doorlopend toezicht op accountantsorganisaties. De uitkomsten van dit bijdragemodel

Nadere informatie

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen Bisexuality: the Invisible Social Identity with Visible Health Consequences Maria Verbeek Eerste begeleidster: dr. N.

Nadere informatie

Amsterdam Business School Vrouwen in het bestuur en winststuring in Nederland

Amsterdam Business School Vrouwen in het bestuur en winststuring in Nederland Amsterdam Business School Vrouwen in het bestuur en winststuring in Nederland Naam student: Mohamed Sammar Student nummer: 10681175 Thesis begeleider: Ir. drs. A.C.M. de Bakker Datum: 24 januari 2016 Aantal

Nadere informatie

Assessment van Gespreksvaardigheden via de Webcamtest: Onderzoek naar Betrouwbaarheid, Beleving en de Samenhang met Persoonlijksfactoren

Assessment van Gespreksvaardigheden via de Webcamtest: Onderzoek naar Betrouwbaarheid, Beleving en de Samenhang met Persoonlijksfactoren : Onderzoek naar Betrouwbaarheid, Beleving en de Samenhang met Persoonlijksfactoren Assessment of Counseling Communication Skills by Means of the Webcamtest: A Study of Reliability, Experience and Correlation

Nadere informatie

ISA 510, INITIËLE CONTROLEOPDRACHTEN - BEGINSALDI

ISA 510, INITIËLE CONTROLEOPDRACHTEN - BEGINSALDI INTERNATIONAL STANDARD ON AUDITING (ISA) ISA 510, INITIËLE CONTROLEOPDRACHTEN - BEGINSALDI Deze Internationale controlestandaard (ISA) werd in 2009 in de Engelse taal gepubliceerd door de International

Nadere informatie

Prof dr Philip Wallage 2 JUNI 2010 AMSTERDAM SEMINAR EUMEDION, NIVRA EN VBA

Prof dr Philip Wallage 2 JUNI 2010 AMSTERDAM SEMINAR EUMEDION, NIVRA EN VBA Wat is de feitelijke rol van de accountant ten aanzien van het jaarverslag en elders opgenomen niet financiële informatie? In hoeverre matcht deze rol met de verwachtingen van beleggers? Prof dr Philip

Nadere informatie

Mentaal Weerbaar Blauw

Mentaal Weerbaar Blauw Mentaal Weerbaar Blauw de invloed van stereotypen over etnische minderheden cynisme en negatieve emoties op de mentale weerbaarheid van politieagenten begeleiders: dr. Anita Eerland & dr. Arjan Bos dr.

Nadere informatie

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F. Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding Relation between Cyberbullying and Parenting D.J.A. Steggink Eerste begeleider: Dr. F. Dehue Tweede begeleider: Drs. I. Stevelmans April, 2011 Faculteit Psychologie

Nadere informatie

Zorgen rondom IVF Boekaar, J.; Riemersma, M.

Zorgen rondom IVF Boekaar, J.; Riemersma, M. Zorgen rondom IVF Boekaar, J.; Riemersma, M. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document

Nadere informatie

De impact van automatisering op het Nederlandse onderwijs

De impact van automatisering op het Nederlandse onderwijs De impact van automatisering op het Nederlandse onderwijs Een verkenning op basis van data-analyse Amsterdam, september 2016 Leiden we op tot werkloosheid? De impact van automatisering op het onderwijs

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

University of Groningen. Stormy clouds in seventh heaven Meijer, Judith Linda

University of Groningen. Stormy clouds in seventh heaven Meijer, Judith Linda University of Groningen Stormy clouds in seventh heaven Meijer, Judith Linda IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check

Nadere informatie

University of Groningen

University of Groningen University of Groningen De ontwikkeling van prikkelverwerking bij mensen met een Autisme Spectrum Stoornis en de invloed van hulp en begeleiding gedurende het leven. Fortuin, Marret; Landsman-Dijkstra,

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch Bottlenecks in Independent Learning: Self-Regulated Learning, Stress

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010

FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE. Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 FOR DUTCH STUDENTS! ENGLISH VERSION NEXT PAGE Toets Inleiding Kansrekening 1 8 februari 2010 Voeg aan het antwoord van een opgave altijd het bewijs, de berekening of de argumentatie toe. Als je een onderdeel

Nadere informatie

(Big) Data in het sociaal domein

(Big) Data in het sociaal domein (Big) Data in het sociaal domein Congres Sociaal: sturen op gemeentelijke ambities 03-11-2016 Even voorstellen Laudy Konings Lkonings@deloitte.nl 06 1100 3917 Romain Dohmen rdohmen@deloitte.nl 06 2078

Nadere informatie

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en Ziekteverzuim Moderation of the Big Five Personality Factors on

Nadere informatie

ISA 710, TER VERGELIJKING OPGENOMEN INFORMATIE - OVEREENKOMSTIGE CIJFERS EN VERGELIJKENDE FINANCIELE OVERZICHTEN

ISA 710, TER VERGELIJKING OPGENOMEN INFORMATIE - OVEREENKOMSTIGE CIJFERS EN VERGELIJKENDE FINANCIELE OVERZICHTEN INTERNATIONAL STANDARD ON AUDITING (ISA) ISA 710, TER VERGELIJKING OPGENOMEN INFORMATIE - OVEREENKOMSTIGE CIJFERS EN VERGELIJKENDE FINANCIELE OVERZICHTEN Deze Internationale controlestandaard (ISA) werd

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

Alternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving

Alternatieve financiële prestatie-indicatoren. Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving Alternatieve financiële prestatie-indicatoren Toezicht Kwaliteit Accountantscontrole & Verslaggeving April 2014 Inhoudsopgave 1 Conclusie en samenvatting 4 2 Doelstellingen, onderzoeksopzet en definiëring

Nadere informatie