VEELGEMAAKTE FOUTEN. Energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie. Gebaseerd op het inspectieprotocol, versie juli 2017

Transcriptie

1 VEELGEMAAKTE FOUTEN Energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie Gebaseerd op het inspectieprotocol, versie juli

2 Inhoudsopgave 1 VERZAMELEN VAN DE INVOERGEGEVENS (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL II) Aanstiplijst van de ontvangen documenten Vaststellingen Bewijsstukken ADRES, TYPE WOONEENHEID EN PROJECTGEGEVENS (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL III) Referentiejaar bouw Oriëntatie van de wooneenheid HET BESCHERMDE VOLUME, DE BRUIKBARE VLOEROPPERVLAKTE, DE VERLIESOPPERVLAKTE EN BEGRENZINGEN (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL IV) Beschermde volume, bruikbare vloeroppervlakte en verliesoppervlakken Aannamen voor wanden op de perceels- of eigendomsgrens Dakkoepels, dakvlakvensters en lichtstraten GEBOUWSCHIL EN OPENINGEN (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL V) Aanwezigheid van een luchtlaag Aanwezigheid en eigenschappen van isolatie Referentiejaar renovatie schildeel Niet voorgedefinieerde isolatiematerialen Stappenplan U-waarden vensters Inspectie vensters INSTALLATIES RUIMTEVERWARMING (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL VI) Watertemperatuur ketel Regeling installatie Pompregeling ketel Meerdere verwarmingsinstallaties Label INSTALLATIES SANITAIR WARM WATER (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL VII) Combitoestel INSTALLATIES VENTILATIE EN KOELING (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL VIII) Ventilatie... 6 pagina 2 van 7 Veelgemaakte fouten bij opmaak EPC voor residentiële gebouwen

3 1 VERZAMELEN VAN DE INVOERGEGEVENS (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL II) 1.1 Aanstiplijst van de ontvangen documenten - Ook als er geen bewijsstukken voorhanden zijn moet de aanstiplijst overhandigd en ondertekend worden. Indien er later eventueel een discussie optreedt tussen de eigenaar en de energiedeskundige toont dit document aan dat er ten tijde van het plaatsbezoek geen bewijsstukken aanwezig waren. - U moet de aanstiplijst van het VEA gebruiken die terug te vinden is op de website. Het is niet toegestaan om zelf een aanstiplijst op te stellen of de aanstiplijst van het VEA te wijzigen of te personaliseren. 1.2 Vaststellingen - U neemt tijdens het plaatsbezoek foto s om de vaststellingen ter plaatse aan te tonen. Foto s worden aanvaard als bewijsstuk als de samenstelling van het schildeel of de installatie duidelijk is, te herkennen is én als kan aangetoond worden dat het schildeel of de installatie geplaatst is in de wooneenheid. Daarom zijn zowel detailbeelden als overzichtsbeelden noodzakelijk. - Als het niet mogelijk is om een duidelijke detailfoto te nemen, moet u bijhouden waar de vaststelling werd gedaan zodat het VEA bij een controle ter plaatse dezelfde vaststelling kan doen. Dit geldt ook voor destructief onderzoek. 1.3 Bewijsstukken - Een ontvangen document mag u alleen als bewijsstuk gebruiken als het voldoet aan de in het inspectieprotocol gestelde voorwaarden. Naast de vermelding van het adres, de auteur en de datum wordt er in het inspectieprotocol per bewijsstuk de voorwaarden vermeld. - Een offerte kunt u enkel gebruiken als bewijs als u door vaststellingen of bijkomende bewijsstukken kan aantonen dat het product in de offerte effectief werd geplaatst in de woning. Vb.: een offerte van een bepaald merk en type dakisolatie kan u gebruiken als bewijs als u ook een factuur hebt of de dakisolatie hebt vastgesteld in de woning. - Als u bij een controle bewijsstukken bezorgt, moet ook duidelijk zijn dat deze voldoen aan alle voorwaarden. 2 ADRES, TYPE WOONEENHEID EN PROJECTGEGEVENS (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL III) 2.1 Referentiejaar bouw - Om een referentiejaar bouw na 1970 te kunnen invoeren, moet u beschikken over een geldig bewijsstuk dat aan alle voorwaarden uit het inspectieprotocol voldoet. Het referentiejaar bouw wordt bepaald door het jaar op het bewijsstuk te verminderen met het in de tabel 2 (III.3.1.1) opgenomen aantal jaren. 2.2 Oriëntatie van de wooneenheid - U moet de oriëntatie van de voorgevel bepalen. Deze bepaalt u met een kompas of op basis van een landkaart/stratenplan/ Bij dergelijke kaarten is de bovenzijde noord, tenzij anders vermeld. - De figuur hieronder toont een bovenaanzicht van een woning in geopunt. Aangezien de voorgevel (gevelzijde aan oprit) naar het noorden is gericht, is de oriëntatie van de woning Noord Veelgemaakte fouten bij opmaak EPC voor residentiële gebouwen pagina 3 van 7

4 3 HET BESCHERMDE VOLUME, DE BRUIKBARE VLOEROPPERVLAKTE, DE VERLIESOPPERVLAKTE EN BEGRENZINGEN (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL IV) 3.1 Beschermde volume, bruikbare vloeroppervlakte en verliesoppervlakken - Uw schetsen (grondplannen, gevelaanzichten en verticale doorsnede van de woning) moeten alle noodzakelijke afmetingen bevatten om het beschermde volume, de bruikbare vloeroppervlakte en de verliesoppervlakken te kunnen afleiden. Ook de aanduiding van het beschermde volume, de bruikbare vloeroppervlakte en de begrenzingen moeten aanwezig zijn (zie ook II.7.3). - Door gebruik te maken van een tekenprogramma kunnen fouten bij het berekenen van het beschermde volume en de verliesoppervlakken worden vermeden. 3.2 Aannamen voor wanden op de perceels- of eigendomsgrens Naastliggend gebouw(deel) Vaststelling van verwarming Gemeenschappelijke wanden Wooneenheid Geen vaststelling nodig (aanname Geen verliesoppervlak primeert op vaststelling) Gemeenschappelijke Geen vaststelling nodig (aanname Geen verliesoppervlak circulatieruimten: trappenhal, lift, (appartement) primeert op vaststelling) Gemeenschappelijke ruimten: kelder, Verwarming vastgesteld Geen verliesoppervlak zolder, garage, (appartement) Gemeenschappelijke ruimten: kelder, Geen verwarming vastgesteld/geen Verliesoppervlak zolder, garage, (appartement) Niet-residentiële bestemming met woon-, kantoor-, onderwijs-, gezondheids-, winkel-, sport-, bijeenkomst- of logiesfunctie Niet-residentiële bestemming met andere dan hierboven of onbekende functie Niet-residentiële bestemming met andere dan hierboven of onbekende functie 3.3 Dakkoepels, dakvlakvensters en lichtstraten vaststelling mogelijk Geen vaststelling nodig (aanname primeert op vaststelling) Verwarming vastgesteld Geen verwarming vastgesteld/geen vaststelling mogelijk Tabel 1: aannamen voor wanden op de perceels- of eigendomsgrens Geen verliesoppervlak Geen verliesoppervlak Verliesoppervlak - Dakkoepels en dakvlakvensters moeten ingevoerd worden. Dit wordt vaak vergeten. 4 GEBOUWSCHIL EN OPENINGEN (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL V) 4.1 Aanwezigheid van een luchtlaag - Als u niet kunt vaststellen (visuele inspectie) of aantonen (geldige bewijsstukken) dat er een luchtlaag aan- of afwezig is én er zijn geen aannamen vastgelegd in het inspectieprotocol, dan moet u luchtlaag 'onbekend' invoeren. 4.2 Aanwezigheid en eigenschappen van isolatie - Als u niet kunt vaststellen (visuele inspectie) of aantonen (geldige bewijsstukken) dat er isolatie aanof afwezig is én er zijn geen aannamen vastgelegd in het inspectieprotocol, dan moet u isolatie 'onbekend' invoeren. - Een offerte, factuur, postinterventiedossier, werfverslag, plan, lastenboek, gebruikt u om de aanwezigheid van isolatie of het type isolatiemateriaal aan te tonen. Deze bewijsstukken mag u echter niet gebruiken om een lambda-waarde of R-waarde uit over te nemen. pagina 4 van 7 Veelgemaakte fouten bij opmaak EPC voor residentiële gebouwen

5 - Een lambda-waarde of een R-waarde mag u alleen overnemen uit de specifieke bronnen die vermeld staan in het inspectieprotocol (V.1.3.2) en uit een vroeger afgeleverd EPC. Deze waarden mag u enkel overnemen uit de vermelde bronnen als het merk en type gekend is of markeringen op het geplaatste product zelf zijn aangebracht. Als deze waarden gekend zijn, moet u ze overnemen. - Als u aan de hand van een bewijsstuk kunt aantonen dat de elektrische verwarming geplaatst werd tijdens dezelfde bouwfase als (een deel van) de woning, mag u isolatie aanwezig aanduiden voor de gevels en daken/plafonds van (een deel van) de woning. 4.3 Referentiejaar renovatie schildeel - Als een gebouwdeel (mogelijks) geïsoleerd werd na 1970, dan zijn bewijsstukken nodig om het referentiejaar renovatie aan te tonen. Het invoeren van een referentiejaar renovatie voor een schildeel in combinatie met isolatie onbekend kan enkel als er bewijs is dat dit schildeel volledig nieuw of vernieuwd is. Het invoeren van een referentiejaar renovatie in combinatie met de aanwezigheid van isolatie kan enkel als er bewijs is dat er effectief isolatie werd geplaatst. 4.4 Niet voorgedefinieerde isolatiematerialen - Als een isolatiemateriaal niet voorkomt in de lijst van voorgedefinieerde isolatiematerialen, mag u dit enkel ingeven als isolatie als de gedeclareerde lambda-waarde van dit materiaal gekend is en kleiner is dan 0,20 W/mK. Bij eigenschappen bekend kan u de lambda-waarde (en dikte, indien gekend) vervolgens invoeren. - Als u de gedeclareerde lambda-waarde niet kent, mag u dit niet als isolatie inrekenen. U kan wel de aanwezigheid van dit materiaal (merk, type, dikte, oppervlakte en bron/bewijsstuk) vermelden in het vrije invoerveld voor de energiedeskundige. - Voorbeelden van dergelijke materialen die u enkel met gekende gedeclareerde lambda-waarde mag invoeren als isolatie: o isolerende mortels; o dunne reflecterende folies. 4.5 Stappenplan U-waarden vensters - De U-waarde van het venster of de beglazing kunt u o.a. overnemen uit technische documentatie van fabrikanten. Een belangrijke voorwaarde hierbij is dat deze waarde gedeclareerd moet zijn. Op het internet circuleren er echter tabellen met U-waarden van zowel oudere als recentere dakvlakvensters, waarbij niet staat vermeld dat dit gedeclareerde waarden zijn. Deze U-waarden mag u dan ook niet rechtstreeks invoeren in de software. - Als er op het identificatieplaatje van het dakvlakvenster een CE-markering is aangebracht, kunt u bij bepaalde fabrikanten, via de specifieke markering op het dakvlakvenster, de bijhorende prestatieverklaring opzoeken. De waarden die hierin zijn opgenomen kunt u invoeren in de software. - Als merk en type van de beglazing gekend zijn op basis van de vermelding in de afstandshouder of geldige bewijsstukken, moet u altijd de tabel van het verbond van de glasindustrie nakijken. Om de correcte U-waarde op te zoeken, moet ook de dikte van de spouw(en) en de glasbladen, en soms de spouwvulling gekend zijn. Als de diktes niet vermeld zijn in de afstandshouder, dan moet u deze met een (al dan niet digitale) glasdiktemeter opmeten. 4.6 Inspectie vensters - Bij het plaatsbezoek moet u alle vensters van de woning inspecteren. Ook gelijkaardig uitziende vensters kunnen verschillende eigenschappen van beglazing, profiel of zonwering bevatten. - Bij dubbele (of driedubbele) beglazing moet u bij de bepaling van het hoofdtype beglazing steeds nagaan of er een coating aanwezig is. De aanwezigheid van een coating stelt u vast met een digitale meter (low e coating meter) of door de verkleuring van de vlam van een aansteker. De vaststelling moet u zowel aan de buitenzijde als aan de binnenzijde van het raam herhalen omdat de coating niet altijd even goed zichtbaar is Veelgemaakte fouten bij opmaak EPC voor residentiële gebouwen pagina 5 van 7

6 5 INSTALLATIES RUIMTEVERWARMING (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL VI) 5.1 Watertemperatuur ketel - Om het regelingsprincipe van de watertemperatuur van de ketel vast te stellen moet u de test uitvoeren die beschreven staat in het inspectieprotocol (VI ). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen drie regelingsprincipes: o De temperatuur van het ketelwater blijft constant op de instelwaarde van de ketelthermostaat, onafhankelijk van de warmtevraag ketelthermostaat; o De temperatuur van het ketelwater zakt als er geen warmtevraag is door de kamerthermostaat kamerthermostaat; o De temperatuur van het ketelwater varieert naar gelang de buitentemperatuur buitenvoeler. 5.2 Regeling installatie - Als zowel manuele als thermostatische radiatorkranen voorkomen, moet u aankruisen welk type het meest (in aantal) voorkomt. Als er van elk evenveel aanwezig zijn, dan moet u manuele kranen invoeren. Manuele of thermostatische radiatorkranen in een ruimte met kamerthermostaat of thermostaat voor individuele temperatuurcorrectie mag u niet meetellen. 5.3 Pompregeling ketel - Er wordt te vaak onbekend ingevoerd bij de aanwezigheid van een pompregeling omdat de test om de regeling vast te stellen niet altijd wordt uitgevoerd. Om de regeling van de pomp vast te stellen moet u de test uitvoeren die beschreven staat in het inspectieprotocol (VI.14). Als er een regeling van de pomp aanwezig is, dan stopt de pomp met draaien als er geen warmtevraag is. 5.4 Meerdere verwarmingsinstallaties - U moet alle aanwezige installaties invoeren. Als er centrale verwarming aanwezig is in de wooneenheid, dan moeten decentrale installaties zoals een houtkachel, elektrische verwarming, ook ingevoerd worden. Dit wordt vaak vergeten. Aan elke installatie moet u een deel van het beschermd volume toewijzen volgens het stappenplan (VI.4.1). 5.5 Label - Als één of meerdere labels op de ketel aanwezig zijn, moet u deze invoeren. Dit wordt vaak vergeten. Een andere veelgemaakte fout is dat er labels worden ingevoerd terwijl er geen aanwezig zijn. 6 INSTALLATIES SANITAIR WARM WATER (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL VII) 6.1 Combitoestel - Als een combitoestel een geïntegreerd voorraadvat heeft met een volume groter dan 50 liter, moet het ingevoerd worden als een niet combi ketel. Als de inhoud van het voorraadvat onbekend is wordt bij de niet combi ketel een volume van 100 liter ingevoerd. 7 INSTALLATIES VENTILATIE EN KOELING (ZIE INSPECTIEPROTOCOL, DEEL VIII) 7.1 Ventilatie - Vaak wordt een rooster in de badkamer als mechanische afvoerventilatie ingevoerd. Dit mag enkel en alleen als de ventilatoren continu draaien. Het draaien van de ventilator kunt u vaststellen door het geluid van het afvoersysteem. Als bijvoorbeeld de motor wordt gestart van zodra het licht in de badkamer aangaat, draait de ventilator niet continu. pagina 6 van 7 Veelgemaakte fouten bij opmaak EPC voor residentiële gebouwen

7 EXTRA TIPS - In het laatste tabblad van de software vindt u de waarschuwingen en foutmeldingen. Hierdoor kunt u onnodige fouten vermijden. - Op de website vindt u een werkboek met uitgewerkte voorbeelden en veelgestelde vragen Veelgemaakte fouten bij opmaak EPC voor residentiële gebouwen pagina 7 van 7