ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Transcriptie

1 ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Hoofdstuk 3, ontheffing soorten overig Datum besluit : 12 juli 2017 Onderwerp : Wet natuurbescherming gemeente Geldermalsen Activiteit : Bouw en exploitatie van Avri-Windpark bestaande uit 3 windturbines in de gemeente Geldermalsen Verlenen/weigeren : verlenen ontheffing Aanvrager : Winvast B.V.Zaaknummer: Beslissing van GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND op het verzoek van Windvast B.V., Meerkoetwaard 6, 3984 MK, Odijk, hierna te noemen de aanvrager, van om een ontheffing op grond van de artikelen 3.1 en 3.5 van de Wet natuurbescherming (Wnb). AANVRAAG EN PROCESVERLOOP Op ontvingen wij een aanvraag van Winvast B.V. voor een ontheffing in het kader van hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming voor het overtreden van verbodsbepalingen uit de Wnb met betrekking tot 22 vogelsoorten en 2 vleermuissoorten. De ontheffing wordt aangevraagd voor de voorgenomen bouw en exploitatie van Windpark Avri bestaande uit 3 windturbines in de gemeente Geldermalsen. De activiteit wordt aangevraagd in het kader van de in de wet genoemde belangen volksgezondheid of openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten De aanvraag maakt onderdeel uit van deze ontheffing. Voor deze activiteit is op deze locatie niet eerder een ontheffing in het kader van de Wnb verleend. Op deze aanvraag is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard. BESLUIT Gedeputeerde Staten van Gelderland; HEBBEN BESLOTEN Gelet op de artikelen artikel 3.3 eerste lid (vogelrichtlijnsoorten), en artikel 3.8 eerste lid (habitatrichtlijnsoorten), van de Wet natuurbescherming; Documentnummer(s). inzagestukken:

2 ONTHEFFING TE VERLENEN. zoals aangevraagd door Windvast B.V Meerkoetwaard 6, 3984 MK, Odijk, voor de soorten en van de verbodsbepalingen zoals weergegeven in de tabellen 1 en 2. Tabel 1: 22 Vogelsoorten waarvoor ontheffing wordt verleend Soort Verbod Belang Boerenzwaluw ; a,b Het doden van in het wild levende dieren (artikel 3.5 lid 1 Wnb) Gierzwaluw a Goudhaan ; a,b Het doden van in het wild levende dieren (artikel 3.5 lid 1 Wnb) Graspieper a Grauwe gans a Houtduif a Kievit a Kleine mantelmeeuw a Koperwiek a Kramsvogel a Meerkoet a Merel a Roodborst ; a,b Het doden van in het wild levende dieren (artikel 3.5 lid 1 Wnb) Spreeuw a Veldleeuwerik a Vink a Waterhoen a Wilde eend a Zanglijster a Zilvermeeuw a Kokmeeuw a Stormmeeuw a a) artikel 3.1 belang De volksgezondheid of openbare veiligheid b) artikel 3.5 belang Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten Tabel 2: Vleermuissoorten waarvoor ontheffing wordt verleend Soort Verbod Belang Gewone dwergvleermuis Het opzettelijk doden van vleermuizen (artikel 3.5 lid 1 Wnb) b Ruige dwergvleermuis Het opzettelijk doden van vleermuizen (artikel 3.5 lid 1 Wnb) b a) artikel 3.1 belang De volksgezondheid of openbare veiligheid b) artikel 3.5 belang Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten De ontheffing geldt voor het gebied op het grondstoffenpark Rivierenland van Avri in Geldermalsen, met de kern Geldermalsen aan de noordzijde en aan de zuidzijde begrensd door de A15/Betuwelijn en het motorcrossterrein aan de westzijde. De beoogde locatie van de turbines is opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit. Aan deze ontheffing zijn de volgende voorwaarden verbonden: 2

3 Algemene voorschriften 1) de ontheffing wordt verleend voor de aangevraagde periode 2018 t/m 2045; 2) de ontheffing geldt voor de soorten en verbodsbepalingen zoals weergegeven in de tabellen 1 en 2; 3) De ontheffing wordt slechts verleend voor de in tabel 1 en 2 genoemde soorten en beschreven verboden handelingen; 4) Indien bij het uitvoeren van de werkzaamheden van het project andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschrift 1 noodzakelijk zijn, dient de ontheffinghouder onverwijld contact op te nemen met de Provincie Gelderland; 5) Deze ontheffing kan uitsluitend worden gebruikt door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder blijft verantwoordelijk en aansprakelijk voor de juiste naleving van deze ontheffing; 6) Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief aanwezig te zijn op de locatie van de werkzaamheden en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren; 7) Er dient voorafgaand aan de bouw - een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld met daarin de bovengenoemde voorschriften. Dit protocol dient te allen tijde op de werklocatie aanwezig te zijn. Alle betrokken partijen, met name ook de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, dienen van het werkprotocol op de hoogte gesteld te worden. 8) De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de werkzaamheden zullen aanvangen bekend is, het bijgevoegde meldingsformulier volledig in te vullen en naar het bevoegd gezag te zenden; 9) De werkzaamheden en bovengenoemde voorschriften dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige 1 op het gebied van soorten waarvoor ontheffing is verleend. Specifieke voorschriften 10) Alle mitigerende maatregelen met in achtneming van alle overige voorschriften, te worden uitgevoerd; BEOORDELING Project In de aanvraag beschreven project Avri sloot in 2016 haar vuilstort af. Er wordt een speciale deklaag op aangebracht en dan moet de voormalige vuilstort 70 jaar rusten. Avri wil het gebied graag benutten voor energieopwekking. In 2017 wordt een zonnepark aangelegd van ruim 10 ha met ca panelen en er is plaats voor 3 windmolens. De ontwikkeling van het windpark is uitbesteed aan Betuwewind, een samenwerking van verschillende projectontwikkelaars en Burgerwindcoöperatie Geldermalsen- Neerijnen. De ontheffing wordt aangevraagd voor de voorgenomen bouw en exploitatie van 1 Onder deskundige verstaat de Provincie Gelderland: Onder een ecologisch deskundige verstaan we een persoon die in een bepaalde situatie en voor specifieke soorten gevraagd wordt te adviseren en/of begeleiden, aantoonbare ervaring en kennis heeft op het gebied van soort-specifieke ecologie. Hij voldoet aan een of meer van deze punten: Hij/zij heeft een afgeronde hbo- of universitaire opleiding, met als zwaartepunt (Nederlandse) ecologie; Hij/zij heeft een afgeronde mbo-opleiding, met als zwaartepunt de Wet natuurbescherming, soortenherkenning en zorgvuldig handelen ten opzichte van die soorten; Hij/zij is werkzaam voor een ecologisch adviesbureau, zoals een bureau dat is aangesloten bij het Netwerk Groene Bureaus; Hij/zij zet zich aantoonbaar actief in op het gebied van de soortenbescherming en is werkzaam of aangesloten bij de volgende Nederlandse organisaties: Zoogdiervereniging, RAVON, Stichting Das en Boom, Vogelbescherming Nederland, Vlinderstichting, Natuurhistorisch Genootschap, KNNV, NJN, IVN, EIS Nederland, FLORON, SOVON, STONE, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, De Landschappen en Stichting Beheer Natuur en Landelijk gebied; Hij/zij zet zich aantoonbaar actief in op het gebied van de monitoring en/of bescherming. 3

4 Windpark Avri bestaande uit 3 windturbines in de gemeente Geldermalsen. Het betreft turbines van de 3 MW klasse met een maximale ashoogte van 120m en rotordiameter van 131m. Het totale vermogen van het windpark bedraagt maximaal 12,6 MW. Naast het windpark wordt door Avri een zonneproject gerealiseerd op de stortberg met een oppervlakte van 10,5 ha en een vermogen van 9,3 MW. Dit park is reeds vergund en wordt in de eerste helft van 2017 aangelegd. Onderzoek Wijze van uitvoering van het onderzoek In het bij de aanvraag gevoegde projectplan 2 is inzicht gegeven in de wijze waarop het ecologisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan de aanvraag heeft plaatsgevonden. Onderstaand is dit samengevat: Tijdens twee terreinbezoeken in juli 2014 is in een quick-scan informatie verzameld met betrekking tot de aan- of afwezigheid van beschermde soorten. Daarbij is voor broed- en niet-broedvogels gebruik gemaakt van de meest recent beschikbare gegevens op basis van online databases en lokale waarnemers; Het nader onderzoek naar gebiedsgebruik van vleermuizen is uitgevoerd in juli, augustus en september 2015 met behulp van een batlogger. Het uitgevoerde onderzoek wijkt op een aantal punten (gemotiveerd) af van het vleermuisprotocol (2013). Er is geen juni-onderzoek uitgevoerd aangezien tijdens de quick-scan is vastgesteld dat er binnen de invloedssfeer van de windturbines geen als kraamverblijf geschikte bomen of gebouwen aanwezig zijn. De keuze voor het aantal veldbezoeken in de zomer en het najaar wijkt af omdat het vleermuisprotocol geen focus legt op het gebiedsgebruik door migrerende vleermuizen (waaronder ruige dwergvleermuis), waar dat dit in dit specifieke geval wel relevante informatie is. In de aanvraag beschreven ecologische waarden Vogels Op grond van een trechtering volgens de methode zoals gebruikelijk m.b.t. het vaststellen van mogelijk in het geding zijnde vogelsoorten in relatie tot windparken is een lijst van 60 vogelsoorten samengesteld waarvan individuen mogelijk in aanvaring met de windturbinens kunnen komen. Voor 22 soorten geldt dat dit mogelijk tot meer dan incidentele sterfte (meer dan 1 exemplaar per soort per jaar) zou kunnen leiden. Voor deze 22 soorten wordt ontheffing aangevraagd. Vleermuizen In het onderzoek in 2015 zijn vier vleermuissoorten waargenomen, naast Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis, waarvoor ontheffing wordt aangevraagd, zijn dat Laatvlieger en Watervleermuis. Het merendeel van de waarnemingen is gedaan op korte afstand (<200 m) van de windturbinelocaties binnen een bufferzone van 200 m rondom de indicatieve locaties van de windturbines. De verschillen in vleermuisintensiteit tussen de verschillende turbines zijn gering, met de hoogste aantallen bij de oostelijke turbine en de laagste bij de westelijke turbine. In de aanvraag beschreven factoren die effecten kunnen veroorzaken De enig relevante factor is het aanvaringsrisico van vogels en vleermuizen tijdens de gebruiksfase, relevante factoren gedurende de aanlegfase zijn in de aanvraag uitgesloten. In de aanvraag beschreven effecten van het project op de ecologische waarden 2 Projectplan Ruimtelijke Ingrepen Windpark AVRI Ffwet 4

5 Effecten vogels Op basis van slachtofferonderzoeken in bestaande windparken in Nederland en België wordt in de natuurtoets Windpark Avri 3 aangegeven dat jaarlijks ca. 60 slachtoffers als gevolg van aanvaring met de 3 windturbines te verwachten zijn, verdeeld over de 22 vogelsoorten waarvoor ontheffing wordt aangevraagd. De sterfte van 19 soorten is getoetst aan de relevante flywaypopulaties. De flyway-populatie is de populatie van trekvogelsoorten waarvan de seizoenstrek plaats vindt binnen een brede strook die over Noord-West Europa loopt, de zogeheten flyway. Deze populaties zijn (zeer) groot zodat met zekerheid gesteld wordt dat de voorziene sterfte lager zal zijn dan 1% van de jaarlijkse natuurlijke sterfte (1%-mortaliteitsnorm), Door de Raad van State is dit 1%-criterium in verschillende uitspraken beoordeeld en is het criterium in stand gebleven 4. Voor de 3 lokale vogelsoorten is het effect afgemeten aan de landelijke populatie van de betreffende soort. Het voorspelde aantal jaarlijkse slachtoffers voor de 22 soorten waarvoor ontheffing wordt aangevraagd loopt uiteen van 1-2 jaarlijkse slachtoffers (voor 18 soorten) tot 3-10 jaarlijkse slachtoffers (voor spreeuw, merel, zanglijster en koperwiek). Effecten vleermuizen In Smits et.al. (2015) 5 is toegelicht welke vleermuissoorten mogelijk slachtoffer worden van aanwezigheid en gebruik van windmolenpark Avri. Op grond van literatuuronderzoek is het aantal jaarlijkse slachtoffers onder vleermuizen, voor het type landschap overeenkomend met het plangebied, bepaald op 2-5 individuen per turbine per jaar. Specifiek voor Windpark Avri is dat aantal op maximaal 3 per turbine per jaar bepaald, op grond van de gemeten vleermuisactiviteit rondom de windturbines. De negen jaarlijkse slachtoffers zijn als volgt verdeeld: 7 exemplaren van de Gewone dwergvleermuis, 2 exemplaren van de Ruige dwergvleermuis en minder dan 1 exemplaar van de Laatvlieger. Gerelateerd aan de omvang van de Nederlandse populatie van Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis is in Smits et al (2015) afgeleid dat de additonele sterfte daarmee maximaal 0,14%, respectievelijk 0,07% bedraagt en daarmee lager is dan de grens van 1% additionele sterfte. Voor de laatvlieger luidt de conclusie dat de sterfte hooguit incidenteel is (minder dan 1 exemplaar per jaar). In de aanvraag beschreven preventieve maatregelen om effecten te voorkomen De werkzaamheden worden voor zover mogelijk buiten het broedseizoen uitgevoerd om verstoring of vernietiging van in gebruik zijnde nesten van vogels te voorkomen. Indien de werkzaamheden binnen het broedseizoen uitgevoerd moeten worden wordt voor aanvang van de werkzaamheden vastgesteld of met de werkzaamheden nesten van vogels worden verstoord of vernietigd. De kans hierop wordt verkleind door voorafgaand aan het broedseizoen het plangebied ongeschikt te maken voor grondbroedende vogels. In de aanvraag beschreven gedragscode Uit de aanvraag blijkt dat geen gebruik gemaakt wordt van een gedragscode. Nu preventieve maatregelen, ter voorkoming van overtreding van de in hoofdstuk 3 van de Wnb vermelde verboden, niet voldoende in deze aanvraag zijn opgenomen en er geen gedragscode van toepassing is, is voor het uitvoeren van de aangevraagde activiteit een ontheffing nodig. In de aanvraag beschreven mitigerende maatregelen 3 Bron: Straalen, K.D., R.R. Smits & C. Heunks, Natuurtoets windpark Avri Toetsing in het kader van de Flora- en faunawet. Bureau Waardenburg, Culemborg. 4 uitspraak ABRS van 1 april 2009 in zaaknr /1/R2, uitspraak ABRS van 29 december 2010 in zaaknr /1/R1 en de uitspraak ABRS van 8 februari 2012 in zaaknr /1/R2. 5 Smits R.R., M. Boonman & C. Heunks, Vleermuisonderzoek Windpark Avri. Onderzoek in het kader van de Flora- en faunawet. Bureau Waardenburg, Culemborg. 5

6 In het projectplan is niet voorzien in specifiek mitigerende maatregelen, zoals bijvoorbeeld een stilstandvoorziening. M.b.t. de aanlegfase van het windpark zijn geen effecten voorzien en voor de gebruiksfase wordt gesteld dat het effect dusdanig gering van omvang is, dat mitigatie niet redelijk zou zijn. In de aanvraag beschreven overtreding van verbodsbepalingen Aan de hand van het voorgaande is in de aanvraag bepaald welke verbodsbepalingen worden overtreden. Dit is aangegeven in het aanvraagformulier. Er is ontheffing aangevraagd voor de soorten en verboden genoemd in de tabellen 3 en 4. Tabel 3: 22 Vogelsoorten waarvoor ontheffing wordt aangevraagd Soort (flyway populatie) Verbod Boerenzwaluw Gierzwaluw Goudhaan Graspieper Grauwe gans Houtduif Kievit Kleine mantelmeeuw Koperwiek Kramsvogel Meerkoet Merel Roodborst Spreeuw Veldleeuwerik Vink Waterhoen Zanglijster Zilvermeeuw Soort (lokale populatie) Wilde eend Kokmeeuw Stormmeeuw Tabel 4: 2 Vleermuissoorten waarvoor ontheffing wordt aangevraagd Soort Verbod Gewone dwergvleermuis Het opzettelijk doden van vleermuizen (artikel 3.5 lid 1 Wnb) Ruige dwergvleermuis Het opzettelijk doden van vleermuizen (artikel 3.5 lid 1 Wnb) Beoordeling van de resultaten van het ecologisch onderzoek Wij hebben het ecologisch onderzoek beoordeeld en wij oordelen dat het onderzoek op de juiste wijze is uitgevoerd en compleet is. In de onderbouwing van de ontheffingsaanvraag (Prinsen, 2016) is het maximaal aantal jaarlijkse slachtoffers bepaald op 60. Wij kunnen ons vinden in de wijze waarop dit aantal is bepaald en in de conclusie dat als gevolg van het gebruik van de windturbinens er onder 22 vogelsoorten zoals genoemd in tabel 3 jaarlijks meer dan 1 slachtoffer te verwachten is en dat er voor de overige soorten hooguit sprake zal zijn van incidentele sterft. 6

7 Gezien de schaal van het gebied en het feit dat geen vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in het geding zijn achten wij de gehanteerde onderzoeksmethodiek (en de afwijkingen daarin ten opzicht van het vleermuisprotocol) afdoende, aangezien er in de quickscan geen verblijfplaatsen zijn aangetroffen en de methode specifiek rekening houdt met het gebiedsgebruik door migrerende vleermuizen. Wij kunnen ons vinden in de conclusie dat als gevolg van het gebruik van de windturbines er jaarlijks 7 slachtoffers vallen onder de Gewone dwergvleermuis en 2 slachtoffers onder de Ruige dwergvleermuis en dat er voor overige soorten slechts sprake zal zijn van hooguit incidentele sterfte. Op basis van het voorgaande hebben wij bepaald voor welke (aangevraagde) soorten welke verbodsbepalingen worden overtreden. Deze zijn weergegeven in de tabellen 1 en 2. Voor deze soorten en verboden en middelen wordt de ontheffing verleend. Dit wijkt af van de aangevraagde soorten en verboden aangezien sommige eveneens onder het beschermingsregime van artikel 3.5 vallen en voor de betreffende vogelsoorten eveneens een ontheffing ex artikel 3.8 Wnb nodig is. Hierover heeft afstemming met initiatiefnemer plaatsgevonden. Andere bevredigende oplossing In de aanvraag beschreven andere bevredigende oplossingen Alternatieve locatie De locatie "Avri" is aangewezen in het provinciaal omgevingsplan als voorkeurslocatie voor windturbines. Deze locatie is na onderzoek naar voren gekomen als meest geschikt in dit gebied. In dit landschap liggen kansen voor het plaatsen van windturbines omdat beperkende factoren zoals aaneengesloten woonbebouwing, hier niet aanwezig zijn. Landschappelijk gezien liggen hier de minste beperkingen. Er wordt aangesloten bij de herkenbare structuur in het landschap; de A15, de Betuweroute en de spoorlijn. Tot slot is van belang dat de kans op aanvaringsslachtoffers onder vogels en de beide algemeen voorkomende vleermuissoorten ter plaatse van het beoogde windpark zodanig laag is dat op geen enkele alternatieve locatie minder effect zal optreden. Alternatieve inrichting Er is een alternatieve opstelling in beeld geweest waarbij de 2 westelijke windturbines meer naar de A15 toe geschoven waren. Deze opstelling is echter vervallen vanwege de te grote invloed van slagschaduw door de windturbines op het zonnepark dat eveneens op de locatie Avri gerealiseerd gaat worden. Deze opstelling liet eenzelfde effect zien op de beschermde soorten. Alternatieve werkwijze De beschreven werkwijze leidt niet tot schadelijke effecten voor beschermde soorten. Er is dan ook niet onderzocht of alternatieve werkwijzen mogelijk zijn, hier bestaat geen aanleiding voor. De effecten op beschermde soorten die op grond van onderzoek zijn voorzien, vinden plaats in de exploitatiefase. Alternatieve planning Indien tijdens het broedseizoen van vogels gewerkt wordt, worden maatregelen genomen om vestiging van broedvogels te voorkomen (ongeschikt maken van terrein als broedbiotoop), en indien broedvogels aanwezig zijn worden werkzaamheden aangepast om verstoring van broedende vogels en vernietiging van nesten te voorkomen. Er is geen sprake van aantasting van het functionele leefgebied van vogelsoorten die van het plangebied gebruik maken buiten het broedseizoen. Beoordeling van de andere bevredigende oplossingen In het Provinciaal omgevingsplan is de locatie Avri aangewezen als voorkeurslocatie voor windturbines. In het projectplan is afdoende omschreven dat een alternatieve wijze van inrichting, werkwijze of planning niet tot andere effecten op beschermde soorten leidt.. 7

8 Conclusie In het Provinciaal omgevingsplan is de locatie Avri als voorkeurslocatie aangewezen. Aangezien de effecten al gering zijn en andere oplossingen niet tot geringere effecten leiden, kunnen wij ons vinden in de gekozen oplossing. Belang In de aanvraag beschreven belang(en) In uw aanvraag geeft u aan dat het project u voor het overtreden van de verbodsbepalingen cf. artikel 3.1 een beroep doet op het belang De volksgezondheid of openbare veiligheid en voor het overtreden van de verbodsbepalingen cf. artikel 3.5 het belang Volksgezondheid of de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten. In bijlage 4 bij de ontheffingsaanvraag is het doel van het project omschreven als het leveren van een bijdrage aan de nationale (en provinciale) doelstelling om de CO 2 bijdrage terug te dringen en in 2020 te streven naar 14 % energie uit hernieuwbare bronnen. Daarmee levert het project een bijdrage aan de beperking van klimaatverandering. Wij kunnen instemmen met de in de aanvraag beschreven belang(en). De genoemde belangen vormen een voldoende onderbouwing om het optreden van (beperkte) negatieve effecten op de in de tabellen 3 en 4 genoemde beschermde soorten te rechtvaardigen. Immers, klimaatverandering heeft een grote impact op flora en fauna en uiteindelijk ook op de openbare veiligheid (via duurzame watervoorziening) en volksgezondheid (zoals een toenemende kans op extreem weer). Klimaatverandering betekent ook grotere beperkingen aan het gebruik van koelwater voor de gangbare energieproductie. De bestendigheid van de electriciteitsproductie - en daarmee ook de openbare veiligheid kan bij voortzetting van de gangbare energieproductie in het geding komen. De (grootschalige) toepassing van hernieuwbare energie kent deze nadelen niet. Vandaar dat het belang volksgezondheid of openbare veiligheid in deze relevant is. Specifiek voor de in het geding zijnde habitatsoorten geldt bovendien dat door het initiatief voor het milieu wezenlijk gunstige effecten optreden Beoordeling van belang(en) Wij kunnen instemmen met de in de aanvraag beschreven belang(en). Het betreft de belangen die zijn weergegeven in de laatste kolom van de tabellen 1 en 2. Gunstige staat van instandhouding In de aanvraag beschreven effect op de staat van instandhouding van de desbetreffende soorten In de onderbouwing van de ontheffingsaanvraag 6 wordt m.b.t. de voorspelde circa 7 slachtoffers van Gewone dwergvleermuis en circa 2 slachtoffers van Ruige dwergvleermuis per jaar geconcludeerd dat de voorziene sterfte (ruim) onder de 1%-mortaliteitsnorm van de lokale populatie blijft, waarmee een effect op de gunstige staat van instandhouding van deze populatie met zekerheid uitgesloten kan worden, hetgeen dan tevens geldt voor de regionale en de landelijke populatie. Met betrekking tot de 19 soorten trekvogels, zoals opgenomen in tabel 3 is het effect van de additionele mortaliteit getoetst aan de zogeheten flyway-populatie. Deze populaties zijn (zeer) groot zodat met zekerheid gesteld kan worden dat de voorziene sterfte lager zal zijn dan 1% van de jaarlijkse natuurlijke sterfte (1%-mortaliteitsnorm), waarmee een effect op de GSI voor al deze soorten op voorhand met zekerheid wordt uitgesloten. 6 Smits, R.R., Onderbouwing aanvraag Ffwet-ontheffing en resultaten veldonderzoek. Bureau Waardenburg, Culemborg. 8

9 Met betrekking tot de 3 soorten lokale vogels, zoals opgenomen in tabel 3 is het effect van de additionele mortaliteit getoetst aan de omvang van de landelijke populatie. Voor wilde eenden worden maximaal tien aanvaringsslachtoffer in het windpark voorzien. In Smits (2016) wordt geconcludeerd dat die sterfte lager ligt dan de 1%-mortaliteitsnormen, waardoor een effect op de gunstige staat van instandhouding van de populaties met zekerheid uitgesloten kan worden. Voor beide meeuwensoorten geldt dat deze zowel overdag als s nachts gevoelig zijn voor aanvaringen met windturbines. In de ruime omgeving van het plangebied zijn meeuwen aanwezig en dan met name in de winterperiode. Bij passage van het windpark kunnen deze vogels slachtoffer worden van een aanvaring. Per soort gaat het naar verwachting om één of meer slachtoffers per jaar voor het hele windpark. Ook m.b.t. meeuwen wordt in Smits (2016) geconcludeerd dat de sterfte lager zal liggen dan de 1%-mortaliteitsnormen (tabel 3), waardoor een effect op de gunstige staat van instandhouding van de populaties met zekerheid uitgesloten kan worden. Beoordeling van de effecten op de staat van instandhouding van de desbetreffende soorten Het uitvoeren van de maatregelen als bedoeld in de aanvraag leidt niet tot verslechtering van de staat van instandhouding van de 22 vogelsoorten zoals vermeld in tabel 1 en de Gewone dwergvleermuis en Ruige dwergvleermuis. Conclusie Gelet op het voorgaande kan de gevraagde ontheffing worden verleend. OVERIGE VERPLICHTINGEN Wij wijzen u er op dat u zelf verantwoordelijk bent voor het verkrijgen van eventueel benodigde ontheffingen, vergunningen of toestemmingen op grond van andere wet- en regelgeving. Zorgplicht Voor alle soorten geldt de zorgplicht ex artikel 1.11 Wnb, die van toepassing is op zowel beschermde als onbeschermde dier- en plantensoorten, ongeacht vrijstelling of ontheffing. Op grond hiervan dient zoveel als redelijkerwijs mogelijk is schade aan deze soorten te worden voorkomen. Zienswijzen Gedurende de periode van terinzagelegging kunnen belanghebbenden schriftelijk of mondeling zienswijzen over het ontwerpbesluit naar voren brengen. Ingediende zienswijzen worden met het uiteindelijke besluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd. Schriftelijke zienswijzen kunnen worden gericht aan Gedeputeerde Staten van Gelderland, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem, of aan post@gelderland.nl, onder vermelding van het zaaknummer dat op de eerste bladzijde van het ontwerpbesluit staat vermeld. Voor een mondelinge zienswijze of toelichting over het ontwerpbesluit kan contact worden opgenomen met het Provincieloket (telefoonnummer (026) ). Wij maken u erop attent dat alleen beroep tegen het uiteindelijke besluit kan worden ingediend als de indiener ook een zienswijze heeft ingebracht tegen het ontwerpbesluit en men belanghebbende is. De periode van terinzagelegging is te vinden onder de technische informatie van de kennisgeving. Deze kennisgeving is in te zien op de website van Overheid.nl. 9

10 Bijlage 1: Locatie 3 turbines cf. aanvraag De locatie van de drie beoogde windturbines voor het Windpark AVRI, gemeente Geldermalsen (Straalen,et.al., 2017).. 10