Algemene Ouderdomswet

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Algemene Ouderdomswet"

Transcriptie

1 Algemene Ouderdomswet Kernbeschrijving De AOW regelt wie onder welke voorwaarden recht heeft op een publiek ouderdomspensioen. Inleiding De AOW in hoofdlijnen Deze inleiding bespreekt de hoofdlijnen van de AOW. Ingegaan wordt op de AOW als volksverzekering, de drie pijlers van de pensioenvoorzieningen, de uitvoering en een selectie van bepalingen uit de AOW. Deze selectie gaat over de verzekering, het recht op uitkering, de begrippen gehuwd en gezamenlijke huishouding, de hoogte van de uitkering, de overgangsvoordelen, de ingangsdatum en het einde van de uitkering en de verplichtingen van de pensioengerechtigde. De AOW is een volksverzekering De Algemene Ouderdomswet (AOW) dateert van 31 mei 1956 (Stb. 1956, 281) en is op 1 januari 1957 volledig in werking getreden. De AOW behoort tot de volksverzekeringen en is de eerste volksverzekering die tot stand is gekomen. Volksverzekeringen kenmerken zich door een werkingssfeer die in beginsel de gehele bevolking omvat; dit in tegenstelling tot de traditionele sociale verzekeringen, die zich beperken tot de werknemers en daarmee gelijkgestelden (de zogenaamde werknemersverzekeringen). De verzekering ingevolge de AOW eindigt bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Dit houdt verband met het opbouwsysteem dat in de AOW is neergelegd. Dit betekent dat de hoogte van het pensioen afhankelijk is van het aantal jaren dat een persoon verzekerd is geweest. De drie pijlers van de pensioenvoorzieningen De AOW maakt deel uit van een systeem van pensioenvoorzieningen dat bekend staat als het driepijlersysteem. De AOW is de eerste pijler. De tweede pijler bestaat uit pensioenvoorzieningen die in het kader van een arbeidsverhouding of in verband met het uitoefenen van een zelfstandig bedrijf of beroep worden getroffen. De derde pijler bestaat uit de particuliere pensioenvoorzieningen die bij verzekeringsmaatschappijen zijn afgesloten. 11

2 Uitvoering De AOW wordt uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank (SVB) (artikel 34 Wet SUWI). De SVB is bevoegd tot toekenning, intrekking, herziening en betaalbaarstelling van de AOW (artikelen 14, 17 en 19 AOW). Daarnaast beheert en administreert de SVB het fonds waaruit de AOW-uitkeringen worden betaald, het zogenaamde Ouderdomsfonds (artikel 82 Wfsv). De premieheffing wordt verzorgd door de Belastingdienst. Verplichte verzekering Ingevolge artikel 6 van de AOW omvat de kring van verplicht verzekerden van de AOW degene die nog niet de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt en die ingezetene is, of: geen ingezetene is, maar terzake van in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid aan loonbelasting is onderworpen. Een ingezetene is iemand die in Nederland woont (artikel 2 AOW). Of iemand in Nederland woont, wordt naar omstandigheden beoordeeld (artikel 3 AOW). Blijkens de jurisprudentie woont een persoon in Nederland indien tussen hem en Nederland een duurzame band van persoonlijke aard bestaat. Het middelpunt van zijn maatschappelijk leven moet in Nederland liggen. Dit wordt naar omstandigheden bepaald. Deze omstandigheden kunnen worden onderverdeeld naar juridische, economische en sociale omstandigheden. De kring van verzekerden wordt nader geregeld bij het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen Vrijwillige verzekering In aanvulling op de hiervoor beschreven verplichte verzekering kent de AOW ook de mogelijkheid van vrijwillige verzekering (artikelen AOW). Ten eerste is het mogelijk om de vrijwillige verzekering voort te zetten nadat de verplichte verzekering is beëindigd. De duur van de vrijwillige verzekering is in beginsel beperkt tot maximaal 10 jaar. Het verzoek tot verzekering moet binnen een jaar na beëindiging van de verplichte verzekering worden gedaan. Ten tweede is het mogelijk om de niet-verzekerde jaren in te kopen binnen vijf jaar nadat de verplichte verzekering is ingegaan. Deze periode van vijf jaar zal worden uitgebreid tot een periode van tien jaar (Kamerstukken II 2008/09, , nr. 2, p. 6). Ten derde kunnen personen die in een andere lidstaat van de EU wonen en die een Nederlandse socialezekerheidsuitkering ontvangen zich vrijwillig verzekeren. De mogelijkheid om deze vrijwillige verzekering af te sluiten is beperkt tot personen die verplicht verzekerd zijn geweest voor de volksverzekeringen. De voorwaarden waaronder deze vrijwillige verzekering wordt aangegaan, zijn geregeld in het Besluit vrijwillige verzekering AOW en ANW voor in de Europese Unie wonende uitkeringsgerechtigden. 12

3 Gemoedsbezwaarden Personen die gemoedsbezwaren hebben tegen de in de AOW geregelde verzekering kunnen worden vrijgesteld van de verplichting om premie te betalen (artikelen 64-67a Wfsv). Zij moeten een premievervangende inkomstenbelasting of loonbelasting betalen die gelijk is aan de premie die anders verschuldigd zou zijn. De gemoedsbezwaarde die 65 jaar wordt heeft recht op een uitkering ter hoogte van het AOW-pensioen (artikel 48 AOW). Zodra naar het oordeel van de gemoedsbezwaarde de ontvangen bedragen de betaalde belasting hebben overschreden, zal de SVB de uitkering beëindigen. Recht op uitkering Ingevolge artikel 7 van de AOW bestaat er recht op ouderdomspensioen voor degene die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, en in de 50 jaar daaraan voorafgaand verzekerd is geweest. Er bestaat recht op toeslag voor de gehuwde pensioengerechtigde van wie de echtgenoot jonger is dan 65 jaar, tenzij het inkomen uit of in verband met arbeid van de echtgenoot meer bedraagt dan de volledige bruto-toeslag. In het Inkomensbesluit AOW 1996 wordt bepaald welk inkomen in het kader van de inkomenstoets in aanmerking wordt genomen. Daarbij is van belang dat ingevolge artikel 11 AOW een deel van het inkomen uit arbeid van de partner wordt vrijgelaten. Op grond van de Wet beperking export uitkeringen heeft de pensioengerechtigde die niet in Nederland woont, geen recht op toeslag (artikel 8a AOW). Ingevolgde deze wet is eveneens bepaald dat de ongehuwde pensioengerechtigde die niet in Nederland woont slechts het ouderdomspensioen voor gehuwden ontvangt (artikel 9a AOW). Deze exportbeperkingen gelden niet in de EU en in landen waarmee in een verdrag handhavingsafspraken zijn gemaakt. In de Bekendmaking landen op grond van de Wet beperking Export Uitkeringen (Stcrt. 2003, 64) wordt vermeld in welke landen recht op ouderdomspensioen en toeslag bestaat. Begrippen gehuwd en gezamenlijke huishouding Het begrip gehuwd wordt gedefinieerd in artikel 1 AOW. Geregistreerde partners en personen die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren worden in beginsel gelijk gesteld aan gehuwden. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Dit begrip is nader ingevuld door de SVB Beleidsregels en de jurisprudentie. Een gehuwde die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is, wordt als ongehuwd aangemerkt. Ook dit is nader uitgewerkt in de SVB Beleidsregels en de jurisprudentie. 13

4 Hoogte van de uitkering Uit artikel 9 AOW volgt dat de AOW een ouderdomspensioen kent voor de volgende categorieën: de ongehuwde pensioengerechtigde (70% van het netto-minimumloon per maand); de gehuwde pensioengerechtigde (50% van het netto-minimumloon per maand); de ongehuwde pensioengerechtigde met een kind jonger dan 18 jaar dat niet tot het huishouden van een ander behoort en voor wie de pensioengerechtigde kinderbijslag ontvangt (90% van het netto-minimumloon per maand). De toeslag bedraagt 50% van het netto-minimumloon. Ingevolge artikel 10 AOW wordt de volledige toeslag slechts toegekend voor zolang het inkomen van de echtgenoot van de pensioengerechtigde (met inachtneming van de vrijlatingsregeling van artikel 11 AOW) nihil bedraagt. Voor elk jaar dat de pensioengerechtigde niet verzekerd is geweest of schuldig nalatig is gebleven premie te betalen, wordt het ouderdomspensioen met 2% gekort. De toeslag wordt met hetzelfde percentage gekort voor elk jaar dat de echtgenoot niet verzekerd of schuldig nalatig is geweest. Van schuldige nalatigheid is sprake indien een premieplichtige nalatig is gebleven over een bepaald jaar de op aanslag verschuldigde premie voor de volksverzekeringen te betalen (artikel 61 Wfsv). Overgangsvoordelen Voor Nederlanders die voor 1 januari jaar of ouder waren, geldt overgangsrecht op grond waarvan de onverzekerde jaren van voor de inwerkingtreding van de AOW gelijk worden gesteld met verzekerde jaren (artikelen AOW). Daarbij geldt een dubbele wooneis: zij moeten vanaf de dag dat zij 59 jaar zijn geworden zes jaar in Nederland hebben gewoond (de historische wooneis) en daarnaast moeten zij ook na het bereiken van de leeftijd van 65 jaar in Nederland wonen (actuele wooneis). Deze overgangsregeling geldt zowel voor de vaststelling van het ouderdomspensioen als de toeslag. Ingangsdatum uitkering Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de belanghebbende aan de uitkeringsvoorwaarden voldoet. De uitkering kan niet vroeger ingaan dan één jaar voor de eerste dag van de maand waarin de aanvraag werd ingediend of waarin ambtshalve toekenning plaatsvond. In bijzondere gevallen kan de SVB hiervan afwijken (artikel 16 AOW). Van een bijzonder geval is sprake indiende belanghebbende het niet tijdig aanvragen van de uitkering redelijkerwijs niet kan worden verweten. Dit is in de jurisprudentie nader ingevuld. 14

5 Einde recht op uitkering Het recht op ouderdomspensioen eindigt op de dag volgend op de dag van overlijden. Na het overlijden wordt een overlijdensuitkering uitgekeerd aan de langstlevende partner, de minderjarige kinderen of degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde (artikel 18 AOW). Verplichtingen Ingevolge artikel 49 van de AOW is de pensioengerechtigde verplicht om aan de SVB op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of op het bedrag van de uitkering dat wordt betaald. In de SVB beleidsregels wordt de mededelingsverplichting nader ingevuld. Daarnaast moet de pensioengerechtigde zich houden aan de controlevoorschriften (artikel 15 AOW en de Controlevoorschriften AOW, besluit van 26 januari 1996, Stcrt. 1996, 141). Deze verplichtingen rusten ook op de echtgenoot van de pensioengerechtigde. In geval van overtreding van artikel 49 van de AOW legt de SVB een boete van maximaal 2269,- op (artikel 17c AOW en het Boetebesluit socialezekerheidswetten). Schending van de controlevoorschriften wordt bestraft met een maatregel (artikel 17b AOW en het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten). De SVB is bevoegd om een waarschuwing op te leggen in plaats van een boete of maatregel indien het niet nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen dat onverschuldigd is betaald, moet in beginsel door de SVB worden teruggevorderd (artikel 24 AOW). Literatuur W.A. Sinninghe Damsté, De Aow, veertig jaar en verder, Deventer: Kluwer J. van Rooij & W. Sinninghe Damsté, De AOW in hoofdlijnen, in: Sociale Verzekeringsbank, De AOW. Veel besproken, nu beschreven, Den Haag: SDU F.M. Noordam & S. Klosse, Socialezekerheidsrecht, Deventer: Kluwer 2008, p Wet van 31 mei 1956, Stb. 1956, 281, inzake een algemene ouderdomsverzekering, zoals laatstelijk gewijzigd bij de wet van 1 juli 2009, Stb. 2009, 282. Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: 15

6 Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen inzake een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom; Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 1. Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt verstaan onder: a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; b. lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens; c. vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000; d. bruto-minimumloon: het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag; e. rechtens zijn vrijheid is ontnomen: rechtens zijn vrijheid is ontnomen, behoudens de gevallen, bedoeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht; f. justitiële inrichting: een penitentiaire inrichting of een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden. 2. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met: a. echtgenoot: geregistreerde partner; b. echtgenoten: geregistreerde partners; c. gehuwd: als partner geregistreerd; d. gehuwde: als partner geregistreerde. 3. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt: a. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad; b. als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is. 4. Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen 16

7 voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. 5. Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en: a. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld; b. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander; c. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of d. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het vierde lid. 6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vijfde lid, onderdeel d. 7. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander, zoals bedoeld in het vierde lid. Parlementaire behandeling Lid 1 Thans is op het voetspoor van art. 4 eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaald dat niet alleen de vraag waar een natuurlijke persoon woont, naar de omstandigheden moet worden beoordeeld, maar ook de vraag waar een lichaam gevestigd is. Die vestigingsplaats kan ook voor de AOW, de AWW en de AKW een rol spelen, b.v. ten aanzien van in het buitenland wonend personeel op transportmiddelen, dat in dienst is bij een hier te lande gevestigde werkgever. Voor de vraag of dergelijk personeel hier te lande verzekerd is, mag het uiteraard geen verschil uitmaken of de werkgever een natuurlijk persoon dan wel een lichaam is. In samenhang hiermede is voor de vorengenoemde sociale verzekeringswetten ook het begrip lichaam van art. 2, eerste lid, letter c (Bew.: thans letter b), Algemene wet inzake rijksbelastingen overgenomen. MvT II, 8020, nr. 3 Van rechtens zijn vrijheid ontnomen zijn is sprake indien de vrijheidsontneming op rechtmatige wijze, dat wil zeggen met inachtneming van de daarop betrekking hebbende bepalingen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering heeft plaatsgevonden. Onder "rechtens zijn vrijheid ontnomen zijn" valt niet alleen gevangenisstraf, maar ook andere vormen van detentie vallen hieronder. Hierbij kan worden gedacht aan gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving 17

8 verkeersvoorschriften, gijzeling wegens niet-nakoming van wettelijke verplichtingen (zoals niet-betaling van alimentatie), vreemdelingenbewaring en andere vormen van vrijheidsbeneming op grond van de Vreemdelingenwet 2000 en faillissementsbewaring. Ook voorlopige hechtenis en terbeschikkingstelling (TBS) zijn vrijheidsbenemende maatregelen en vallen daarom onder het begrip rechtens zijn vrijheid ontnomen zijn. Een uitzondering wordt gemaakt voor gedwongen opname op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Dit komt overeen met hetgeen is geregeld in het kader van de onder de reikwijdte van de Wsg (Bew.: Wsg is de afkorting van Wet Sociale Zekerheidsrechten gedetineerden) vallende wetten. In de memorie van toelichting bij die wet (Kamerstukken II , , nr. 3) is toegelicht waarom deze uitzondering is opgenomen: in de eerste plaats wordt bij een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen of met toepassing van artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht een eigen bijdrage verlangd. De situatie dat een uitkering wordt ontvangen terwijl door de Staat in de kosten van het levensonderhoud wordt voorzien, doet zich hier dus niet voor, althans niet bij een langdurige opname, zodat uitsluiten van het recht op een uitkering niet is gerechtvaardigd. Bovendien betreft het personen die hun vrijheidsontneming niet kan worden aangerekend, terwijl de aard van de geestesstoornis wel zodanig is dat gedwongen opname nodig is. In het nieuw toe te voegen onderdeel f wordt een definitie opgenomen voor justitiële inrichting. Hieronder wordt in het kader van de AOW een penitentiaire inrichting of een inrichting voor verpleging van TBS-ers verstaan. De in het onderhavige wetsvoorstel gekozen definitie van justitiële inrichting wijkt af van de definitie daarvoor in andere socialeverzekeringswetten. Omdat het recht op een ouderdomspensioen ontstaat vanaf het moment dat de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt, is een verwijzing in de definitie van justitiële inrichting naar een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen namelijk overbodig. Kamerstukken II 2007/08, , nr. 3, p. 8 (MvT) Lid 2 In de AOW zoals die thans wordt voorgesteld, wordt ten aanzien van de pensioenrechten niet langer verschil gemaakt tussen man en vrouw. Een aparte definitie van het begrip gehuwde man en van het begrip gehuwde vrouw is dan ook niet langer noodzakelijk. Het tweede lid van artikel 1 is daarom vervangen door een artikellid, waarin wordt omschreven in welke gevallen iemand als gehuwd of als echtgenoot wordt beschouwd. Met deze omschrijving wordt een tweeledig doel bereikt: enerzijds wordt hiermee degene die duurzaam gescheiden leeft gelijk gesteld met een ongehuwde, anderzijds worden de begrippen gehuwde en echtgenoot op dezelfde wijze omschreven, hetgeen van belang is voor de toeslagregeling. 18

9 Opgemerkt wordt, dat waar in het onderhavige wetsontwerp gesproken wordt van echtgenoot, deze term in een neutrale betekenis wordt gebruikt. Dat wil zeggen dat die term zowel op een man als op een vrouw betrekking heeft. MvT II, , nr. 3 De gedetineerde, die naar burgerlijk recht is gehuwd of die op grond van registratie wordt aangemerkt een gezamenlijke huishouding te voeren, zal in de regel ook tijdens detentie voor de AOW als een gehuwde blijven aangemerkt. Dit betekent in de praktijk, dat van de AOW-gerechtigde gedetineerde met een partner die jonger is dan 65 jaar, niet alleen de uitkering zal worden stopgezet, maar dat ten behoeve van zijn jongere partner ook geen AOWtoeslag meer zal worden verstrekt. Dit laatste kan er toe leiden dat die partner een beroep zal moeten doen op algemene en/of bijzondere bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand (WWB). Omdat de AOW-uitkering een geïndividualiseerd recht is, ziet de regering geen aanleiding om een deel van de AOW-uitkering (de toeslag) uit te betalen aan die jongere partner. Een gelijkluidend standpunt huldigde de toenmalige regering bij de introductie in 2000 van de WSG. Is de niet-gedetineerde partner zelf ook AOW-gerechtigd, dan behoudt deze uiteraard zijn of haar uitkering gedurende de detentieperiode van de eveneens pensioengerechtigde echtgenoot. Ook in dit geval kan de nietgedetineerde door financiële omstandigheden gedwongen worden, een beroep te moeten doen op de WWB ( ). Kamerstukken II 2007/08, , nr. 3, p. 3-4 (MvT) Lid 3 Samenwonende bloedverwanten in de tweede graad worden in de gehele sociale verzekeringswetgeving niet langer uitgezonderd van het partnerbegrip; dit houdt in dat in het vervolg, net als bij alle andere ongehuwd samenwonenden, getoetst moet worden of zij als partners kunnen worden beschouwd. De thans geldende partnerdefinitie houdt in dat ongehuwd samenwonenden die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren mede als gehuwden worden aangemerkt. Van een gezamenlijke huishouding kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. Voor de AOW heeft het schrappen van de uitzonderingsbepaling als consequentie dat samenwonende bloedverwanten, indien zij beiden 65 jaar zijn, recht krijgen op een uitkering van 50% in plaats van recht op een uitkering van 70% zoals nu het geval is. De keerzijde hiervan is logischerwijs dat voor een bloedverwant jonger dan 65 jaar in het vervolg ook een partner- 19

10 toeslag kan worden ontvangen als aan alle overige voorwaarden wordt voldaan. MvT II, , nr. 3, p. 2 Ook ten aanzien van bloedverwanten in de 1e graad kan de vraag worden gesteld of het wenselijk is in de partnerdefinitie een uitzonderingsbepaling te handhaven. Bekeken vanuit de criteria draagkracht en behoefte is het niet onaannemelijk dat er geen of weinig verschillen zijn tussen samenwonende bloedverwanten in de eerste graad en andere ongehuwd samenwonenden. Anders is dit wanneer gekeken wordt naar de gelijkwaardigheid van de personen die als partners worden beschouwd. Bij samenwonende broers en zussen, neven en nichten en vrienden of vriendinnen kan worden aangenomen dat er sprake is van gelijkwaardigheid tussen beide partners. Bij samenwonende ouders en kinderen is deze gelijkwaardigheid minder voor de hand liggend. Een ouder heeft tenminste 18 jaar zowel de materiële als formele verantwoordelijkheid voor het kind gedragen. Zeker indien er sprake is van het samenwonen van een ouder en een jongvolwassene is het niet onwaarschijnlijk dat deze relatie nog tenminste ten dele bepaald wordt door de gezagsrelatie die in een kort daarvoor liggende periode tussen kind en ouder heeft bestaan. Het kabinet hecht verder aan een eensluidende partnerdefinitie binnen het gehele sociale zekerheidsstelsel. De consequenties van zo'n definitie zonder uitzonderingsbepaling voor bloedverwanten inde eerste graad zijn echter zeer ingrijpend. In de Algemene bijstandswet (Abw) zou dit bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat een meerderjarige werkloze geen recht op een bijstandsuitkering heeft indien hij of zij samenwoont met zijn of haar alleenstaande ouder, indien die ouder over een inkomen beschikt dat tenminste het sociale minimum voor een echtpaar bedraagt. Een andere consequentie is dat voor een bijstandsmoeder, van wie één van de meerderjarige kinderen een inkomen gaat verdienen dat tenminste het sociale minimum bedraagt, het recht op een bijstandsuitkering vervalt. De bijstandsmoeder wordt met nog eventuele minderjarige kinderen financieel afhankelijk van het meerderjarige kind. Deze consequenties zijn in de ogen van het kabinet zowel onvermijdelijk, als de uitzonderingsbepaling voor bloedverwanten in de eerste graad wordt geschrapt als onaanvaardbaar. Het kabinet kiest er om die reden voor om, hoewel uit oogpunt van draagkracht en behoefte in een aantal gevallen sprake zal zijn van een vergelijkbare situatie met andere ongehuwd samenwonenden, vast te houden aan de uitzonderingsbepaling voor bloedverwanten in de eerste graad. MvT II, , nr. 3, p. 3-4 Wanneer de niet-gedetineerde partner tijdens de detentieperiode voor de AOW als ongehuwd wordt aangemerkt, ontvangt de partner een pensioen ter hoogte van 70% van het minimumloon. Alleen bij duurzaam gescheiden 20

11 leven wordt men als ongehuwd aangemerkt. Zo n situatie kan alleen ontstaan bij gehuwden van wie beiden of een van beiden de echtelijke samenleving wil(len) verbreken omdat een situatie is ingetreden waarbij ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware men niet met die ander gehuwd. Voorwaarde daarbij is wel, dat een dergelijke toestand moet voortvloeien uit de wil van één van beide of van beide partners (RSV 1960, nr. 67). Kamerstukken II 2007/08, , nr. 3, p. 4 (MvT) De leden van de CDA-fractie hebben een vraag naar aanleiding van een passage in de memorie van toelichting, waar wordt opgemerkt, dat als de niet gedetineerde partner tijdens de detentieperiode als ongehuwd wordt aangemerkt, deze partner een AOW-pensioen ontvangt van 70% van het minimumloon. De partner wordt als ongehuwd aangemerkt, wanneer men duurzaam gescheiden leeft. Deze leden vragen om een nadere uitwerking van dit criterium. Van duurzaam gescheiden leven is alleen dan sprake, wanneer personen duurzaam apart leven, als waren zij niet met elkaar gehuwd. Bovendien moet zo n situatie voortvloeien uit de wil van (een van) beide partners. In geval van gedetineerden zullen gehuwden daarom niet snel als ongehuwd worden aangemerkt. Personen die naar burgerlijk recht gehuwd zijn, zullen derhalve in de regel ook tijdens de detentieperiode voor de AOW als gehuwd worden aangemerkt. Kamerstukken II 2008/09, , nr. 6, p. 4 (NV II) Lid 4 De definitie van het partnerbegrip is zodanig dat deze uitsluitend van toepassing is op twee personen die ongehuwd samenwonen. Dit is vanuit historisch perspectief ook verklaarbaar. De bedoeling van de partnerdefinitie was immers de gelijkstelling van ongehuwd samenwonenden met gehuwden, omdat zij wat betreft draagkracht en behoefte feitelijk niet van elkaar verschilden. Ook een huwelijkse relatie bestaat immers uitsluitend uit twee personen. Het kabinet is van mening dat uit oogpunt van draagkracht en behoefte het verdedigbaar zou kunnen zijn om ook bij meerpersoonsrelaties ieder afzonderlijk persoon als partner te behandelen en dus in het kader van de AOW een 50%-uitkering toe te kennen. Aan een dergelijke systematiek kleven echter niet onaanzienlijke nadelen. Bij tweepersoonsrelaties is sprake van een gelijke behandeling op alle onderdelen van het sociale zekerheidsstelsel. Dit geldt dus zowel voor de normuitkering (nadeel) als de toeslag (voordeel). Bij meerpersoonsrelaties ziet het kabinet echter geen mogelijkheden om die gelijke behandeling in beide aspecten volledig door te laten werken. Met name wat betreft de toekenning van een toeslag in het kader van de AOW of de Toeslagenwetziet het kabinet geen mogelijkheden. Het lijkt het kabinet niet acceptabel als aan één gerechtigde tweemaal een toeslag zou moeten worden toegekend vanwege het feit dat drie perso- 21

12 nen een duurzame gezamenlijke huishouding vormen. Het toekennen van slechts één toeslag, die bedoeld is om de leefeenheid tenminste het bestaansminimum voor twee personen te garanderen, terwijl daar feitelijk drie of meer volwassenen mee in hun bestaan dienen te voorzien kan al evenmin als redelijk worden beschouwd. Het komt het kabinet niet evenwichtig voor als uitsluitend voor wat betreft de normuitkering meerpersoonsrelaties als partners zouden worden behandeld. Het kabinet heeft daarnaast twijfels over de juridische haalbaarheid en houdbaarheid van een partnerdefinitie die zowel twee- als meerpersoons relatie zou moeten bevatten. Ook de Toetsingscommissie Kortmann heeft in haar leefvormen-advies voorgesteld om een leefvormbepaling te beperken tot tweerelaties. Één van de argumenten was dat in algemene zin niet was gebleken dat behoefte bestaat aan een gelijkstelling van tweerelaties en meerrelaties. Dit laatste zal mogelijk samenhangen met het feit dat meerrelaties in vergelijking tot niet-huwelijkse tweerelaties waarschijnlijk beperkt in omvang en in maatschappelijke betekenis zullen zijn. Alles overwegende komt het kabinet tot het oordeel dat het niet wenselijk is om het partnerbegrip uit te breiden van tweerelaties naar meerpersoonsrelaties. MvT II, , nr. 3, p. 4-5 Beleid Lid 3 Het begrip duurzaam gescheiden leven in de jurisprudentie Het begrip duurzaam gescheiden leven ziet op een feitelijke situatie. Scheiding van tafel en bed en echtscheiding zijn niet van belang indien daarvóór al sprake is van duurzaam gescheiden leven. Het begrip duurzaam gescheiden leven is nader uitgewerkt in rechterlijke uitspraken. Uit onder meer de uitspraak van de HR van 10 februari 1960 (Bew.: RSV 1960/67), leidt de SVB het volgende af. Voor het aannemen van duurzaam gescheiden leven is naast de feitelijke toestand ook de wil van de echtgenoten van belang, tenzij er sprake is van feitelijke onmogelijkheid tot hervatting van de samenleving (de CRvB heeft dit standpunt nadien bevestigd in de uitspraken van 17 december 1987 (Bew.: RSV 1988/178) en 6 december 1989 (Bew.: AB 1990/277)). Volgens de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 30 mei 1973 (Bew.: RSV 1974/12), 5 september 1989 (Bew.: RSV 1990/94) en 5 oktober 1989 (Bew.: RSV 1990/110)) is er sprake van duurzaam gescheiden leven in de situatie waarin de echtelijke samenleving is geëindigd door de wil van één of beide echtgenoten; én 22

13 ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd; én deze toestand door één of beide echtgenoten als bestendig is bedoeld. De wil van (een van) de echtgenoten noch de feitelijke toestand is op zichzelf doorslaggevend. De samenleving wordt pas verbroken geacht als de wil daartoe zich naar buiten toe uitdrukkelijk manifesteert of als zich een bestendige toestand van een verbroken samenleving voordoet (zie in dit verband de uitspraken van de CRvB van 25 februari 1985 (Bew.: RSV 1985/206) en 21 november 1990 (Bew.: RSV 1991/261)). Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1002) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, Het beleid van de SVB op grond van de jurisprudentie Gehuwden worden als duurzaam gescheiden levend aangemerkt indien: er sprake is van een door (een van) de echtgenoten gewilde en als bestendig bedoelde situatie waarbij de feitelijke toestand uitwijst dat beiden een afzonderlijk leven leiden alsof er geen huwelijk was, of er sprake is van een door de echtgenoten ongewilde situatie waarbij de samenleving onmogelijk is geworden en feitelijk en (naar gangbare objectieve maatstaven beoordeeld) permanent is verbroken. Indien beide betrokkenen in laatstbedoelde situatie evenwel aangeven bij voortduring als gehuwd te willen worden aangemerkt dan wordt deze wens gerespecteerd, waarbij niet van belang is of betrokkenen zich nog als echtgenoten gedragen en presenteren. Op een rechtens onaantastbare beschikking waarin is vastgesteld dat een situatie van duurzaam gescheiden leven is ingetreden, komt de SVB uitsluitend terug indien sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 Awb of indien de beschikking onmiskenbaar onjuist moet worden geacht zoals bedoeld in Deel I, Terugkomen van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de belanghebbende, SB1076. Indien een van de echtgenoten voor langere tijd ter verpleging is opgenomen in een verpleeghuis, maar deze situatie niet op voorhand als onomkeerbaar is aan te merken, zal bij de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven ook acht worden geslagen op andere factoren, die erop duiden dat niet de wil bestaat tot verbreking van de echtelijke samenleving, zoals regelmatig contact en gemeenschappelijke financiën. Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1002) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, De gelijkstelling van het voeren van een gezamenlijke huishouding met het gehuwd zijn, is in de AOW ingevoerd op 1 januari Voor AOW-gerechtigden die vóór 1 januari 1987 recht hadden op het ongehuwdenpensioen is een overgangsbepaling vastgesteld. Deze luidt dat AOW-gerechtigden die een gezamenlijke huishouding voeren hun ongehuwdenpensioen behouden als de nieuwe wetgeving voor hen nadeliger is dan de oude wetgeving, 23

14 én zij vóór 1 januari 1987 al een gezamenlijke huishouding voerden. De AOW-gerechtigde kan verzoeken om toepassing van de nieuwe wetgeving indien die voor hem voordeliger is. De overgangsmaatregel geldt zolang de AOW-gerechtigde een gezamenlijke huishouding blijft voeren met degene met wie hij dit vóór 1 januari 1987 al deed. De SVB interpreteert het overgangsrecht zodanig dat, indien de AOWgerechtigde met deze persoon trouwt of een gezamenlijke huishouding gaat voeren met een ander persoon, de nieuwe wetgeving van toepassing wordt. De SVB hanteert dezelfde interpretatie ten aanzien van het overgangsrecht Anw. Indien degene die een gezamenlijke huishouding voert en op grond van het overgangsrecht Anw recht op nabestaandenuitkering behoudt, trouwt of een gezamenlijke huishouding gaat voeren met een andere persoon, wordt het recht op nabestaandenuitkering beëindigd. Als degenen die een gezamenlijke huishouding vormen elkaars bloedverwanten in de eerste graad zijn, vindt er geen gelijkstelling met gehuwden plaats. Tot bloedverwanten in de eerste graad behoren ouders en kinderen tot wie de pensioengerechtigde in een familierechtelijke betrekking staat. Tot 1 januari 1996 werden in de AOW ook personen die een gezamenlijke huishouding voerden met bloedverwanten in de tweede graad (grootouders, kleinkinderen, broers of zusters) niet met gehuwden gelijkgesteld. Ten aanzien van bloedverwanten in de tweede graad die op 31 december 1995 een gezamenlijke huishouding voerden en op die datum recht hadden op ouderdomspensioen, is een overgangsmaatregel getroffen; de betreffende groep pensioengerechtigden behoudt recht op een ongehuwdenpensioen. De overgangsmaatregel kent niet de mogelijkheid op verzoek van betrokkene ervan af te wijken. De wijze van toepassing van dit overgangsrecht vloeit rechtstreeks voort uit de wet. Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1240) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, Lid 4 Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (arrest van 30 mei 2001 (Bew.: JABW 2001/101)) en de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 november 2002 (Bew.: RSV 2003/35)) leidt de SVB af dat de vaststelling dat de betrokken personen feitelijk hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning voldoende is om aan te nemen dat aan het huisvestingscriterium is voldaan, tenzij een deel van de woning op zuiver commerciële basis wordt verhuurd of ter beschikking van een kostganger wordt gesteld en deze huurder of kostganger in dat deel van die woning zijn hoofdverblijf heeft. Van deze uitzondering is naar het oordeel van de SVB in ieder geval geen sprake indien het deel van de woning dat door de huurder of kostganger wordt bewoond, niet geschikt is voor afzonderlijke, zelfstandige bewoning. Ook als twee personen op verschillende adressen staan ingeschreven, kan er sprake zijn van het hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning. Dit 24

15 is het geval, als zij feitelijk op hetzelfde adres verblijven (HR 27 november 1992 (Bew.: JABW 1993/48) en CRvB 31 oktober 1995 (Bew.: JABW 1996/18). Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1004) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, Naast de voorwaarde dat twee personen hun hoofdverblijf dienen te hebben in dezelfde woning is vereist dat betrokkenen blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins (zorgcriterium). De SVB leidt uit de jurisprudentie af dat dit inhoudt dat de huishouding en het levensonderhoud worden betaald uit de inkomsten van beiden (HR 22 februari 1985 (Bew.: NJ 1986/82)). Indien de inkomsten en uitgaven strikt gescheiden worden gehouden dan wel indien een van de partners geen of een verwaarloosbaar laag inkomen heeft, kan er alleen sprake zijn van een gezamenlijke huishouding indien anderszins in de verzorging wordt voorzien (CRvB 15 juli 1993 (Bew.: PS 1994/437). Uit de jurisprudentie (bijvoorbeeld CRvB 6 januari 1998 (Bew.: USZ 1998/56)) blijkt dat indien voldaan wordt aan het huisvestingscriterium en er daarnaast ook elementen van wederzijdse zorg aanwezig zijn, geconcludeerd wordt tot het voeren van een gezamenlijke huishouding. Op dit uitgangspunt bestaat echter een uitzondering. Indien betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en de financiële verstrengeling tussen hen beperkt is tot het uitsluitend delen van de woonlasten en daarmee samenhangende vaste lasten, gaat de rechter ervan uit dat er geen sprake is van wederzijdse zorg. Indien de financiële verstrengeling echter verder gaat dan het louter delen van de woonlasten en/of betrokkenen op enige andere wijze in elkaars verzorging voorzien, dient een gezamenlijke huishouding wél te worden aangenomen (zie bijvoorbeeld CRvB 11 juli 1995 (Bew.: JABW 1995/357) en 6 januari 1998 (Bew.: USZ 1998/56). Bij de beoordeling of voldaan wordt aan het zorgcriterium worden de volgende elementen betrokken. Ter zake van de vraag of sprake is van financiële verstrengeling: gebruik van de woning en de betaling van de zuivere woonlasten, zoals huur en hypotheek en daaruit voortvloeiende vaste lasten, zoals energiekosten, verzekeringen en gemeentelijke heffingen; en gebruik van duurzame goederen die niet gelieerd zijn aan de woning, zoals auto of caravan; of de betaling van de kosten van de huishouding, zoals voeding, boodschappen, vervoer en vakantie; of de betaling van overige uit het huishouden voortvloeiende kosten, zoals verzekeringen en leningen. Ter zake van de vraag of sprake is van zorg die niet tot uitdrukking komt in financiële verstrengeling: 25

16 verzorging van de huishouding, zoals schoonmaak, bewassing, koken; persoonlijke verzorging bij ziekte of gebrek. Indien ten aanzien van één of meer van de hierboven omschreven elementen zorg aanwezig is, zonder dat sprake is van een louter marginale of incidentele wederzijdse betrokkenheid, gaat de SVB ervan uit dat de betrokkenen aan het zorgcriterium voldoen. Dit is slechts anders indien sprake is van een commerciële relatie (zie SB1237). Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1005) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, De gelijkstelling van personen die een gezamenlijke huishouding voeren met gehuwden vindt alleen plaats voor zover de gezamenlijke huishouding wordt gevoerd door twee meerderjarige personen. Voeren meer dan twee meerderjarige personen een gezamenlijke huishouding, dan is er sprake van een meerpersoonshuishouding en worden de betrokkenen niet aangemerkt als gehuwd. De SVB acht een meerpersoonshuishouding in plaats van een gezamenlijke huishouding aanwezig als ongeacht de verdere aard van de relatie een meerderjarige ongehuwde persoon ten opzichte van twee andere meerderjarige personen voldoet aan de voorwaarden voor het voeren van een gezamenlijke huishouding. Op minderjarige personen wordt bij deze beoordeling geen acht geslagen. Voor de inwerkingtreding van de SVB Beleidsregels 2003 hanteerde de SVB afwijkend beleid wanneer een ouder en een meerderjarig kind het huishouden deelden met een derde persoon. In die situatie gaf het bestaan van bloedverwantschap in de eerste graad tussen de ouder en het kind aanleiding uitsluitend de relatie tussen de ouder en de derde persoon te beoordelen, zodat nimmer tot een meerpersoonshuishouding kon worden geconcludeerd. Op personen die met toepassing van deze oude regel recht op uitkering hebben verkregen krijgt het beleid dat geldt met ingang van de inwerkingtreding van de SVB Beleidsregels 2003 eerst toepassing indien: de belanghebbende een daartoe strekkend verzoek indient. De uitkering of het pensioen wordt dan herzien met toepassing van de beleidsregels vervat in Deel I, Terugkomen van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de belanghebbende, SB1076, tot uiterlijk de datum van inwerkingtreding van de SVB Beleidsregels 2003 (1 mei 2003), of de toepassing van het nieuwe beleid bij een wijziging van de omstandigheden op een datum gelegen na inwerkingtreding van de SVB Beleidsregels 2003 leidt tot een zelfde of een hogere vaststelling van het recht op uitkering. Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1007) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009,

17 Hoewel slechts sprake is van een gezamenlijke huishouding als voldaan wordt aan het criterium van het hebben van hoofdverblijf in dezelfde woning, is in de rechtspraak bepaald (zie bijvoorbeeld CRvB 8 oktober 1992 (Bew.: RSV 1993/114)) dat er niet aanstonds een einde komt aan de gezamenlijke huishouding, wanneer één van de partners elders verblijft en dat verblijf kennelijk tijdelijk van aard is. Zulke tijdelijke onderbrekingen zijn bijvoorbeeld een ziekenhuisopname, vakantie en tijdelijke opname in een verpleeghuis. Mede op grond van deze jurisprudentie heeft de SVB het volgende beleid ontwikkeld. Als tijdelijke onderbreking geldt een periode van maximaal zes maanden. Bij langer durende of kennelijk definitieve opname in een verpleeghuis van één van de partners wordt de gezamenlijke huishouding niet zonder meer als beëindigd beschouwd. Indien de partners een notarieel samenlevingscontract hebben afgesloten, dan wel uit de relatie een kind is geboren, dan wel het eigen kind van één der partners door de ander is erkend, blijft de gezamenlijke huishouding ongeacht de duur van de opname intact. Dit is anders indien de feitelijke situatie zodanig is dat er geen financiële verstrengeling noch zorg meer is, dan wel de wil tot samenleving niet meer aanwezig is. Aldus wordt in situaties waarin nog een vorm van zorg of wederzijdse verstrengeling bestaat aansluiting gezocht bij de criteria bij het voldoen waaraan wettig gehuwden van wie er één in een verpleeghuis is opgenomen, worden aangemerkt als duurzaam gescheiden levenden (zie Deel I, Duurzaam gescheiden leven, SB1002 (Bew.: dit beleid is opgenomen in het commentaar bij artikel 1, vijfde lid, van de AOW). Op deze wijze wordt zoveel mogelijk vorm gegeven aan het beginsel van gelijke behandeling van gehuwden en ongehuwd samenwonenden. Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1008) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, Het is mogelijk dat een onderzoek naar de leefsituatie aanleiding geeft tot het vermoeden dat sprake is van een gezamenlijke huishouding maar dat niet duidelijk is of de feiten en omstandigheden die tot dit vermoeden aanleiding geven bestendig zijn of een incidenteel karakter dragen. Bijvoorbeeld, twee personen die een eigen woning hebben, verblijven op het moment van beoordeling bij elkaar in verband met een ziekte. In dergelijke situaties kan de SVB het definitieve moment van beoordeling uitstellen naar een later gelegen datum. Voor het uitstel wordt standaard een periode van zes maanden gehanteerd, te rekenen vanaf het moment dat de SVB aan de betrokkenen het vermoeden van het bestaan van een gezamenlijke huishouding schriftelijk kenbaar heeft gemaakt. De SVB hanteert de periode van zes maanden naar analogie met de herlevingsperiode van de Anw (artikel 14, lid 4 en artikel 16, lid 3 Anw). Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1236) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009,

18 Van een commerciële relatie is sprake indien twee personen zowel ten aanzien van hun huisvesting als ten aanzien van onderlinge zorg hun relatie op zakelijke wijze hebben vormgegeven. Het hebben van een commerciële relatie is uitsluitend relevant als er elementen van wederzijdse zorg aanwezig zijn. Zijn dergelijke elementen niet aanwezig, dan kan reeds uit dien hoofde niet tot een gezamenlijke huishouding worden geconcludeerd. Van een commerciële relatie is sprake indien zowel ten aanzien van de huisvesting als ten aanzien van de zorg geen financiële verstrengeling optreedt, aangezien aan het gebruik van de woonruimte en het voeren van de huishouding een zakelijke relatie ten grondslag ligt, in die zin dat voor de te leveren prestaties een prijs is bedongen en wordt betaald. De prijs moet in verhouding staan tot de geleverde prestaties en datgene wat in het commerciële verkeer gebruikelijk is. Dit laatste veronderstelt tevens de periodieke aanpassing van de prijs. Een commerciële relatie dient door de betrokkene aan de hand van schriftelijke bewijsstukken te worden aangetoond. In ieder geval zijn vereist: een schriftelijke overeenkomst waarin de prestaties over en weer zijn omschreven; en betalingsbewijzen in de vorm van bank- of giroafschriften. Ten aanzien van de schriftelijke overeenkomst gelden de volgende voorwaarden: de overeenkomst moet zijn ondertekend en gedateerd; de periode waarover de overeenkomst van toepassing is moet zijn genoemd; en de te leveren prestaties en de daarvoor bedongen prijs dienen te zijn vastgelegd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de prijs voor huisvesting en overige diensten. Ten slotte stelt de SVB als voorwaarde dat opgave van de inkomsten uit hoofde van de commerciële overeenkomst wordt gedaan aan de fiscus voor zover dit is vereist op grond van de belastingwetgeving. Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1237) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, Lid 5 Situaties waarin sprake is van een onweerlegbaar rechtsvermoeden De AOW en de Anw geven een limitatieve opsomming van situaties waarin in ieder geval een gezamenlijke huishouding aanwezig geacht wordt. Dit is het geval indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en: zij met elkaar gehuwd zijn geweest of eerder voor de toepassing van de betreffende wet daarmee gelijk zijn gesteld, of uit hun relatie een kind is geboren of de man een kind van de vrouw heeft erkend, of 28

19 zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding als bedoeld in de AOW of de Anw (bijvoorbeeld de registratie als duurzame gezamenlijke huishouding op grond van de belastingwetgeving of de registratie als gezamenlijke huishouding op grond van de Wet werk en bijstand). Met betrekking tot dit laatste criterium zijn nadere regels gesteld in het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding Indien zich een van deze situaties voordoet, is sprake van een onweerlegbaar rechtsvermoeden van het bestaan van een gezamenlijke huishouding. Degene die voldoet aan het huisvestingscriterium én aan een van de overige genoemde criteria wordt geacht een gezamenlijke huishouding te voeren zonder dat nader onderzocht behoeft te worden of wordt voldaan aan het zorgcriterium. Tegenbewijs is niet mogelijk. Betrokkene heeft alleen de gelegenheid aan te tonen dat een registratie op een administratieve vergissing berust. De gezamenlijke huishouding kan wel ten volle worden betwist, indien de SVB rekening heeft gehouden met een registratie waartegen voor de betrokkene geen rechtsmiddel open heeft gestaan (zie CRvB 7 november 2006).In de rechtspraak is bepaald dat de in de wet genoemde criteria restrictief moeten worden uitgelegd, omdat de daarin genoemde situaties als onweerlegbaar rechtsvermoeden gelden (Pres. Rb. 's-hertogenbosch 19 december 1996 (Bew.: JABW 1997/37) en Pres. Rb. Amsterdam 13 juni 1997 (Bew.: JABW 1997/139). Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1006) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, Reikwijdte van het onweerlegbaar rechtsvermoeden Een persoon wordt op grond van de tekst van de AOW dan wel de Anw geacht eerder gehuwd te zijn geweest of daarmee te zijn gelijkgesteld indien hij met dezelfde persoon gehuwd of als partner geregistreerd is geweest of indien door de SVB eerder voor de toepassing van de AOW dan wel de Anw is vastgesteld dat sprake was van een gezamenlijke huishouding met dezelfde persoon. Op basis van jurisprudentie van de CRvB is de toepassing van een onweerlegbaar rechtsvermoeden in de tijd beperkt. Als uit een relatie een kind is geboren of de man een kind van de vrouw heeft erkend, dan wordt het onweerlegbaar rechtsvermoeden toegepast tot het moment waarop het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt (CRvB 24 april 2008 (Bew.: RSV 2008/212; de HR heeft deze uitspraak echter niet bevestigd, zie HR 25 september 2009, LJN BH2580, NTFR 2009, 2042 m.nt. De redactie)). Daarnaast wordt op een eerder huwelijk of een eerdere registratie in het kader van de AOW dan wel Anw slechts acht geslagen als de echtscheiding respectievelijk de registratie heeft plaatsgevonden binnen twee jaar voorafgaande 29

20 aan het moment waarop wordt besloten over het recht op AOW of Anw (CRvB 29 november 2005 (Bew.: RSV 2006/56) respectievelijk CRvB 2 mei 2000 (Bew.: JABW 2000/104)). Indien evenwel uit het ontbonden huwelijk of de verbroken gezamenlijke huishouding een kind is geboren of een kind van de vrouw door de man is erkend, is er alsnog sprake van een situatie waarin een gezamenlijke huishouding aanwezig wordt geacht, tenzij het kind 18 jaar of ouder is (CRvB 21 maart 2006 (Bew.: LJN AV7771) en CRvB 24 april 2008 (Bew.: RSV 2008/212)). Als samenlevingscontract beschouwt de SVB een notarieel samenlevingscontract, waarin de verplichting is opgenomen financieel of anderszins bij te dragen in de gezamenlijke huishouding. Als registratie geldt een registratie in de zin van het Besluit aanwijzing registraties gezamenlijke huishouding De SVB houdt voor de toepassing van deze bepaling geen rekening met registraties die door betrokkene betwist worden. Dit is het geval, indien betrokkene bezwaar heeft aangetekend tegen een beschikking waarin is bepaald dat hij een gezamenlijke huishouding voert en deze beschikking nog niet rechtens onaantastbaar is geworden en indien betrokkene een verzoek tot verbetering of wijziging van een registratie heeft gedaan bij de registratiehouder of een verzoek heeft ingediend bij de rechtbank tot aanpassing van de registratie. ( ) Het bestaan van een onweerlegbaar rechtsvermoeden kan er niet toe leiden dat twee personen als gehuwd worden aangemerkt indien zij deel uitmaken van een meerpersoonshuishouding. Bijlage bij het Besluit Beleidsregels SVB 2009 (onderdeel SB1006) van 10 juni 2009, Stcrt. 2009, Jurisprudentie Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een gezamenlijke huishouding dient elke subjectieve benadering uitgesloten te worden en behoren louter objectieve criteria te worden gehanteerd. In beginsel is slechts de feitelijke situatie bepalend. Indien twee ongehuwde personen niet gezamenlijk in hun huisvesting voorzien, waaronder de CRvB tenminste verstaat: feitelijke samenwonen, is geen sprake van een gezamenlijk voorzien in de huisvesting. Een redelijke uitleg van deze bepaling brengt overigens mee, dat aan een (reeds bestaan hebbende) gezamenlijke huishouding niet aanstonds een einde komt wanneer door een onderbreking van kennelijk tijdelijke aard van feitelijk samenwonen geen sprake is. CRvB 8 oktober 1992, RSV 1993/114 Een pastoor en zijn huishoudelijke hulp hebben sinds 1971 hun hoofdverblijf in dezelfde woning. Dit is voldoende om aan te nemen dat zij gezamenlijk voorzien in huisvesting. Er is tevens sprake van een financiële verstrengeling, nu zij ieder een bijdrage leveren in de kosten van de gezamenlijke huishouding. Hieraan doet niet af dat deze bijdragen door tussenkomst van het pa- 30

Het dagelijks bestuur van WIHW; Gelezen het advies van de Regionale Cliëntenraad WIHW;

Het dagelijks bestuur van WIHW; Gelezen het advies van de Regionale Cliëntenraad WIHW; Het dagelijks bestuur van WIHW; Gelezen het advies van de Regionale Cliëntenraad WIHW; overwegende dat het wenselijk is regels te stellen over het beleid ten aanzien van de compensatie van personen die

Nadere informatie

SVB Beleidsregels. De beleidsregels worden minimaal eenmaal per jaar herzien. k www.svb.nl voor de meest recente versie.

SVB Beleidsregels. De beleidsregels worden minimaal eenmaal per jaar herzien. k www.svb.nl voor de meest recente versie. SVB Beleidsregels 2012 De beleidsregels zijn op 22 augustus 2012 vastgesteld door de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank en op 29 augustus 2012 bekend gemaakt in de Staatscourant (Stcrt. 2012,

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008 ................................................................................... No.W12.08.0065/III 's-gravenhage, 8 april 2008 Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2008, no.08.000558, heeft Uwe Majesteit,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 169 Regeling van een verzekering voor nabestaanden (Algemene nabestaandenwet) Nr. 9 AMENDEMENTEN VAN HET LID KALSBEEK-JASPERSE C.S. Ontvangen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 201 26 238 Wijziging van enkele wetten in verband met invoering van het regresrecht in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en versterking

Nadere informatie

Beleidsregels alleenstaande-ouderkop 2016 IGSD Steenwijkerland/Westerveld.

Beleidsregels alleenstaande-ouderkop 2016 IGSD Steenwijkerland/Westerveld. Beleidsregels alleenstaande-ouderkop 2016 IGSD Steenwijkerland/Westerveld. Met ingang van 1 januari 2015 is de norm van een alleenstaande ouder gelijk aan de norm van een alleenstaande. Alleenstaande ouders

Nadere informatie

Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren. de Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren vast te stellen:

Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren. de Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren vast te stellen: CVDR Officiële uitgave van De Fryske Marren. Nr. CVDR357578_1 25 juli 2017 Beleidsregels alleenstaande ouders De Friese Meren Collegebesluit 8 december 2014 Nummer: 45882 Het college van De Friese Meren

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:172

ECLI:NL:CRVB:2017:172 ECLI:NL:CRVB:2017:172 Instantie Datum uitspraak 13-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 15/4485 AOW Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

SVB Beleidsregels. De beleidsregels worden minimaal eenmaal per jaar herzien. k www.svb.nl voor de meest recente versie.

SVB Beleidsregels. De beleidsregels worden minimaal eenmaal per jaar herzien. k www.svb.nl voor de meest recente versie. SVB Beleidsregels De beleidsregels zijn op 21 mei 2008 vastgesteld door de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank en op 13 juni 2008 bekend gemaakt in de Staatscourant (Stcrt. 2008, 112). De

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 468 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet en de Algemene nabestaandenwet inzake de vrijwillige verzekering en wijziging van artikel X van de

Nadere informatie

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude Het college van burgemeester en wethouders heeft in zijn vergadering van 8 december 2015 de navolgende beleidsregels vastgesteld: Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop Haarlemmerliede en Spaarnwoude.

Nadere informatie

Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop Heemstede 2016

Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop Heemstede 2016 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Heemstede. Nr. 125382 22 december 2015 Beleidsregels compensatie alleenstaande ouderkop Heemstede 2016 Het college van de gemeente Heemstede; gelet op artikel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2001 27 Besluit van 2 januari 2001, houdende wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 Wij Beatrix,

Nadere informatie

Verzekeringsvoorwaarden Ziektewet en Arbeidsongeschiktheidswet [ binnenland ]

Verzekeringsvoorwaarden Ziektewet en Arbeidsongeschiktheidswet [ binnenland ] 1. Verzekeringsvoorwaarden Ziektewet en Arbeidsongeschiktheidswet [ binnenland ] Dit is een globaal overzicht van de wet en de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, aan dit overzicht kan geen enkel

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2008 192 Wet van 29 mei 2008 tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling

Nadere informatie

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Coevorden.

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Coevorden. Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Coevorden Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig

Nadere informatie

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2002, nr. 55/02; b e s l u i t : VERORDENING ALGEMENE BIJSTANDWET 2002

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2002, nr. 55/02; b e s l u i t : VERORDENING ALGEMENE BIJSTANDWET 2002 De raad van de gemeente Oegstgeest; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2002, nr. 55/02; b e s l u i t : vast te stellen de VERORDENING ALGEMENE BIJSTANDWET 2002 HOOFDSTUK

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049 Instantie Datum uitspraak 28-05-2009 Datum publicatie 22-06-2009 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 07-4976 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4726

ECLI:NL:CRVB:2015:4726 ECLI:NL:CRVB:2015:4726 Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 22-12-2015 Datum publicatie 29-12-2015 Zaaknummer 13/6536 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

Voorstel van wet, houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende

Voorstel van wet, houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende Voorstel van wet, houdende wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Nadere informatie

Verordening verhoging en verlaging bijstandsnormen

Verordening verhoging en verlaging bijstandsnormen Verordening verhoging en verlaging bijstandsnormen Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot (als

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 666 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met samenwonen ten behoeve van zorg voor een hulpbehoevende Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2017:141

ECLI:NL:CRVB:2017:141 ECLI:NL:CRVB:2017:141 Instantie Centrale Raad van Beroep Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 19-01-2017 Zaaknummer 15/7690 AOW Rechtsgebieden Socialezekerheidsrecht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1974-1975 13 288 Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947,

Nadere informatie

Verordening toeslagen op en verlagingen van de bijstandsnorm Dronten

Verordening toeslagen op en verlagingen van de bijstandsnorm Dronten CVDR Officiële uitgave van Dronten. Nr. CVDR4158_1 30 januari 2018 Verordening toeslagen op en verlagingen van de bijstandsnorm Dronten De raad van de gemeente Dronten, gelezen het voorstel van het college

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten Generaal

Eerste Kamer der Staten Generaal Eerste Kamer der Staten Generaal Vergaderjaar 1986-1987 Nr. 55 15 417 Verlaging van de leeftijd waarop volgens het Burgerlijk Wetboek de meerderjarigheid wordt bereikt tot achttien jaren en wijziging in

Nadere informatie

Gezien het voorstel inzake gewijzigde WWB-verordeningen na vervallen huishoudinkomenstoets (Gem. blad Afd. A 2012, no. 45);

Gezien het voorstel inzake gewijzigde WWB-verordeningen na vervallen huishoudinkomenstoets (Gem. blad Afd. A 2012, no. 45); 2012, no. 45 De Raad der gemeente Stein; Gezien het voorstel inzake gewijzigde WWB-verordeningen na vervallen huishoudinkomenstoets (Gem. blad Afd. A 2012, no. 45); Gezien het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 046 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de loonbelasting

Nadere informatie

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeenten Beek en Stein

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeenten Beek en Stein Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeenten Beek en Stein Artikel 1 Begripsomschrijving 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger

Nadere informatie

Besluit beleidsregels boeten AOW, Anw en AKW

Besluit beleidsregels boeten AOW, Anw en AKW SVB Besluit beleidsregels boeten AOW, Anw en AKW Het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank; Gelet op artikel 17c Algemene Ouderdomswet, artikel 39 Algemene nabestaandenwet, artikel 17a Algemene Kinderbijslagwet,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 15191 10 juni 2013 Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 juni 2013, 2013-0000046722,

Nadere informatie

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Orionis Walcheren

Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Orionis Walcheren Beleidsregels inkomstenvrijlating Participatiewet, Ioaw en Ioaz Orionis Walcheren Het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Orionis Walcheren; Overwegende dat het wenselijk is beleid over

Nadere informatie

TOELICHTING. Aldus zijn er 6 groepen te onderscheiden:

TOELICHTING. Aldus zijn er 6 groepen te onderscheiden: TOELICHTING Algemene opmerkingen De Wet Werk en Bijstand (WWB) draagt in artikel 8 de gemeenteraad op een verordening vast te stellen waarin het door de gemeente gevoerde beleid ten aanzien van de verhoging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 521 Introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie

Nadere informatie

gezien het voorstel inzake aanpassen verordeningen Wwb in verband wetswijzigingen 2013 (Gem. blad Afd. A 2013, no. );

gezien het voorstel inzake aanpassen verordeningen Wwb in verband wetswijzigingen 2013 (Gem. blad Afd. A 2013, no. ); 2013, no. < no. > De Raad der gemeente Stein; gezien het voorstel inzake aanpassen verordeningen Wwb in verband wetswijzigingen 2013 (Gem. blad Afd. A 2013, no. ); gezien het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 480 Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek alsmede van enige andere wetten in verband met de vaststelling van kinderalimentaties (Wet

Nadere informatie

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden Gemeente Achtkarspelen Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Dienst Werk en Inkomen De Wâlden November 2011 1 Gemeente Achtkarspelen de Raad van de gemeente Achtkarspelen; gelet op het bepaalde in artikel

Nadere informatie

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 CVDR Officiële uitgave van Delft. Nr. CVDR226482_1 3 oktober 2017 Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 De raad van de gemeente Delft; Gelezen het voorstel van het college van 4 september 2012;

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 890 Wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering van een kwalificatieplicht

Nadere informatie

Toelichting bij de verordening. Algemeen

Toelichting bij de verordening. Algemeen Toelichting bij de verordening Algemeen Het Rijk heeft per 1 januari jl. de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ) samengevoegd tot een nieuwe Wet werk en bijstand. Net zoals

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds ARTIKEL I. WIJZIGING TIJDELIJKE REGELING OVERBRUGGINGSUITKERING AOW

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds ARTIKEL I. WIJZIGING TIJDELIJKE REGELING OVERBRUGGINGSUITKERING AOW STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 24135 27 augustus 2014 Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 augustus 2014, nr.

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1997 387 Besluit van 27 augustus 1997 tot aanpassing van het Inkomensbesluit IOAW aan de wet van 2 mei 1997, Stb. 193 (wijziging van de Algemene bijstandswet

Nadere informatie

De Raad van de gemeente Ede,

De Raad van de gemeente Ede, De Raad van de gemeente Ede, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Ede d.d. 11 november 2014; gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, van de Participatiewet; overwegende

Nadere informatie

Algemene Ouderdomswet (AOW)

Algemene Ouderdomswet (AOW) A.æ.æ."ä Algemene Ouderdomswet (AOW) H.K. Knol* Inleiding Het heeft in Nederland lang ontbroken aan een adequate oudedagsvoorziening. De Algemene Ouderdomswet werd namelijk pas in "æäæ ingevoerd. Dat lijkt

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2010 74 Wet van 4 februari 2010 tot wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet en de Algemene nabestaandenwet in verband met aanpassing aan de invoering

Nadere informatie

Bijstandsverordening Wet werk en bijstand

Bijstandsverordening Wet werk en bijstand Bijstandsverordening Wet werk en bijstand Bijlage bij nr. 2007-044 (gewijzigd) De raad van de gemeente Houten; Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 mei 2007; Gezien het advies van

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1998 309 Besluit van 14 mei 1998 tot wijziging van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 31 127 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 322 27 692 Het stellen van nadere regels in verband met de introductie van een toeslagregeling ter compensatie van het gemis aan overhevelingstoeslag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 32 037 Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met

Nadere informatie

Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Apeldoorn. Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Apeldoorn. Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012 De raad van de gemeente Apeldoorn; gelezen het voorstel van het college d.d.., nr...; gelet op artikel 8, eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 277 Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets)

Nadere informatie

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Vermeij (PvdA) over onduidelijke regels over samenwonen in de AOW.

Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van het lid Vermeij (PvdA) over onduidelijke regels over samenwonen in de AOW. > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T 070 333

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 231 Wet van 21 april 2011, houdende introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 53 Besluit van 28 januari 2000 tot openstelling van het recht op een socialezekerheidsuitkering voor personen die deelnemen aan een penitentiair

Nadere informatie

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2013 gemeente Velsen

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2013 gemeente Velsen Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2013 gemeente Velsen Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen. 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2006 2007 30 937 Wijziging van de Toeslagenwet en intrekking van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid in verband met het verbeteren en vereenvoudigen

Nadere informatie

Recht op AOW, Anw en AKW op de Westelijke Jordaanoever en in Oost Jeruzalem

Recht op AOW, Anw en AKW op de Westelijke Jordaanoever en in Oost Jeruzalem Memo Aan : Van: Datum: 2!::l september 2014 Stuknummer: R&B/2014-173 Betreft: Recht op AOW, Anw en AKW op de Westelijke Jordaanoever en in Oost Jeruzalem Inleiding en samenvatting Op 18 juli 2014 heeft

Nadere informatie

Onderzoek naar de mogelijkheid om in specifieke gervallen een voormalig pleegkind gelijk te stellen aan een eigen kind binnen de sociale zekerheid

Onderzoek naar de mogelijkheid om in specifieke gervallen een voormalig pleegkind gelijk te stellen aan een eigen kind binnen de sociale zekerheid De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264 Instantie Datum uitspraak 10-12-2010 Datum publicatie 14-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 10-3338 WSF Bestuursrecht

Nadere informatie

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand Concept-raadsbesluit, no. De Raad der gemeente Stein; Gezien het voorstel inzake verordeningen Wet Werk en Bijstand (Gem. blad Afd. A, no. ); gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c en artikel 30 van

Nadere informatie

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Midden-Delfland 2015

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Midden-Delfland 2015 GEMEENTEBLAD Officiële uitgave van gemeente Midden-Delfland. Nr. 81363 24 december 2014 Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Midden-Delfland 2015 De raad van de gemeente Midden-Delfland gelezen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 314 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet op de huurtoeslag en enige andere wetten in

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ7588

ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ7588 ECLI:NL:RBAMS:2007:AZ7588 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-01-2007 Datum publicatie 01-02-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie awb 05-5129 aow, awb 06-1922

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2004 2005 30 005 Aanvulling van het inkomen van ouderen met een bescheiden inkomen en aanpassing berekening vakantie-uitkering voor uitkeringsgerechtigden

Nadere informatie

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A

REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A REGLEMENT STICHTING PENSIOENFONDS PON RING A versie 7.0 d.d. 01-01-2014 ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVING In het reglement zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten, waarvan sommigen hieronder ook

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2013 117 Besluit van 28 maart 2013 tot aanpassing van diverse besluiten in verband met de Wet vereenvoudiging regelingen SVB 0 Wij Beatrix, bij de

Nadere informatie

TOELICHTING bij de Verordening algemene bijstandswet 2000

TOELICHTING bij de Verordening algemene bijstandswet 2000 TOELICHTING bij de Verordening algemene bijstandswet 2000 Artikel 1 lid 1 De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de nabw. Omdat uit

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 366 Wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming van de

Nadere informatie

Anw en gezamenlijke huishouding

Anw en gezamenlijke huishouding Anw en gezamenlijke huishouding Inhoud Anw afhankelijk van woonsituatie 2 Wat is een gezamenlijke huishouding 2 Wanneer heeft u een gezamenlijke huishouding 3 Wat betekent samenwonen voor uw Anw 4 Lat-relatie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden JE MAINTIENDRAI 232 Wet van 22 april 1999, houdende regels inzake het treffen van voorzieningen ten behoeve van remigratie (Remigratiewet) Wij Beatrix, bij

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 477 Bepalingen inzake de financiering van de loopbaanonderbreking (Wet financiering loopbaanonderbreking) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 152 Wet van 14 maart 2002 tot wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Wij Beatrix, bij de gratie

Nadere informatie

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Opsterland van 18 december 2012

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Opsterland van 18 december 2012 De Raad van de gemeente Opsterland Gelezen het advies van het CUMO van 18 oktober 2012 Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Opsterland van 18 december 2012 Gelet op artikel 8, eerste

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 34 068 Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen

Nadere informatie

vast te stellen de: Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand.

vast te stellen de: Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand. De raad van de gemeente Sint Anthonis; overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1999 600 Besluit van 23 december 1999, houdende afwijkende regels inzake het recht op een uitkering ten aanzien van personen die niet in Nederland

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 25 517 Uitkering Algemene nabestaandenwet bij thuisverzorging hulpbehoevende Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR188254_1. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

CVDR. Nr. CVDR188254_1. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen CVDR Officiële uitgave van Rijswijk. Nr. CVDR188254_1 3 oktober 2017 Verordening Langdurigheidstoeslag WWB 2012 De gemeenteraad van Rijswijk, bijeen in openbare vergadering op 12 juni 2012 gelezen het

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 967 Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het geboorteverlof en het aanvullend geboorteverlof teneinde bij

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 770 Wijziging van de Abw in verband met het vrijlaten van de individuele uitkeringen in het kader van de tegoeden Tweede Wereldoorlog, alsmede

Nadere informatie

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet. De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. Wijziging van de Algemene Ouderdomswet. De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband met het uitsluiten van het recht op ouderdomspensioen op grond

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 525 Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet studiefinanciering 2000 en de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten in verband

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 559 Intrekking van de invoeringswet Wet werk en bijstand Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses

Nadere informatie

VERDRAG INZAKE SOCIALE ZEKERHEID TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

VERDRAG INZAKE SOCIALE ZEKERHEID TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN VERDRAG INZAKE SOCIALE ZEKERHEID TUSSEN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN EN [ ] Het Koninkrijk der Nederlanden en [ ] Hierna te noemen Verdragsluitende Partijen; Geleid door de wens hun wederzijdse samenwerking

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2011 260 Besluit van 24 mei 2011, houdende vaststelling van het Uitvoeringsbesluit koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen 0 Wij Beatrix,

Nadere informatie

CVDR. Nr. CVDR126459_1. Verordening Langdurigheidstoeslag 2012

CVDR. Nr. CVDR126459_1. Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 CVDR Officiële uitgave van Achtkarspelen. Nr. CVDR126459_1 22 januari 2019 Verordening Langdurigheidstoeslag 2012 Gemeente Achtkarspelen Verordening Langdurigheidstoeslag WWB Dienst Werk en Inkomen De

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864

ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 ECLI:NL:CRVB:2005:AT2864 Instantie Datum uitspraak 29-03-2005 Datum publicatie 31-03-2005 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 02/6235 AOW/ANW e.a. Bestuursrecht

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 037 Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Algemene Ouderdomswet en de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in verband met

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 1995 633 Wet van 15 december 1995, houdende wijziging van de inkomstenbelasting en de vermogensbelasting (belastingheffing in geval van tijdelijke

Nadere informatie

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met aanpassing van de groep met recht op bijstand bij langer verblijf buiten Nederland Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 221 Rijkswet van 8 mei 2003 tot wijziging van de rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs

Nadere informatie

dienst SZW Den Haag,...oktober 2003 Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand

dienst SZW Den Haag,...oktober 2003 Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand RV dienst SZW Den Haag,...oktober 2003 Op 1 januari 2004 treedt de Wet werk en bijstand (Wwb) in werking. De gemeente moet op die datum op grond van artikel 8 van de Wwb een verordening toeslagen en verlagingen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319

ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 ECLI:NL:RBBRE:2011:5319 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 06-12-2011 Datum publicatie 22-05-2017 Zaaknummer AWB- 11_1954 Formele relaties Hoger beroep: ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2178, Bekrachtiging/bevestiging

Nadere informatie

Wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet)

Wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet) TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 085 Wijziging van de Remigratiewet (heroverweging Remigratiewet) Nr. 2 VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit Regelingen en voorzieningen CODE 3.2.1.2146 Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit bronnen Brief staatssecretaris van Financiën aan Tweede Kamer d.d. 5.11.2010 nr. 22, behorende bij kamerstuk 32130

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 554 Wijziging van titel 8 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (regels verrekenbedingen) Nr. 1 KONINKLIJKE BOODSCHAP Aan de Tweede Kamer der

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar Nr. 391 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2000 2001 Nr. 391 27 899 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake sociale zekerheid ter aanvulling van communautaire regelingen

Nadere informatie