Hoogfeest van de H. Clara. Transitusviering. Zegen van de H. Clara: God en uw Al - les steeds zijn. Blij - ve uw le - ven

Transcriptie

1 Zeg van H. Clara: 1. De He - re ze - ge - ne hoe - U 2. Ik Cla - ra nst maagd van Chris - ts Heer 1. Zijn glan - zd aan - ge - zicht to - ne U 2. Plant van Fran - cis - cs bid steeds on - ze Heer 1. Ont - fer - mg ge - na geev' Heer 2. moog' be - kracht - ig - ez' ze - g - bee Da Da - le - le zijn zijn vre vre -- vregd o - - ver ver neer. neer. 2. U al mijn zs - vre - 2. U al mijn zs - ters el' vre - mee. mee. Refre: Refre: all Refre: Mo Mo - ge - ge Heer al al - tijd met zijn. Moog' w w God w Al - les steeds zijn. Blij - ve w le - v Hem steeds ge wijd hier het he - n eew ig - heid. Hoogfeest van H. Clara Transitsvierg

2 Altijd is zijn volk nog trów geblev * altijd bezorgd om Israël zijn dístknecht. Zo had het beloofd aan onze vár * aan Abraham aan zijn volk voorgóed. Eer zij heerlijkheid Góds: * Var Zoon héilige Géest; zo was het n begne zo zij het thans voor ímmer * tot eew r eew. Ám. Antwoord op Voorbe: God U bt lief - bron van het le - v. Onze Var: sam bidn Slotgebed: Heer onze God leer ons het wonr zi van het lev bloem aar zon elkaar vridschap tss ms broosheid van ons eig hart. Want van U is het Ko-nk -rijk kracht heer- lijk -heid Dat wij giet van er te mog zijn volit drv kiez voor het lev dat ons draagt. Leer ons daar zoals Clara van Assisi te vertrow op U onze Var zijt. Leid ee- ons wig- door w heid heilige ee- Geest wig- heid. op A weg - m. Jezs Christs ons is voorgegaan. Am. - 9-

3 Danklied van Maria: Dat gij al- tijd zijt met Hem. A - 4 A 5 m! A - On-ze Heer zij al-tijd met mo-ge God ge-v Ik zg van ganser harte voor Héer * b opgetog om mijn God rédr want had oog voor mij zijn narés * maar wie b ik dat mij gevráagd. N mag ik mij voortaan gelúkkig prijz * dat zo grote dg aan mij déed alle eew stemm met mij ín: * Heer is machtig zijn Naam is héilig. Iere tijd opniew gaat zijn gá * naar all eerbiedig met Hem lév; gá is zijn kracht * maar alle hoogmoed al onze eigwaan ontmáskert. Alle machthebbers stoot van hn trón * arme klee ms maakt gróot wie honger hebb geeft óvervloed * rijk strt he met lege hánn. m! Opgslied: Refr. e - van e -- ge van - - lie ge - lie be - leefd be - zo leefd zo naar vol naar - maakt vol - heid maakt - heid ge - streefd. ge - streefd. Sam: Refr. Prij - z wij He - re God om Cla - ra Cla ons - ra ons ge - ge ge - v ge - als v als Voorz. 1. Zij was e wij - ze ster - ke vrow op haar weg al - tijd ge - trow het Sam: voor - beeld om te le - v naar zijn groot ge - bod. Gespiegeld naar God toegewd zij lief onrkd. Het loflied haar ziel geraakt. Het schow haar schoon gemaakt. Refr. Haar voorbeeld spreekt nog altijd aan zodat wij n haar weg gaan van stilte armoe gebed tot Zonnelied op toon gezet. Refr. T.Alma Mos M.Pal Schollaert Refr. Prij - z wij He - re God om

4 is Psalm 113 weg hem te blij -v vol - 7 B 1 Loof diénaars s Hér * loof naam van Heer! g t De naam van Héer zij gezégd * van thans tot éewigheid; van ópgang r zon tot haar dál * zij geprez naam van Héer. Hoog bov alle vólk Héer * hemelhoog is zijn glórie. Wie is als Héer onze Gód * wong maakt n hóge nér wil zi op dit láagland? - * hemel op áar; árme opricht it het stóf * it het slijk wil heff schámele e - dat hij zétel mag met máchtig * met machtig van zijn vólk; toe. Transitslied: Ga vre maar rstig he Ga vre - maar rs tig he En na leg - te - vo al - tijd ge - - scha - r ge - scha - p hei - li - ge p ge - hei - Ge Ge - ze ze - mij mij gd gd ge scha ge - scha - zijt zijt te Geest Gij Gij ligd. heb - b be - Smal naw poort. Ge-lk- kig zij aan wie het is ge- ge-v weg te gaan want gij zlt e goe- be-ge-lei-dg heb-b; als e moe-r haar kd dat zij be-mt. p p hoed Heer Heer hebt. hebt

5 Lezg it Levsbeschrijvg van Clara: To Clara sterv was richtte zij zich tot haar hil zsters zei tot h dat zij steeds moest lev armoe van Heer herner h raan dat zij God moest lofprijz om al zijn weldan. Zij zeg haar toegewij broers zsters smeekte voor alle vrow van arme kloosters er to war er nog zon kom rijke ga van Gods zeg af. Wie zo zonr tran knn vertell wat er nog meer geber? Twee gezell van zalige Franciscs stonn er ook bij. De e was broer Angels zelf p bedroefd trern troostte. De anre was broer Leo; hij kste het bed van sterv Clara. De verwees zsters van Clara bewen het sterv van hn gelief moer onr tran n zij sterv zij niet meer zon zi itgelei. Het was voor h e zeer bittere smart dat met haar al hn troost hegg dat zij tran achterblev nooit meer door hn abdis moer getroost zon knn worn. Hn gezicht zwoll op door het hil hn bedroef hart ed voortdrd niewe tran opwell. Maar zeer heilige maagd Clara keer zichzelf sprak zachtjes tot haar ziel: 'Ga n gerst vre het want je hebt e goe reisgelei. Ga maar want je geschap je ook geheiligd. je steeds behoed je met tere lief bemd zoals e moer haar kd lief.' En ze zei: 'Gij Heer mij geschap hebt wees gezegd.' To e van zsters haar vroeg tot wie ze sprak antwoord zij: 'Ik spreek tot mijn gezeg ziel. Mziek onvrchtbar tot húisvrow máakt tot lach moers van kínr. Eer zij héerlijkheid Góds: Var Zoon heilige Géest; Zo was het n begne zo zij het tháns voor ímmer * tot eew r eew. Ám. Ver - vl hebt ge - no -m op - rech - 1A9 Psalm 116 nst hei - te li - ge ne - gij op ar-moe - - Bescherm mij o God want ik vlcht tot Ú * ik zeg tot God: Gij zijt mijn Heer voor mij ge gelk bit Ú. rig - De heilig op aar zijn Hem e vrég * het De plan Heer van zelf zijn lief ontvówt het goe - h. be - g Maar wie lop achter vreem gón * hop zich ellén op. Ik ge doe - ge niet - mee v aan hn bloedige ge - ve óffers ook * zelfs hn naam neem ik niet op lípp. it - e - - lij - ke A 5 vol - har - heid. groei dg.

6 Gij werpt mijn lot Gij zijt mijn érfel; * mijn levslot ligt w hánd. Voor mij viel het meetsnoer op kostbare grónd * mijn erfel is e prachtig stk lánd. Mijn God wil ik prijz om raad mij gegév; * zelfs nacht vermaant mij mijn hárt. Ik hod mijn God voortdrd voor óg; * staat mij ter zij dan wankel ik níet. Daarom verhegt zich mijn hart jbelt mijn zíel * zal mijn lev weer véilig zijn. Want aan macht van dood geeft Gij mij niet príjs * w Ver vrid - vl hodt Gij ver van nst het gráf. gij op Gij wijst mij weg van het lév: * vreg hebt gebij - no U -m gelk aan w heizij - li -voorgóed. ge ar-moe - Eer zij heerlijkheid Góds: Var Zoon op - rech heilige - Géest; te ne - Zo was het n 1A9begne zo zij het thans voor ímmer * tot eew r eew. Ám. De Heer ge - ge - zelf v it - e - 2 A 5 Psalm 138 het ge - ve goe - ook - rig - be - g heid. Antifoon groei - lij - ke vol - har - dg Psalm Ik dank U Heer it heel mijn hart voor he - mel - mach - t wil ik U lov (7 Tr 3) naar w hei - li - ge tem - pel big ik mij neer. Om w goedheid w trów brg ik dank aan w Náam Gij bovmate hebt verhév. To ik U áanriep Heer hebt Gij mij verhóord mij niewe lévènskracht gegev. U moet alle heersers r aar dánk als zij w woorn verném; weg s Her zll zij bezíng. Want Gods glorie is gróot; hoe hoog ook is zorgt voor klé doorziet hovaardig van vérre. In iterste nood redt Gij mij het lév w hand hodt woe van mijn vijann tég w rechterhand komt mij te húlp. Volbrg het voor mij Heer t e tóe. Laat Heer w ga dr voor éewig laat het werk van w hann niet onvoltooid. Gezegd zij God onze Vár gezegd Zoon zijn Gezálf zijn Geest zij eewig gepréz.

7