RAPPORTAGE ONDERZOEK FLO-OVERGANGSRECHT VEILIGHEIDSREGIO UTRECHT

Transcriptie

1 Bijlage A bij agendapunt 13: Rapportage onderzoek FLO [AB ] RAPPORTAGE ONDERZOEK FLO-OVERGANGSRECHT VEILIGHEIDSREGIO UTRECHT AFDELING HRM VEILIGHEIDSREGIO UTRECHT 26 APRIL 2018.

2

3 INLEIDING De rapportage van onderzoek welke Integris heeft verricht in opdracht van de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke en rechtspositionele regelgeving bij de Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft, voor wat betreft het deel dat ziet op toepassing van het FLOovergangsrecht, landelijk tot veel discussie geleid. Binnen de VRU heeft de directie de afdeling HRM opdracht gegeven tot een intern onderzoek en heeft hiertoe zeven onderzoeksvragen geformuleerd. Het onderzoek bij de VRU heeft zich gericht op (afwijkingen van) het FLO-overgangsrecht zoals dit qua recht en uitvoering is vastgelegd in de cao Gemeenten. Bij de afschaffing van het Functioneel Leeftijdsontslag (FLO) is per 1 januari 2006 FLO-overgangsrecht ontstaan voor hen die op 31 december 2005 een bezwarende functie vervulden die recht gaf op FLO. Het FLOovergangsrecht 1 kent twee verschillende vormen van FLO-overgangsrecht, te weten een recht op FLOovergangsrecht op leeftijd 55 jaar voor hen die in een uitrukfunctie vervulden (bijvoorbeeld de 24-uursdienst) en een recht op FLO-overgangsrecht op leeftijd 60 jaar voor piketfuncties, de zogeheten officiersfuncties. De aan het onderzoek onderworpen doelgroep bestaat uit 210 personen, (oud)medewerkers met FLOovergangsrecht die per datum regionalisering in dienst van de VRU waren. 1 FLO-overgangsrecht vanaf 2006 tot 2018

4

5 INHOUDSOPGAVE MANAGEMENTSAMENVATTING 1 1 ONDERZOEK FLO-OVERGANGSRECHT ONDERZOEKSVRAGEN ONDERZOEK STEEKPROEF 4 2 BELEID BELEID VRU TEN AANZIEN VAN TOEKENNING FLO-OVERGANGSRECHT BEZWARENDE FUNCTIE GOEDKEURING BELEID 5 3 BIJZONDERE TOEKENNING FLO-OVERGANGSRECHT DOOR REGIOGEMEENTEN 7 4 TOEKENNING FLO-OVERGANGSRECHT VANUIT BEZWARENDE FUNCTIE TOEGEKENDE FLO-OVERGANGSRECHTEN AAN MEDEWERKERS DIE TOT 1 APRIL DE DIENST HEBBEN VERLATEN (GEPENSIONEERDEN) 4.2 TOEGEKENDE FLO-OVERGANGSRECHTEN AAN MEDEWERKERS DIE OP 1 APRIL NOG IN DIENST WAREN 4.3 MEDEWERKERS MET AANSPRAKEN OP FLO-OVERGANGSRECHTEN 8 5 AFWIJKENDE TOEKENNING FLO-OVERGANGSRECHTEN AFWIJKINGEN CAR UITVOERING FLO-OVERGANGSRECHT COMBIMEDEWERKERS 10 6 BEREKENINGSGRONDSLAG REFERTEJAAR 12 7 INKOMSTEN UIT WERK BIJ VRU TIJDENS GEDEELTELIJK BUITENGEWOON VERLOF INLEIDING STEEKPROEF AANBEVELING 13 8 WERKTIJDUITBREIDING 14 9 SAMENVATTING CONSTATERINGEN TUSSENTIJDSE RAPPORTAGE 15

6 MANAGEMENTSAMENVATTING De rapportage van onderzoek welke Integris heeft verricht in opdracht van de voorzitter van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland ten aanzien van arbeidsvoorwaardelijke en rechtspositionele regelgeving bij de Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft, voor wat betreft het deel dat ziet op toepassing van het FLOovergangsrecht, landelijk tot veel discussie geleid. Binnen de VRU heeft de directie de afdeling HRM de opdracht gegeven tot een intern onderzoek en heeft hiertoe zeven onderzoeksvragen geformuleerd. Het onderzoek heeft zich gericht op (afwijkingen van) het FLO-overgangsrecht zoals dit qua recht en uitvoering is vastgelegd in de cao Gemeenten. De aan het onderzoek onderworpen doelgroep bestaat uit 210 personen, (oud)medewerkers met FLOovergangsrecht die per datum regionalisering in dienst van de VRU waren. Ter beantwoording van de onderzoeksvragen is, in deze tussentijdse rapportage, waar mogelijk gebruik gemaakt van onderzoek door middel van een steekproef op kritieke gevallen verschillende stadia binnen het FLO-overgangsrecht en waar relevant en mogelijk is gestratificeerd op basis van wel of niet werkzaam binnen de 24-uursdienst. Er kan worden geconcludeerd dat de VRU ten aanzien van de uitvoering van het FLO-overgangsrecht het vastgestelde beleid volgt en dat dit in overeenstemming is met hetgeen is vastgelegd in de cao Gemeenten. Daar waar van dit beleid is afgeweken, heeft dit plaatsgevonden conform gemeentelijk beleid zoals dit lokaal gold voorafgaand aan de regionalisering en als persoonlijk recht is gegarandeerd bij overgang van de gemeente naar de veiligheidsregio. Om onderzoeksvraag zes Is er aanleiding te veronderstellen dat medewerkers die ten tijde van hun gedeeltelijk buitengewoon verlof tegen betaling bij de VRU hebben gewerkt meer hebben verdiend dan volgens de CAR was toegestaan? volledig te kunnen beantwoorden is nader onderzoek noodzakelijk. 1

7 2

8 1 ONDERZOEK FLO-OVERGANGSRECHT 1.1 ONDERZOEKSVRAGEN Om te kunnen vaststellen of de VRU in haar toepassing van het FLO-overgangsrecht afwijkt van de landelijke regelgeving zijn de door de directie van de VRU de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Welk beleid hanteert de VRU ten aanzien van het bepalen van toekenning FLO-overgangsrecht en als gevolg voor het hanteren van de bezwarende functie, en is dat beleid bestuurlijk goedgekeurd? 2. Heeft de VRU wat betreft bijzondere toekenningen van eertijds gemeenten, anders dan bij VRUbeleid, gehandeld in afwijking van de gemeentelijke afspraken met betrokkenen terzake van de toekenning van FLO-overgangsrecht? 3. Zijn aan medewerkers FLO-overgangsrechten toegekend terwijl zij sinds 1 januari 2006 niet onafgebroken in een bezwarende functie hebben gewerkt, mits en voor zover het beleid genoemd onder punt 1 daarin niet voorziet? 4. Zijn aan medewerkers FLO-overgangsrechten feitelijk toegekend die qua toepassing afwijken van de afspraken zoals deze per cohort zijn vastgelegd in hoofdstuk 9b CAR? 5. Is er aanleiding te veronderstellen dat de berekeningsgrondslag in het refertejaar kunstmatig is opgehoogd, bijvoorbeeld door meer werken toe te staan en/of door het meer dan gemiddeld toekennen van een feestdagtoeslag, zonder dat daaraan een bestuurlijk besluit ten grondslag ligt? 6. Is er aanleiding te veronderstellen dat medewerkers die ten tijde van hun gedeeltelijk buitengewoon verlof tegen betaling bij de VRU hebben gewerkt meer hebben verdiend dan volgens de CAR was toegestaan? 7. Is er werktijduitbreiding toegekend aan leden van de medezeggenschap voor zover deze aanspraak maakten, dan wel alsnog maken op FLO-overgangsrecht? 1.2 ONDERZOEK Het onderzoek is beperkt tot deskresearch, hierbij is gebruik gemaakt van de volgende documenten: - Sociaal Statuut VRU in ontwikkeling 26 november 2009; - Sociaal Plan VRU in ontwikkeling! 20 september 2010; - Uitvoeringsregelingen Veiligheidsregio Utrecht (UVRU) versie 20 september 2010; - Seniorenregeling voor bezwarende functies Brandweer Amersfoort; - Vergaderstukken DT en DB; - Personeelsdossiers; deze zijn geraadpleegd ter vaststelling van toegekende FLO-overgangsrechten en/of aanspraken ten tijde van het dienstverband bij de regionale gemeente. - Individuele historische loonstaten; deze zijn geraadpleegd voor zover digitaal beschikbaar in het personeels- en salarisinformatiesysteem. 3

9 1.3 STEEKPROEF De doelgroep, (oud)medewerkers met FLO-overgangsrecht die per datum regionalisering in dienst van de VRU was, bestaat uit 210 personen, waarvan op 1 april 2018 er 131 aanspraak hebben op FLO-overgangsrecht, 34 gebruikmaken van het FLO-overgangsrecht en 45 gebruik hebben gemaakt van het FLO-overgangsrecht en reeds met pensioen zijn. Ter beantwoording van onderzoeksvragen is waar mogelijk gebruik gemaakt van onderzoek door middel van een steekproef op kritieke gevallen verschillende stadia binnen het FLO-overgangsrecht en waar relevant is gestratificeerd op basis van wel of niet werkzaam binnen de 24-uursdienst. 4

10 2. BELEID Dit hoofdstuk geeft antwoord op de eerste onderzoeksvraag 1.1 Welk beleid hanteert de VRU ten aanzien van het bepalen van toekenning FLO-overgangsrecht en als gevolg voor het hanteren van de bezwarende functie, en is dat beleid bestuurlijk goedgekeurd? 2.1 BELEID VRU TEN AANZIEN VAN TOEKENNING FLO-OVERGANGSRECHT Het beleid van de VRU ten aanzien van toekennen van FLO-overgangsrecht ziet in de uitvoering op het volgen van de hoofdstukken 9a en 9b van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR). Het volgen van deze hoofstukken is een verplichting. Er is geen aanvullend VRU-beleid bekend waardoor afwijkingen of bovenwettelijke aanvullingen op FLO-aanspraken niet voor kunnen komen. Om onder het FLO-overgangsrecht te vallen, moet een medewerker op 31 december 2005 in een functie werken waarvoor op dat moment FLO van toepassing was. Onder welk deel van het overgangsrecht iemand valt, is vervolgens afhankelijk van de vraag of de functie daadwerkelijk bezwarend was. Het feit dat een medewerker op 31 december 2005 in een FLO-functie werkzaam was, geeft dus geen garantie op het FLO-overgangsrecht. Doorslaggevend is namelijk of de functie ook daadwerkelijk bezwarend is. 2.2 BEZWARENDE FUNCTIE Het Coronel Instituut heeft in 2004 vastgesteld dat de werkzaamheden van uitvoerend repressief brandweerpersoneel onverminderd belastend zijn voor de gezondheid. De functies van uitvoerend repressief brandweerpersoneel (de manschappen ) vallen dus onder de definitie van bezwarend 2. Sociale partners hebben bepaald dat officieren en commandanten alleen onder het FLO-overgangsrecht vallen als wordt aangetoond dat hun functie daadwerkelijk bezwarend is. Ook is bepaald dat lokaal vastgesteld moet worden of een functie van officier of commandant bezwarend is. Dit betekent dat recht op FLO-overgangsrecht voor medewerkers die geen uitvoerende repressieve brandweerfunctie vervullen dient te blijken uit lokale afspraken ten tijde van het ontstaan van het FLO-overgangsrecht (2006). De VRU heeft op 28 mei 2013 in het DT de bezwarende functie binnen de VRU als voorstel voor het DB van 28 mei 2013 besproken. Deze vaststelling heeft geen consequenties voor medewerkers met FLO-overgangsrecht 2.3 GOEDKEURING BELEID Binnen de VRU vindt de uitvoering van het FLO-overgangsrecht plaats conform het gestelde in de hoofdstukken 9a en 9b van de CAR en is er geen aanvullend of afwijkend beleid in algemene zin vastgesteld ten aanzien van het bepalen/toekennen van FLO-overgangsrecht voor medewerkers werkzaam in een bezwarende functie. Op grond van de statuten van de VNG en het reglement van het CvA is de VRU gehouden om uitvoering te geven aan de in het LOGA overeengekomen CAR-bepalingen en de nadien overeengekomen wijzigingen daarvan. De CAR is geen cao in de zin van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, waardoor overeengekomen wijzigingen niet rechtstreeks doorwerken in de aanstelling van individuele ambtenaren. Op grond van artikel Artikel Bezwarende functie is bepalend voor FLO-leeftijd officieren en commandanten VNG-Net, 6 november

11 Ambtenarenwet en artikel 160 Gemeentewet is het bestuur verplicht, respectievelijk bevoegd, voor haar ambtenaren een lokale arbeidsvoorwaarden- en rechtspositieregeling vast te stellen in de vorm van een algemeen verbindend voorschrift. Bij het opstellen van deze rapportage is ervan uitgegaan dat bij de inrichting van de Veiligheidsregio Utrecht op 1 november 2010, waarbij de toenmalige VRU en 29 deelnemende brandweerkorpsen samen zijn gegaan, de CAR voor de medewerkers van de VRU is vastgesteld. 6

12 3 BIJZONDERE TOEKENNING FLO-OVERGANGSRECHT DOOR REGIOGEMEENTEN Dit hoofdstuk geeft antwoord op de tweede onderzoeksvraag uit 1.1: Heeft de VRU wat betreft bijzondere toekenningen van eertijds gemeenten, anders dan bij VRU-beleid, gehandeld in afwijking van de gemeentelijke afspraken met betrokkenen terzake van de toekenning van FLOovergangsrecht? Sinds de oprichting van de VRU hebben 79 medewerkers gebruik gemaakt van het FLO-overgangsrecht. Op basis van een steekproef van 20% zijn zestien dossiers onderzocht. Uit de resultaten van het onderzoek is niet gebleken dat de VRU bij de uitvoering van het FLO-overgangsrecht afwijkend heeft gehandeld ten opzichte van bijzondere toekenning door regiogemeenten. 7

13 4 TOEKENNING FLO-OVERGANGSRECHT VANUIT BEZWARENDE FUNCTIE Dit hoofdstuk geeft antwoord op de derde onderzoeksvraag uit 1.1: Zijn aan medewerkers FLO-overgangsrechten toegekend terwijl zij sinds 1 januari 2006 niet onafgebroken in een bezwarende functie hebben gewerkt, mits en voor zover het beleid genoemd onder punt 1 daarin niet voorziet? Er is voor wat betreft bovenstaande een onderscheid te maken tussen oud-medewerkers die thans uit dienst zijn (gepensioneerden) en medewerkers die thans gebruikmaken van het FLO-overgangsrecht en nog in dienst zijn van de VRU. 4.1 TOEGEKENDE FLO-OVERGANGSRECHTEN AAN MEDEWERKERS DIE TOT 1 APRIL 2018 DE DIENST HEBBEN VERLATEN (GEPENSIONEERDEN) In totaal hebben 45 oud-medewerkers sinds 2006 gebruikgemaakt van het FLO-overgangsrecht. Op basis van een steekproef van 20% zijn negen dossiers onderzocht. Uit het resultaat van het onderzoek is op te maken dat acht oud-medewerkers sinds 1 januari 2006 een bezwarende functie vervulden en ook vanuit de bezwarende functie gebruik maakten van het FLO-overgangsrecht. Eén medewerker is vanuit een bezwarende functie per 1 januari 2001 een niet-bezwarende functie binnen de brandweer gaan vervullen met behoud van FLO-rechten en heeft op een later tijdstip op basis van behouden rechten gebruik kunnen maken van het FLO-overgangsrecht. 4.2 TOEGEKENDE FLO-OVERGANGSRECHTEN AAN MEDEWERKERS DIE OP 1 APRIL 2018 NOG IN DIENST WAREN In totaal maken 34 medewerkers thans gebruik gemaakt van het FLO-overgangsrecht. Op basis van een steekproef van 20% zijn zeven dossiers onderzocht. Uit het resultaat van het onderzoek is op te maken dat alle medewerkers of een bezwarende functie 3 vervulden direct voorafgaande aan het moment dat zij gebruik zijn gaan maken van het FLO-overgangsrecht of voorafgaand aan hun indiensttreding bij de VRU een bezwarende functie 4 bekleedden waarbij in het personeelsdossier een aanstellingsbesluit inclusief een Individuele Vergelijking Arbeidsvoorwaarden (IVA) is aangetroffen waarbij het FLO-overgangsrecht als aanspraak is vastgelegd en wordt bevestigd dat er vanwege de regionalisering geen wijziging zal optreden in de rechtspositie en de aanspraak op FLO-overgangsrecht door de overgang naar de VRU niet wordt beïnvloed. 4.3 MEDEWERKERS MET AANSPRAAK OP FLO-OVERGANGSRECHTEN 131 medewerkers van de VRU hebben aanspraak op FLO-overgangsrecht. Het FLO-overgangsrecht is nog niet toegepast doordat deze medewerkers de uittredeleeftijd nog niet hebben bereikt of medewerkers hebben het ingangsmoment verschoven. Deze groep is onder te verdelen in twee subgroepen: a. Medewerkers met aanspraak op FLO-overgangsrecht die op dit moment een bezwarende functie in de 24-uursdienst uitoefenen, en 3 Besluit Dagelijks Bestuur (DB /12.b) heeft op 7 juni 2013 de bezwarende functies bij de VRU (24-uursdienst aspirant manschap A t/m ploegleider) met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2010 vastgesteld. 4 Zie vergaderverslag Vaststellen bezwarende functies Gemeente Utrecht 6 december

14 b. medewerkers met aanspraak op FLO-overgangsrecht die voorafgaand aan hun indiensttreding bij de VRU buiten de 24-uursdienst een bezwarende functie bekleedden en op basis hiervan hun aanspraak op FLO-overgangsrecht (deels) hebben behouden. De subgroep genoemd onder b. bestaat uit 37 personen. Op basis van een steekproef van 33% (dertien dossiers) is de basis voor de aanspraak op FLO-overgangsrecht onderzocht en of die aanspraak in de aanstelling bij de VRU inclusief IVA is bevestigd. Als resultaat van de steekproef is vastgesteld dat genoemde subgroep uit twee delen bestaat, I. een deel heeft aanspraak op FLO-overgangsrecht op basis van een (in het verleden vervulde) bezwarende combi-functie: Eén aanstelling met zowel een koude als warme functie waarbij de warme functie een bezwarende functie is. Het II. resterende deel van deze doelgroep heeft aanspraak op FLO-overgangsrecht op basis van een (in het verleden vervulde) piketfunctie. Afhankelijk van het soort piket 5 dat men bij de regiogemeente liep heeft men aanspraak op regulier FLO-overgangsrecht of FLO-overgangsrecht op 60-jarige leeftijd (ook wel FLO60 of officierenregeling). In alle onderzochte dossiers is een aanstellingsbesluit VRU inclusief IVA aangetroffen waarin de aanspraak op FLO-overgangsrecht is vastgelegd alsmede het blijven bestaan van dit recht bij de uitoefening van de functie op datum indiensttreding bij de VRU. Nadere bestudering van de dossiers heeft de constatering opgeleverd dat in afwijking van beleid is gehandeld, echter dat wel is gehandeld conform het lokale beleid van de regiogemeente of conform de gemaakte afspraken ten tijde dat de medewerker in dienst was van de regiogemeente. Hiervoor wordt verwezen naar constatering I en II in bijlage I van deze rapportage. 5 Zie vergaderverslag Vaststellen bezwarende functies Gemeente Utrecht 6 december

15 5 AFWIJKENDE TOEKENNING FLO-OVERGANGSRECHTEN Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vierde onderzoeksvraag uit 1.1: Zijn aan medewerkers FLO-overgangsrechten feitelijk toegekend die qua toepassing afwijken van de afspraken zoals deze per cohort zijn vastgelegd in hoofdstuk 9b CAR? Er is voor wat betreft bovenstaande een onderscheid te maken tussen (oud)medewerkers van de VRU die van het FLO-overgangsrecht gebruik hebben gemaakt of dit nu doen en medewerkers die vanuit een bezwarende functie nu of in het verleden aanspraak hebben op FLO-overgangsrecht 5.1 AFWIJKINGEN CAR Van de 79 (oud)medewerkers die sinds 2006 het FLO-overgangsrecht zijn gegaan, zijn als resultaat van een steekproef van 20%, twee gevallen geconstateerd die qua toepassing afwijken van de afspraken zoals deze per cohort zijn vastgelegd in hoofdstuk 9b van de CAR. In deze twee gevallen is vastgesteld dat er, ook na de regionalisering, gebruik is gemaakt van de Seniorenregeling voor bezwarende functies Brandweer Amersfoort. De gemeente Amersfoort heeft ten tijde van het zelf uitvoeren van hoofdstuk 9b CAR een aanvullende regeling bij uitvoering van het FLO-overgangsrecht vastgesteld voor met name de doelgroep < 20 dienstjaren op Deze aanvullende regeling was bedoeld [ ] om medewerkers met een bezwarende functie extra te stimuleren om langer door te werken [ ]. De seniorenregeling maakt het voor - medewerkers met FLO-overgangsrecht in de categorie minder dan 20 dienstjaren op 1 januari 2006 mogelijk om in plaats van 50% te werken tegen 90% bezoldiging in de bezwarende functie gedurende de eerste jaren van de FLO-periode te kiezen voor 100% werken tegen 120% van de bezoldiging in de bezwarende functie. - alle medewerkers met FLO-overgangsrecht mogelijk om bij (dreigende) arbeidsongeschiktheid voor de repressieve taak gedurende de FLO-periode waarin 50% wordt gewerkt in de bezwarende functie tegen 90% bezoldiging, 50% te werken in een niet-bezwarende functie tegen 100% bezoldiging. Er zijn twee gevallen geconstateerd waarbij genoemde aanvullende regeling ook na de regionalisering toegepast voor medewerkers afkomstig van regiogemeente Amersfoort. Een rechtspositionele basis hiervoor is echter niet gevonden. De Seniorenregeling voor bezwarende functies Brandweer Amersfoort is niet opgenomen in het sociaal plan noch overgenomen in de UVRU. Omdat een sociaal plan in de regel wel ruimte biedt aan regelingen die slechts voor medewerkers van één regiogemeente gelden 6 kan geconcludeerd worden dat deze aanvullende seniorenregeling onterecht is toegepast. Zie hiervoor constatering III en IV in bijlage I. 5.2 UITVOERING FLO-OVERGANGSRECHTEN COMBI-MEDEWERKERS Binnen de groep medewerkers met FLO-overgangsrecht is een bijzondere groep te onderscheiden: de combimedewerker. Dit zijn medewerkers die binnen één aanstelling twee verschillende functies bekleden, waarvan één koude functie (bijv.27/36) en één warme, bezwarende functie (bijv.9/36). In 2006 hebben regiogemeenten aan deze groep medewerkers bevestigd dat zij een bezwarende functie bekleden die recht geeft op FLO- 6 Zie als bijvoorbeeld artikel 3.17 pagina 16 Sociaal Plan

16 overgangsrecht. In het aanstellingsbesluit bij de VRU in het kader van de regionalisering en de hierbij behorende individuele vergelijking arbeidsvoorwaarden (IVA) is dit overgenomen. Praktijk is dat deze medewerkers bij gebruikmaking van het FLO-overgangsrecht vanuit beide functies uittreden, dit is conform de uitvoeringspraktijk bij de regiogemeenten. In de UVRU is een aparte bijlage 7 opgenomen over combifuncties als regeling die van kracht wordt voor de nieuwe organisatie na de regionalisering. 7 Bijlage 2 Van combifuncties naar combinatie van functies en taken in de nieuwe organisatie pagina 44 UVRU

17 6 BEREKENINGSGRONDSLAG REFERTEJAAR Dit hoofdstuk geeft antwoord op de vijfde onderzoeksvraag uit 1.1: Is er aanleiding te veronderstellen dat de berekeningsgrondslag in het refertejaar kunstmatig is opgehoogd, bijvoorbeeld door meer werken toe te staan en/of door het meer dan gemiddeld toekennen van een feestdagtoeslag, zonder dat daaraan een bestuurlijk besluit ten grondslag ligt? In het FLO-overgangsrecht vormt het inkomen gedurende het refertejaar (12 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de periode FLO-overgangsrecht) de basis voor de procentuele bruto FLO-uitkering. Ter beantwoording van bovenstaande onderzoeksvraag is een steekproef van 20% gehouden onder de 79 (oud)medewerkers die sinds 2006 het FLO-overgangsrecht zijn gegaan. Voor zover de historische loonstaten digitaal toegankelijk waren in het personeels- en salarisinformatiesysteem is de hoogte van de inkomensbestanddelen (die worden gebruikt ter vaststelling van de berekeningsgrondslag van het FLO-overgangsrecht) uit het refertejaar vergeleken die uit de periode 24 tot en met 13 maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van de periode FLO-overgangsrecht. De vergelijking van inkomensbestanddelen uit de berekeningsgrondslag FLO-overgangsrecht leverde geen uitkomsten op anders dan reguliere stijgingen van loon zoals loonstijgingen vanwege cao-akkoorden. Er is hierdoor geen aanleiding te veronderstellen dat inkomens gedurende refertejaren kunstmatig zijn opgehoogd. 12

18 7 INKOMSTEN UIT WERK BIJ VRU TIJDENS GEDEELTELIJK BUITENGEWOON VERLOF 7.1 INLEIDING Dit hoofdstuk geeft antwoord op de zesde onderzoeksvraag uit 1.1: Is er aanleiding te veronderstellen dat medewerkers die ten tijde van hun gedeeltelijk buitengewoon verlof tegen betaling bij de VRU hebben gewerkt meer hebben verdiend dan volgens de CAR was toegestaan? De uitkering die de medewerker vanuit het FLO-overgangsrecht ontvangt bedraagt 90% van het inkomen uit het refertejaar indien hij gedurende het FLO-overgangsrecht 50% blijft werken. Indien de medewerker volledig stopt met werken wordt hem gedeeltelijk betaald verlof verleend in de vorm van een uitkering van 80%, 78% of 75% van de bruto berekeningsgrondslag FLO-overgangsrecht. Indien een medewerker na ingang van het FLO-overgangsrecht is gaan werken of meer betaald is gaan werken, komen deze (verhoogde) neveninkomsten voor verrekening in aanmerking mits zij samen met de bruto FLOuitkering 100% van de berekeningsgrondslag te boven gaan 8. Is dit het geval dan wordt het meerdere op de loondoorbetaling gekort. Ter beantwoording van genoemde onderzoeksvraag is de steekproef ter vaststelling van neveninkomsten die 100% van de berekeningsgrondslag te boven gaan, beperkt tot neveninkomsten bij de VRU. 7.2 STEEKPROEF Ter beantwoording van bovenstaande onderzoeksvraag is een steekproef van 20% gehouden onder de 79 (oud)medewerkers die sinds 2006 het FLO-overgangsrecht zijn gegaan. Voor zover de historische loonstaten digitaal toegankelijk waren in het personeels- en salarisinformatiesysteem is onderzocht of medewerkers naast hun FLO-uitkering een (variabele) salarisbetaling ontvingen. Op basis van bovengenoemde steekproef is bij één medewerker die gebruik heeft gemaakt van het FLOovergangsrecht geconstateerd dat de reeds bestaande neveninkomsten bij de eigen werkgever (Flexpool) hoger zijn geworden doordat betrokkene gedurende de periode van 50% werken tegen 90% inkomen meer is gaan werken. De verhoging van de neveninkomsten is echter lager dan het verschil tussen het inkomen uit FLOovergangsrecht en 100% van de berekeningsgrondslag. 7.3 AANBEVELING Ten aanzien van de steekproef dient te worden opgemerkt dat een medewerker voor nevenwerkzaamheden bij de eigen werkgever ook buiten de salarisadministratie om kan worden uitbetaald. Dit hangt af van het construct waaronder de nevenwerkzaamheden worden verricht. Het is hierdoor aan te bevelen het onderzoek te verbreden naar de financiële administratie waardoor er kan worden onderzocht of FLO ers ook op basis van inhuur (via) derden, een overeenkomst van opdracht (OvO), etc. neveninkomsten uit werkzaamheden bij de VRU genoten. 8 Artikel 9b:10 CAR 13

19 8 WERKTIJDUITBREIDING Dit hoofdstuk geeft antwoord op de zevende onderzoeksvraag uit 1.1: Is er werktijduitbreiding toegekend aan leden van de medezeggenschap voor zover deze aanspraak maakten, dan wel alsnog maken op FLO-overgangsrecht? Urenuitbreiding vanwege OC-, OR of GO-werkzaamheden is bij de VRU niet aan de orde. Werkzaamheden die leden van de medezeggenschap (ongeacht FLO-gerechtigd) verrichten, worden normaliter binnen het reguliere werkrooster uitgevoerd. Werkzaamheden die voortkomen uit extra ingelaste overleggen 9 worden uitbetaald als overwerk. Overwerk dat is uitbetaald wordt niet aangemerkt als inkomensbestanddeel voor de berekeningsgrondslag FLO-overgangsrecht en heeft hierdoor geen invloed op de hoogte van de FLO-uitkering. 9 Zie DB-vergaderstuk /10 14

20 9 SAMENVATTING CONSTATERINGEN TUSSENTIJDSE RAPPORTAGE De aan het onderzoek onderworpen doelgroep bestaat uit 210 personen, medewerkers en oud-medewerkers met FLO-overgangsrecht die per datum regionalisering in dienst van de VRU waren. Uit de resultaten van het onderzoek zijn nagenoeg geen afwijkingen ten opzichte van de landelijke uitvoering van het FLO-overgangsrecht aangetroffen. Hieronder samengevat de vragen en antwoorden: 1. Welk beleid hanteert de VRU ten aanzien van het bepalen van toekenning FLO-overgangsrecht en als gevolg voor het hanteren van de bezwarende functie, en is dat beleid bestuurlijk goedgekeurd? Het beleid dat de VRU hanteert is gebaseerd op de cao-gemeenten. Deze cao en wijzigingen hierin zijn/worden in het DB vastgesteld en hiermee bestuurlijk goedgekeurd. 2. Heeft de VRU wat betreft bijzondere toekenningen van eertijds gemeenten, anders dan bij VRU-beleid, gehandeld in afwijking van de gemeentelijke afspraken met betrokkenen terzake van de toekenning van FLO-overgangsrecht? Nee, uit de resultaten van het onderzoek is niet gebleken dat de VRU bij de uitvoering van het FLOovergangsrecht afwijkend heeft gehandeld ten opzichte van bijzondere toekenning door regiogemeenten. 3. Zijn aan medewerkers FLO-overgangsrechten toegekend terwijl zij sinds 1 januari 2006 niet onafgebroken in een bezwarende functie hebben gewerkt, mits en voor zover het beleid genoemd onder punt 1 daarin niet voorziet? In alle onderzochte dossiers is een aanstellingsbesluit VRU inclusief IVA aangetroffen waarin de aanspraak op FLO-overgangsrecht is vastgelegd alsmede het blijven bestaan van dit recht bij de uitoefening van de functie op datum indiensttreding bij de VRU. Nadere bestudering van de dossiers heeft de constatering opgeleverd dat in gevallen in afwijking van beleid is gehandeld, echter dat er hierbij wel is gehandeld conform het lokale beleid van de regiogemeente of conform de gemaakte afspraken ten tijde dat de medewerker in dienst was van de regiogemeente. 4. Zijn aan medewerkers FLO-overgangsrechten feitelijk toegekend die qua toepassing afwijken van de afspraken zoals deze per cohort zijn vastgelegd in hoofdstuk 9b CAR? Er zijn twee gevallen geconstateerd waarbij een lokale aanvullende regeling op het FLO-overgangsrecht van een regiogemeente ook na de regionalisering toegepast is voor medewerkers afkomstig van die regiogemeente. Een rechtspositionele basis hiervoor is echter niet gevonden. Het betreft de Seniorenregeling voor bezwarende functies Brandweer Amersfoort. Deze is niet opgenomen in het sociaal plan noch overgenomen in de UVRU. 15

21 5. Is er aanleiding te veronderstellen dat de berekeningsgrondslag in het refertejaar kunstmatig is opgehoogd, bijvoorbeeld door meer werken toe te staan en/of door het meer dan gemiddeld toekennen van een feestdagtoeslag, zonder dat daaraan een bestuurlijk besluit ten grondslag ligt? Een vergelijking van inkomensbestanddelen uit de berekeningsgrondslag FLO-overgangsrecht leverde geen uitkomsten op anders dan reguliere stijgingen van loon zoals loonstijgingen vanwege caoakkoorden. Er is hierdoor geen aanleiding te veronderstellen dat inkomens gedurende refertejaren kunstmatig zijn opgehoogd. 6. Is er aanleiding te veronderstellen dat medewerkers die ten tijde van hun gedeeltelijk buitengewoon verlof tegen betaling bij de VRU hebben gewerkt meer hebben verdiend dan volgens de CAR was toegestaan? Nee, er zijn neveninkomsten van werkzaamheden bij de VRU tijdens FLO-overgangsrecht geconstateerd, hierbij is echter vastgesteld dat dit binnen de aangegeven grenzen van de cao Gemeenten is gebleven. Ten aanzien van de steekproef is opgemerkt dat een medewerker voor nevenwerkzaamheden bij de eigen werkgever ook buiten de salarisadministratie om kan worden uitbetaald. Dit hangt af van het construct waaronder de nevenwerkzaamheden worden verricht. Er wordt hierdoor aanbevolen het onderzoek te verbreden naar de financiële administratie waardoor er kan worden onderzocht of FLO ers ook op basis van inhuur (via) derden, een overeenkomst van opdracht (OvO), etc. neveninkomsten uit werkzaamheden bij de VRU genoten. 7. Is er werktijduitbreiding toegekend aan leden van de medezeggenschap voor zover deze aanspraak maakten, dan wel alsnog maken op FLO-overgangsrecht? Nee, er is geconstateerd dat urenuitbreiding vanwege OC-, OR of GO-werkzaamheden bij de VRU niet aan de orde is. 16