richtlijnen
richtlijnen inhoud Normen en toleranties voor glas 3 Normen en toleranties voor HPL-deuren 9 Normen en toleranties voor profielen met coating 16 Normen en toleranties voor spaanplaat 21 Normen en toleranties voor Durafort 22
3 glas Volgens deze norm moet er gecontroleerd worden op de visuele fouten die hieronder staan beschreven. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN: BEL SLIER OF TRAAN STREEP STREEPJE STEENTJE HAMERING PIT GAS AANTASTING VOELBARE KRASSEN HAARKRASSEN STERVORMIGE BESCHADIGING WITTE VLEKJES VERWERING VEILIGHEIDSGLAS In de glasmassa voorkomende gas insluiting. Niet gelijkmatig gesmolten en afwijkend gekleurd gedeelte, dat tot tegen de oppervlakte kan komen en soms door een kleine verhevenheid daarvan voelbaar is. In de trekrichting verlopende zone van enige centimeters breedte, zichtbaar door oppervlaktevertekening. In de trekrichting verlopend dun glasachtig adertje aan de oppervlakte, al of niet voelbaar. Ongesmolten deeltje. Oppervlakte vertekening, zichtbaar als kleine indeuking. Deuk in het glasoppervlak. Aantasting door een gas dat onder andere bij het verzilveren als een grijze vlek zichtbaar wordt. Met de nagel voelbare krassen. Niet met de nagel voelbare krassen. Kleine plaatselijke oppervlakbeschadigingen ontstaan door indrukken, stoten en dergelijke. Lichte oppervlakte beschadigingen ontstaan door schuren tijdens transport. Verandering van het oppervlak door chemische en fysische invloeden. Vlakglas, dat door een bepaalde wijze van productie of door de samenstelling van het product bij breuk geen grote, scherpe scherven oplevert, waardoor de kans op letsel aanzienlijk wordt verminderd.
4 glas WAAROP TE CONTROLEREN Doordat het glas dat gebruikt wordt voor het vervaardigen van de door de klant gewenste ruit(en), gesneden is uit fabrieksmaten en niet volkomen vrij van beschadigingen en onvolkomenheden, is hiervoor een overzicht van toelaatbare (glas)fouten samengesteld in de NEN 3264. Uiteraard is het niet te voorkomen dat elke bewerking, zoals snijden, boren, harden enz. een risico is ten aanzien van het veroorzaken van een deel van dit soort (glas)fouten. VERDELEN VAN HET GLAS IN ZONES Omdat (glas)fouten niet overal een even storend effect hebben, wordt een ruit verdeeld in een aantal zones (zie figuur 1), te weten: I = Inbouwrand is de rand welke na inbouwen van de ruit in de sponning valt (minimaal gelijk aan de glasdikte). Deze rand is dus niet van toepassing bij vrijstaande randen. C = Centrale zone is het middendeel van de ruit (gelijk model als de ruit), waarvan het midden op het snijpunt van de diagonalen ligt en waarvan de zijden 80% van de afmetingen van de zijden van (de dagmaat) van de ruit zijn. R = Randzone is dat gedeelte van de ruit dat buiten de Centrale zone ligt en binnen de inbouwrand. I - zone R- zone C - zone Figuur 1; zoneverdeling van een ruit
5 glas VISUELE CONTROLE De visuele controle van ruiten op (glas)fouten volgens figuur 1 dient als volgt uitgevoerd te worden: - De te controleren ruit wordt verticaal geplaatst, met het midden van de ruit op ooghoogte. - Het oog van de controleur dient zich op minimaal 1 meter afstand en haaks op het glasoppervlak te bevinden. - Het doorvallende licht dient overeen te komen met diffuus daglicht. Strijklicht of iets dergelijks is niet toegestaan. De hierbij gevonden en volgens figuur 1 toelaatbaar geachte (glas)fouten mogen echter niet gelijktijdig tot het maximale aantal in één ruit voorkomen. De volgende "fouten" zijn per m2 ruitoppervlak toelaatbaar. Fouten Omvang Fout Ruitoppervlakte <= 1,5 m² Ruitoppervlakte > 1,5 m² Bellen < 0,4 mm toelaatbaar, mits niet gezaaid toelaatbaar, mits niet gezaaid 0,4 mm tot 1,5 mm 1 in centrale zone en 2 in centrale zone en 2 in randzone toelaatbaar 3 in randzone toelaatbaar 1,5 mm t/m 3 mm 1 in randzone toelaatbaar 1 in centrale zone en 3 in randzone toelaatbaar > 3 mm niet toelaatbaar tot oppervlakte van 4,5 m2 niet toelaatbaar, daarboven in de randzone 2 toelaatbaar Slier of traan niet toelaatbaar in centrale zone niet toelaatbaar, in randzone 2 toelaatbaar Barstjes niet toelaatbaar niet toelaatbaar Steentjes niet toelaatbaar in centrale zone niet toelaatbaar; in randzone 1 toelaatbaar, mits niet storend Putjes en toelaatbaar, mits niet in centrale zone toelaatbaar, kleine vlekjes storend mits niet storend; in randzone 2 toelaatbaar Voelbare in randzone 2 toelaatbaar 1 in centrale zone en 3 in krassen randzone toelaatbaar Haarkrassen < 50 mm 3 toelaatbaar 5 toelaatbaar > 50 mm 1 toelaatbaar 3 toelaatbaar Stervormige niet toelaatbaar 1 in randzone toelaatbaar, beschadiging mits niet storend Witte vlekjes toelaatbaar, mits niet toelaatbaar, mits niet storend storend Verwering niet toelaatbaar niet toelaatbaar Tabel 1; foutencategorieën en de mate van toelaatbaarheid
6 glas MATEN EN TOLERANTIES Wanneer glasafmetingen opgegeven worden voor rechthoekige ruiten, dient eerst de Breedte(B), dan de Hoogte(H) en dan de Dikte(D) genoemd te worden, uitgedrukt in millimeters(mm). Bij opgave van afmetingen van figuurglas zal ook de eventuele structuurrichting (en eventueel ook de motiefrichting), gerelateerd aan een van de afmetingen moeten worden aangegeven. In geval van gecoat, gematteerd of bedrukt glas dient duidelijk de te bewerken zijde te worden aangegeven. Bij bedrukt glas moet de te drukken zijde aangegeven worden, om de hechting en kleurverschil te kunnen borgen wordt er alleen op de niet-tinzijde gedrukt. De kleur moet liggen tussen de op te vragen kleurmonsters, deze monsters bestaan uit een boven- een onderwaarde (plus en min 10%). TOLERANTIE OP AFMETINGEN De toleranties op de afmetingen (breedte en/of hoogte) van een ruit zijn conform tabel 2; Nominale maat (L) Geslepen glas < 2000 mm +/- 1,0 mm 2000 t/m 3000 mm +/- 2,0 mm > 3000 mm +/- 3,0 mm Tabel 2 TOLERANTIE OP DE GLASDIKTE De toleranties op de nominale glasdikten zijn genoemd in tabel 3 in overeenstemming met NEN 3264 en zijn weergegeven in millimeters. Nominale dikte (mm) Spiegelglas Figuurglas 4 +/- 0,2 +/- 0,5 5 +/- 0,2 +/- 0,5 6 +/- 0,2 +/- 0,5 8 +/- 0,2 +/- 0,5 10 +/- 0,2 +/- 0,5 12 +/- 0,2 +/- 0,5 15 +/- 0,2 +/- 0,5 19 +/- 0,2 +/- 0,5 Tabel 3 TOLERANTIE OP DE HAAKSHEID De toleranties op de haaksheid van rechthoekige ruiten zijn weergegeven in tabel 4. (Voor alle duidelijkheid: we spreken hier over het verschil in de lengte van de diagonalen)
7 glas Nominale afm. desbetreffende Zijde (L) Geslepen glas < 2000 mm +/- 2,5 mm 2000 t/m 3000 mm +/- 3,0 mm > 3000 mm +/- 4,0 mm Tabel 4 TOLERANTIE OP VLAKHEID Ten gevolge van het hardingsproces is het niet mogelijk de vlakheid van ongehard spiegelglas te garanderen. De afwijking op de vlakheid (normaliter aangeduid als kromheid of onvlakheid) is afhankelijk van de afmetingen en de verhouding van de verschillende glasmaten. Er bestaan twee vormen van kromheid, te weten: 1. Totale of algemene kromheid 2. Plaatselijke kromheid (= onvlakheid) De maximale toegestane kromheid/onvlakheid is in tabel 5 weergegeven: Toepassing Totale kromheid Onvlakheid (mm per m¹) (mm per 300 mm) Deuren(*) 2,0 0,5-1,0 Overig gehard spiegelglas 4,0 0,5 Anderen (**) 5,0 1,0 Tabel 5 In geval van vierkante ruiten (een breedte x hoogte verhouding tot 1 : 1,2 wordt ook als vierkant beschouwd) dient bij de totale kromheid 1,0 mm te worden opgeteld. (*) Hieronder worden glasplaten verstaan die als deuren zijn besteld. De twee aangegeven toleranties op de onvlakheid is voor resp. spiegel - en figuurglas. (**) Onder anderen wordt onder meer verstaan figuurglas, gecoat of bedrukt glas en glas met andere samenstellingen, al dan niet voorzien van gaten en/of sparingen. De bepalingen van deze kromheid/onvlakheid dient uitgevoerd te worden in overeenstemming met de DIN 1249, Teil 12 of de CEN/TC129/WG2-N61E. Hetgeen betekent dat de ruit verticaal in evenwicht gehouden moet worden (mag dus niet zijn gemonteerd), waarna de afwijking op de vlakheid over zowel de zijden als de diagonalen gemeten wordt met een liniaal of een draad. In geval van het meten van de onvlakheid (=plaatselijke kromheid) dient een strook van 25 mm breed vanaf de rand niet te worden gemeten.
richtlijnen 8 glas TOLERANTIE OP RONDE HOEKEN In principe kunnen ronde hoeken van elke afmeting worden aangebracht aan ruiten van elke glasdikte. De tolerantie op de radius is +/- 1,0 mm TOLERANTIE OP GATEN De toleranties op de diameter/ovaliteit van de gaten zijn in tabel 6 weergegeven. Nominale gatdiameter (mm) < 4 < 20 < 20 < 100 < 100 < 150 Tolerantie (mm) +/- 1,0 +/- 2,0 +/- 3,0 Tabel 6
9 HPL-deuren BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN: BINNENDEUR UTILITEITSDEUR WONINGBOUWDEUR STOMPE DEUR OPDEKDEUR PANEEL deur, welke niet blootgesteld wordt aan weersomstandigheden en/of niet in direct contact staat met het buitenmilieu binnendeur, geschikt voor utiliteitsbouw en met een hogere constructieve veiligheid en stabiliteit dan standaard binnendeuren binnendeur, geschikt voor woningbouw en met een standaard constructieve veiligheid en stabiliteit deur (meestal zonder sponning) die geheel binnen de sponning van het kozijn valt deur met opdeksponning, waarbij de deur niet geheel in het kozijn valt een onderdeel van een gebouw zonder bewegende functie voor het dichten van een opening in de wand KWALITEITSNORM (NEN-EN 1121 + NEN-EN 1530) In belangrijke mate wordt kromtrekgedrag van deuren veroorzaakt door spanningen die te maken hebben met verschillen en veranderingen in tempratuur en vochthuishouding. Deuren kunnen naar gelang de toepassing ondergebracht worden in een klimaatcategorie (volgens NEN-EN 1121) en afhankelijk en de resultaten daarna ingedeeld worden in een tolerantiecategorie (volgens NEN-EN 1530). Klimaatcategorieen NEN-EN 1121 Klimaatconditie 1 Klimaatconditie 2 Categorie Temperatuur C Relatieve vochtigheid Temperatuur C Relatieve vochtigheid A 23 (+/- 2 C) 30 (+/- 5 %) 18 (+/- 2 C) 50 (+/- 5%) B 23 (+/- 2 C) 30 (+/- 5 %) 13 (+/- 2 C) 65 (+/- 5%) C 23 (+/- 2 C) 30 (+/- 5 %) 3 (+/- 2 C) 85 (+/- 5%) D 23 (+/- 2 C) 30 (+/- 5 %) -15 (+/- 2 C) geen eisen Tabel 7
10 HPL-deuren Tolerantiecategorieën NEN-EN 1530 Algemene vlakheid Plaatselijke vlakheid Categorie Scheluw Doorbuiging langskant Doorbuiging dwarskant Relatieve vochtigheid 0 geen eisen geen eisen geen eisen geen eisen 1 10 10 6 0,6 2 8 8 4 0,4 3 4 4 2 0,3 4 2 2 1 0,2 Tabel 8 Toepassingen en vullingen Type Vulling Klimaatcategorie Tolerantiecategorie SL/VH honingraat A 2 SLM* massief B 2 SLB30* B30 B 2 SLB30* B30 stabiel C 3 Tabel 9 (* geldt ook voor Ambiance modellen.) Over deuren die anders dan volgens de beproefde klimaatcategorie gebruikt zijn of over vervorming die binnen de betreffende tolerantiecategorie vallen, kan in principe niet gereclameerd worden. Ook kan het kromtrekgedrag niet eerder dan na minimaal één stookseizoen beoordeeld worden. CONTROLE VAN DE DEUREN Bij aanlevering van de deuren dient het aantal gecontroleerd te worden. Indien er bij aanlevering een beschadiging geconstateerd wordt, dan dient er op de afleveringsbon een aantekening te worden gemaakt met de vermelding van de bevindingen. De deuren dienen in een droge, goed geventileerde ruimte, horizontaal te worden opgeslagen. De relatieve vochtigheid in de ruimte dient te liggen tussen de 45% en 55% en er mogen geen grote temperatuursverschillen voorkomen. De bovenste deur van elke stapel dient te worden afgedekt. Stapels deuren dienen tijdens opslag door twee, op gelijke afstand over de deurlengte verdeelde, geplaatste gelijke liggers te worden ondersteund. De deuren dienen onmiddellijk na aankomst, tenminste eenmaal te worden behandeld, om het indringen van vocht te voorkomen. KOZIJNSPARINGEN Om de deuren juist te laten functioneren, dienen de kozijnen recht, haaks en vlak te zijn. Kozijnen moeten op de juiste wijze worden gemonteerd (verschilt per type) waarbij kromtrekken van de stijlen moet worden voorkomen.
11 HPL-deuren AFHANGEN Bij het afhangen de volgende draainaden hanteren: - Scharnierzijde 2 mm - Slotzijde 3-4 mm - Bovenzijde 2 mm De ruimte onder de deur is afhankelijk van prestatie-eisen genoemd in het bouwbesluit (bijvoorbeeld: ventilatie, brandwerendheid, geluidwerendheid). Het aantal toe te passen scharnieren is afhankelijk van de draagkracht van de scharnieren en het gewicht van de deur. Let op! Toepassing van deurdrangers (al dan niet met openingsdemping of sluitvertraging) en bijvoorbeeld een deurstop hebben invloed op de draagkracht van de scharnieren). Tevens moet bij bredere deuren rekening worden gehouden met wijziging van de draagkracht van de scharnieren. Deurgewichten genoemd in de technische documentatie moeten verrekend worden met deze, per H&S leverancier, verschillende beïnvloeders van de draagkracht van de scharnieren. GLASOPENINGEN Indien het glas niet fabrieksmatig gemonteerd wordt, de onderstaande instructies volgen: - Deur afhangen en daarna weer uit het kozijn nemen. - Leg de deur horizontaal neer. - Glaslatten voorzien van celband. - Glaslatten eenzijdig deugdelijk monteren. Wanneer draadnagels of schroeven gebruikt worden moeten deze worden voorgeboord. - Breng celband of beglazingskit aan in de sponning. - Plaats het glas. Verdeel het glas gelijkmatig in de sponning. - Breng de overige glaslatten aan, zodat het glas tussen de glaslatten geklemd wordt. Wanneer draadnagels of schroeven gebruikt worden moeten deze worden voorgeboord. - Het glas moet voldoende zijn afgedicht. Water (bijvoorbeeld schoonmaakwater) mag niet tussen de sponning en het glas lopen. Water kan schade aan de deur veroorzaken. - Voor brandwerende deuren gelden aparte montagevoorschriften, zodat aan de speciale eisen zal worden voldaan. Indien de deuren niet fabrieksmatig voorzien worden van het juiste brandwerende glas, moet het glas gemonteerd worden volgens deze montagevoorschriften. Montagevoorschriften voor brandwerende deuren worden op verzoek verstrekt.
12 HPL-deuren INBRAAKWERENDHEID Kozijn, deur en hang- & sluitwerk moeten voldoen aan de omschrijvingen in de testrapporten. BRANDWERENDHEID Indien sprake is van brandwerende deuren dient montage te geschieden conform testrapport. Eventueel benodigd opschuimend materiaal moet correct worden aangebracht. GELUIDWERENDHEID Bij geluidswerendheid wordt de geluidsisolatie van de deur getest als paneel benoemd (tenzij uitdrukkelijk anders vermeld). Geluidwerende deuren dienen nauwsluitend gemonteerd te worden. Geluidlekken bij aansluiting tussen deur kozijn en tussen deur vloer dienen bestreden te worden door montage van geluidwerende snoeren en het monteren van een geluidwerende valdorpel. REPARATIE Reparaties dienen op een kundige en kwalitatief verantwoorde wijze te geschieden en mogen geen negatieve gevolgen hebben voor de functionaliteit en uitstraling van het eindproduct. VERWERKING Hardkunststof beklede deuren: Afhangen: Voorafwerken: Afwerken: Deuren pasmaken, compleet afhangen en weer uitnemen. Hang- en sluitwerk afnemen. Het afhangen van de deuren kan geschieden voor of na het afwerken. Boven- en onderzijde, hang- en sluitzijde verven of blank lakken, 20 % verdund. Alle randen vol aflakken of schilderen. Edelfineer deuren: Afhangen: Voorafwerken: Afwerken: Deuren pasmaken, compleet afhangen en weer uitnemen. Hang- en sluitwerk afnemen. Gelijkmatig schuren en rondom tweemaal blank lakken, 10 % verdund. Licht naschuren en de gehele deur dekkend aflakken.
13 HPL-deuren Schilderwerk deuren met okoumé toplaag: Voorbehandelen: Afhangen: Voorafwerken: Afwerken: Rondom en toplagen gronden Deuren pasmaken, compleet afhangen en weer uitnemen. Hang- en sluitwerk afnemen. Het afhangen van de deuren kan geschieden voor of na het afwerken. De okoumé toplaag laat zich uitstekend plamuren, mits de deuren goed gegrond zijn. Eerst dwars plamuren, dan schuren en tenslotte langsplamuren (met een breed mes). Na het schuren dekkend afwerken volgens voorschrift lakfabrikant. Schilderwerk deuren met voorbewerkte dekplaat: Voorbehandelen: Afhangen: Voorafwerken: Afwerken: Opmerking: Niet van toepassing. Deuren pasmaken, compleet afhangen en weer uitnemen. Hang- en sluitwerk afnemen. Het afhangen van de deuren kan geschieden voor of na het afwerken. Rondom goed gronden. Na licht schuren, de gehele deur in twee keer dekkend aflakken. Tussentijds schuren. Altijd, in het bijzonder bij watergedragen lakken, een hechtingstest uitvoeren. Witlakdeuren: Voorbehandelen: Afhangen: Voorafwerken: Afwerken: Opmerking: Niet van toepassing. Deuren pasmaken, compleet afhangen en weer uitnemen. Hang- en sluitwerk afnemen. Het afhangen van de deuren kan geschieden voor of na het afwerken. Rondom goed gronden. Na licht schuren, de gehele deur in twee keer dekkend aflakken. Tussentijds schuren. Altijd, in het bijzonder bij watergedragen lakken, een hechtingstest uitvoeren géén plakband op de deur plakken.
14 HPL-deuren NAZORG Indien in de bouw centrale verwarming wordt toegepast, dient de temperatuur geleidelijk te worden opgevoerd over een zo lang mogelijke periode en dient er voldoende te worden geventileerd. Bij daling van de relatieve luchtvochtigheid beneden de kritische waarde, dient te worden toegevoegd. De houtvochtigheidsgraad mag niet beneden de 8% dalen, daar hierdoor haarscheuren in het fineer en spanningen in de deur kunnen optreden. Deuren afgehangen in moeilijk ventileerbare ruimten (zoals toiletten, kasten e.d.), dienen zo lang mogelijk geopend te blijven. Het aanbrengen van tape of plakband op behandelde deuren kan negatieve gevolgen hebben voor de hechting van de lak. Reclamaties op hechting worden in dit geval uitgesloten. De koper kan aanspraak maken op de kwaliteitsgarantie, indien de vermelde voorschriften nauwkeurig zijn opgevolgd. REINIGEN VAN DEUROPPERVLAKKEN Reinigen van hardkunststof deuren Bij dagelijks onderhoud of bij lichte vervuiling: - Een schone doek dompelen in water met een mild schoonmaakmiddel - De doek uitwringen en het gehele deuroppervlak afnemen. - Indien nodig, het deuroppervlak droog wrijven met een schone doek. Bij grondige reiniging of bij sterke vervuiling: - Stof e.d. verwijderen door instructies dagelijks onderhoud op te volgen. - Zorg voor goede ventilatie! - Formi-clean strong of een gelijkwaardige product (bijv. aceton) op een doek aanbrengen, zodat dit goed nat het deuroppervlak schoonmaakt en alle vuil en/of vlekken oplost. - Het deuroppervlak met een schone doek goed afnemen, zodat de resten van het reinigingsmiddel verdwijnen. - Indien nodig, handeling 3 en 4 herhalen. - Bij sterke verontreiniging van gestructureerde oppervlakken is het aan te raden een zachte borstel te gebruiken.
richtlijnen 15 HPL-deuren Reinigen van edelfineer deuren Bij dagelijks onderhoud of bij lichte vervuiling: - Een schone doek dompelen in water met een mild schoonmaakmiddel De doek uitwringen en het gehele deuroppervlak afnemen. Indien nodig, het deuroppervlak droog wrijven met een schone doek. Bij grondige reiniging of bij sterke vervuiling: - Stof e.d. verwijderen door instructies dagelijks onderhoud op te volgen. Op een schone doek Formi-clean strong of een gelijkwaardige product (bijv. aceton) aanbrengen. Oppervlak dusdanig reinigen, zodat al het vuil wordt opgelost. Het deuroppervlak met een schone doek goed afnemen, zodat de resten van het reinigingsmiddel verdwijnen. Indien nodig, handeling 2 en 3 herhalen. Bepaalde lijmen, vooral twee componentenlijmen, laten zich vaak niet verwijderen na uitharding.
16 profielen met coating Toepassing: Algemeen: Gevel-, raam- en binnenafbouwprofielen. De kwaliteit van de behandelde producten wordt gecontroleerd op de onderstaande punten. Alle controles kunnen alleen uitgevoerd worden op afgekoelde producten. WAAROP TE CONTROLEREN Voor poedercoating: - Onthechting (klasse 2 volgens ISO 2409), schilfering, barst- en blaarvorming; met uitsluiting van barsten of scheuren die zich kunnen vormen op scherpe hoeken bij het vormen of plooien van de objecten of profielen en die als normaal worden beschouwd. - Corrosie met inbegrip van filiforme corrosie. - Verkrijting welke meer bedraagt dan waarde 4 gemeten volgens de norm ASTM D4214-89 t.o.v. een gereinigd oppervlak. - De verkleuring welke méér bedraagt dan de waarden opgenomen in de Delta E-tabel van Qualicoat; kleurverschillen i.g.v. foute leveringen zijn uitgesloten. - Glansverlies: hier wordt verwezen naar de Qualicoat specificaties (versie 01/09/2009), artikel 2.13 Natural weathering test. Voor anodisatie: - Corrosie. DEKKING De zichtzijden van de producten dienen volledig gedekt te zijn. De controle wordt tijdens het afhalen op alle producten globaal uitgevoerd. ESTHETISCHE INSPECTIE Keuringen vinden plaats op een werkplek met voldoende licht. (bijvoorbeeld 500 Lux onder een hoek van 90 ) Controle afstand: - 1,0 meter voor industriële producten - 1,5 meter voor Qualicoat-keur (binnen) - 3,0 meter voor Qualicoat-keur (buiten)
17 profielen met coating Er zijn kleine niet storende afwijkingen toegestaan die zijn ontstaan door: Mechanische bewerking: Slijp- en schuurkrassen en zaagsplinters Extrusietechnieken: Extrusiestrepen en persvlooien Verbindingstechnieken: Laspunten en naden. (Technische puntlas is toegestaan) Aanbrengen van coating: Sinaasappel structuur, spuitnevel, blazen en stof (zie tabel 10) De volgende stof insluitingen zijn toegestaan: Tabel 10 Profielen: Op het primaire zichtvlak 4 maal Nr.2. per meter Plaatvlakken: - Op een zichtdeel met een oppervlak tot 2 dm²: 1 x Nr. 1 en 1 x Nr. 2 - Op een zichtdeel met een oppervlak van 2 tot 4 dm²: 2 x Nr. 1 en 1 x Nr. 2 - Op een zichtdeel met een oppervlak van 4 tot 8 dm²: 3 x Nr. 1 en 1 x Nr. 2 - Op een zichtdeel met een oppervlak van 8 tot 12 dm²: 3 x Nr. 1 en 2 x Nr. 2 - Op een zichtdeel met een oppervlak van 12 tot 20 dm²: 4 x Nr. 1 en 2 x Nr. 2 De stofjes mogen niet geconcentreerd op een plaats zitten. De stofjes mogen geen afwijkende kleur hebben. CONTROLEFREQUENTIE TIJDENS PRODUCTIE Profielen bestemd voor de bouwindustrie: - Bij een dagproductie worden de eerste gespoten profielen gecontroleerd, daarna iedere vierde charge. - In een batchgewijze installatie ieder eerste charge van een nieuwe batch. - Kleinere opdrachten worden 100 % gecontroleerd. - Tijdens het afhalen worden alle profielen globaal gecontroleerd.
18 profielen met coating Industriële producten: - Bij een dagproductie worden de eerste gespoten producten gecontroleerd, daarna 10 producten per uur. - Kleinere opdrachten worden gecontroleerd met een steekproefgrootte van 10% verdeeld over de totale opdracht. - Tijdens het inpakken worden alle producten globaal gecontroleerd. STRUCTUUR De zichtzijden van producten dienen, bij gebruik van een structuurcoating, te voldoen aan een door de klant goedgekeurd model. LAAGDIKTE ISO 2360 (1982) - Bij metingen dient de rand van de meetsonde minimaal 3 mm verwijderd te zijn van de hoek of rand van een product. - Bij het meten van meerlagen systemen dient de laagdikte te worden gemeten op vlakken die met een bol van 200 mm aangeraakt kunnen worden. Universeel toepasbare eisen voor de laagdikte: - binnentoepassing in natlak minimaal 25 mμ - buitentoepassing in natlak gemiddeld 50 mμ - buitentoepassing in natlak minimaal 100 mμ (*) - binnentoepassing in poeder minimaal 40 mμ - buitentoepassing in poeder gemiddeld 60 mμ (**) - buitentoepassing in poeder gemiddeld 100 mμ (***) (*) Bij Maritieme- of zware industriële belasting, in ten minste twee lagen aangebracht. (**) Qualicoat. (***) Qualicoat bij Maritieme- of zware industriële belasting, in 2 lagen aangebracht. Bij Qualicoat-keur mag de laagst gemeten waarde niet meer dan 20% onder de voorgeschreven gemiddelde waarde liggen. Bij niet Qualicoat-keur mag de laagst gemeten waarde niet meer dan 30% onder de voorgeschreven gemiddelde waarde liggen. Op een product/profiel worden 5 metingen verdeeld over het oppervlak gedaan. Op een charge met profielen worden vervolgens 10 metingen verdeeld, van boven naar onder en van links naar rechts, over de totale charge gedaan.
19 profielen met coating CONTROLEFREQUENTIE TIJDENS PRODUCTIE Bij een dagproductie worden de eerste gespoten producten gecontroleerd, daarna in een continuproductielijn 5 producten per uur en in een batchgewijze installatie 5 producten van iedere nieuwe batch. Kleinere opdrachten worden gecontroleerd met een steekproefgrootte van 10% verdeeld over de totale opdracht. GLANSGRAAD ISO 2813 (1978) Metingen worden verricht met een reflectometer met een meethoek van 60. De glansgraad wordt weergegeven in % glans. GLANSGRAAD TOEGESTANE TOLERANTIE 0-30 % +/- 5 % glans 31-70 % +/- 7 % glans 71-100 % +/-10 % glans Tabel 11 De glansgraad op structuurlakken is niet meetbaar, deze wordt dan ook visueel gecontroleerd door vergelijking met een goedgekeurd monster. Indien het zichtvlak ongeschikt is voor het uitvoeren van metingen, wordt de glansgraad visueel vergeleken met een goedgekeurd monster. CONTROLEFREQUENTIE TIJDENS PRODUCTIE Bij een dagproductie worden de eerste producten gecontroleerd, daarna een meting per uur. Kleinere opdrachten worden gecontroleerd op de eerste charge, daarna restant opdracht visueel vergelijken met eerste charge. HECHTING ISO 2409 (1992) De hechting wordt zodanig gecontroleerd dat er geen beschadiging op de zichtzijde ontstaat. De afstand van de insnijding bij laagdikten tot 60 micron bedraagt 1 mm en 2 mm voor hogere laagdikten. Indien er een beschadiging kan ontstaan, wordt de hechting getest door tape op het gecoate oppervlak te plakken, dit goed aan te wrijven en 60 seconden te laten zitten en de tape er dan met een ruk af te halen. Er mag hierbij geen onthechting plaats vinden. CONTROLEFREQUENTIE TIJDENS PRODUCTIE Bij een dagproductie wordt de eerste charge gecontroleerd, daarna 1 product per 4 uur. Kleinere opdrachten worden gecontroleerd op het eerste product.
20 profielen met coating UITHARDING De controlevloeistof voor het testen van uitharding is afhankelijk van het type coating en wordt uitgevoerd volgens de instructie van de poeder- of lakfabrikant. De controle wordt op een niet zichtzijde gedaan. CONTROLEFREQUENTIE TIJDENS PRODUCTIE Bij een dagproductie wordt de controle gedaan op de eerste charge, daarna op 1 product per 4 uur. Kleinere opdrachten worden gecontroleerd op een product van ieder nieuwe batch. KLEUR Een kleur dient gelijkmatig en dekkend te zijn. De afwijkingen kunnen in Delta-E waarden, overeenkomstig de opgave van de poeder- of lak leverancier, worden aangegeven. Indien gewenst kan de leverancier meetrapporten meeleveren met de geleverde grondstof. De controle wordt tijdens de productie visueel uitgevoerd. AFWIJKENDE EISEN Indien er met een opdrachtgever afwijkende eisen worden overeengekomen, dienen deze eisen te worden gehanteerd in plaats van bovenstaande normen. Steekproefgrootte door de opdrachtgever uit te voeren: Ordergrootte Steekproefgrootte Toelaatbare afkeur 1-10 Alle 0 11-200 10 1 201-300 15 1 301-500 20 2 501-800 30 3 801-1300 40 3 1301-3200 55 4 3201-8000 75 6 Tabel 12 De volgende schoonmaakvoorschriften zijn van toepassing: - Minimaal 2 maal per jaar of minimaal 4 maal per jaar in agressieve omgeving of op niet beregende delen of zelfde frequentie als glas; - Gebruik nooit oplosmiddelen zoals benzine, aceton, e.a., sterk alkalische of zure producten en schuurpapier of schuursponsen.
richtlijnen 21 spaanplaat VOCHTGEHALTE EN KLIMAATOMSTANDIGHEDEN: Het vochtgehalte in de platen ligt tussen de 5 en 13%. De aanbevolen klimaatomstandigheden voor opslagruimten voor normale spaanplaat zijn 12-20 graden Celsius en een relatieve vochtigheid tussen de 50-60%, met een maximum van 65%. Spaanplaten kunnen bij toenemende vochtigheid uitzetten in de lengte en de breedte. Deze uitzetting kan zich naargelang het plaattype situeren indien de plaatvochtigheid stijgt van 7-8 % tot 13-14% in de orde van 0,5 mm a 1,5 mm per strekkende meter. Trekweerstand: Buigvastheid : Oppervlaktesterkte: ca. 4 kg/cm2 ca. 200kg/cm2 10-13 kg/cm2 Weerstand van een schroef van 4mm, 15mm ingedraaid: oppervlak: rand: 70-90 kg 50-70kg In de DIN 68765 worden zaken omschreven als: Lichtechtheid (DIN 53799 mi. Trede 6) Krasvastheid (DIN 53799 4.15) Slijtage (DIN 53799 4.6) Bestand tegen de inwerking van chemische stoffen van de lijst DIN 53799 (4.14.2 gr.1+2)
richtlijnen 22 durafort DIKTE De dikte is afhankelijk van de prent en diepdruk (EN ISO 2286-3) CHEMISCHE BESTENDIGHEID Bestand tegen: Niet bestand tegen: Zeep; Detergents; Alcohol; Ammonia; Loog; Verdunde Zuren. Oplosmiddelen zoals Ketonen, Esters en Aromatische Koolwaterstoffen. ONDERHOUD Vinyl wandbekleding met een textiele of non-woven rug is volledig afwasbaar en vuiligheid kan worden verwijderd m.b.v. een geschikt reinigingsmiddel en een vochtige doek. Maak indien mogelijk gebruik van een natuurspons met: - Schoon en warm leidingwater. Schoon en warm leidingwater met een lichte zeep. Hierna direct afspoelen met schoon leidingwater. Isopropyl Alcohol. Reinig de wandbekleding altijd van onder naar de boven. Door reiniging van boven naar beneden kunnen strepen ontstaan in het vinyl waardoor deze kan gaan verkleuren. Spoel de wandbekleding altijd af van boven naar beneden en zorg ervoor dat de vinyl goed wordt gedroogd. Doe dit m.b.v. een katoenen of papieren doek. Probeer nooit te wrijven. Gebruik een zachte borstel om de diepere delen in het vinyl te kunnen reinigen. Gebruik nooit een synthetische spons, omdat deze de vinyl blijvend kan beschadigen. Gebruik geen reinigingsproducten voorzien van oplosmiddelen, nagellakverwijderaar, lakverdunners en pijnboomolie. Maak geen gebruik van bleekmiddelen omdat deze na enig verloop van tijd voor verkleuring van het vinyl kan zorgen. Probeer bij twijfel eerst uw reiniging uit op een klein stukje van het materiaal.