AANVULLEND ONDERZOEK WINTERVERBLIJFPLAATSEN VLEERMUIZEN LOCATIE OORDT, VRIEZENVEEN GEMEENTE TWENTERAND 25 januari 2010 B01035/OF0/002/700613/jbp
Inhoud 1 Inleiding 3 1.1 Aanleiding 3 1.2 Plangebied 3 1.3 Werkwijze 4 2 Resultaten en conclusie 5 2.1 Resultaten veldonderzoek 5 2.2 Conclusie 6 B01035/OF0/002/700613/jbp ARCADIS 2
HOOFDSTUK 1Inleiding 1.1 AANLEIDING Ten behoeve van de ontwikkelingen op de locatie Oordt te Vriezenveen heeft ARCADIS een quick scan uitgevoerd om te beoordelen of sprake is van mogelijke overtredingen in het kader van de Flora- en faunawet (Quick scan ecologie locatie Oordt Vriezenveen, 2009). Uit deze rapportage bleek dat de aanwezigheid van vleermuizen, steenmarter en gierzwaluwen in het plangebied niet uitgesloten kan worden. Op basis van deze rapportage is een vervolgonderzoek gestart naar de aanwezigheid van deze soorten in het plangebied. Uit de natuurtoets (ARCADIS, 2009) waarin dit vervolgonderzoek is beschreven bleek dat mogelijk sprake was van de aanwezigheid van winterverblijfplaatsen van vleermuizen. Hiertoe is een onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van winterverblijfplaatsen op de locatie Westeinde 42, 44 en 46 te Vriezenveen. Deze rapportage dient als aanvulling op de al geschreven natuurtoets (Natuurtoets Vriezenveen, vervolgonderzoek. November 2009). De resultaten van het volledige ecologische onderzoek zijn dan ook terug te vinden in deze natuurtoets en niet opgenomen in deze aanvulling. 1.2 PLANGEBIED De onderzochte objecten, bestaande uit drie bij elkaar staande gebouwen temidden van het dorp Vriezenveen (Overijssel), zijn als volgt te omschrijven: Gebouw nr. 46 Kantoorgebouw in 2006 geheel uitgebrand met open dak en veel verkoold puin en verkerend in een deplorabele toestand. Drie verdiepingen met een zolder en kleine kelder (CV-ruimte met waterlaag). Gebouw nr. 44 Kantoorgebouw in redelijke staat maar met gebroken ramen, deels dichtgetimmerd, veel verspreide rotzooi. Drie verdiepingen met een zolder en kleine kelder met gladde betonnen wanden amper of geen nissen. Gebouw nr. 44 Kantoorgebouw in redelijke staat maar met gebroken ramen, deels dichtgetimmerd, veel verspreide rotzooi. Drie verdiepingen met een zolder en kleine kelder gladde betonnen wanden en amper of geen nissen. De drie gebouwen liggen ingekapseld door gebouwen in het economisch centrum van het dorp. Direct west ligt een loods en oost een woonhuis. Aan de achterkant ligt een omheind stukje braakliggende terrein; grotendeels beton en verruigd. De gebouwen zijn /worden frequent bezocht door vandaliserende jongeren; de sporen daarvan alom aanwezig. B01035/OF0/002/700613/jbp ARCADIS 3
Daarnaast bevinden zich veel verwilderde postduiven in de gebouwen. Ook huiskatten maken veel van het gebouw gebruik. 1.3 WERKWIJZE Het plangebied en de objecten zijn op 15 januari 2010 geïnspecteerd met gebruikmaking van het vleermuisprotocol, 2 april 2009 (Gegevensautoriteit Natuur). Het betrof weersomstandigheden die ideaal zijn voor diepe winterslaap van vleermuizen, namelijk een periode aanhoudende vorst, met op de dag van het onderzoek -1.3 en -1.6 graden C. Onder dergelijke omstandigheden zijn vleermuizen normaliter massaal in winterverblijfplaatsen aan te treffen. Bij het betreden van de gebouwen is eveneens gekeken naar de eventuele aanwezigheid van steenuil en steenmarter. De drie gebouwen zijn, voor zover veilig betreedbaar, zo grondig mogelijk geïnspecteerd op slapende vleermuizen. Daarvoor zijn alle bereikbare kieren, gaten en andere nauwe ruimten (bijvoorbeeld achter ruimluiken en systeemplafond) met een felle zaklamp (type Phoenix) bekeken. Verder is gelet op uitwerpselen op de grond, muren en richels. B01035/OF0/002/700613/jbp ARCADIS 4
HOOFDSTUK 2Resultaten en conclusie 2.1 RESULTATEN VELDONDERZOEK Vleermuizen Er is geen aanwezigheid van vleermuizen in de gebouwen waargenomen, in vorm van levende dieren of keutels. Voor deze soortgroep kan echter niet 100% worden uitgesloten dat er enkele individuen van mogelijk gewone grootoorvleermuis (Plecotua auritus), gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus), watervleermuis (Myotis daubentonii) en/of franjestaart (Myotis natereri) gedurende aanhoudend koude perioden diep ergens in de gebouwen verstopt zijn. De veelheid aan niet bereikbare gaten, spleten en ruimten achter systeemplafonds en luchtpijpen en dergelijke maakt uitsluitsel niet geheel mogelijk. Het is echter aannemelijk dat de kans zeer klein is dat er sprake is van een winterverblijfplaats in strikte zin des woords. Argumenten hiervoor zijn dat de gebouwen zeer tochtig en vochtig zijn en gezien de warme winters van afgelopen de jaren niet geschikt zijn als winterverblijfplaats, omdat ze niet structureel het benodigde stabiele (micro)klimaat voor vleermuizen kunnen bieden. Traditionele winterverblijfplaatsen van vleermuizen worden meestal jaar op jaar gebruikt en zijn gedurende de winter ongeacht warme of koude perioden tamelijk stabiel van klimaat; constante luchtvochtigheid, koel en meestal tochtvrij. In principe kunnen er bij gelegenheid een paar vleermuizen in de onderhavige situatie aanwezig zijn, maar er is hier zeer waarschijnlijk geen sprake van een traditionele winterverblijfplaats. Steenmarter Tijdens het onderzoek zijn sporen (keutels of latrines en geursporen) van een steenmarter(s) (Martes foina) gevonden. Het gaat hier echter niet om verse keutels. De gebouwen zijn vermoedelijk van betekenis als dagrustplaats voor een steenmarter, mogelijk een mannetje, gedurende het zomerhalfjaar. De tochtige ruimten geven dan verkoeling. Gedurende winter verblijven steenmarters bij voorkeur in meer afgesloten gebouwen, bijvoorbeeld bewoonde huizen met warmte. Steenmarters gebruiken meerdere dagrustplaatsen binnen hun territorium, en kunnen daar makkelijk naar toe uitwijken of switchen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden van het gebruik als kraamplaats, dat wil zeggen het gebruik als voortplantingsplek voor een moederdier (moer) met haar jongen. Er zijn namelijk geen grote latrines en prooiresten gevonden. Het betreft dus geen optimale vaste verblijfplaats voor steenmarters, ook gezien de regelmatige aanwezigheid van mensen en huiskatten. B01035/OF0/002/700613/jbp ARCADIS 5
Steenuil De nabij de planlocatie door Econsultancy waargenomen steenuilen (Athene noctua) is opmerkelijk. Het gebruik van de gebouwen als roestplek door deze uilen is echter niet waarschijnlijk en als broedplaats ongeschikt. De objecten staan namelijk tussen andere gebouwen ingekapseld midden in het dorp en met daarbij veel verstoring en de aanwezigheid van prederende huiskatten en steenmarters. Het betreft hier in ieder geval geen vaste verblijfplaats voor deze soort. 2.2 CONCLUSIE Er is volgens de bevindingen van dit onderzoek geen sprake van een traditionele winterverblijfplaats van vleermuizen en/of van vaste verblijfplaatsen van andere beschermde diersoorten, in dit geval steenuil en steenmarter. B01035/OF0/002/700613/jbp ARCADIS 6