INLEIDING... 2 SITUERING... 3 DE ELEKTRONISCHE HANDTEKENING... 5. 1. Inleiding... 5



Vergelijkbare documenten
A D V I E S Nr Zitting van donderdag 31 mei

Hoofdstuk IV. Inwerkingtreding. Hoofdstuk I. Algemene bepaling. Hoofdstuk II. Definities en toepassingsgebied van de wet Afdeling I.

HET RECHT ROND ELEKTRONISCHE HANDTEKENINGEN: RICHTLIJN 1999/93/EG EN DE OMZETTING IN BELGIÈ EN NEDERLAND

De rol van de digitale handtekening bij de archivering van elektronische documenten

De Digitale Handtekening uitgelegd

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling. HOOFDSTUK II. - Definities en toepassingsgebied van de wet. Afdeling 1. - Definities

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Bewijswaarde van een sms-bericht bij de verkoop van een onroerend goed

De juridische erkenning van de elektronische handtekening. Jos Dumortier en Sofie Van den Eynde 1

De waarde van DE DIGITALE HANDTEKENING. wij doen

Elektronische Handtekeningen. BHIC 13 juni 2012

Zie b.v. : P. VAN EECKE, De handtekening in het recht Van pennentrek tot elektronische handtekening, De Boeck & Larcier, Brussel, 2004,

De elektronische handtekening

Vertrouwende Partij Voorwaarden UZI-register

De elektronische handtekening en de Dienstenrichtlijn De elektronische handtekening Wat zegt een elektronische handtekening?

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De digitale handtekening

NATIONALE KAMER VAN NOTARISSEN

gelet op artikel 63, eerste alinea punt 3 van het EG-Verdrag,

Speaking Notes. e-invoicing: Juridisch luik

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

De elektronische handtekening: rechten en plichten van de certificatiedienstverlener,

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Auteur. Axel Smits, Ine Lejeune, Jean-Marc Cambien, Marc Joostens, Patrick Van Eecke. Onderwerp. Dit is een uittreksel uit het boek:

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Omzendbrief met betrekking tot de wederzijdse erkenning van de Gekwalificeerde Persoon binnen de Benelux

Arbitragecommissie. Wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten

Elektronisch Archiveren

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

ALGEMENE VOORWAARDEN

Wiebe Barkey DMInterface Splijtbakweg HJ Almere. mr. drs. Paul Pols ICTRecht B.V. Panamalaan 8B 1019AZ Amsterdam

Publicatieblad van de Europese Unie L 277/23

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Gelet op de adviesaanvraag van de heer André Antoine, voorzitter van het Waals Parlement, ontvangen op 4 april 2019;

Richtlijn 98/59/EG van de Raad van 20 juli 1998 betreffende de aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake collectief ontslag

ADVIES Nr. 12 / 2004 van 21 oktober 2004

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 24 november 2015 (OR. en)

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 8 augustus 1980;

BURGERLIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE ARCHITECT VERBONDEN DOOR EEN ARBEIDSOVEREENKOMST

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 29; Advies nr 28/2013 van 17 juli 2013

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken. van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken

Eerste Kamer der Staten-Generaal

VO/DBZ/PIB-U Juridische ondersteuning digitale archivering. Deelopdracht 1 : Bestuursdocumenten

ECHTSCHEIDINGEN KENNEN GEEN GRENZEN (regels van internationaal privaat recht)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 14 januari 2002 (24.01) (OR. es) 5157/02 STUP 3

DE WET VAN 20 OKTOBER 2000 TOT INVOERING VAN

Aanbevelingen betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid bij de transmissie van medische persoonsgegevens via internet

Elektronisch contracteren. Totstandkoming en bewijs.

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Deontologische Code inzake notariële bemiddeling

Inhoudstafel. Opzet van Deel I: De Schriftelijke Handtekening... 13

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD. tot wijziging van

AANVRAAGFORMULIER VOOR DE ACCREDITATIE VAN CERTIFICATIEDIENSTVERLENERS

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Ontwerp. VERORDENING (EU) nr.../2011 VAN DE COMMISSIE

De General Data Protection Regulation : persoonsgegevensverwerking in een strakker jasje

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 09 / 2007 van 21 maart 2007

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

OFFERTEFORMULIER. AANLEG VAN HET VICTORIA REGIAPARK IN GENTBRUGGE/GENT Besteknummer GD 09/2016. open aanbesteding

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91,

15445/1/06 REV 1 wat/hor/mg 1 DG H 2B

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

8620/01 AL/td DG H I NL

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Gezondheid»

ALGEMENE VOORWAARDEN FEDICT DIENSTEN

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 24 juni 2005; A. SITUERING, ONDERWERP EN RECHTVAARDIGING VAN DE AANVRAAG

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Communicatie betreffende het CPS zal plaatsvinden per , fax of aangetekende brief, tenzij anders is voorzien.

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

SBR/XBRL Praktijkdag voor intermediairs De rol van certificaten en CSP s (Certificate Service Provider)

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Deutsche Bank Voorwaarden Internetbeleggen

Arbitragecommissie. Wet van 19 december 2005 betreffende de precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten

GDPR : de uitdaging voor de zorgsector Pseudonimisering en Anonimisering van gegevens

A7-0440/ AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid

Openbaar. Gezamenlijk rechtsoordeel van CBP en OPTA inzake tell-a-friend systemen op websites

1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

NL In verscheidenheid verenigd NL. Amendement. Axel Voss namens de PPE-Fractie

Wet van 19/12/05 betreffende precontractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

ELEKTRONISCHE HANDTEKENINGEN IN CLIENT ONLINE

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

Auteur. Onderwerp. Datum

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 10 mei 2001 *

Transcriptie:

INLEIDING... 2 SITUERING... 3 DE ELEKTRONISCHE HANDTEKENING... 5 1. Inleiding... 5 2. De werking van de digitale handtekening... 5 a. de digitale handtekening: over hashing, encryptie, e.a.... 5 b. de rol van de certificatieverlener... 6 3. De keuze van de wetgever... 7 a. inleiding... 7 b. het wetsontwerp nr. 322/1 6... 8 b.1. de geavanceerde elektronische handtekening... 8 b.1. de certificatiedienstverlener: algemene principes... 9 BEWIJSRECHTELIJKE ASPECTEN...11 1. Probleemstelling...11 2. Noodzakelijk wetgevend initiatief...12 3. De keuze van de wetgever: artikel 1322 BW de eerste fase...13 a. principe...13 b. beperkt toepassingsgebied...15 2. Het wetsontwerp nr. 322 de tweede fase...16 a. principe...16 b. gevolgen van het gebruik veiligheid...18 3. Nuancering: niet altijd is een onderhandse akte vereist...18 CONCLUSIE...20 BIBLIOGRAFIE...21 1. Wetgevende stukken...21 2. Rechtsleer...21 BIJLAGE...23 1. De richtlijn 1999/93/EG...23 2. Wet 20 oktober 2000...29 1

INLEIDING Recentelijke wetgevende initiatieven hebben een ommekeer teweeggebracht in het bewijsrecht. Niet alleen de geschreven handtekening, maar ook een elektronische handtekening kan als een rechtsgeldige handtekening worden beschouwd. Deze wetgevende initiatieven zijn opmerkelijk, aangezien de wetgever, onder invloed van Europa, een voortrekkersrol speelt in het promoten van de nieuwe digitale technologie. Immers vrijwel alleen in de bankwereld wordt nu al met digitale handtekeningen gewerkt. Deze introductie van de elektronische handtekening heeft ook heel wat verwarring met zich mee gebracht. In de media en in de juridische literatuur bestond er vaak onduidelijkheid over de ontvankelijkheid en de bewijskracht van elektronische handtekeningen in het juridisch verkeer. Het feit dat de wetgever in twee fases heeft gewerkt is wellicht de oorzaak van de verwarring. Hierna wordt dan ook besproken hoe het bewijsrecht is en zal vermoedelijk worden hervormd. Ter verduidelijking wordt eerst een algemeen kader geschept waarbij de totstandkoming van de elektronische handtekening wordt gesitueerd. Daarnaast wordt ook de techniek van de elektronische handtekening besproken. Deze verhandeling is geschreven in het kader van het vak Bewijsrecht, gedoceerd door prof. dr. Jean Laenens. 2

SITUERING Momenteel bevindt Europa zich in een overgang naar de zogenaamde informatiemaatschappij. Dit betekent dat het economische verkeer steeds minder en minder via klassieke dragers, met name papier, zal gebeuren. Zoals algemeen geweten kende de elektronische handel en het elektronisch ondernemen (e-business) de laatste 10 jaar een enorme groei. Om deze economische trend vlot te laten verlopen, moest er een juridisch kader worden gecreëerd. Gezien het internationale karakter van het internet, kon en moest dergelijk kader alleen gecreëerd worden op Europees niveau 1. De Europese Unie heeft dan ook al talrijke wetgevende initiatieven genomen die geresulteerd hebben in richtlijnen 2 en verordeningen 3. De elektronische handtekening vormt zowat het sluitstuk op deze initiatieven. Immers, rechtszekerheid is cruciaal voor het goed functioneren van het elektronisch ondernemen. De traditionele handtekening op papier zorgde ervoor dat de rechtszekerheid van de medecontractant groter werd. Dit was tot voor kort niet mogelijk in een elektronische omgeving. Deze stelling moet natuurlijk genuanceerd worden. Reeds in het begin van de jaren 70 werkte men met digitale handtekeningen. Deze digitale handtekeningen werden gebruikt in gesloten 1 Andere internationale organisaties zijn niet of minder geschikt om verdragen hieromtrent te maken (WIPO, WTO, UNIDROIT, ). Niettemin geven zij wel vrijblijvende richtlijnen aan Lid-Staten. 2 De richtlijnen van de Europese Unie die o.a. bijdragen tot een zgn. informatiemaatschappij: - Richtlijn 91/250 EEG van de Raad van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's. - Richtlijn 95/46 EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens. - Richtlijn 96/9 EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken. - Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten. - Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 oktober 1997 tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG inzake misleidende reclame teneinde ook vergelijkende reclame te regelen. - Richtlijn 97/66 EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector - Richtlijn 1999/93/EG van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelk kader voor elektronische handtekeningen. - Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt. 3 Verordening (EG) Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken PB L, 16/01/2001, L 12/1. 3

netwerken (EDI=electronic data interchange), denk maar aan de bankwereld waarbij transacties beveiligd werden door een digitale handtekening. Hierbij mag niet vergeten worden dat de eigenaar van een digitale handtekening vooraf fysiek geïdentificeerd werd. Een gekend voorbeeld is Isabel 4. In deze situatie was er geen nood aan een juridisch kader waarbij bewijskracht werd toegekend aan de digitale handtekening: de gebruiker van de digitale handtekening had zich immers op voorhand akkoord verklaard met de gebruiksvoorwaarden van de digitale handtekening. Het enigste probleem van zo n gesloten netwerk is dan ook absolute veiligheid te kunnen garanderen aan de gebruikers. Met de nieuwe toepassingen, zoals de elektronische handel via het internet is die voorafgaande ontmoeting niet altijd mogelijk. De fysieke identificatie wordt dan onmogelijk gelet op het open karakter van het internet. Bovendien laat het internet ook communicatie van op grote afstanden toe. In dergelijke situaties is moet de internetgebruiker (vb. consument) nog geïdentificeerd worden. Deze identificatie gebeurt normaal via een klassieke handtekening, maar dat is niet altijd mogelijk (bijvoorbeeld een te grote afstand, te traag, ). De elektronische handtekening, een toepassing van de digitale handtekening 5, lost dit probleem op. Zulk een handtekening kan immers garanderen dat een bepaalde elektronische handtekening wel degelijk afkomstig is van een bepaalde persoon en dat die persoon zelf of zijn gevolmachtigde zijn handtekening heeft geplaatst. Deze elektronische fictie zorgt wel voor drie problemen, nl.: over welk soort van elektronische handtekening gaat het; wie kan garanderen dat de elektronische handtekening wel degelijk afkomstig is van één welbepaalde persoon; en tenslotte, wat is de bewijskracht van zo n elektronische handtekening. Het eerste probleem is van technische aard (wat is de 4 Isabel is een interbancair netwerk waarbij de meeste Belgische banken zijn aangesloten. Isabel is een gesloten netwerk dat werkt via het Internet Protocol en waarbij de gebruiker van Isabel op voorhand geïdentificeerd wordt. De gebruiker van Isabel krijgt slechts toegang tot het netwerk na een ingewikkelde identificatie- en certificatieprocedure door de bank en Isabel. Momenteel is Isabel de grootste certificatie-authoriteit in België. Zie www.isabel.be 5 In de volksmond wordt de digitale handtekening over dezelfde kam geschoren als de elektronische handtekening. Ten onrechte zo blijkt, want de toepassingen van de digitale handtekening zijn veel ruimer dat het louter vervangen van de klassieke handtekening. Een digitale handtekening kan zorgen voor de verificatie van digitale gegevens, om de authenticiteit van VBS of ActiveX bestanden te waarborgen, om websites te versleutelen, etc Een van de vele toepassingen van de digitale handtekening is het overnemen van de functies die beoogd zijn door het gebruik van de klassieke handtekening op een papieren drager. In zulk geval is er sprake van een elektronische handtekening. Zie DUMORTIER, J. en VAN EECKE, P., De nieuwe wetgeving over digitale en elektronische handtekening, in DUMORTIER, J. (ed), Recente ontwikkelingen in informaticaen telecommunicatierecht, Brugge, Die Keure, 1999, pg. 7 ev. 4

wettelijke standaard), het tweede is een probleem van authenticiteit en het derde probleem is van bewijsrechtelijke aard. Deze problemen kunnen alleen worden opgelost als er een geschikt wettelijk kader voorhanden is. Hierna zal kort worden ingegaan op de eerste twee problemen. Het bewijsrechtelijke probleem zal uitgebreider aan bod komen. DE ELEKTRONISCHE HANDTEKENING 1. Inleiding Het spreekt voor zich dat in deze paper niet al te diep zal worden ingegaan op de technische aspecten van de elektronische handtekening. Niettemin, aangezien de elektronische handtekening voorwerp uitmaakt van een optreden van de wetgever, is het noodzakelijk toch een beperkt overzicht te geven. Daarnaast zal worden aangegeven welke keuze de wetgever heeft gemaakt. 2. De werking van de digitale handtekening a. de digitale handtekening: over hashing, encryptie, e.a. De techniek van de digitale handtekening steunt op vijf en basisbegrippen: asymmetrische cryptografie, hashing, handtekening generatie, handtekening verificatie en certificatie. De techniek van de digitale handtekening kan steunen op de asymmetrische encryptie 6. In een systeem van publieke sleutel veronderstelt de realisatie van de identificeringsfunctie dat een persoon beschikt over twee complementaire wiskundige sleutels: een private sleutel en een publieke sleutel. De private sleutel wordt gebruikt voor het aanmaken van een handtekening, terwijl de publieke sleutel dient om de handtekening te verifiëren. De publieke sleutel mag vrij beschikbaar zijn terwijl de private sleutel geheim moet blijven. In concreto wordt een boodschap met de private sleutel ondertekend. Het decoderen gebeurt dan volgens 5

het principe van de complementariteit van de sleutels: een boodschap die werd gecodeerd met een private sleutel kan enkel worden gedecodeerd met de overeenkomstige publieke sleutel 7. De techniek van de digitale handtekening steunt ook op de techniek die men hashing noemt. Een bestand wordt aangemaakt in bijvoorbeeld een tekstverwerkingsprogramma. Dit bestand gaat door een hashingfilter en levert een hashingcode op. Deze code bestaat bijvoorbeeld uit 20 getallen en is uniek. Hashing is dus de techniek waarmee men computerbestanden van onbepaalde lengte kan herleiden tot een code met een beperkte lengte. Aangezien deze code uniek is, kan men ook perfect zien of het document gewijzigd werd. Het wijzigen van slechts één teken levert een compleet andere hashingcode op. Nu duidelijk is wat de asymmetrische encryptie en hashing inhoudt, is het heel eenvoudig om de techniek van de digitale handtekening te begrijpen. De hashingcode wordt versleuteld door de private sleutel en deze nieuwe code wordt verstuurd door de afzender. De ontvanger krijgt dan een bericht wat uit twee delen bestaat: enerzijds ontvangt hij het bestand dat bijvoorbeeld is aangemaakt door een tekstverwerkingsprogramma en anderzijds ontvangt hij de versleutelde hashingcode. Om te verifiëren of het bericht wel degelijk authentiek is, moet de ontvanger twee verrichtingen doen: hij moet eerst de versleutelde hashingcode decoderen d.m.v. de publieke sleutel en vervolgens moet hij deze originele hashingcode opnieuw vergelijken met het resultaat van de hashing van het ontvangen bestand dat bijvoorbeeld is aangemaakt door een tekstverwerkingsprogramma. De ontvanger kan dus d.m.v. de publieke sleutel nagaan van wie het bericht komt en tegelijkertijd kan hij ook nagaan d.m.v. de techniek van de hashing of het bericht gewijzigd werd. b. de rol van de certificatieverlener Het proces dat hierboven werd uitgelegd is een uiterst veilig proces. Toch kan men het veiligheidsniveau verhogen door met certificaten te werken. Dit is evident: iedereen kan 6 DUMORTIER, J. en VAN EECKE, P., De nieuwe wetgeving over digitale en elektronische handtekening, in DUMORTIER, J. (ed), Recente ontwikkelingen in informatica- en telecommunicatierecht, Brugge, Die Keure, 1999, pg. 2-8. 7 Wetsontwerp van 16 december 1999 betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen, Parl. Stuk., Kamer, 1999-2000, 322/1, pg. 7-9. 6

immers een digitale handtekening aanvragen. Bijvoorbeeld: bij Verisign 8 kan je gratis een digitale handtekening verkrijgen. Deze digitale handtekening is dan gekoppeld aan een e- mailadres (vb. computerfreak@hotmail.com). De digitale handtekening garandeert dan dat het bericht wel degelijk van het e-mailadres computerfreak@hotmail.com afkomstig is. Het grote probleem is echter: wie is computerfreak? M.a.w. de identiteit van de eigenaar van het e- mailadres kan niet gegarandeerd worden. Recentelijk zijn zo in de media een aantal mogelijke misbruiken aan het licht gekomen 9. D.m.v. de techniek van certificaten kan men wel de identiteit garanderen van de eigenaar van het e-mailadres. Een certificaat is dan een soort digitale identiteitskaart. Zo n certificaat kan alleen worden uitgereikt door een certificatieautoriteit of afgekort CA. De certificatie-autoriteit zorgt ervoor dat de identiteit van de netwerkgebruiker wordt gecontroleerd en bevestigd wordt dat de digitale handtekening wel degelijk bij de gebruiker hoort. Het resultaat van die controle wordt dan vastgelegd in het certificaat. Dit certificaat wordt dan weer versleuteld door de digitale handtekening van de certificatie-autoriteit. 3. De keuze van de wetgever a. inleiding De keuze van de wetgever wordt weergegeven in het wetsontwerp houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatieautoriteiten 10. De belangrijkste doelstelling van dit wetsontwerp bestaat erin de veiligheid van en het vertrouwen in het gebruik van de digitale handtekening te versterken en een juridische erkenning ervan te waarborgen. Het systeem wil voldoende flexibel zijn om te beantwoorden aan de vraag van de markt, maar tegelijkertijd strikte criteria vastleggen om een hoge graad van bescherming te bieden 11. Alhoewel de betrachting van het wetsontwerp 8 www.verisign.com 9 Zo kan men via een website anonieme mails versturen naar eender wie, bijvoorbeeld: ik, Philippe Renier, verstuur onder de naam van guy.verhofstadt@regering.be een mail naar bijvoorbeeld Louis Michel met de mededeling dat hij niet aanwezig hoeft te zijn op de vergadering van morgen Zulk een e-mail is natuurlijk zeer misleidend en kan ernstige schade aanrichten. Een digitale handtekening kan dan enkel garanderen dat het bericht verzonden is door guy.verhofstadt@regering.be, maar zij kan niet garanderen dat de verzender van de e- mail wel degelijk Guy Verhofstadt is. 10 Wetsontwerp van 18 mei 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten, Parl.Stuk., Kamer, 2000-2001, 322/6. (ontwerp geamendeerd door de Senaat) 11 Wetsontwerp van 16 december 1999 betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen, Parl. Stuk., Kamer, 1999-2000, 322/1, pg. 10. 7

was om zo technologisch neutraal mogelijk op te treden, is het duidelijk dat men is uitgegaan van de reeds lang bestaande digitale handtekeningentechniek, gebaseerd op de certificatenstructuur. Men kan dan ook verwijten dat het wetsontwerp niet volledig technologisch neutraal is zoals bijvoorbeeld artikel 1322 lid 2 BW dat wel is. De wetgever loopt dan ook het risico dat hij binnen enkele jaren de toekomstige wet zal moeten aanpassen. Een geavanceerde elektronische handtekening gecombineerd met een gekwalificeerd certificaat 12, afgegeven door een certificatie-autoriteit, vertegenwoordigt een voldoende erkende techniek om de veiligheid van en het vertrouwen in het gebruik van het internet te garanderen 13. Daarom wil het wetsontwerp een juridisch kader scheppen waarin aanbieders van certificaten voor de gebruikers van de elektronische handtekeningtechnologie om een erkenning kunnen vragen 14. Om erkend te worden zal een certificatiedienstverlener logischer wijze moeten voldoen aan een aantal voorwaarden van technische en organisatorische aard. Door deze voorwaarden zal een certificatiedienstverlener vertrouwen genieten bij het publiek. b. het wetsontwerp nr. 322/1 6 b.1. de geavanceerde elektronische handtekening De wetgever bepaalt duidelijk in artikel 2 punt 2 van het Wetsontwerp wat moet worden verstaan onder een geavanceerde elektronische handtekening. De wetgever definieert het begrip als volgt 15 : Elektronische gegevens vastgehecht aan of logisch geassocieerd met andere elektronische gegevens, die worden gebruikt als middel voor authentificatie en aan de volgende eisen voldoen: a) zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden 12 Het wetsontwerp definieert een gekwalificeerd certificaat als: een certificaat dat voldoet aan de eisen van bijlage I van deze wet en dat wordt afgegeven door een certificatiedienstverlener die voldoet aan de eisen van bijlage II van deze wet. De bijlage I van de richtlijn 1999/93/EG bevat de technische richtlijnen waar aan een gekwalificeerd certificaat aan moet voldoen. 13 Veiligheid garanderen?? Enkele weken geleden raakte bekend dat onverlaten erin geslaagd waren valse certificaten uit te reiken 14 VAN EECKE, P., Bewijsrecht en digitale handtekeningen: nieuwe perspectieven, in Tendensen in het bedrijfsrecht. De elektronische handel, Kluwer, Antwerpen, 1999, pg. 213 e.v. 8

b) zij maakt het mogelijk de ondertekenaar te identificeren c) zij wordt aangemaakt met middelen die de ondertekenaar onder zijn uitsluitende controle kan houden d) zij is op zodanige wijze aan de gegevens waarop zij betrekking heeft verbonden, dat elke latere wijziging van de gegevens kan worden opgespoord. De definitie van de geavanceerde elektronische handtekening is vrij ruim opgesteld opdat ze niet beperkt zou blijven tot het bijzonder mechanisme van de numerieke handtekening en aldus het principe van de technologische neutraliteit zou eerbiedigen. Hiermee worden evenwel enkel de handtekeningmechanismen met een zekere graad van betrouwbaarheid bedoeld, vermits zij moeten voldoen aan de vier eisen van de definitie. De geavanceerde elektronische handtekening moet worden onderscheiden van de gewone elektronische handtekening cfr. artikel 2 punt 1 van het wetsontwerp. De gewone elektronische handtekening geniet niet van de bewijskracht die volgens artikel 4 4 van het wetsontwerp wordt toegekend aan de geavanceerde elektronische handtekening. De gewone elektronische handtekening die als niet-geavanceerd wordt aangemerkt, geniet enkel van het ontvankelijkheidsprincipe en het staat de rechter vrij te oordelen over de bewijskracht ervan (zie infra). b.1. de certificatiedienstverlener: algemene principes De keuze van de wetgever werd logischer wijze geïnspireerd door de richtlijn 1999/93/EG betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen. Artikel 3 lid 3 van de richtlijn 1999/93/EG bepaalt immers dat: De lidstaten zorgen voor een passend systeem voor toezicht op de op hun grondgebied gevestigde certificatiedienstverleners die gekwalificeerde certificaten aan het publiek afgeven. Dit betekent dat alleen certificatie-verleners die erkend worden door de overheid 16, gekwalificeerde certificaten kunnen afgeven. Gewone, niet-gekwalificeerde certificaten 15 Elektronische handtekeningen gemaakt met de technologie van de asymmetrische encryptie voldoen aan de definitie van geavanceerde elektronische handtekening (zie beschrijving hierboven). 16 De erkenning zal worden toegekend door het bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het ministerie van Economische Zaken. Dit bestuur zal voor de controle van de voorwaarden gebruik maken van gespecialiseerde kantoren die hiervoor een accreditatie hebben gekregen. 9

kunnen wel nog steeds worden afgeleverd door de certificatiedienstverlener, maar deze certificaten kunnen dan niet genieten van een verregaande juridische erkenning 17. Immers, de lidstaten mogen het verlenen van certificatiediensten niet afhankelijk stellen van een voorafgaande machtiging (artikel 3 lid 1 van de richtlijn 1999/93/EG). Dit wordt bevestigd door artikel 4 2 van het wetsontwerp dat bepaalt dat: Een certificatiedienstverlener kan niet worden verplicht een erkenning aan te vragen. 18 Een certificatiedienstverlener wordt gedefinieerd als elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die certificaten afgeeft en beheert of andere diensten in verband met elektronische handtekeningen verleent. Zo n certificatiedienstverlener kan dus vrijwillig een erkenning aanvragen indien aan de voorwaarden van de wet wordt voldaan. Een nieuw koninklijk besluit moet preciseren wat deze voorwaarden zijn, met name wat de procedure voor de toekenning, schorsing en intrekking van de erkenning is; wat de aan het Fonds voor accreditatie verschuldigde bedragen zijn voor het afleveren, beheren en controleren van de erkenning; wat de onderzoekstermijnen zijn voor de aanvraag; en tenslotte wat de regels voor de controle van de erkende certificatiedienstverleners zijn. In de bijlagen van de richtlijn 1999/93/EG 19 kan men de voorwaarden vinden waaraan de certificatiedienstverlener minstens aan moet voldoen. Deze voorwaarden hebben o.a. betrekking op technische en organisatorische kenmerken, zoals integriteit, beschikbaarheid en veiligheid van het systeem, de deskundigheid van het personeel, de onafhankelijkheid en de financiële draagkracht van de certificatiedienstverlener, de beroepsaansprakelijkheid, enz 20 17 Dit laatste moet worden genuanceerd: artikel 1322 BW laat immers op algemene wijze toe dat elektronische alternatieven voor een handgeschreven handtekening worden gebruikt. Dit sluit dan weer aan bij artikel 5 lid 2 van de richtlijn 1999/93/EG dat bepaalt dat aan een elektronische handtekening geen rechtsgeldigheid kan worden ontzegd en dat zij niet als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures kan worden geweigerd op grond van het feit dat de elektronische handtekening niet is gebaseerd op een door een geaccrediteerd certificatiedienstverlener afgegeven certificaat Zie Wetsontwerp van 16 december 1999 betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen, Parl. Stuk., Kamer, 1999-2000, 322/1, pg. 25 eerste alinea. 18 Wellicht zullen de meeste certificatiedienstverleners een erkenning aanvragen omdat dit een soort van kwaliteitslabel zal worden. De gebruiker zal dan ook eerder zoeken naar certificatiedienstverleners met een erkenning, dan certificatiedienstverleners zonder erkenning. Immers, de gebruiker heeft de vrije keuze in het kiezen van een certificatiedienstverlener. 19 Bijlage II van de richtlijn 1999/93/EG 20 VAN EECKE, P., Bewijsrecht en digitale handtekeningen: nieuwe perspectieven, in Tendensen in het bedrijfsrecht. De elektronische handel, Kluwer, Antwerpen, 1999, pg. 247. 10

Een gekwalificeerde certificatiedienstverlener valt automatisch onder het toepassingsgebied van de wet. Op een niet-erkende certificatiedienstverlener is de wet niet van toepassing. BEWIJSRECHTELIJKE ASPECTEN 1. Probleemstelling De openheid van het internet en de groei van het elektronisch ondernemen hebben in sterke mate bijgedragen tot de nood aan een wijziging van het bewijsrecht. In een gesloten netwerkomgeving waarbij beide contractspartijen elkaar persoonlijk op voorhand ontmoeten, is de nood aan een bewijsrechtelijke regeling van de elektronische handtekening minder groot: het bewijsrecht is immers van aanvullend recht en bijgevolg volstaat een conventionele regeling van alle bewijsrechtelijke problemen 21. In open netwerken zoals het internet is een conventionele regeling van bewijsrechtelijke aspecten minder aangewezen. Daarenboven is het onmogelijk om documenten op een elektronische drager aan te merken als een onderhandse akte. De definitie van het begrip handtekening is te beperkt 22. De nood aan een wetgevend initiatief was dan ook zeer groot, temeer daar de rechtspraak een restrictieve interpretatie bleef aanhouden 23 (zie infra). Deze bewijsrechtelijke problematiek moet worden genuanceerd, want niet in alle situaties is een onderhandse akte vereist om rechtsfeiten en/of rechtshandelingen te kunnen bewijzen (zie infra). 21 Bijvoorbeeld Isabel: de gebruikers van Isabel onderschrijven een overeenkomst waarbij zij de gevolgen aanvaarden van de rechtshandelingen gesteld binnen het netwerk. De digitale handtekening heeft aldus dezelfde functie als een handtekening op een papieren drager. Aan de transacties die gebeuren via het netwerk wordt dan dwingende bewijskracht toegekend. De rechter moet in dat geval van de juistheid van de gegevens uitgaan, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Zie ook: PRINS, C. Bewijsaspecten rondom EDI., in Recht en EDI, door VAN ESCH, R.E. en PRINS, C. (editors), Kluwer, Deventer, 1993, pg. 107. 22 de GROOTE B., Het bewijs in de elektronische handel, (voorlopige tekst van de uiteenzetting in het kader van de studiedag georganiseerd door het CBR, Universiteit Antwerpen, de juridische aspecten van elektronische handel, 27 april 2001), nr. 9. 23 Rb. Brugge 17 december 1993, T.B.R. 1994, 51. Een onderhandse overeenkomst is slechts rechtsgeldig wanneer zij de handtekening van de beide partijen bevat. Een offerte enkel getekend door één der partijen is niet bindend in hoofde van deze laatste, als de andere partij niet getekend heeft. Zie ook: Cass. 14 maart 1975, R.W. 1974-75, 2597. Een brief moet ondertekend zijn om geldig als bewijsmiddel voorgebracht te worden. 11

2. Noodzakelijk wetgevend initiatief Onze Belgische wetgever moest n.a.v. de richtlijn voor elektronische handtekeningen 24 het oog op de implementatie ervan een wetgevend initiatief nemen. Artikel 5 van deze richtlijn stelde vast welke rechtsgevolgen moesten worden gegeven aan een elektronische handtekening 25. Daarenboven moet worden gewezen op artikel 9 van de Richtlijn elektronische handel dat de Lid-Staten verplicht ervoor te zorgen dat de regels m.b.t. de totstandkoming van contracten geen belemmering vormen voor het gebruik van langs elektronische weg gesloten contracten, noch ertoe leiden dat contracten, omdat zij langs elektronische weg tot stand zijn gekomen, zonder rechtsgevolg blijven en niet rechtsgeldig zijn. Los van deze bepalingen uit de richtlijnen, bestond er immers een grote nood aan een vast kader voor elektronische handtekeningen 26. Het noodzakelijk wetgevend initiatief kwam er met de wet van 20 oktober 2000 tot invoering van het gebruik telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en buitengerechtelijke procedure, B.S., 22 december 2000 en met het wetsontwerp van 16 december 1999 betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen, Parl. Stuk., Kamer, 1999-2000, 322/1. Deze twee wetgevende initiatieven hervormen het bewijsrecht op substantiële wijze. Hierna worden besproken wat de specifieke invloed is op het bewijsrecht voor beide bepalingen. 24 Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen., Pb L., 13, 19 januari 2000, 12; http://europa.eu.int/eur-lex/nl/lif/dat/1999/nl_399l0093.html, geraadpleegd op 27 mei 2001. 25 Artikel 5 van de richtlijn bepaalt de rechtsgevolgen van elektronische handtekeningen: 1. De lidstaten zorgen ervoor dat geavanceerde elektronische handtekeningen die zijn gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat en die door een veilig middel zijn aangemaakt: a) ten aanzien van gegevens in elektronische vorm voldoen aan alle wettelijke eisen voor een handtekening, net zoals een handgeschreven handtekening zulks doet voor gegevens op een papieren drager, alsmede b) als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures worden toegelaten. met 26 Deze bepaling houdt een verplichting in voor de Lid-Staten, nl. dat zij hun wetgeving moeten screenen op bepalingen die eventueel de totstandkoming van elektronische contracten zou kunnen belemmeren. Mocht de wetgever slordig of laattijdig zijn, dan kunnen bepalingen strijdig met de richtlijn richtlijnconform worden geïnterpreteerd. 12

3. De keuze van de wetgever: artikel 1322 BW de eerste fase a. principe Tot voor kort kon een elektronisch document niet als akte gelden wegens de beperkte definitie van de handtekening in ons Belgisch recht. Volgens de huidige rechtspraak moest een handtekening immers eigenhandig en rechtstreeks op het geschrift worden aangebracht. Deze beperking wilde de wetgever doorbreken. Zoals hoger vermeld, kon in het kader van gesloten netwerken overeenkomsten worden afgesloten ivm. de bewijskracht van een handtekening (EDI). Een wettelijke regeling is echter noodzakelijk geworden met de komst van open netwerken (internet). De wet van 22 oktober 2000 komt partieel tegemoet aan de eisen van de Europese Richtlijn terzake. De wet bourgeois voegt een nieuw lid toe aan artikel 1322 BW, nl.: Kan, voor de toepassing van dit artikel, voldoen aan de vereiste van een handtekening, een geheel van elektronische gegevens dat aan een bepaalde persoon kan worden toegerekend en het behoud van de integriteit van de inhoud van de akte aantoont. Deze bepaling van de wet van 22 oktober 2000 is minimalistisch opgesteld en brengt slechts kleine veranderingen aan. Hierdoor loopt de wetgever niet het risico de fundamentele principes van het Belgische bewijsrecht aan te tasten. Tegelijkertijd is de wet op een technologische neutrale wijze opgesteld zodat het risico wordt vermeden dat het Burgerlijk Wetboek te pas en te onpas gewijzigd moet worden. Immers, de omschrijving van het voorgestelde artikel is niet beperkt tot het procédé van de digitale handtekening en dit om nieuwe ontwikkelingen de kans te geven zich te ontwikkelen. Toch worden elektronische handtekeningen slechts toegelaten mits aan twee voorwaarden kan worden voldaan. Deze voorwaarden komen in belangrijke mate overeen met de voorwaarden die door de rechtspraak en rechtsleer aan de handgeschreven handtekening worden opgelegd: 1) de elektronische handtekening moet kunnen worden toegerekend aan een bepaalde persoon; de toeëigeningsfunctie van een handtekening is immers één van de 13

belangrijkste kenmerken van een handtekening 27 ; het plaatsen van een handtekening geeft immers aan dat de persoon die zijn handtekening zet onder een document, de intentie heeft om zich te verbinden aan de inhoud van het document akte. 2) de elektronische handtekening moet de integriteit van de inhoud van het document aantonen. Net zoals in een papieren omgeving het geval is, oordeelt de rechter of een elektronisch bewijsstuk al dan niet van een elektronische handtekening waarvan sprake in artikel 1322 lid 2 BW voorzien is, en hij dit bijgevolg als onderhandse akte in de bewijsprocedure zal aanvaarden of slechts als gewoon geschrift. Artikel 1322 lid 2 heeft dus voor de gevolg dat de rechter de elektronische handtekening niet meer kan negeren, of m.a.w. de elektronische handtekening moet verplicht ontvankelijk zijn als bewijsmiddel. Onder ontvankelijkheid wordt verstaan het in aanmerking nemen door de rechter van bewijskrachtige elementen die door de wet zijn toegelaten gelet op het voorwerp van het geschil 28. Dat betekent dus niet dat het zogenaamde ontvankelijke element noodzakelijkerwijs enige invloed zal hebben op de beslissing van de rechter. Hij kan uiteraard oordelen dat het bewuste element niets bewijst. Hij heeft maar één verplichting, nl. het element in kwestie onderzoeken. De bepalingen van de artikelen 1323 en 1324 BW blijven vanzelfsprekend gelden. Dit betekent dat diegene tegen wie men zich op een onderhandse akte beroept, deze zijn elektronisch geschrift en zijn elektronische handtekening kan ontkennen. Een gerechtelijke procedure naar de echtheid ervan zal worden bevolen en uitgevoerd volgens de procedure van artikel 883 e.v. Ger.W. 29 27 Antwerpen 23 november 1988, Rev. not. b., 1989, 526. Een geschrift dat een kwijtschelding van schuld inhoudt, maar dat slechts getekend is met het woord 'moeder' kan niet als geldige kwijting worden ingeroepen; het woord 'moeder' is immers geen handtekening. 28 Zie Wetsontwerp van 16 december 1999 betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen, Parl. Stuk., Kamer, 1999-2000, 322/1, pg. 12, punt 3.4. 29 Het weze opgemerkt dat deze bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek uitgaan van de klassieke geschreven handtekening. In het licht van de nieuwe digitale evolutie is het aangewezen deze bepalingen (bijvoorbeeld de artikelen 890 en 891 Ger. W.) aan te passen. Het spreekt voor zich dat eventuele aanpassingen technologisch neutraal moeten zijn. 14

Deze toevoeging maakt de gelijkstelling van een elektronische handtekening met een gewone handtekening en daarmee van een elektronisch document met een akte mogelijk, maar ze bepaalt nog niet op beslissende wijze onder welke voorwaarden deze gelijkstelling ook daadwerkelijk plaatsvindt (zie infra) en welke verificatietechnieken daarvoor worden gebruikt (zie supra) 30. b. beperkt toepassingsgebied De wet van 22 oktober 2000 is van toepassing op alle onderhandse akten voorzover er geen specifieke wetgeving is (bijvoorbeeld: het handelsrecht). Immers lex specialis derogat lex generalis. Er wordt dus niet geraakt aan specifieke bepalingen. Zo verliest artikel 1326 BW haar werking niet. In het kader van deze bepaling zal het nog steeds vereist zijn om een papieren drager te blijven gebruiken 31. Dit artikel zal wel moeten worden aangepast n.a.v. artikel 9, eerste lid van de Richtlijn Elektronische Handel. Dit artikel bepaalt immers dat er geen belemmering mag bestaan om elektronische contracten tot stand te brengen (zie supra). Als dit artikel niet tijdig zou worden aangepast, dan dient de bepaling richtlijnconform te worden geïnterpreteerd 32. Eenzelfde probleem rijst bij artikel 1325 BW dat bepaalt dat bij wederkerige overeenkomsten voor de kwalificatie als onderhandse akte vereist dat ze is opgemaakt in evenveel originelen als partijen met een onderscheiden belang en het aantal originelen vermeldt. Als deze bepaling niet aangepast zal worden aan artikel 9 lid 1 van de Richtlijn Elektronische Handel, dan zal ook hier moeten worden overgegaan tot richtlijnconforme interpretatie 33. 30 STORME, M.E., De invoering van de elektronische handtekening in ons bewijsrecht Een inkadering van en commentaar bij de nieuwe wetsbepalingen, R.W., 2000 2001, pg. 1514, nr. 32. 31 Artikel 1326 bepaalt dat: Een onderhands biljet of een onderhandse belofte waarbij een enkele partij zich tegenover de andere verbindt om haar een geldsom of een waardeerbare zaak te betalen, moet geheel geschreven zijn met de hand van de ondertekenaar; of tenminste moet deze, benevens zijn handtekening, met de hand een goed voor of een goedgekeurd voor geschreven hebben, waarbij de som of de hoeveelheid van de zaak voluit in letters is uitgedrukt. Uitgezonderd ingeval de akte uitgaat van kooplieden, ambachtslieden, landbouwers, wijngaardeniers, dagloners of dienstboden. 32 STORME, M.E., De invoering van de elektronische handtekening in ons bewijsrecht Een inkadering van en commentaar bij de nieuwe wetsbepalingen, R.W., 2000 2001, pg. 1523, nr. 59. 33 STORME, M.E., De invoering van de elektronische handtekening in ons bewijsrecht Een inkadering van en commentaar bij de nieuwe wetsbepalingen, R.W., 2000 2001, pg. 1523, nr. 60. 15

Evenmin wordt geraakt aan artikel 1328 BW waarin bepaald wordt dat de onderhandse akte ten aanzien van derden een vaste datum verkrijgt, o.m. door de registratie ervan. Hoewel momenteel nog geen elektronische registratie mogelijk is, zal in de toekomst ongetwijfeld deze mogelijkheid worden gecreëerd. Uit het voorgaande blijkt dat de praktische waarde van de wet van 22 oktober 2000 nogal beperkt is. De symbolische waarde van deze wet is natuurlijk veel groter: nieuwe hedendaagse technologieën worden geïntroduceerd in een reeds eeuwenoud wetboek. Daarnaast zal het vertrouwen die de wetgever schenkt aan deze technologieën nieuwe impulsen teweegbrengen in de maatschappij. 2. Het wetsontwerp nr. 322 de tweede fase a. principe Het wetsontwerp van 18 mei 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten vormt het sluitstuk inzake de juridische erkenning van elektronische erkenning. Haar invloed op het bewijsrecht is dan ook zeer belangrijk. Het wetsontwerp kent dan ook bewijskracht toe aan de geavanceerde elektronische handtekeningen die aangemaakt zijn door een beveiligd middel voor het aanmaken van een handtekening en die gepaard gaan met een gekwalificeerd certificaat. Deze handtekeningen hebben dus dezelfde juridische gevolgen als de handgeschreven handtekeningen. De wetgever is immers van oordeel dat de handtekening wordt aangemaakt in dusdanige veiligheidsomstandigheden dat het niet langer nodig is om ze aan de voorafgaande controle van de rechter te onderwerpen. Met bewijskracht wordt dan ook bedoeld dat aan het bewijsmiddel van de geavanceerde elektronische handtekening een grote betrouwbaarheidsgraad wordt gehecht. De cruciale bepaling is artikel 4 4 Wetsontwerp nr. 322/006 zoals geamendeerd door de Senaat: 16

Onverminderd de artikelen 1323 en volgende van het burgerlijk wetboek wordt een geavanceerde elektronische handtekening, gerealiseerd op basis van een gekwalificeerd certificaat en aangemaakt door een veilig middel voor het aanmaken van een handtekening, geassimileerd met een handgeschreven handtekening ongeacht of deze handtekening gerealiseerd wordt door een natuurlijke dan wel door een rechtspersoon. Elektronische handtekeningen kunnen dus niet alleen worden toegerekend aan natuurlijke personen, maar ook aan rechtspersonen. Dit blijkt althans uit de hierboven vermelde voorstel 34. Dit is uniek: een rechtspersoon kan een onderhandse akte rechtsgeldig ondertekenen. Het wetsontwerp bepaalt wel duidelijk dat het gekwalificeerd certificaat op naam moet staan van de desbetreffende rechtspersoon 35. Deze vooruitgang kan alleen maar worden toegejuicht. Rechtspersonen zijn net zoals natuurlijke personen belast met rechten en plichten. Het is dan ook evident dat een rechtspersoon zich d.m.v. een geavanceerde elektronische handtekening kan verbinden. Naast geavanceerde elektronische handtekeningen kunnen ook nog gewone elektronische handtekeningen als handtekening overeenkomstig artikel 1322 lid 2 BW worden erkend. Dit blijkt uit artikel 4 5 van het Wetsontwerp nr. 322/006 (geamendeerd door de Senaat). Hiermee sluit de wetgever aan bij artikel 5 lid 2 van de richtlijn elektronische handtekening. Deze bepaling draagt de Lid-Staten op ervoor te zorgen dat een elektronische handtekening geen rechtsgeldigheid kan worden ontzegd en niet als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures kan worden geweigerd, louter op grond van het feit dat 36 : - de handtekening in elektronische vorm is gesteld - niet is gebaseerd op een gekwalificeerd certificaat - niet is gebaseerd op een door een geaccrediteerd certificatiedienstverlener afgegeven certificaat zij niet met een veilig middel is aangemaakt. In praktijk is deze bepaling weinig praktisch. Artikel 1322 lid 2 vereist immers nog steeds dat de elektronische handtekening kan worden toegerekend aan een bepaalde persoon en dat de integriteit van de inhoud van de akte behouden werd. Dit komt er eigenlijk op neer dat alleen 34 Zie ook artikel 8 3 van het wetsontwerp nr. 322/006. 35 de GROOTE B., Het bewijs in de elektronische handel, (voorlopige tekst van de uiteenzetting in het kader van de studiedag georganiseerd door het CBR, Universiteit Antwerpen, de juridische aspecten van elektronische handel, 27 april 2001), randnummer 32. 36 Het is opvallend dat de Senaat deze bepaling aan het Wetsontwerp nr. 322/006 heeft toegevoegd. 17

de geavanceerde elektronische handtekening als handtekening kan worden beschouwd. Het tegendeel bewijzen is wellicht mogelijk, maar vereist een uitgebreid deskundig onderzoek 37. b. gevolgen van het gebruik veiligheid Gelet op het hoogstaand niveau van beveiliging, bestaat er vrijwel geen risico dat de geavanceerde elektronische handtekening vervalst zal worden. Het risico van namaak wordt dan eigenlijk verplaatst naar het risico van onbevoegd gebruik en hier bestaat geen verificatiemogelijkheid. Het wetsontwerp bepaalt dat de certificaathouder de enige verantwoordelijke is voor de vertrouwelijkheid van de private sleutel vanaf de creatie van het sleutelpaar. Bij ongeoorloofd gebruik door een derde persoon van de elektronische handtekening zal de certificatiehouder dus het risico dragen van de gevolgen van de geplaatste handtekening. Enkel indien hij kan bewijzen dat de handtekening niet door hem geplaatst is, wordt hij van deze verantwoordelijkheid ontheven (bijvoorbeeld: de certificaatdienstverlener verleent een vals certificaat). Het door het wetsontwerp ingestelde vermoeden van elektronische handtekening betekent echter niet dat men op onweerlegbare wijze gebonden is door deze handtekening. Artikel 1323 e.v. BW blijven immers onverminderd voort gelden. Zulk een verzet vereist dan meestal de aanstelling van een deskundige. 3. Nuancering: niet altijd is een onderhandse akte vereist De regel van artikel 1341 BW (vereiste van een onderhandse akte) geldt enkel voor het bewijs van rechtshandelingen, niet voor het bewijs van rechtsfeiten, en enkel wanneer de waarde van de zaak de 15.000 BEF overschrijdt. 37 STORME, M.E., De invoering van de elektronische handtekening in ons bewijsrecht Een inkadering van en commentaar bij de nieuwe wetsbepalingen, R.W., 2000 2001, pg. 1520. 18

Bovendien is artikel 1341 BW van aanvullend recht: partijen mogen bij overeenkomst een andere regeling overeenkomen. Bewijsovereenkomsten zijn zeer nuttig, doch veronderstellen meestal een voorafbestaande relatie (zie supra). Artikel 1341 BW geldt ook niet in handelszaken, waarvoor het bewijs steeds vrij is (artikel 25 W.Kh.). Elektronische bestanden en berichten kunnen derhalve voor handelsverbintenissen worden ingeroepen als bewijsmiddel. Dit is echter de eerste stap. Elektronische gegevens hebben geen wettelijke bewijswaarde, zodat de rechter vrij kan bepalen of hij de gegevens is overweging neemt. De partij die er beroep op wil doen, zal derhalve telkens moeten aantonen dat deze gegevens betrouwbaar zijn, en dat er überhaupt iets mee bewezen kan worden 38. Wanneer er een begin van schriftelijk bewijs bestaat, mag dit verder aangevuld worden door andere bewijsmiddelen (artikel 1347 BW). Het begrip geschrift wordt in dit verband zeer ruim geïnterpreteerd. Elke schriftelijke informatie, ongeacht op welke wijze deze tot stand werd gebracht, wordt beschouwd als een begin van schriftelijk bewijs. Print-outs van elektronische bestanden of berichten kunnen derhalve wellicht eveneens als een begin van schriftelijk bewijs aanvaard worden. Ook dit is maar een eerste stap: het begin van schriftelijk bewijs moet immers met andere bewijsmiddelen worden aangevuld, om zo tot een volledig bewijs te komen. Bij elektronisch gesloten contracten of bij elektronische handel zal in vele gevallen echter enkel het elektronische bewijs beschikbaar zijn, zodat het begin van bewijs niet aangevuld kan worden, en de eindconclusie derhalve zal zijn dat het vereiste bewijs niet geleverd werd. Wanneer het niet mogelijk was om een schriftelijk bewijs te bekomen, geldt artikel 1341 BW niet en kan de verbintenis met alle middelen worden bewezen, dixit artikel 1348 BW. Men maakt een onderscheid tussen morele onmogelijkheid (vb. familiale relatie: man - vrouw) en tussen materiële onmogelijkheid. 38 VAN GERVEN, W., COUSY, H. en STUYCK, J., Handels- en economisch recht. Deel I Ondernemingsrecht, Kluwer, Deurne, 1992, pg. 127. 19

CONCLUSIE Een eerste heuglijke vaststelling is dat elektronische handtekeningen niet meer genegeerd kunnen worden door de rechter. De wet van 22 oktober 2000 zorgt hier althans voor. Daarnaast is het afwachten wat de wetgever gaat beslissen m.b.t. de bewijskracht van elektronische handtekeningen. Het staat nu echter vast dat aan geavanceerde elektronische handtekeningen bewijskracht zal worden toegekend. De wetgevende initiatieven zijn min of meer technologisch neutraal opgesteld, buiten beschouwing gelaten dat de wetgever gekozen heeft voor een systeem gebaseerd op certificaten. De aanpassing van het bewijsrecht aan de elektronische handtekening is echter nog helemaal niet rond. Het bewijsrecht zal dan ook nog herhaaldelijke keren gewijzigd moeten worden eerdat men zal kunnen spreken van een richtlijnconform Belgisch bewijsrecht. De eerste stapjes zijn in ieder geval gezet. Gedaan te Hasselt, 15 juni 2001 Philippe Renier 20

BIBLIOGRAFIE 1. Wetgevende stukken Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijke kader voor elektronische handtekeningen, Publicatieblad L 013, 19/01/2000, pg. 12 20. Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij met name de elektronische handel, in de interne markt ( richtlijn inzake elektronische handel ), Publicatieblad L 178, 17/07/2000, pg. 1 16. Wet van 20 oktober 2000 tot invoering van het gebruik telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en buitengerechtelijke procedure, B.S., 22 december 2000. Wetsontwerp van 18 mei 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten, Parl.Stuk., Kamer, 2000-2001, 322/6. (ontwerp geamendeerd door de Senaat) Wetsontwerp van 15 februari 2001 houdende vaststelling van bepaalde regels in verband met het juridisch kader voor elektronische handtekeningen en certificatiediensten, Parl.Stuk., Kamer, 2000-2001, 322/5. (tekst aangenomen in plenaire vergadering van de Kamer en overgezonden naar de Senaat) Wetsontwerp van 5 februari 2001 betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen, Parl. Stuk., Kamer, 2000-2001, 322/3. (Verslag namens de Commissie voor het bedrijfsleven, het wetenschapsbeleid, het onderwijs, de nationale wetenschappelijke en culturele instellingen, de middenstand en de landbouw uitgebracht door mevr. Trees Pieters) Wetsontwerp van 10 november 2000 betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen, Parl. Stuk., Kamer, 2000-2001, 322/2. (amendement van de regering) Wetsontwerp van 16 december 1999 betreffende de werking van de certificatiedienstverleners met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen, Parl. Stuk., Kamer, 1999-2000, 322/1. 2. Rechtsleer 21

CABOOR, P., De wet van 20 oktober 2000 tot invoering van het gebruik van telecommunicatiemiddelen en van de elektronische handtekening in de gerechtelijke en buitengerechtelijke procedure: een eerste verkenning, A.J.T., 2000-2001, 637-642. CORNELIS, L. en GOETHALS, P. Contractuele aspecten van e-commerce, in Tendensen in het bedrijfsrecht. De elektronische handel. Kluwer, Antwerpen, 1999, pg. 6 e.v. DUMORTIER, J., Informatica- en telecommunicatierecht, Uitgeverij Acco, Leuven, 1999, pg. 72 88. DUMORTIER, J., Juridische aspecten van de elektronische en digitale handtekening, in Mediarecht, Telecommunicatierecht en telematica, 1999, afl. 12, pg. 83 e.v. DUMORTIER, J. (ed), Recente ontwikkelingen in informatica- en telecommunicatierecht, Brugge, Die Keure, 1999. DUMORTIER, J. en VAN EECKE, P., Recente ontwikkelingen van Recht en Informatica. Digitale handtekening en de hervorming van het bewijsrecht., in Recht in beweging (voordracht n.a.v. 7 de VRG-Alumnidag), KUL, 10 maart 2000. DUMORTIER, J. en VAN EECKE, P., De Europese ontwerprichtlijn over de digitale handtekening: waarom is het misgelopen, Computerrecht, 1999, afl. 1, 1-4. DUMORTIER, J. en VAN EECKE, P., De nieuwe wetgeving over digitale en elektronische handtekening, in DUMORTIER, J. (ed), Recente ontwikkelingen in informatica- en telecommunicatierecht, Brugge, Die Keure, 1999, pg. 17 ev. DUMORTIER, J., VAN EECKE, P., ANNÉ, I., The legal aspects of Digital Signatures, European Commission, October 1998 de GROOTE B., Het bewijs in de elektronische handel, (voorlopige tekst van de uiteenzetting in het kader van de studiedag georganiseerd door het CBR, Universiteit Antwerpen, de juridische aspecten van elektronische handel, 27 april 2001). GOBERT, D. en MONTERO, E. L ouverture de la preuve littérale aux écrits sous forme électronique, J.T., 2001, 124. GUINOTTE, L. en MOUGENOT, D., La loi du 20 octobre 2000 introduisant l utilisation de moyes de télécommunication dans la procédure judicaire et extrajudicaire (19 januari 2001), http://www.droit-technologie.org. KEMNA, A., Bewijzen en bewaren in het privaatrecht, in Recht en Informatietechnologie. Handboek voor rechtspraktijk en beleid. PRINS, C. Bewijsaspecten rondom EDI., in Recht en EDI, door VAN ESCH, R.E. en PRINS, C. (editors), Kluwer, Deventer, 1993, pg. 95 114. STEENNOT, R., Juridische problemen in het kader van de elektronische handel, T.B.H., 1999, pg. 662 ev. 22

STIJNS, S. en CLAEYS, I., Het algemeen regime van de verbintenis., in Verbintenissenrecht, door STIJNS, S. en VANDENBERGHE, H., Themis, Leuven, 2001, vormingsonderdeel 5, pg. 28 37. STORME, M.E., De invoering van de elektronische handtekening in ons bewijsrecht Een inkadering van en commentaar bij de nieuwe wetsbepalingen, R.W., 2000 2001, pg. 1505 1525. VAN EECKE, P., Bewijsrecht en digitale handtekeningen: nieuwe perspectieven, in Tendensen in het bedrijfsrecht. De elektronische handel, Kluwer, Antwerpen, 1999, pg. 213 e.v. VERGOTTE, M., Elektronisch betalen via internet, in DEPOORTER, B., DE VULDER, K., SCHRANS, G., VERGOTTE, M. (editors), Telecom en internet, Mys & Breesch, Gent, 1999, pg. 287 ev. X., Het schriftelijk bewijs doorbroken, in http://www.fm.be/ned/teksten_informatiepagina/w2001_03_02%20het%20schriftelijke%20 bewijs%20doorbroken, 22/05/2001. BIJLAGE 1. De richtlijn 1999/93/EG Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen, Publikatieblad nr L 013 van 19/01/2000 BLZ. 0012 0020 Artikel 1 Toepassingsgebied Deze richtlijn heeft tot doel het gebruik van elektronische handtekeningen te vergemakkelijken en tot de wettelijke erkenning ervan bij te dragen. Zij brengt een juridisch kader tot stand voor elektronische handtekeningen en voor bepaalde certificatiediensten, teneinde de goede werking vals de interne markt te garanderen. Deze richtlijn heeft geen betrekking op aspecten die verband houden met de totstandkoming of geldigheid van contracten of andere wettelijke verbintenissen waarvoor het nationale of het Gemeenschapsrecht vormvereisten voorschrijven en laat de regels en beperkingen onverlet die het nationale of het Gemeenschapsrecht voorschrijven voor het gebruik van documenten. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder: 1. "elektronische handtekening": elektronische gegevens die zijn vastgehecht aan of logisch geassocieerd zijn met andere elektronische gegevens en die worden gebruikt als middel voor authentificatie; 2. "geavanceerde elektronische handtekening": een elektronische handtekening die voldoet aan de volgende eisen: a) zij is op unieke wijze aan de ondertekenaar verbonden; 23