GEZONDHEIDSEFFECTEN VAN PRODUCTEN IN DE TAPIJT- EN PARKETLEGGERSBRANCHE



Vergelijkbare documenten
Toxicologische beoordeling van de receptuur en trends in het optreden van huidklachten en overige gezondheidseffecten

Chemische belasting van de huid Schilders & Vloerenleggers. Jeroen Terwoert IVAM Universiteit van Amsterdam

GEZONDHEIDSEFFECTEN VAN CONVENTIONELE EN WATERGEDRAGEN PRODUCTEN IN DE SCHILDERSBRANCHE

WEET WAAR JE MEE VERFT!

Weet waar je mee verft

VEILIG WERKEN MET VERF

Bereiding van alleskleverlijm

Epoxy s in de bouw (Inter)nationale ontwikkelingen. Jeroen Terwoert IVAM UvA Afd. Chemische Risico s

Epoxyharsenallergie. Dermatologie. Beter voor elkaar

Allergisch voor Epoxyharsen

Ethanol? Welke wettelijke verplichtingen zijn van toepassing?

Werken met lijmen en kitten

Inno Coatings - Betonverf 2K

IJMOCOLOR Kleur naar wens

Primer Surface P1500. Product. Volumes. Eigenschappen

Duurzame Verpakkingen. Drukinkt is een zeer belangrijke component van de totale verpakking!!

VEILIG WERKEN MET VERF

NL Publicatieblad van de Europese Unie L 353/141

Inno Coatings Grindvloer Coating

DR-CV1A-X. Deelreglement Verftechnologie (bindmiddelen) (CV1A)

Epoxy Vloeibaar Staal 2K. Product. Volumes. Eigenschappen. Toepassingsgebied

MALLEN VOOR PREFAB BETON

VEILIG WERKEN MET VERF

Samenvatting Advies normering piekblootstelling oplosmiddelen 1

Lijm & Kit. Nummer 24

b. P ROTOCOL VEILIG WERKEN MET STOFF EN IN DE TRANSPORTREINIGING

HANDBOEK VOOR DE WONENBRANCHE

Toolbox. Gevaarlijke stoffen

Veiligheidsinformatieblad volgens richtlijn 91/155/EEG

Registratie-richtlijnen F002 BEROEPSCONTACTDERMATOSEN

Epoxy Rapid. Product. Volumes. Eigenschappen. Toepassingsgebied. Beperkingen

Epoxy Steel. Product. Volumes. Eigenschappen. Beperkingen

> < Veel voorkomende gevaarlijke stoffen. Voorbeelden van gevaarlijke stoffen

Di- en triisocyanaten. Nr. 2018/20, Den Haag, 28 november Samenvatting

PALLMANN PRODUCTOVERZICHT

Veiligheidsinformatieblad

2K Epoxy Vochtscherm. Product. Volumes. Eigenschappen. Toepassingsgebied

Determinanten van epoxy allergie. NVvA symposium, 18 maart 2015

Handhaving Tolueen in kleefstoffen en spuitverf

Management van allergische huidaandoeningen door epoxy s in de afbouw Ontwikkeling van een internationale Code of Practice Populair

Tip-It Siliconenpakking Zwart

Maak uw werkplek babyproof!

Kruishofstraat Antwerpen T: F: SCHOONMAAK CATALOGUS

Chemicaliën. 10. Chemicaliën

FNV Bondgenoten. Checklist Beleid chemische stoffen, zwangerschap en voortplanting in bedrijven

235 Parketnadenlijm. Product. Volumes. Eigenschappen

Veiligheidsinformatieblad volgens richtlijn 91/155/EEG

1209 FloorSpray. Product. Volumes. Eigenschappen

CONTACTECZEEM. Wat is contacteczeem?

cursus Natlakken niveau 1, 2 en 3

MECHEMPRO Surface Solutions

RUITEN VERVANGING SYSTEEM versie: RVS

PARKETLIJM CP0 Lijm voor houten vloerbekleding

Minimalisatie MDI blootstelling in de gipskamer

Veiligheidsblad p. 1 / 5

Allergisch voor Kobaltchloride

U bent allergisch voor kobalt: Wat nu?

ELECTRO / BRAKE CLEANER Productcode 350

Veilig werken met verf

Samenvatting. Nederlands onderzoek aanleiding voor vragen aan Gezondheidsraad

Waterverdunbare verf

LIJMEN ER KLEEFT EEN GEURTJE AAN

Stoffen die contactallergieën kunnen veroorzaken Hoe wordt de diagnose gesteld?

Determinanten van epoxy allergie: resultaten van een pilot studie.

RectaFix 'Alles+Alles'

Verlijming van PVC plinten / profielen

VEILIG WERKEN MET VERF

Waterverdunbare verf voor hout

Veiligheidsblad p. 1 / 5

Ultralaag viskeus 2-component epoxyhars voor structurele injecties in beton. Denepox 40 kan worden gebruikt in droge en natte omstandigheden.

Technische Avond Ra 4. Conservering

VEILIGHEIDSINFORMATIEBLAD Volgens Richtlijn 91/155/EEG

licht ontvlambaar licht ontvlambaar

1079 AluSpray. Product. Volumes. Eigenschappen

1069 PowerSpray. Product. Volumes. Eigenschappen

Totaalaanbieder van vloersystemen

TECHNISCHE FICHE 1 LAK EXTERIOR

Wand&Klaar Behanglijm Glasweefsel

ROOFFLEX 2 COMPONENTEN 1/1 POLYURETHAAN MEMBRAAM VOOR WATERAFDICHTING EN PROTECTIE VOOR NIET BLOOTGESTELD GEBRUIK

243 Dispersie. Product. Volumes. Eigenschappen

> < Veel voorkomende gevaarlijke stoffen. Voorbeelden van gevaarlijke stoffen

Tapes. Tapes

Sigmetal Aquacoat 2K Satin. Blik (basis en verharder) van 2,5 liter.

Thomsit PVC-lijmen en Drytack tapes. Het complete antwoord voor al uw PVC-vloeren, van basic tot design

World of Lab 2 oktober 2018

ISOPA PRODUCT STEWARDSHIP PROGRAMMA. Walk the Talk. Methyleenchloride

HOUT- EN CONTACT LIJMEN

Beschrijving fabrikant : Wilsor Kunstharsen Tel: Noorderbaan Fax: PR Biddinghuizen info@wilsor.

DIKLAGIGE, OPLOSMIDDELVRIJE, FLEXIBELE, 2-COMPONENTEN BITUMINEUZE EMULSIE COATING, POLYMEER GEMODIFICEERD

FNV Bondgenoten Metaalindustrie. Maak uw werkplek babyproof!

Proma Foam-C. Product. Volumes. Eigenschappen

Allergisch contacteczeem

Schilderen met A'Qua Premium. ''watergedragen verven''

Bison lijmen en kitten Bison vochtvreters Bison Tapes

Sigma Multicoat Aqua 2K EP Satin. Blik (basis en verharder) van 2,5 liter.

1. IDENTIFICATIE VAN DE STOF OF HET PREPARAAT EN VAN DE ONDERNEMING

: BRISE - KAARS ANTI TABAK

Veiligheids- en gezondheidsrisico s in de garage- en carrosseriesector

VEILIGHEIDS- INFORMATIE- BLAD

1052 Universal. Product. Volumes. Eigenschappen. Toepassingsgebied

Transcriptie:

GEZONDHEIDSEFFECTEN VAN PRODUCTEN IN DE TAPIJT- EN PARKETLEGGERSBRANCHE Toxicologische beoordeling van de receptuur en trends in het optreden van huidklachten en overige gezondheidseffecten Auteurs: A.T. van Raalte J. Terwoert IVAM Research and Consultancy for Sustainability December 2002 Bestelcode: 02-25 ISBN-code: 90-77286-02-0 1

2

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 5 1. INLEIDING... 8 2. SAMENSTELLING EN GEZONDHEIDSRISICO S VAN PRODUCTEN GEBRUIKT DOOR TAPIJTLEGGERS... 11 2.1 Egaliseermiddelen... 11 2.2 Hydrofoberingsmiddelen... 12 2.3. Tapijtlijmen... 13 2.3.1 Primers voor tapijtlijmen... 18 2.4 Reinigingsmiddelen voor gereedschap en handen... 18 3. SAMENSTELLING EN GEZONDHEIDSRISICO S VAN PRODUCTEN GEBRUIKT DOOR PARKETLEGGERS... 20 3.1 Egaliseermiddelen... 20 3.2 Parketlijmen... 20 3.2.1 Primers voor parketlijmen... 23 3.3 Houtlijm... 24 3.4 Voegmiddelen... 24 3.5 Parketlakken... 25 3.5.1 Watergedragen PUR-acrylaat parketlak... 26 3.5.2 Watergedragen polyurethaan parketlakken... 27 3.5.3 Primers voor parketlakken... 28 3.5.4 Conventionele oplosmiddelrijke parketlakken... 28 3.6 Parketoliën en wassen... 29 3.7 Reinigingsmiddelen voor gereedschap en handen... 30 4. BLOOTSTELLING VAN DE HUID, LUCHTWEGEN EN OGEN AAN BESTANDDELEN VAN PRODUCTEN... 33 4.1 Beschikbaarheid van meetgegevens algemeen... 33 4.2 Tapijtleggers... 36 4.3 Parketleggers... 43 4.3.1 Het leggen van tapisparket... 44 4.3.2 Het leggen van vast mozaïkparket... 46 4.3.3 Het leggen van vast lamelparket... 47 4.3.4 Het leggen van zwevend tapisparket, lamelparket en laminaat... 47 4.3.5 Het lakken, oliën of in de was zetten van tapis- of lamelparket... 47 4.3.6 Reinigingsmiddelen... 48 4.3.7 Beschermende maatregelen... 48 3

5. VÓÓRKOMEN VAN HUIDAANDOENINGEN, LUCHTWEG- EN OOGIRRITATIES BIJ TAPIJT- EN PARKETLEGGERS... 49 5.1 Tapijtleggers... 49 5.2 Parketleggers... 50 6. OORZAKELIJKE FACTOREN VAN HUIDAANDOENINGEN, LUCHTWEG- EN OOGIRRITATIES... 52 6.1 Blootstelling aan allergene stoffen... 52 6.1.1 Tapijtleggers... 53 6.1.2 Parketleggers... 56 6.2 Blootstelling aan irriterende stoffen... 57 6.2.1 Tapijtleggers... 57 6.2.2 Parketleggers... 59 6.3 Mechanische belasting... 61 6.4 Weersinvloeden... 61 6.5 Persoonlijke gevoeligheid... 61 6.6 Discussie... 62 7. PREVENTIEVE MAATREGELEN... 65 7.1 Aanpassing producten... 65 7.2 Aanpassing werkwijze... 69 7.3 Persoonlijke bescherming en hygiëne... 70 7.4 Vroege signalering en interventie... 73 8. REFERENTIES... 74 Bijlage 1: Waarschuwingszinnen betreffende bijzondere gevaren (R-zinnen)... 78 4

SAMENVATTING In dit rapport worden de resultaten beschreven van een onderzoek naar de gezondheidseffecten van conventionele en watergedragen producten die worden gebruikt door tapijtleggers en parketleggers. Het onderzoek omvatte een toxicologische beoordeling van de receptuur van de diverse producten en een studie naar trends in het optreden van huidklachten en overige gezondheidseffecten. Tevens is getracht - potentiele- oorzakelijke verbanden aan te geven tussen blootstelling aan belastende factoren en effecten, en wordt besproken welke preventiemaatregelen mogelijk zijn. Het onderzoek vond plaats tegen de achtergrond van de Vervangingsregeling die het gebruik van oplosmiddelarme producten binnenshuis vereist. Opdrachtgevers was het Ministerie van SZW, terwijl begeleiding plaatsvond vanuit het Ministerie en de Stichting Arbouw. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van literatuurstudie, het benaderen van leveranciers van de diverse producten, het beoordelen van productinformatie en het houden van interviews met leveranciers en tapijt- en parketleggers. De producten die in dit onderzoek aan de orde komen, omvatten voor de tapijtlegger egaliseermiddelen, hydrofoberingsmiddelen, tapijtlijmen, primers voor tapijtlijmen en reinigingsmiddelen voor gereedschap en handen. Met betrekking tot de parketlegger wordt aandacht besteed aan egaliseermiddelen, parketlijmen, primers voor parketlijmen, houtlijmen, voegmiddelen, parketlakken, primers voor parketlakken, parketoliën en -wassen en reinigingsmiddelen voor gereedschap en handen. Resultaten Onderzoek in het begin van de jaren 90 wees uit, dat onder tapijtleggers méér handeczeem voorkwam dan onder een controlegroep van machinisten (Geuskens et al., 93). Recenter onderzoek, en onderzoek onder parketleggers, is niet voorhanden. Een reeks aan factoren kan in principe bijdragen aan het ontstaan van handeczeem bij tapijt- en parketleggers, maar met name irritatieve factoren lijken een voorname rol te spelen. Specifieke onderzoeksgegevens die de rol van de diverse factoren kunnen bevestigen of ontkennen zijn voor deze beroepsgroepen zijn echter niet beschikbaar. Afgezien van het incidentele gebruik van epoxyprimers lijken tapijt- en parketleggers niet intensief te worden blootgesteld aan allergische stoffen. Wel kan blootstelling aan Portlandcement (egaliseermiddelen, parketlijm op cementbasis) als gevolg van de combinatie van het sterk basische karakter (irritatie) en de aanwezigheid van allergene chroomverbindingen tot huidproblemen leiden. Verder kan blootstelling aan isocyanaten plaatsvinden bij het gebruik van polyurethaanlijmen (trappen, plinten, parket), voegmiddelen en verharders voor bepaalde parketlakken. De isocyanaten die hierin worden toegepast (MDI) zijn echter weinig vluchtig. De invloed van irritatieve factoren lijkt bij deze beroepsgroepen beduidend groter. Cement en Portlandcement, lijmen, epoxy s en reinigingsmiddelen voor handen en gereedschap zorgen potentieel voor een aanzienlijke irritatieve belasting bij beide beroepsgroepen. Voor de parketlegger komt hier nog blootstelling aan fijn houtstof bij. 5

Gezien de typen hout die vaak voor parket worden gebruikt (de hardere soorten) is het risico op irritaties relatief hoog. Ook kunnen de parketoliën en wassen hoge concentraties irriterende bestanddelen bevatten. Voor tapijtleggers is de mechanische belasting van de huid mogelijk een niet te onderschatten factor. Afhankelijk van het type vloerbedekking, kan het hanteren hiervan de huid mechanisch beschadigen. Deze factor lijkt voor de parketlegger van minder groot belang. Ook voor tapijt- en parketlegger speelt de persoonlijke gevoeligheid van de huid waarschijnlijk een grote rol. Hoewel specifieke gegevens voor deze beroepsgroepen niet beschikbaar zijn, blijkt uit onderzoek onder andere groepen dat de factoren huidatopie en droog huidtype het risico aanzienlijk kunnen verhogen. De blootstelling aan allergene, irriterende en mechanische factoren die de huid belasten wordt beïnvloed door het gebruik van handschoenen. Het lijkt erop, dat handschoenen door tapijt- en parketleggers nauwelijks worden gebruikt (hf. 4). Het al dan niet gebruiken van handschoenen kan wisselende effecten hebben, en kan daardoor het beoordelen van oorzaken van huidklachten sterk bemoeilijken. Aan de ene kant kunnen handschoenen uiteraard het contact met allergenen en irriterende stoffen en mechanische belasting voorkomen, en de werknemer daardoor beschermen tegen het ontstaan van huidklachten. Aan de andere kant worden handschoenen door velen pas gebruikt wanneer eenmaal huidklachten zijn opgetreden. Uit de literatuur is het dan ook bekend dat een beschermende werking van handschoengebruik niet kan worden aangetoond, en dat zelfs een tegenovergesteld effect lijkt op te treden: degenen die handschoenen dragen, hebben meer huidklachten. Tenslotte kan het gebruik van handschoenen zélf tot huidklachten leiden. Transpiratie in de handschoen, of het aantrekken van handschoenen over vochtige handen hetgeen beide veel voorkomt leidt tot blootstelling van de huid aan vocht; een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van irritatieve huidaandoeningen. Wanneer de handschoen aan de binnenzijde verontreinigd is met allergene of irriterende stoffen of over vervuilde handen heen wordt aangetrokken, wat bij veel werkzaamheden ook al snel gebeurt, vindt een nog intensievere blootstelling aan deze stoffen plaats (occlusie). Bovendien speelt het probleem van latex-allergie (Smits et al., 00). De gevolgen van de Vervangingsregeling voor het risico op huidklachten lijken beperkt, ondanks dat behalve de lijmen ook alle overige producten (voegmiddelen, egaliseermiddelen etc.) onder de regeling vallen. Een lichte afname van de irritatieve belasting van de huid als gevolg van de afname in het gebruik van oplosmiddelgedragen producten (lijmen, parketlakken) is waarschijnlijk. Niet alleen de lijmen zelf bevatten lagere gehalten (ontvettende) oplosmiddelen, met name ook het reinigen van de handen (en apparatuur) met oplosmiddelen zal minder vaak voorkomen als minder vaak oplosmiddelgedragen producten worden gebruikt. Tegelijkertijd lijkt het gebruik van allergene stoffen niet significant te zijn toegenomen. De voornaamste allergenen - epoxyprimers en Portlandcement (egaliseermiddel) - werden in het verleden ook al gebruikt. De extra allergene belasting zal met name van het gebruik van biociden in watergedragen producten komen. Deze worden in een zeer laag gehalte toegepast, maar kunnen wel tot 6

problemen leiden indien de persoon in kwestie vooraf is gesensibiliseerd als gevolg van het gebruik van cosmetica met hetzelfde biocide. Uitsluitsel omtrent het belang van allergene vs. irritatieve factoren kan overigens alleen worden bereikt door onderzoek op individueel niveau, in casu: het uitvoeren van lapjesproeven bij personen die een huidaandoening hebben ontwikkeld, uiteraard in combinatie met het verzamelen van informatie over blootstellingen. Overigens zal een aanzienlijke afname in de blootstelling aan organische oplosmidden via inademing optreden wanneer de vervangingsregeling adequaat wordt nageleefd. Dit vormde echter niet de focus van dit onderzoek. 7

1. INLEIDING In dit rapport worden de resultaten beschreven van een onderzoek naar de gezondheidseffecten van conventionele en watergedragen producten die worden gebruikt door tapijt- en parketleggers. Ongeveer 1000 parketleggers vallen onder de CAO voor parketvloerondernemingen (de Kruif, 01), terwijl het werkelijke aantal parketleggers waarschijnlijk aanzienlijk hoger is, aangezien er in Nederland meer dan 2000 leveranciers van parketvloeren zijn. Voor tapijtleggers zijn de aantallen minder duidelijk, omdat de gegevens omtrent deze beroepsgroep zijn ingebed in de gegevens van de bredere groep van woninginrichters. Met name de branche van parketleggers is overigens relatief nieuw, en tot nog toe is weinig tot niets gepubliceerd omtrent de beroepsgroep. Het onderzoek omvatte een toxicologische beoordeling van de receptuur van de diverse producten, en een studie naar trends in het optreden van huidklachten en overige gezondheidseffecten. Tevens is getracht - potentiële - oorzakelijke verbanden aan te geven tussen blootstelling aan belastende factoren en effecten (m.n. huidaandoeningen), en wordt besproken welke preventiemaatregelen mogelijk zijn. Achtergrond van het onderzoek Het onderzoek vond plaats tegen de achtergrond van de Vervangingsregeling met betrekking tot oplosmiddelrijke producten voor deze werkzaamheden, welke op 1 januari 2000 is ingegaan. Krachtens deze regeling is niet alleen het gebruik van oplosmiddelarme lijmen binnenshuis verplicht gesteld, maar ook het gebruik van overige producten, zoals voegmiddelen, lakken etc. Het Ministerie van SZW heeft aangegeven, dat het wenselijk was méér inzicht te krijgen in de mogelijke gevolgen van de Vervangingsregeling voor de gezondheidsrisico s voor werknemers, anders dan het OPS-risico waarop de Vervangingsregeling zich focust. Met name de kans op het ontstaan van huidklachten stond in deze vraag centraal. Onderzoeksvragen In dit onderzoek is uitgegaan van de volgende onderzoeksvragen: Welke allergene stoffen bevinden zich in de gebruikte producten? Welke mogelijke overige gezondheidseffecten hebben de bestanddelen van de producten? Welke zijn de mogelijkheden tot blootstelling aan de bestanddelen? Welke factoren bevorderen contacteczeem? Wat is op dit moment het percentage tapijt- en parketleggers met een contacteczeem of overige klachten? Welke preventiemaatregelen zijn bekend? Het effect neurotoxiciteit is van het onderzoek uitgesloten aangezien dit effect in het kader van de invoering van de Vervangingsregeling al uitgebreid was bestudeerd. Bovendien was het doel van dit onderzoek juist het signaleren van mogelijke nieuwe 8

gezondheidsproblemen die zouden kunnen worden geïntroduceerd als gevolg van de Vervangingsregeling. Onderzoeksmethoden De volgende onderzoeksmethoden zijn ingezet: Rechtstreeks benaderen van leveranciers; Literatuurstudie; Beoordeling productinformatie; Interviews met vloerenleggers (~werkgevers). Benaderen van leveranciers Leveranciers van lijmen en overige producten - en bestanddelen - zijn rechtstreeks benaderd met het verzoek om productinformatie te verstrekken. In eerste instantie werd verzocht Veiligheidsinformatiebladen (VIB s) en technische documentatie toe te sturen. In tweede instantie werd, waar nodig, verzocht om aanvullende informatie. Aanvullende informatie werd bijvoorbeeld opgevraagd met betrekking tot het gebruik van biociden. Literatuurstudie Via de literatuur is zo veel mogelijk getracht eventuele ontbrekende productinformatie aan te vullen. Hierbij is onder meer gebruik gemaakt van handboeken met betrekking tot lijmtechnologie, van eerdere inventarisaties en van productinformatiesystemen zoals het PISA-systeem van Stichting Arbouw en het GISBAU-systeem van de Duitse Berufsgenossenschaften voor de bouwsector. Via de wetenschappelijke literatuur zijn gegevens omtrent huidblootstelling bij tapijten parketleggers gezocht, evenals publicaties omtrent de effecten van blootstelling aan o.m. allergenen. Met andere woorden: studies naar het optreden van allergieën bij tapijt- en parketleggers, en naar de vraag of deze gerelateerd kunnen worden aan blootstelling aan bepaalde allergenen. Bestaande rapporten en brochures werden gebruikt voor informatie omtrent mogelijkheden tot blootstelling, eczeem-bevorderende factoren en preventieve maatregelen. Beoordeling productinformatie Op basis van de verzamelde productinformatie zijn de bestanddelen gescreend op de aanwezigheid van de zogenaamde R-zinnen ( risk phrases ) die in het kader van de Wet milieugevaarlijke Stoffen (WmS) op basis van de Europese Preparatenrichtlijn aan stoffen worden toegekend. Een overzicht van de betekenissen van de R-zinnen wordt in bijlage 1 gegeven. Indien de R-zinnen niet op de productinformatie van de leveranciers aanwezig waren, is deze informatie achterhaald via informatiebestanden op Internet (Web-ISIS, VIBsites van de chemische industrie), de WmS zelf en de literatuur. Aangezien niet alle leveranciers de R-zinnen volledig en juist vermelden op hun VIB s, is de informatie van de leveranciers telkens gecheckt met behulp van de overige. De beoordeling van de gezondheidseffecten heeft zich in een aantal gevallen niet beperkt tot het registreren van de R-zinnen. Zo is in de literatuur bijvoorbeeld 9

informatie verzameld omtrent cases van allergieën tegen bepaalde bestanddelen en de allergene potentie van bestanddelen. Interviews tapijt- en parketvloerenleggers, werkgevers en deskundigen Met (werkgevers van) tapijt- en parketleggers is van gedachten gewisseld omtrent product-gebruik, werkwijzen, toegepaste beheersmaatregelen etc. Producenten van lijmen en overige producten en producenten van additieven zijn geïnterviewd om aanvullende productinformatie te verkrijgen. Ook is gesproken en gecorrespondeerd met kenniscentra voor beroepsgebonden (huid)aandoeningen in binnen- en buitenland, met name omtrent het vóórkomen van huidaandoeningen onder tapijt- en parketleggers, en omtrent mogelijke (allergene) oorzaken. Leeswijzer Het vervolg van dit rapport vangt aan met de inventarisatie van de samenstelling en gezondheidsrisico s van producten voor tapijtleggers (hoofdstuk 2) en parketleggers (hoofdstuk 3). Per productgroep wordt een gemiddelde samenstelling gepresenteerd en besproken. In hoofdstuk 4 wordt de blootstelling(-skans) van tapijt- en parketleggers aan de producten beschreven. Zowel blootstelling via de huid als blootstelling via de luchtwegen komen aan de orde. Hoofdstuk 5 geeft een bespreking van het vóórkomen van gezondheidsklachten onder tapijt- en parketleggers, met de nadruk op huidaandoeningen. In hoofdstuk 6 vindt de synthese plaats van de informatie uit de voorafgaande hoofdstukken. Getracht wordt relaties te leggen tussen product-samenstelling, blootstelling en het voorkomen van gezondheidsklachten bij tapijt- en parketleggers. Maatregelen die kunnen worden genomen om de kans op het ontstaan van met name huidklachten terug te dringen, worden beschreven in hoofdstuk 7. De bijlage bij dit rapport bevat een overzicht van de omschrijvingen van de R-zinnen. Voor een snelle indruk van de voornaamste conclusies uit deze studie, kan worden begonnen met het lezen van paragraaf 6.6 (De discussie bij het hoofdstuk Oorzakelijke factoren ). 10

2. SAMENSTELLING EN GEZONDHEIDSRISICO S VAN PRODUCTEN GEBRUIKT DOOR TAPIJTLEGGERS De volgende producten waaraan blootstelling kan plaatsvinden, worden door tapijtleggers toegepast: egaliseermiddelen hydrofoberingsmiddelen tapijtlijmen reinigingsmiddelen (voor reinigen van gereedschap en handen) Daarnaast is er blootstelling aan stof van tapijt. Bij het leggen van tapijt wordt in het algemeen geen primer gebruikt. Wel kan de vloer vooraf worden gereinigd met een gewone allesreiniger. In het navolgende, een bespreking van de ruwe samenstellingen van een aantal product-typen, op grond van product-informatie die van leveranciers is ontvangen. 2.1 Egaliseermiddelen Egaliseermiddelen worden, indien nodig, gebruikt om de vloer te egaliseren. Afhankelijk van het type vloer wordt daartoe gebruik gemaakt van beton- of houtvulmiddelen. In het geval van een betonnen vloer wordt gebruik gemaakt van een vulmiddel op basis van gips en/of cement, bij een houten vloer van stopverf. Aan het cement of gips wordt een kunstharsdispersie toegevoegd teneinde bepaalde eigenschappen te verkrijgen, zoals verminderd krimpgedrag, verlaging van de uithardingssnelheid, tack, bestandheid tegen basische omgevingen, viscositeit. De harsen die worden gebruikt zijn op basis van ethyleen, vinylacetaat, vinylchloride (brandvertragend), vinyllauraat, en acrylaten (voor betere hechting en hogere flexibiliteit). Het meest gebruikte vulmiddel, en ook de meest simpele (en goedkope) is die op basis van enkel vinylacetaat. In het geval gebruik wordt gemaakt van redispergeerbare poeders, die ter plekke dienen te worden aangelengd met water, zijn in het algemeen geen biociden toegevoegd. Echter, sommige leveranciers voegen toch een biocide toe, om bederf ná redispersie te voorkomen (de Beer, 01). Onderstaande tabel is gebaseerd op één bron (Forbo/Eurocol). Het betreft egaliseermiddelen voor betonnen/cementen vloeren. 11

Tabel 2.1 Samenvatting samenstelling egaliseermiddel voor betonnen of cementen vloer Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) Portlandcement 15-40 R36,38,43 bindmiddel calciumcarbonaat en/of 40 70 - vulmiddel zand (SiO 2 ) 40-70 - calciumsulfaat (gips) 5-10 - bindmiddel polyvinylacetaat of 1-10 - bindmiddel vinylacetaat/ethyleen of polyacrylaat - - caseïne (koemelk-eiwit) en/of methylhydroxyethylcellulose 0,2-1? - Rheologische hulpstoffen natriumtetrapolyfosfaat 0,2 0,5 - bevochtiger lithiumcarbonaat en/of natrium pentahydroxy-capronaat en/of calcium hydroxide 0,1 0,8 -? R34 Vertrager/versneller Portlandcement, één van de belangrijkste bindmiddelen, is na aanmaken met water sterk basisch (ph 12-13) en irriteert de ogen en huid. Gezien de R43 die de leverancier vermeldt, gaat het hier waarschijnlijk om cement met een relatief hoog gehalte chroom(vi)-verbindingen. Chroomeczeem als gevolg van chroomhoudend cement is een bekend probleem in de bouw. Zeswaardige chroomverbindingen zijn bovendien reproductietoxisch (R61 & R62) en verdacht carcinogeen (R40). Het chroomgehalte van cement kan overigens sterk variëren, al naar gelang de herkomst van de grondstoffen. Afgezien van dit aspect, bevatten egaliseermiddelen wat gezondheidseffecten betreft weinig opvallende componenten. Mogelijk bevat het bindmiddel een biocide, welk vervolgens in een zeer lage concentratie ook in het eindproduct aanwezig zal zijn. Sensibiliserende isothiazolinon-verbindingen zijn daarbij de meest waarschijnlijke componenten. 2.2 Hydrofoberingsmiddelen Hydrofoberingsmiddelen moeten vochtdoorslag vanuit de ondergrond voorkomen. De producten zijn er in oplosmiddelgedragen en watergedragen varianten. In beide gevallen is het bindmiddel, c.q. de hydrofoberende component, gebaseerd op silaanen/of siloxaan-oligomeren. Deze reageren met vocht uit de lucht tot de waterafstotende siliconenhars (polysiloxanen). Tabel 2.2 bevat een ruwe samenstelling van een watergedragen emulsie. Deze is gebaseerd op productinformatie van het bindmiddel (Wacker Chemie, 01), gecombineerd met productinformatie van een gereed product (Remmers, 01). 12

Tabel 2.2 Samenvatting samenstelling hydrofoberingsmiddel voor betonnen of cementen vloer Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) Water > 90% - oplosmiddel Aminofunctionele < 5% R36 bindmiddel polydimethylsiloxaan Tetraethylsilicaat (= tetraethoxysilaan) < 2% R10,20,36,37,38 bestanddeel bindmiddel Tensiden? (< 5%) R36, (38) emulgator (alkylfenolethoxylaten?) Methanol < 0,1% R23,24,25,39 bestanddeel bindmiddel (Biocide? evt. MCI/MI) < 0,01% R23,24,25,34,43 conserveermiddel Niet duidelijk is of hydrofoberingsmiddelen emulgatoren en biociden bevatten. Met name de aanwezigheid van een emulgator is echter aannemelijk, tenzij de silaan- en siloxaan-oligomeren zelf-emulgerend zijn. Indien een emulgator en biocide aanwezig is, zijn de in de tabel genoemde verbindingen de meest waarschijnlijke bestanddelen. Het bindmiddel bevindt zich in een concentratie van 5 à 10% in het eindproduct, afhankelijk van de omstandigheden bij toepassing. Het bindmiddel bevat < 20% tetraethoxysilaan. Dit is een vluchtige verbinding (vlampunt 45 C), welke tevens irriterend is voor ogen, luchtwegen en de huid. Het siloxaan-oligomeer is eveneens irriterend voor de ogen. Aangezien de producten zowel met de nevelspuit als door middel van vloeien of rollen kunnen worden opgebracht, is oogirritatie hier extra relevant. Het bindmiddel bevat verder een laag percentage methanol. Dit ontstaat - samen met ethanol - tijdens de polymerisatie-reactie (met water) na het opbrengen, maar ook al in de verpakking. Aangezien de reactie zeer traag verloopt, is methanol in een gehalte van minder dan 1% aanwezig. 2.3 Tapijtlijmen Tapijtlijmen voor standaard toepassingen (niet voor trappen) zijn al geruime tijd - ook vóór het ingaan van de Vervangingsregeling - oplosmiddelarm. Een overzicht van de mogelijke, meest gebruikelijke bestanddelen van oplosmiddelarme tapijtlijmen en de gehalten in de lijmen staat in onderstaande tabel. Het definiëren van één richtreceptuur voor een gemiddelde tapijtlijm bleek moeilijk. Er zijn bijvoorbeeld diverse bindmiddelsystemen, tackifiers (kleefkrachtversterkers) en weekmakers in gebruik. De diverse mogelijkheden worden na de tabel besproken. Aan lijmen voor trappen en plinten worden hogere eisen gesteld dan voor vloeren als het gaat om initiële tack en definitieve kleefkracht. Tot voor kort werd hiervoor vooral oplosmiddelrijke contactlijm op basis van chloropreen gebruikt (Geuskens et al., 93a). Thans zijn hiervoor een aantal alternatieven op de markt: een watergedragen contactlijm op basis van chloropreen, hotmeltlijmen (op basis van styreen-butadieen of ethyleenvinylacetaat) of dubbelzijdige tapes. Met name 1-component polyurethaanlijmen worden echter hiervoor aangeboden. Een globale receptuur voor 13

een dergelijke lijm wordt in tabel 2.4 gepresenteerd en daarna besproken. Ter vergelijking wordt ook de oplosmiddelrijke contactlijm kort aangestipt. Tabel 2.3 Globale samenstelling en meest gebruikelijke bestanddelen van VOS-arme tapijtlijmen Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) Water 10-20 - oplosmiddel Acrylaat-dispersie 55-70% of 15-35 - bindmiddel Acrylaat-vinylacetaat dispersie 60-65% - Krijt (CaCO 3 ) 40-60 - vulstof (soms:mica, kwarts, Mg- en Al-silicaten) Alifatische koolwaterstofhars of Gomhars: gemodificeerde colofoniumhars * of Gemodificeerde indeen-coumaronhars 5-20 - - - tackifier Gestyreniseerd fenol of Gemodificeerde colofoniumhars * of Butyldiglycolacetaat of Aromatische, naftenische en paraffinische kws of Methyladipaat, - succinaat en - gluconaat Methylhydroxyethylcellulose of Acrylaatcopolymeren of Urethaanpolymeren Natriumacrylaat copolymeer (30% in water) of Natriumzout van alkylfenolethersulfaat (35%) of Sulfobarnsteenzuurester (Na + -zout), in isotridecanolethoxylaat Natriumpolyfosfaat en/of Diethyleenglycolmonomethylether of Ethyleenglycolmonomethylether of Dipropyleenglycolmonomethylether Gepolymeriseerde 2,2,4-trimethyl-1- dihydroquinoline of Bronopol of Mengsel: - 15% Ethaandiol (oplosmiddel) + - 11% formaldehyde + - 0,7% MCI/MI Poly(di)methylsiloxanen of Alkylfenolethoxylaten of Minerale olie of Propyleenglycol Zinkfosfaat, magnesiumfosfaat of Dimethanolamine * veresterd met triethyleenglycol 5-10 - - R36,37,38 (R65) - 0,2-1 - - - 0,2 0,8 - R36 R38,41 0,2 0,8 - R63 R20,21,22,60,61-0,1 0,3? (0,01-0,05) (0,01-0,04) (7-20 ppm) 0,05 0,2 - R36 (38) R65 R21,22,37,38,41 R22 R23,24,25,34,40,43 R23,24,25,34,43 R20,21,22,36,37,38? (< 0,1) R36,37,38? weekmakers verdikkingsmiddel emulgator dispergeermiddel/ vloeimiddel? biocide antischuimmiddel corrosieremmer 14

De bindmiddelen voor tapijtlijm verdienen een iets uitgebreidere bespreking. Acrylaten zijn thermoplastische kunststoffen. Afhankelijk van het type acrylaat en de toegevoegde copolymeren en additieven kunnen ze tot een zachte of een harde kunststof uitharden. De bouwstenen zijn acrylmonomeren, bijvoorbeeld (meth)acrylzuur(esters), acrylonitril, acrylamides, butlyacrylaat en ethylhexylacrylaat. Ze zijn alle afgeleid van het acrylzuur en bevatten een dubbele band die bij de polymerisatie wordt opengebroken en zo de kern vormt van de keten die leidt tot het acrylpolymeer. Voor watergedragen tapijtlijmen worden met name butylacrylaat en ethylhexylacrylaat gebruikt, omdat deze tot een zachtere polymeer uitharden. De lijmen bevatten variërende (zeer lage) gehalten monomeren of oligomeren. Grondstoffabrikanten geven aan dat ze het de gehalten aan deze stoffen zo laag mogelijk houden. Het grootste deel van het bindmiddel bestaat uit een dispersie van uitgepolymeriseerde polymeerbolletjes, die na verdamping van het water uitvloeien en zo de lijmlaag vormen. Acrylaat-monomeren zijn in het algemeen sensibiliserend voor de huid. Polyvinylacetaten hebben als monomeer vinylacetaat. De lijmen bevatten variërende gehalten monomeren of oligomeren. Grondstoffabrikanten geven aan dat ze het de gehalten aan deze stoffen zo laag mogelijk houden. Vinylacetaat heeft overigens géén R-zinnen voor gezondheidseffecten. De lijmen worden gestabiliseerd met polyvinylalcohol, dat tevens de uitharding iets vertraagt. Door het gebruik van PVA als stabilisator is het gebruik van emulgatoren niet meer noodzakelijk. Evenals bij de acrylaten geschiedt de uitharding door verdamping van het water, en uitvloeiing van de polymeerbolletjes. Combinaties van de bovengenoemde bindmiddelen worden eveneens gebruikt. Het voordeel is dat een lijm ontstaat die een divers scala aan tapijten kan verlijmen. Voor optimale verlijming wordt het gehalte van het ene of het andere bindmiddel gevarieerd. Voorts wordt gebruik gemaakt van een terpolymeersysteem van acrylaat/ethyleen/vinylacetaat. Ook deze variant kan voor verschillende vloerbedekkingen worden ingezet, waarbij vooral de rug van belang is voor de keuze van het lijmtype. Styreen-butadieen (ook wel SBR: styreen-butadieen-rubber) lijmen zijn niet aangetroffen in VIB s, maar worden in de literatuur wel genoemd als bindmiddel voor tapijtlijm. Ze zijn opgebouwd uit de monomeren styreen en butadieen. De lijmen bevatten variërende gehalten monomeren of oligomeren. Grondstoffabrikanten geven aan dat ze het de gehalten aan deze stoffen zo laag mogelijk houden. Evenals bij de acrylaten geschiedt de uitharding door verdamping van het water, en uitvloeiing van de polymeerbolletjes. De verschillen tussen de hierboven genoemde lijmtypen zijn niet groot. Het zijn alledrie latices. Er zijn kleine verschillen in kleefkracht, viscositeit, tack, resistentie tegen lage of hoge temperaturen, vocht, chemicaliën, en flexibiliteit. Ook de prijs kan 15

verschillen vertonen. Om de eigenschappen te verbeteren worden weekmakers, kleefkrachtversterkers en verdikkingsmiddelen toegevoegd. De vulstoffen in lijmen zijn over het algemeen inert. Dit geldt hoogstwaarschijnlijk niet voor de tackifiers. Me name colofoniumhars staat bekend om zijn sensibiliserende eigenschappen. In lijmen worden echter gemodificeerde colofoniumharsen gebruikt, wat in dit geval wil zeggen: colofonium veresterd met triethyleenglycol. De zuurgroepen van de hoogmoleculaire organische zuren in de hars, zijn derhalve op zijn minst gedeeltelijk geïnactiveerd door reactie met triethyleenglycol. Of de gemodificeerde hars toch nog sensibiliserend is, is niet geheel duidelijk. De verbinding heeft geen R-zinnen, maar is niet volledig geëvalueerd. Gemodificeerde colofoniumhars wordt tevens als weekmaker geleverd. Daarnaast worden zeer diverse verbindingen als weekmaker aangeboden. Butyldiglycolacetaat is irriterend voor de ogen, luchtwegen en huid, hetgeen gezien het maximale gehalte van 10% relevant is. De overige weekmakers hebben geen opvallende gezondheidsrisico s. Ftalaten zijn in de productinformatie niet aangetroffen. De verdikkingsmiddelen leveren geen noemenswaardige gezondheidsrisico s op. Urethaanverdikkers worden overigens niet veel gebruikt in lijmen (De Beer, 01). Onder de emulgatoren bevinden zich verbindingen die irriterend zijn voor de ogen en/of de huid. De gehalten zijn echter laag. Opvallend is echter het voorkomen van reproductietoxische (di-)ethyleenglycolethers onder de dispergeermiddelen. Deze zouden tevens een functie als (extra) weekmaker hebben (De Beer, 01). Wanneer met name ethyleenglycolmonomethylether inderdaad in een concentratie boven de 0,1% in de lijm zou worden toegepast, zou deze stof op het VIB van het product moeten staan. Voor de producten waarvan VIB s beschikbaar waren was dit echter niet het geval. Als biocide worden in watergedragen lijmen grotendeels dezelfde verbindingen gebruikt als in watergedragen verven (o.m. Wouters, 01). In het deelrapport over de schildersector worden deze uitgebreid besproken. Samengevat, gaat het met name om isothiazolinonen (sensibiliserend), Bronopol ( alleen irriterend, maar niet als enige biocide in producten gebruikt) en formaldehyde. De gehalten zijn laag, maar met name isothiazolinonen zijn sterk sensibiliserend. Specifiek aangeboden voor toepassing in lijmen wordt het product dat in tabel 2.3 is beschreven: een combinatie van formaldehyde en isothiazolinonen. De concentratie MCI/MI in het eindproduct ligt in dit geval wellicht net onder de grens (15 ppm) waarboven labelling van het product met een Andreaskruis en R43 in de nabije toekomst verplicht wordt. Tenslotte kunnen lijmen in zeer lage gehalten ontschuimers en corrosieremmers bevatten. Resumerend, kan worden gesteld dat watergedragen vloerbedekkingslijmen op basis van acrylaten of acrylaat-vinylacetaat copolymeren, afhankelijk van de toegepaste weekmaker en tackifier, hoge gehalten irriterende stoffen kunnen bevatten (rond de 10%). Wanneer de gemodificeerde colofoniumhars inderdaad sensibiliserend voor de huid is, zou vloerbedekkingslijm met deze tackifier als product ook (sterk) sensibiliserend zijn. Dit zou dan eveneens gelden voor de conventionele oplosmiddelrijke lijmen, welke ook vaak (gemodificeerde) colofoniumharsen als 16

tackifier bevatten. Dit zou dan echter wel in de etikettering van het product tot uiting moeten komen, hetgeen voor zover bekend niet het geval is. VOS-arme lijm voor trappen en plinten Tabel 2.4 bevat de globale samenstelling van een oplosmiddelvrije, 1-component polyurethaanlijm, die toegepast kan worden als lijm voor plinten en voor vloerbedekking op trappen (en als parketlijm: zie hfst. 3). De tabel is gebaseerd op productinformatie van één leverancier. Het toepassingsgebied voor deze lijm wordt door de leverancier omschreven als vullende lijm voor hout, beton, diverse kunststoffen etc. Tabel 2.4 Globale samenstelling 1-component polyurethaan lijmen (trappen/plinten) Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) 4,4-Difenylmethaandiisocyanaat (MDI) 25-50% R20,36,37,38,42 bindmiddelmonomeer Benzylbutylftalaat 25-50% R20,21,22,36,37,38,40 weekmaker Vulmiddelen < 50% - De lijm bevat volgens de productinformatie een hoog gehalte diisocyanaat, welke irriterend is voor ogen, luchtwegen en huid, en sensibiliserend voor de luchtwegen. De betreffende diisocyanaat is echter weinig vluchtig. Overigens zullen hoogstwaarschijnlijk oligomeren aanwezig zijn, en een beperkter percentage monomeer diisocyanaat. Tevens bevat de lijm een hoog gehalte benzylbutylftalaat als weekmaker. Deze verbinding is eveneens irriterend voor ogen, luchtwegen en huid, en bovendien verdacht carcinogeen. Ook deze ftalaat is (zeer) weinig vluchtig (zie verder hf. 4 blootstelling). Conventionele oplosmiddelrijke contactlijm voor trappen en plinten Tabel 2.4.a beschrijft de globale samenstelling van een oplosmiddelrijke contactlijm op basis van het synthetische rubber polychloropreen, die vóór het ingaan van de Vervangingsregeling het meest werd toegepast voor het lijmen van trappen en plinten (Van Broekhuizen et al., 86; Van Raalte et al., 92; Van den Boom et al., 94). 17

Tabel 2.4.a Globale samenstelling oplosmiddelrijke contactlijm (trappen/plinten) Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) Polychloropreen 15-20% - Bindmiddel Tolueen Methylethylketon Ethylacetaat Cyclohexaan max. 75% (samen) R11, 20 R11, 36, 37, 66, 67 R11, 36, 66, 67 Oplosmiddel Gemodificeerde colofoniumhars of Gemodificeerde indeencoumaronhars Minerale olie of Ftalaten Zinkoxide, of Magnesiumoxide Butylhydroxytolueen of p-fenyleendiamine 5-10% - - 18 R11, 38, 65, 67 ~ 5% R65 (R40?) < 1% - - < 0,5% R22, 36, 37, 38 R23, 24, 25, 43 Tackifier Weekmaker Harder Anti-oxidant Het meest opvallende aspect aan de conventionele contactlijm is het zeer hoge oplosmiddelgehalte. De betreffende oplosmiddelen zijn bovendien zeer vluchtig, en sterk huid-ontvettend en/of irriterend. Daarnaast bevat ook deze lijm een tackifier waarvan niet exact duidelijk is in hoeverre deze nog allergene eigenschappen heeft. Het monomeer chloropreen van het bindmiddel is schadelijk voor de voortplanting en verdacht kankerverwekkend, maar is in de lijm waarschijnlijk niet aanwezig (Van Broekhuizen et al., 86). Wel bevat contactlijm nog een aantal overige additieven, zoals anti-oxidanten, harders en weekmakers. In tabel 2.4.a zijn de meest gebruikelijke additieven opgenomen, maar in principe zijn er nog veel meer mogelijke verbindingen (Van Raalte et al., 94). Een aantal ftalaten is verdacht kankerverwekkend. De antioxidanten p-fenyleendiamine en BHT zijn bekende allergenen, hoewel BHT niet als zodanig is gelabeld. 2.3.1 Primers voor tapijtlijmen Bij een zeer harde ondergrond wordt soms gebruik gemaakt van epoxy primers vóórdat het tapijt wordt gelijmd. Voor de beschrijving van watergedragen epoxyprimers wordt verwezen naar paragraaf 3.2.1. 2.4 Reinigingsmiddelen voor gereedschap en handen Niet-uitgeharde lijmresten zullen met water verwijderd kunnen worden, voor zover het om watergedragen lijmen gaat. Voor uitgeharde lijmresten en resten van 1-component polyurethaanlijmen zullen hoogstwaarschijnlijk oplosmiddelen gebruikt worden. Het verwijderen van uitgeharde lijmresten is bijzonder moeilijk, en vereist in het algemeen relatief agressieve oplosmiddelen. Verbindingen die hiervoor gebruikt worden, zijn bijvoorbeeld (nog steeds) methyleenchloride en methylethylketon. Ook thinner wordt wellicht gebruikt. Al deze oplosmiddelen zijn zeer vluchtig, en ontvetten de huid sterk. Methyleenchloride is bovendien verdacht carcinogeen.

Het is aan te nemen, dat de genoemde oplosmiddelen tevens gebruikt worden om de handen te reinigen. Hoe frequent dit gebeurt is echter niet bekend. Tabel 2.5 Enkele door tapijtlijmers gebruikte reinigingsmiddelen Type-aanduiding Globale samenstelling Gehalte R-zinnen Thinner (voorbeeld) - Xyleen - n-butanol - n-butylacetaat - Aceton 30-60% 10-30% 10-30% 10-30% 20,21,38 20 - - Methylethylketon 100% 36,37 Methyleenchloride 100% 40 19

3. SAMENSTELLING EN GEZONDHEIDSRISICO S VAN PRODUCTEN GEBRUIKT DOOR PARKETLEGGERS Ongeveer 1000 parketleggers vallen onder de CAO voor parketvloerondernemingen (de Kruif, 01). De volgende producten worden door parketleggers toegepast: egaliseermiddelen (stopverf voor hout of cement voor beton) parketlijmen houtlijm (bij zwevend parket) voegmiddelen parketlakken primers (voor parketlak) parketoliën en wassen: boenwas, vernis/verglazer, beits, lijnolie reinigingsmiddelen voor gereedschap en handen Daarnaast is er blootstelling aan houtstof. In het navolgende, een bespreking van de ruwe samenstellingen van een aantal product-typen, op grond van product-informatie die van leveranciers is ontvangen, en de literatuur. De nadruk in de bespreking ligt op de oplosmiddelarme producten die sinds de Vervangingsregeling toegepast dienen te worden. Aangezien de Vervangingsregeling met name door de kleinere bedrijven nog slecht zou worden nageleefd (Van de Wiel & Bos, 01), wordt echter tevens aandacht besteed aan de conventionele oplosmiddelrijke producten. 3.1 Egaliseermiddelen Voor de egaliseermiddelen wordt verwezen naar paragraaf 2.1 in het hoofdstuk over tapijtleggers. 3.2 Parketlijmen Er bestaan (zeer) diverse typen oplosmiddelarme parketlijmen. Parketlijmen met als bindmiddel polyvinylacetaat- dispersies worden veel aangeboden, evenals 1K- of 2K polyurethanen op basis van MDI. Het voordeel van polyurethaan boven polyvinylacetaat is de grotere flexibiliteit. Daarnaast vindt men redispergeerbare poederlijmen op basis van cement. Van al deze vier typen parketlijm is productinformatie ontvangen (o.m. Wakol, 01). De oplosmiddelarme lijmen dienen ter vervanging van de conventionele oplosmiddelrijke contactlijmen op basis van polychloropreen. Dit lijmtype is in hoofdstuk 2 (tabel 2.4.a) beschreven. Overigens komen er geluiden uit de branche dat de Vervangingsregeling nog slecht wordt nageleefd, en dat oplosmiddelrijke lijmen nog veel worden toegepast (FNV Bouw, 02; Van de Wiel & Bos, 01). Onderstaande globale samenstelling van een oplosmiddelvrije 2-component polyurethaanlijm is gebaseerd op veiligheidsbladen en aanvullende informatie van twee leveranciers. 20

Tabel 3.1 Globale samenstelling oplosmiddelvrije 2-component polyurethaan parketlijm Component Functie A-component: - Polyurethaan polymeer - Castor olie (plantaardige olie) - Kalk (CaCO 3 ) B-component: (Poly)4,4- Difenylmethaandiisocyanaat (MDI), (+ isomeren + homologen; CAS 9016-87-9) Gewichts% R-zinnen (gezondheid) - - - 21 bindmiddel crosslinker/tackifier? vulmiddel 50-100% R20,36,37,38,42/(43) bindmiddelmonomeer Voor de A-component werden in het veiligheidsblad geen componenten opgegeven, maar in de aanvullende informatie wel. De gezondheidsrisico s van de bestanddelen zijn beperkt. Voor de B-component daarentegen wordt een hoog gehalte monomeer diisocyanaat opgegeven. Het daarbij vermelde CAS-nummer verwijst echter naar polymeer MDI. Het betreffende mengsel zal minder dan de vermelde 50-100% vrij isocyanaat (MDI) bevatten. De leverancier geeft een mengverhouding van A:B van 8:1, en komt daarmee tot een vrij isocyanaat-gehalte van 11% voor de lijm. Het werkelijke gehalte MDI zal lager liggen. MDI is irriterend voor de ogen, luchtwegen en de huid, en in ieder geval sensibiliserend voor de luchtwegen. Eén van beide leveranciers vermeldt ook de R43 voor sensibilisatie via de huid. Mogelijk is dit terug te voeren op de aanwezigheid van bepaalde isomeren en homologen. MDI is overigens een relatief weinig vluchtige isocyanaat. Volgens de literatuur zijn overigens ook de prepolymeren nog sensibiliserend, als gevolg van de resterende actieve groepen in het molecule (Snippe et al., 01). Tabel 3.2 bevat een globale samenstelling van een oplosmiddelvrije 1-component polyurethaanlijm. Deze is gebaseerd op veiligheidsbladen en aanvullende informatie van twee leveranciers. Tabel 3.2 Globale samenstelling oplosmiddelvrije 1-component polyurethaan parketlijm Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) -Polyurethaan - - bindmiddel prepolymeer 10-20% R20,36,37,38,42,(43) bindmiddelmonomeer - MDI - Kalk (CaCO 3 ) - - vulmiddel

Castor olie wordt voor de 1-component lijm niet vermeld. Het veiligheidsblad geeft een gehalte van 50-100% voor de (poly)difenylmethaan-diisocyanaat. De aanvullende informatie van de leverancier vermeldt het vrije MDI-gehalte van 10-20%. Ondanks dat het gehalte vrij MDI in de lijm hoger is dan in de gemengde 2-componenten lijm, geeft de leverancier de voorkeur aan de 1-componentenlijm, aangezien in dat geval niet met puur isocyanaat hoeft te worden gewerkt (hoewel het niet daadwerkelijk om puur isocyanaat gaat; zie boven). Tabel 3.3 bevat een globale samenstelling van een watergedragen polyvinylacetaat dispersielijm. De informatie is afkomstig van één leverancier. Tabel 3.3 Globale samenstelling watergedragen polyvinylacetaat-dispersie parketlijm Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) Polyvinylacetaat/~ethyleendispersie (15-35%) - bindmiddel Kalk (40-60%) - vulmiddel Polyvinylalcohol? - stabilisator dispersie Di-isobutyl ftalaat < 3% R36/37/38-40 weekmaker MCI/MI < 0,15% R23,24,25,34,43 biocide De gehalten aan bindmiddel en vulmiddel zijn geschat aan de hand van de gehalten die voor tapijtlijmen worden gegeven (zie tabel 2.3). De stabilisator polyvinylalcohol bestaat in varianten met sterk uiteenlopende molecuulgewichten (7000 tot 97000). Geen van de varianten is gelabeld met R-zinnen. Het monomeer vinylalcohol kan in lage percentages aanwezig zijn. Deze stof is niet volledig onderzocht op gezondheidseffecten (VIB s div. leveranciers). De gebruikte weekmaker is verdacht carcinogeen en/of verdacht mutageen. Tevens geeft de leverancier zelf aan, dat de stof verdacht wordt van reproductietoxische eigenschappen. Daarom wordt gewerkt aan vervanging door benzoaat- of adipaatgebaseerde weekmakers. Di-isobutylftalaat is overigens niet vluchtig. Het opgegeven gehalte voor de biocide is erg hoog (d.w.z. de bovengrens). Waarschijnlijk gaat het om een formulering met een gehalte actieve stof benden de 10%, zodat het gehalte biocide in het product op de gebruikelijke waarden beneden de 0,01% uitkomt. Niet genoemd in de richtreceptuur in tabel 3.3, maar wel in de productinformatie van een andere leverancier, is het cosolvent butyldiglycolacetaat. Het gehalte hiervan was < 2,5% ; de stof is irriterend voor de ogen en de huid. Tabel 3.4 bevat een globale samenstelling van een watergedragen parketlijm op cementbasis. Deze is gebaseerd op de veiligheidsbladen en aanvullende informatie van twee leveranciers. Het betreft redispergeerbaar poeders, die de parketlegger zelf moet oplossen in water. 22

Tabel 3.4 Globale samenstelling watergedragen parketlijm op cementbasis(vóór redispersie) Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) Cement 20-50% R38, 41 bindmiddel/vulstof Portlandcement 2,5-10% R36, 38,43 bindmiddel/vulstof Calciumsulfaat (gips) of kalk 2,5-10% - bindmiddel/vulstof Polyvinylacetaat? - bindmiddel IJzer(II)- en IJzer(III)-oxide? - pigment De bindmiddelen cement en Portlandcement zorgen in deze lijm voor de voornaamste risico s. Aangemaakt (nat) cement is sterk alkalisch (ph 12-13), en kan bij herhaald huidcontact aanleiding geven tot irritatief eczeem. Dit wordt versterkt door de schurende werking op de huid. Cementstof (niet-aangemaakt) is irriterend voor de ogen en luchtwegen. Cement bevat van nature bovendien een (laag) gehalte aan chromaten: zeswaardige chroomverbindingen die sensibiliserend zijn voor de huid (< 0,1%). In de bouw is allergisch chromaateczeem als gevolg van blootstelling aan cement daarom ook wel aangeduid als cement-eczeem - een bekend probleem. Zeswaardig chroom is bovendien reproductietoxisch (R61 & R62) en verdacht carcinogeen (R40). Het natuurlijke chromaatgehalte van cementgrondstoffen varieert relatief sterk van regio tot regio. Het Nederlandse cement is van nature chromaat-arm. Helaas wordt ook goedkoop, relatief chromaat-rijk cement ingevoerd vanuit bijvoorbeeld Oost-Europa. Overigens wordt ook het Portlandcement van de grootste Nederlandse leverancier met een R43 voor huid-sensibilisatie gelabeld. Het onderscheid tussen cement en Portlandcement in de hier beschreven lijm, zit waarschijnlijk in het gehalte aan chroomverbindingen. Dit verklaart dat de één wel en de andere niet met R43 gelabeld is. Eén van de leveranciers vermeldt nog, dat het gehalte monomeer in de polyvinylacetaathars lager dan 300 ppm is. Het monomeer vinylacetaat is echter niet (gelabeld als) schadelijk. De lijm op cementbasis bevat géén biocide en geen emulgator. 3.2.1 Primers voor parketlijmen Enkele leveranciers van polyurethaan parketlijmen bevelen het gebruik van primers op basis van acrylaatdispersies of epoxy s aan, vóór het aanbrengen van de lijm. Acrylaatdispersies voor deze toepassing lijken in samenstelling hoogstwaarschijnlijk sterk op muurverven, afgezien van het pigment. Ze bestaan grotendeels uit inert vulmiddel, en het oplosmiddelgehalte is zeer laag (1 à 2%, of zelfs oplosmiddelvrij). Als biocide worden in acrylaatdispersies veelal isothiazolinonen gebruikt. Het gehalte is met 20 à 100 ppm erg laag, maar isothiazolinonen worden al bij zeer lage concentraties als potentieel sensibiliserend beschouwd. Het totaal aan huidirriterende en/of sensibiliserende stoffen in acrylaatdispersies voor vloeren of muren is zeer laag (< 0,1%). 23

Primers op basis van epoxy s kennen aanzienlijk meer risico s, met name voor de huid. Het meest waarschijnlijk in deze toepassing is een watergedragen epoxyprimer. Een globale samenstelling staat in tabel 3.5. Tabel 3.5 Samenstelling van een gemiddelde watergedragen epoxy primer Component Gewichts% R-zinnen Functie (gezondheid) Harscomponent: - Epoxyhars bisfenol-a (50-100%) - Epoxyhars Bisfenol-F (25-50%) - Reactieve verdunners 50-100% 25-50% 10-25% R36, 38, 43 R43 R36, 38, 43 bindmiddel bindmiddel verdunningsmiddel (10-25%) Hardercomponent: - Polyamine-epoxyhars adduct 10-25% tot 50-100% R22, 41 verharder De harscomponent van watergedragen epoxyprimers bevat sensibiliserende bestanddelen in hoge gehalten. De reactieve verdunner bestaat uit één of meer diglycidylethers, waarvan 1,6-hexaandiol diglycidylether de meest toegepaste is. Epoxyharsen zijn zelf-emulgerend zodat een emulgator niet nodig is (Faber, 01). Voor de hardercomponent geeft de productinformatie als bestanddeel slechts polyamine-epoxyhars adducten. Deze zijn corrosief voor de ogen (R41 gevaar voor ernstig oogletsel), maar niet corrosief en/of sensibiliserend voor de huid, zoals de vrije (poly-)aminen. Het gehalte vrije amine in de adductverharders voor watergedragen primers is < 1%, zodat deze niet op het veiligheidsblad vermeld hoeven te worden. 3.3 Houtlijm Houtlijmen zijn watergedragen lijmen op basis van polyvinylacetaat-dispersies. Zij worden gebruikt voor zgn. zwevend parket. De lijm dient daarbij niet om het parket op de ondergrond te lijmen, maar om de parket-delen aan elkaar te lijmen. Houtlijmen bestaan in standaard uitvoering en in extra vochtbestendige ( speciaal voor laminaatparket ) en snelle uitvoeringen (productinfo Bison). In alle gevallen gaat het echter om watergedragen PVAc-dispersies. De onderlinge verschillen worden uit de productinformatie niet duidelijk. Voor een globale samenstelling van deze dispersielijmen kan worden verwezen naar tabel 3.3. 3.4 Voegmiddelen Drie typen voegmiddelen voor parket zijn in de productinformatie van leveranciers gevonden: kitten op basis van nitrocellulose, polyurethaan en polyacrylaten. Producten op basis van nitrocellulose bevatten, net als de nitrocelluloselakken, hoge gehalten oplosmiddelen. De parketlegger mengde het geleverde product zelf met houtstof om een voeg in dezelfde kleur als het parket te krijgen. Voegmiddelen werden 24

in de oorspronkelijke Vervangingsregeling niet met name genoemd, maar zijn later toegevoegd 1. De oplosmiddelrijke voegmiddelen worden mogelijk wel nog steeds toegepast. Momenteel worden veelal polyacrylaat-dispersies aangeboden als voegmiddel. Deze producten lijken hoogstwaarschijnlijk sterk op de acrylaatkitten die door schilders worden gebruikt. Het verschil zit waarschijnlijk in de vulstof, die in geval van voegmiddelen voor parket uit houtstof zal bestaan. Verder bevat de acrylaatdispersie hoogstwaarschijnlijk een conserveermiddel op basis van isothiazolinonen (sensibiliserend). Tenslotte worden ook voegmiddelen op basis van polyurethaan aangeboden. Deze lijken sterk op de 1-component polyurethaankitten die door schilders worden gebruikt. Het oplosmiddelgehalte ligt op 4 à 8%, waarmee ze aan de Vervangingsregeling voldoen (grenswaarde van 100 g/l voor voorbehandelingsmiddelen geldt). Tabel 3.6 Overzicht van de voornaamste bestanddelen van veel gebruikte voegmiddelen Typeaanduiding Globale samenstelling Gehalte R-zinnen Functie Nitrocellulose - Nitrocellulose R11 - Alcoholen, b.v. isopropanol >70% R11,36,67 - Houtstof (zelf vulstof toegevoegd) Acrylaatdispersie Polyurethaan - Acrylaat polymeerdispersie - Houtstof - MCI/MI - Prepolymeer isocyanaat - Tolueen - Solvent nafta - MDI - Houtstof < 0,01% 2,5-5% 1-2,5% < 0,1% - - R23,24,25,34,43 R11,20 R65 R20,36,37,38,42,43 bindmiddel oplosmiddel bindmiddel vulstof biocide bindmiddel oplosmiddel monomeer bindmiddel vulstof 3.5 Parketlakken Als gevolg van de vervangingsverplichting is het gebruik van oplosmiddelrijke parketlakken (meestal nitrocelluloselak) niet meer toegestaan. Er komen echter geluiden uit de branche dat oplosmiddelrijke producten nog veel worden toegepast, net als oplosmiddelrijke lijmen (FNV Bouw, 02; Van de Wiel & Bos, 01). In de literatuur en via leveranciers zijn enkele richtrecepturen verkregen van watergedragen parketlakken, welke in het navolgende worden beschreven. De producten worden overigens onder diverse termen op de markt gebracht: parketlak, parketpolish, parketvernis e.d. Ter vergelijking, wordt ook de oplosmiddelrijke nitrocelluloselak kort aangestipt. 1 Formulering in art. 4.32a Arboregeling: het lijmen van bekleding op vloeren, trappen, wanden of plafonds van de betreffende woningen of andere gebouwen, inclusief de voorbewerking. Later zijn voegmiddelen toegevoegd. 25