Nieuwsbrief NZG 3(2) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN: 1566-6778



Vergelijkbare documenten
Strandvogels in de kijker Jan Seys communicatieverantwoordelijke Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ)

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Verslag Wadvogeltellingen langs de Wieringerkust.

Functioneren kunstmatige eilanden voor visdieven in de Inlaag Oesterput op Noord-Beveland en in de Inlaag Neeltje Jans: Broedseizoen 2016

DE OVERLEVING VAN VISDIEFJES STERNA HIRUNDO: TUSSENTIJDSE RESULTATEN VAN EEN GRONINGS KLEURRINGPROGRAMMA

Scholeksterweekend Ameland 2013

Watervogels en kustbroedvogels tussen Breskens en Braakmanhaven

Functioneren kunstmatig eiland voor sterns in de Inlaag Oesterput en op eilanden in de Inlaag s Gravenhoek, Noord-Beveland: Broedseizoen 2017

Resultaten van het kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen Frank Majoor & Berend Voslamber

Inleiding. geïnventariseerd op. grootste op daken broedende kolonie meeuwen. Aanvulling hierop betreft het tellen van de grote kolonie op

Aantal broedparen van Kleine Mantelmeeuw, Zilvermeeuw en Scholekster op het Forteiland IJmuiden in 2014

De opvallendste waarnemingen uit de. Dollard zijn de hoge. kokmeeuwen (1602). Van deze 3 soorten. zijn dit de hoogste Januari-waarden

Koloniebroeders in 2017 in Zuid-Holland Noord

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2014 en januari 2015

is uitgevoerd, wordt volstaan met

Kort verslag kleurringen van Nijlganzen en Grote Canadese Ganzen

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

SULA. Tijdschrift van de Nederlandse Zeevogelgroep (NZG) / Journal of the Dutch Seabird Group

De meldingen van flinke sijzenvangsten op Ringersnet was een aanleiding om

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Eider (Somateria mollissima) (A063) 1. Status: 2. Kenschets. 3. Bijdrage van gebieden

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2011

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2013 en januari 2014

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2003

NATUUR IN DE IJSSELDELTA

Broedvogelonderzoek aan Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen op het Forteiland, IJmuiden, 2011.

Noordse Pijlstormvogel Puffinus puffinus, Marsdiep, 22 september 2007 (Sander Lagerveld)

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Aantallen Eidereenden in en rond het Waddengebied in januari en maart 2002

Advies betreffende het aantal aanvaringsslachtoffers bij de windturbines langs de oostelijke strekdam te Zeebrugge in 2010

Nieuwsbrief NZG 4(2) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN:

[datum woensdag 15 april, auteur Guido Keijl, gepubliceerd op

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

Lezingen Han Bouwmeester Natuurfotografie

M i d w i n t e r t e l l i n g v a n z e e - e i n d e W a d d e n z e e e n d e N e d e r l a n d s e k u s t w a t e r e n, j a n u a r i

De betekenis van een zandbank voor Heist voor de avifauna

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren - december april 2014 S. Lagerveld (IMARES)

Verslag project bontbekplevier Wilhelminadorp 2010 en tevens afsluiting monitoring gedurende 5 jaar.

De rustende grote meeuwen zijn deze keer niet op de parkeerplaats te vinden. Het ziet er heel verlaten uit.

KNNV - afdeling Voorne - Vogelwerkgroep. Mededeling nr. 202

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura gebieden

IMARES Wageningen UR. Vogeltellingen Bruine Bank maart Aanvullende beschermde gebieden op de. Noordzee

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2016 Ir. S. Lagerveld (IMARES)

Nieuwsbrief NZG 4(1) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN:

Ornithologisch jaarverslag Texel 2009

Bosuilen 34 jaar geteld in Noord-Kennemerland

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2011

Monitoring en Evaluatie Pilot Zandmotor Fase 2 - Datarapport vogels en zeezoogdieren /2015 S. Lagerveld (IMARES)

Klaverbank/ Botney Cut Experience IV

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2013

Eilanden en biotische veranderingen in zee. Dr. ir. M.J. Baptist

Veenweiden steeds belangrijker voor Zwarte sterns in Zuid-Holland. Verslag van monitoring van aantallen en broedsucces in 2013

2004 De Flamingo's in het Zwillbröcker Venn

NIEUWSBRIEF OVER HET JAAR 2012

8.4 Kokmeeuw (Chroicocephalus ridibundus)

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2015 en januari 2016

overvliegende vogels gezien, wat wijst op aankomst van vogels van elders. Het hoogste aantal bedroeg 5 ex >zw op 30 oktober.

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2016

TREK VAN AALSCHOLVERS OVER TELPOST DE HORDE

Ontwikkeling gaswinningsplatforms

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2006

BROEDGEVALLEN VAN DE RAAF IN DE PROVINCIE UTRECHT IN 2009 EN 2010

Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat

Ornithologisch jaarverslag Texel 2008

Aantal gevonden legsels in 2008

Voorkomen van Bruine Kiekendief (Circus aeruginosus) in Het Verdronken Land Van Saeftinghe Walter Van Kerkhoven

Weidevogels Liedeweg te Haarlemmerliede

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en de Nederlandse kustwateren, januari 2013

Landelijke klapekstertelling winter 2008/2009 Eindresultaten

Verslag 2017 Uilenwerkgroep de Oelenwappers

Griend Vogels en Bewaking 2010

Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren in november 2017 en januari 2018

Interessante vogelkijk locaties

Gekleurringde Kokmeeuwen uit Kopenhagen in de stad Groningen

Onderzoek steltlopers op slaapplaatsen in Noord-Holland Eerste resultaten

Nieuwsbrief NZG 6(2) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN:

Onderzoek Wespendief Kempenbroek Volg de Wespendief, Weerterbos 2013

Nieuwsbrief NZG 3(3) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN:

Bijzondere Vogels Strabrechtse Heide 2014

^^^^^<^3^ der Wal 'htinsen bij Bolt. Nederlandse Vissersbond De heer D.J.T. Berends Postbus AB EMMELOORD. Geachte heer Berends,

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

Vogelwerkgroep De Kempen. Slechtvalken geringd in Veldhoven en Eindhoven.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied

Bijlage 8 Beknopte samenvatting van de droogvalwaarnemingen

Bepalen van populatieniveaus van enkele doortrekkende en overwinterende watervogels ten behoeve van S-IHD Schorren en polders van de Benedenschelde

Eendenkuikenproject resultaten 2018

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

PONTISCHE MEEUWEN EN GEELPOOTMEEUWEN IN UTRECHT; EEN VERGELIJKING

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - BIOLOGIE ANTWOORDEN OPDRACHT 1 - MAASVLAKTE 2

meeuwen in het duin meeuwen in de stad Frits van der Sluis

Het aantal waarnemingen (Nw)

Jaarverslag Bijeneters 2017

Nieuwsbrief Slechtvalken in Eindhoven en Veldhoven. Vogelwerkgroep De Kempen

beeldverslag excursie Groninger noordkust VWG-Eelde-Paterswolde 28 januari 2017 samenstelling: Sieds Rienks

Jaarverslag steenuilen uitgebreide versie

Vogeltrekstation. wetenschappelijke vragen maar heeft ook maatschappelijk nut, jaarcyclus, als overwinterings-gebied

De Muy, De Slufter en Eierland

(nestkastenproject) Golfbaan Welschap

PvA Verbetering beheer Waddenzee

Transcriptie:

Nieuwsbrief NZG 3(2) Nederlandse Zeevogelgroep Dutch Seabird Group ISSN: 1566-6778 Texel, september 2001 redactie Nieuwsbrief NZG: Mardik F. Leopold p/a ALTERRA-DLO, Postbus 167, 1790 AD Den Burg, Texel e-mail m.f.leopold@alterra.wag-ur.nl Guido O. Keijl, Brederodestraat 16A 1901 HW Bakkum, e-mail guido@hetnet.nl secretariaat NZG: De Houtmanstraat 46 1792 BC Oudeschild, Texel, e-mail ned.zeevogelgroep@planet.nl Drieteenmeeuw Rissa tridactyla nieuwe broedvogel voor Nederland Zowel in 2000 als in 2001 blijken drieteenmeeuwen succesvol gebroed te hebben op een productieplatform op het Nederlandse Continentale Plat. Het gaat om de locatie L8P, 53 38.5N, 04 34'E, in de omgeving van het Friese Front (op de grens van troebel water in de zuidelijke Noordzee en helder water in de centrale Noordzee). L8P is een onbemande satelliet waar gemiddeld één keer per twee weken mensen komen. In de zomer van 2000 is er nogal wat onderhoudswerk verricht, maar dat heeft de Drieteenmeeuwen niet van succesvol broeden weerhouden. Op de foto s is een drietal adulte drieteenmeeuwen zichtbaar rondom een flink groot donsjong waarvan de eerste vleugelveren al zichtbaar worden. Op de rand zijn de (schamele) aanduidingen van tenminste drie nesten of althans pogingen tot nesten zichtbaar. Tijdens (verf-)inspecties in de zomer van 2001 bleek dat ze er opnieuw met succes tot broeden kwamen. Op het relatief rustige, want onbemande eiland L8P pleisteren enorme aantallen meeuwen, waaronder veel grote mantelmeeuwen. Door het onderhoudspersoneel worden deze meeuwen als een plaag gezien, omdat hun uitwerpselen het helikopterdek wit plamuren (waardoor helikopterpiloten weigeren er nog te landen) en omdat de vangnetten rondom het platform versneld verrotten. Ook deze meeuwen hebben de drieteenmeeuwen niet weerhouden van de broedpogingen. In het begin van de herfst van 2001 bleken rond het platform in vergelijking met andere locaties opvallend grote groepen drieteenmeeuwen voor te komen, hetgeen suggereert dat hier ook buiten de broedtijd voldoende voedsel aanwezig is. Het is te hopen dat er in de toekomst onderzoek Nieuwsbrief NZG jaargang 3 nr. 2-1 -

naar deze vestiging mogelijk is, zodat we kunnen uitzoeken waarom uitgerekend dit platform door de drieteenmeeuwen werd verkozen. Het nabijgelegen Friese Front en de nabijheid van het relatief heldere water van de centrale Noordzee zouden wel eens de belangrijkste factoren kunnen zijn. In het wild hebben drieteenmeeuwen nooit eerder in Nederland gebroed. In gevangenschap, in de zoutwater-vogelkooien op het NIOZ op Texel hebben in 1975 twee paren elk twee eieren gelegd (Swennen 1977). De vogels zelf waren een paar jaar eerder als kuiken uit Schotland gehaald en in de kooien opgegroeid. Slechts één legsel kwam uit, maar deze vogels groeiden goed op. De kuikens zijn later in de zomer van 1975 vrijgelaten. Voor zover bekend hebben drieteenmeeuwen nog niet eerder op platforms in de Noordzee gebroed. Sinds 1998 worden echter succesvolle vestigingen gemeld van het Morecambe gasveld in de Ierse Zee (53 00'N, 03 34'W). In 1999 vlogen van drie platforms in dit veld in totaal 11 jongen uit, terwijl er daarnaast nog enkele nesten met eieren voortijdig verlaten werden (Anon. 1999, Thorpe 2001). Het zou interessant zijn om uit te zoeken waarom het broeden van drieteenmeeuwen op platforms zo'n zeldzaam verschijnsel is nu blijkt dat het toch goed mogelijk is, vooral omdat deze vestigingen plaatsvinden in een periode waarin Drieteenmeeuwen met voedselproblemen en teruglopende populaties te kampen hebben na decennia van groei en bloei (Upton et al. 2000). Met dank aan de oplettendheid van Simon Plat en Bob Loos voor het doorsturen van een bericht dat eerder door Jan de Jong in de Leeuwarder Courant werd gepubliceerd. Dank ook aan Mardik Leopold voor verbeteringen van een eerste versie van dit bericht en aan Ynze van der Molen voor aanvullend fotomateriaal. Foto s: Drieteenmeeuw Rissa tridactyla eerste broedgeval in Nederland, zomer 2000. Wintershall LP8, onbemand offshore platform. De foto s zijn in kleur te zien op: http://home.planet.nl/~camphuys/rissa.html. First breeding of Black-legged Kittiwake Rissa tridactyla in the Netherlands, summer 2000, at Wintershall LP8 satellite platform. see also: http://home.planet.nl/~camphuys/rissa.html. Literatuur Anonymous 1999. Kittiwake success...again. North Sea Bird Club Bull. 88: 5. Swennen C. 1977. Laboratory research on seabirds. NIOZ-Report, Netherlands Institute for Sea Research, Texel, The Netherlands. Thorpe A.W. (ed.) 2001. The North Sea Bird Club seventeenth Annual Report. North Sea Bird Club, Aberdeen. Upton A.J., Pickerell G. & Heubeck M. 2000. Seabird numbers and breeding success in Britain and Ireland, 1999. UK Nature Conservation No. 24, Joint Nature Conservation Committee, Peterborough. Black-legged Kittiwake Rissa tridactyla new breeding species in The Netherlands In 2000 and 2001 Black-legged Kittiwakes have bred successfully at the unmanned production platform L8P at 53 38.5N, 04 34'E in the Dutch sector of the North Sea. One chick was reared in 2000, despite frequent visits of maintenance personnel and despite the presence of a massive flock of roosting large gulls. Succesful breeding was also reported in 2001, although further details are not available. Pictures suggest that at least 3 breeding attempts took place in 2000. The platform is located in the Frisian Front area, an enriched zone separating relatively turbid Southern Bight water from clear central North Sea water. It is suggested that the feeding conditions may be unique and therefore promoted the breeding attempts. Kees Camphuysen 1 & Fedde de Vreeze 2 1 Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee, Postbus 59, 1790 AB Den Burg, Texel, camphuys@nioz.nl; 2 Snoekebléd 3, 8723 HE Koudum. Nieuwe ruiplaats van bergeenden in de Waddenzee De bergeend vertoont na de broedtijd een spectaculaire trek langs de Nederlandse kust (Platteeuw 1980). Van juni tot augustus is het Große Knechtsand en het wad bij Trischen in de Duitse Waddenzee vanouds het gebied waar de grote meerderheid van alle West-Europese bergeenden naar toe trekt om de slagpenrui door te maken. In totaal ruien hier ongeveer 200.000 bergeenden (Nehls et al. 1992). Elders in West-Europa is een aantal gebieden waar kleinere aantallen bergeenden ruien. In de Waddenzee gebeurde dit in de jaren '60 bij Vlieland ('honderden'), in de jaren '80 in het Lauwersmeer (circa 500) en in de jaren 1986 tot heden bij Wieringen in de westelijke Waddenzee (Mulder 1995, Mulder & Swennen 1992, Swennen & Mulder 1995). De ruiplaats bij Wieringen heeft zich inmiddels tot de belangrijkste in Nederland ontwikkeld. Een concentratie ruiers werd al sinds 1986 vermoed, maar tellingen zijn er pas vanaf 1988. Na een snelle toename tot 9700 ruiers in 1991 trad een daling op tot 2200-4150 tussen 1993-97; daarna nam dit weer toe tot 5500-6400 ruiers tussen 1998-2000 Nieuwsbrief NZG jaargang 3 nr. 2-2 -

(gegevens Jan van Dijk, schipper LNV-schip Phoca ). Op 24 augustus 2001 werden hier 4300 ruiers geteld, een relatief laag aantal dus. Met een aantal van een paar duizend ruiers heeft de westelijke Waddenzee, na de Duitse, zich ontwikkeld tot het belangrijkste ruigebied voor de soort langs de oostelijke Noordzee (Leopold & Dankers 1997). Er is nu een tweede grote ruiplaats ontdekt op het Nederlandse wad, en wel in het vaarwater van de Zwarte Haan ten zuiden van Ameland. Hier werd, in de omgeving van boei VH32, op 17 juli 2001 mosselbroed geïnventariseerd met het LNV-surveillanceschip Krukel. Ten noorden van dit vaarwater werd inderdaad een groot veld mosselzaad gezien. De zuidkant van de geul vroeg om meer aandacht: hier dobberden circa 900 bergeenden in een dichte groep. Aan het gedrag en de tijd van het jaar was duidelijk dat het om vleugellamme ruiers ging; de inventarisatie werd afgebroken om de vogels niet verder te verontrusten. Op 28 juli werd een tweede inventarisatie gedaan en nu werden op ongeveer dezelfde plek 4500-5500 ruiende bergeenden aangetroffen. In het vaargebied van de 'Krukel', dat zich uitstrekt van Terschelling tot Schiermonnikoog, zijn dergelijke aantallen nooit eerder aangetroffen (althans niet sinds 1982). Wel werden de laatste jaren groepjes van een paar honderd ruiers opgemerkt in het Dantziggat, onder de Friese kust, en in de Oost Meep, onder Terschelling, maar nooit een groep van duizenden. Nadat de aantallen eenden waren geschat werd het mosselzaadveld ingemeten. Het veld had een omvang van enkele tientallen hectaren en de mosseltjes waren tot circa 5 mm groot. Aan één van de twee voorwaarden voor een ruigebied voor bergeenden was hiermee voldaan: er ligt voldoende geschikt voedsel. De tweede voorwaarde is rust. Hier schort het nogal eens aan. In de Waddenzee mag buiten de veerbootroutes niet harder worden gevaren dan 20 km per uur, maar in het toeristenseizoen is het druk en wordt soms veel sneller gevaren, tot wel 50 km per uur of meer. De snelheidsbeperking is echter niet voor niets ingesteld. De 'Krukel' surveilleert en zal, ook met behulp van haar arpa-radar, toezicht houden op snelvaarders, onder andere met het doel de ruiende bergeenden hun noodzakelijke rust te gunnen. Literatuur Leopold M.F. & Dankers N.M.J.A. (eds) 1997. Natuur in de zoute wateren. Achtergrondsdocument bij de Natuurverkenning 97. Informatie- en Kennis Centrum Natuurbeheer, Wageningen. Mulder T. & Swennen C. 1992. Ruiende Bergeenden Tadorna tadorna in de Nederlandse Waddenzee. Sula 6: 57-58. Mulder T. 1995. De geschiedenis van de Noord-Hollandse schorren, in het bijzonder van het Normerven op Wieringen. Graspieper 15: 124-134. Nehls G., Kempf N. & Thiel M. 1992. Bestand und Verteilung mausernder Brandenten (Tadorna tadorna) im deutschen Wattenmeer. Vogelwarte 36: 221-232. Platteeuw M. 1980. De ruitrek van de Bergeend Tadorna tadorna langs de Nederlandse Noordzeekust. Limosa 53: 121-128. Swennen C. & Mulder T. 1995. Ruiende Bergeenden Tadorna tadorna in de Nederlandse Waddenzee. Limosa 68: 15-20. Jan Smit, schipper ms Krukel Ruiende bergeenden, Zwarte Haan, 28-07-2001, foto Jan Smit Nieuwsbrief NZG jaargang 3 nr. 2-3 -

Belangrijkste Nederlandse Spisulabank verdwijnt deels in zandsuppletie In de vorige Nieuwsbrief (3-1) werd een Rijkswaterstaatrapport besproken waarin staat hoe belangrijk de Noord-Hollandse kust de afgelopen winter was voor eidereenden (Berrevoets et al. 2001). Inmiddels is door twee LNV-onderzoeksinstituten, Alterra en RIVO, vastgesteld, dat er voor de Noord-Hollandse kust een grote Spisula subtruncata-bank (in goed Nederlands gewone strandschelp genoemd) lag (M. Leopold, pers. med.). De eidereenden, tot 100.000 in getal, zaten er dus niet zomaar. Deze vogels hebben het de laatste jaren moeilijk door voedseltekorten in de Wäddenzee en wijken noodgedwongen uit naar de Noordzee. In 2000/2001 was de kustzone voor Noord-Holland voor hen het belangrijkst. Groot was dus onze frustratie toen hier in het voorjaar spisulavissers verschenen die grote hoeveelheden van deze schelpdieren opvisten en afvoerden (Gronert 2001). Navraag bij LNV leerde dat dit niet illegaal was en dat er niet tegen zou worden opgetreden. Recent hebben we moeten vaststellen dat ook onder Rijkswaterstaatvlag een aanslag op de spisulabank wordt gepleegd, en dat ook dit legaal, dus mèt vergunning, gebeurt. We liepen er bij toeval tegenaan: op 4 juli 2001 werd op het strand bij Schoorl ten behoeve van de kustverdediging zand opgespoten. Er lag een heel pad van spisula s langs de vloedlijn, meegespoten met het zand. 'Spisula? Dat wisten we niet', laat de overheid ons weten via het Noordzeeloket (telefoonnr. 0900-6667393). 'We hebben op 22 februari 2001 vergunning verleend voor het opzuigen van 500.000 m 3 zand ter hoogte van Camperduin. Belangrijkste vergunningvoorwaarde is dat het zand gewonnen wordt buiten de 20 m dieptelijn'. Er wordt dus geen rekening gehouden met bodemleven, ook niet met spisulabanken die zo belangrijk zijn voor de eidereenden, die datzelfde Rijkswaterstaat per vliegtuig laat inventariseren. Vanwege de kosten moet de winlokatie zo dicht mogelijk bij het op te spuiten strandgedeelte liggen. Op korte termijn kunnen we niets doen. We hebben geen reden te zeggen: stoppen met die handel, want ergens anders kunnen we hetzelfde probleem hebben. Ik raad u aan een brief te schrijven aan de Hoofdingenieur Directeur van de Directie Noordzee. De komende jaren wordt er namelijk 10 à 15 miljoen m 3 gesuppleerd. Met de vergunningverlening kan dan mogelijk rekening worden gehouden met ecologische aspecten. Tja, we hebben een brief geschreven en daarin aangedrongen om bij toekomstige vergunningen rekening te houden met spisulabanken. Ten overvloede willen we hier nog opmerken dat die banken dan wel op tijd moeten worden geïnventariseerd en dat steeds bekend moet zijn waar zich grote aantallen eenden bevinden. Ook handig bij het beoordelen van risico s van ronddrijvende olievlekken trouwens Literatuur Berrevoets C.M., Witte R.H. & Arts F.A. 2001: Midwintertelling van zee-eenden in de Waddenzee en Nederlandse kustwateren, januari 2001. Werkdocument RIKZ/IT/2001.814x. Gronert A. 2001. Eidereenden voor onze kust komen en gaan. Wildwesttoestanden in de spisulavisserij. Windbreker 136: 17-18. Arnold Gronert, Natuurorganisatie De Windbreker, Plein 1945 nr 9, 1755 NH Petten windbreker@natuurorg.myweb.nl Stormvloed in Waddenzee mist meeste grote sterns; visdieven op Schiermonnikoog krijgen ratten na de vloed. Op 2 juni 2001 was er een extreem hoog tij in de oostelijke Waddenzee (+1.66 NAP op Schiermonnikoog). De kwelders van Schiermonnikoog, Rottumerplaat en Rottumeroog met hun zeevogelkolonies gingen onder. Op Schiermonnikoog zijn de nesten weggespoeld van minimaal 5300 kokmeeuwen en 600 visdieven. Op Rottumerplaat zijn zo goed als alle dwergsterns en grote sterns eveneens verdwenen. Ook op Griend zijn grote aantallen weggespoeld: minimaal 700 kokmeeuwen, 500 visdieven, 200 noordse sterns en 200 grote sterns. De hoofdmacht van de grote sterns (8200 paar op Griend) ontsprong dus deze dans en zeetrektellers zullen bijvoorbeeld geen dip in de percentages jongen constateren, want het broedsucces was verder goed: er zijn op Griend 6-7000 jonge grote sterns uitgevlogen. Vogels van het wad zijn wel wat gewend en op Schiermonnikoog produceerden ruim 2000 paar kokmeeuwen een nieuw broedsel op dezelfde plek. Het broedresultaat varieerde echter van zeer mager tot nul. Voor visdieven op Schiermonnikoog was het leed van de vloed nog niet meteen geleden. Bruine ratten richten behoorlijke 'vervolgschade' aan aan de jonge visdieven (kolonie van circa 750 paar). Overal vonden we hoopjes doodgebeten jonge visdieven. Ook werden veel eieren gepredeerd. Vermoedelijk zijn de bruine ratten door het hoge water naar deze wat hoger gelegen broedplek van de visdieven gevlucht en belandden zo midden in de provisiekast. De visdieven gingen wel op diverse nieuwe lokaties opnieuw broeden, maar ook dit bleef zonder resultaat, want alle nesten werden voor het uitkomen van de eieren Nieuwsbrief NZG jaargang 3 nr. 2-4 -

verlaten. Bij de nacontrole bleek dat er op Schiermonnikoog hooguit enkele tientallen (maximaal 40) jonge visdieven uitgevlogen zijn. De grotere meeuwen deden het beter: de stormmeeuwen op Schiermonnikoog hadden gemideld een productie van 1,9 jong per broedpaar (tegen 1,6 in 2000), de zilvermeeuwen 0,77 jong per paar in 2001 tegen 0,45 in 2000). Met een populatie van circa 10.000 paar op Schiermonnikoog leverde dit in 2001 ruim 7500 jonge zilvermeeuwen op Op Griend was de productie over de hele linie goed. Naast de eerder genoemde 6-7000 jonge uitgevlogen grote sterns deed ook de kokmeeuw het goed met 1,3 uitgevlogen jong per broedpaar (totaal 25.000-30.000 uitgevlogen jongen op Griend tegen 0,7 jong per paar in 2000). De 2000 paren visdieven produceerden 1500 vliegvlugge jongen; de 800 paren noordse sterns circa 200. Otto Overdijk, Natuurmonumenten, Knuppeldam 4, 9166 NZ Schiermonnikoog. email: o.overdijk@natuurmonumenten.nl VERENIGINGSNIEUWS Zeetrektellers krijgen gelijk: alk/zeekoet bestaat! De redacties van de grote ornithologische tijdschriften vinden weinig leuker dan een stuk in hun blad dat de ontdekking van een nieuwe vogelsoort meldt. Het bijgaande nummer van Atlantic Seabirds heeft nu een dergelijke primeur: de alk/zeekoet, ofwel de zalk. Zeetrektellers en tellers van zeevogels uit vliegtuigen kennen deze soort overigens al tientallen jaren Zeetrektellingen april t/m juni 2001 Gegevens voor dit overzicht zijn afkomstig van Scheveningen (Schev) waar vrijwel dagelijks werd geteld, en van Bloemendaal (Bloem), Camperduin (Hbz) en Huisduinen (Huis), waar minder - maar wel regelmatig - werd geteld. Tevens is gebruik gemaakt van gegevens die van het web zijn geplukt (Westkapelle en Langevelderslag). Grootschalige verplaatsingen van eendachtigen waren traditioneel schaars, al werden tot ver in mei regelmatig brandganzen gezien. De mei-exodus van rotganzen viel juist vroeg. In de tweede helft van mei werd te Hbz regelmatig noordwaartse trek vastgesteld. Op de zuidelijke telposten gebeurde dit sporadisch. Beste dagen: 14 mei 870 N Hbz (witbuikrotgans 1N Schev) en 26 mei 763 N Bloem. Van de overige eenden zijn 70 brilduikers op 18 april te Hbz het vermelden waard. Een krachtige noordwester bracht op 2 en 3 juni tientallen noordse stormvogels en noordse pijlstormvogels voor de Hollandse kust. Zoals gebruikelijk passeerden de hoogste aantallen te Hbz (131 N op de 3 e ). Elders waren de aantallen lager: Westkapelle 7N, Schev 33N en Huis 2 N (in de schaduw van de Razende Bol). Opvallende waarnemingen waren vaal stormvogeltje (3 juni 2N Schev, eerste juniwaarneming in CvZ-geschiedenis) en grauwe pijlstormvogel (3 juni 1Z Langevelderslag, waar opvallend genoeg geen enkele noordse pijl werd gezien). Oostenwinden in de eerste helft van mei zijn langs de Hollandse kust altijd goed voor sterke trek van steltlopers. De passage van zoetwatersteltlopers beperkte zich weer vrijwel uitsluitend tot Schev. Op 7 mei betekenden 580 regenwulpen aldaar een record. De volgende dag passeerden minstens 112 oeverlopers en twee dagen later honderden tureluurs. Op de overige telposten ontbraken deze drie soorten nagenoeg. Het aantal rosse grutto's viel tegen: slechts twee dagen met meer dan duizend vogels, namelijk 8 mei 1707N te Schev en 10 mei 1055N te Huis. De 9 e werden 2000 kanoeten te Bloem gezien. De dagen daarna respectievelijk 2700 en 3400 te Hbz en te Huis 3140 en 1812. Opvallend genoeg meldde Schev geen noemenswaardige aantallen, terwijl in Bloem beide dagen 1650 kanoeten werden geteld. Op de 10 e vlogen hier tevens 1600 zilverplevieren (770 Hbz en 1313 Huis). Van de strandlopers was drieteenstrandloper de algemeenste. Beste dagen waren 10 mei (450 Hbz en 641 Huis), 12 mei (370 Bloem, 750 Hbz en 731 Huis) en 14 mei (875 Hbz). Het aantal sterns bleef tot 21 april beneden de maat, maar die dag passeerden te Hbz 3100 visdieven, 520 grote sterns en 120 dwergsterns. Van 12 t/m 14 mei werden 12000 (vis)diefjes te Hbz geteld. De 12 e werden ook elders grotere aantallen diefjes gezien: 4600 Bloem en 4015 Huis. Voor dwergstern was 12 mei de beste dag met respectievelijk 218N te Bloem, 325N te Hbz en 414N te Huis. Opmerkelijk was het aantal meldingen van lachsterns te Huis: tussen 3 en 25 mei 15 exemplaren (NB: zie ook onder RECENTE Nieuwsbrief NZG jaargang 3 nr. 2-5 -

PUBLICATIES: hangt dit samen met de toename van de soort in de Duitse Waddenzee?. Alleen langs Hbz vloog ook een exemplaar op 13 mei. Tot slot nog een waarneming van een dougalls stern te Schev op 20 mei. Het voorkomen van dwergmeeuw was vrijwel beperkt tot Hbz, de enige telpost waar er meer dan duizend per telling werden geregistreerd. Goede dagen waren bijvoorbeeld 21 april 1260Z en 1959N. Van Hbz nog een opvallende waarneming op 1 april: voordat snel opkomende zeemist het zicht tot enkele tientallen meters beperkte werden hier in 40 minuten 560 alk/zeekoeten en vier papegaaiduikers in zomerkleed gezien. Hoewel minder dan de vorige periode werden bruinvissen tot eind april nog regelmatig gezien. Beste dag: 21 april Schev 5Z, 3N. In mei was het voorkomen onregelmatig. De laatste werd gezien op 4 juni te Huis. Informatie van: F. Geldermans, N. van der Ham, T. van Spanje, R. Westerduijn, J. Wierda en J. Zwaaneveld. Leuke waarnemingen aub eens per kwartaal doorgeven aan: Steve Geelhoed, Leon. Springerlaan 300, 2033 TH Haarlem, E-mail steve.geelhoed@planet.nl. Ingevulde uurkaarten opsturen naar CvZ-archief, antwoordnummer 817, 8200 WB Lelystad. Ingevoerde gegevens kunnen hier ook op flop heen gestuurd worden, of per E-mail naar ico.hoogendoorn@planet.nl. Steve Geelhoed, NZG-CvZ NZG/NSO update: strandvondsten in de zomer van 2001 De zomer is nooit een drukke periode voor stookolieslachtoffertellers, maar toch is een select aantal lieden jaar in jaar uit weer bereid om tellingen uit te voeren op plaatsen die niet totaal van badgasten vergeven zijn. Zo ook in de zomer van 2001. Tot dusverre werden 45 tellingen ontvangen met gegevens over 242 km strand, dijk en kwelder. De tellingen zijn afkomstig uit Zeelend (3), Noord-Holland (4), Texel en Vlieland (20) en de Friese en Groningse kust (18). De zomertrotserende tellers waren Floor Arts, Kees Camphuysen, Leendert Ferwerda, Folkert Janssens, Jacob Jes, Rina Klous, Barend Kuiken, Dirk Kuiken, Erik Schothorst, en medewerkers van De Windbreker (Arnold en Rineke Gronert). In totaal werden 411 vogels gevonden, alsmede een bruinvis, vier gewone zeehonden en een dood schaap. Op slechts vier vogels (1%, n = 319 voldoende complete kadavers), een noordse stormvogel, een zwarte zee-eend, een zeekoet en een alk, werd olie aangetroffen. Zes vogels (2%) waren door verstrikking om het leven gekomen. Een fuut had een vishaak in de keel en het snoer om de nek gewikkeld, een jan van gent, een eidereend, een stormmeeuw en een kleine mantelmeeuw waren in touwen verstrikt, een andere kleine mantelmeeuw was omgekomen in een visnet. Twee grote zaagbekken (in mei langs de Afsluitdijk) vertoonden karakteristieken van in visnetten verdronken vogels. Folkert Janssens vond op Vlieland 10 geringde eidereenden. In de NIOZ-database waren negen van deze vogels onmiddellijk te traceren en deze bleken alle op Vlieland geringd te zijn, variërend van 13 tot 25 jaar geleden. traject teller vindmaand ringnummer ringdatum leeftijd dag mnd jaar 4055 F. Janssens 5 ARNHEM 7.032.096 23 6 1976 25 jaar 4055 F. Janssens 6 ARNHEM 7.033.678 11 7 1978 23 jaar 4055 F. Janssens 6 ARNHEM 7.074.962 29 6 1982 19 jaar 4055 F. Janssens 6 ARNHEM 7.075.149 30 6 1982 19 jaar 4055 F. Janssens 5 ARNHEM 7.077.274 11 7 1983 18 jaar 4055 F. Janssens 6 ARNHEM 7.077.310 2 5 1984 17 jaar 4055 F. Janssens 6 ARNHEM 7.078.495 1 7 1985 16 jaar 4055 F. Janssens 5 ARNHEM 7.078.576 2 7 1985 16 jaar 4055 F. Janssens 6 ARNHEM 7.079.507 20 5 1988 13 jaar 4055 F. Janssens 6 ARNHEM 7.103.515 Nieuwsbrief NZG jaargang 3 nr. 2-6 -

Er waren meer interessante ringmeldingen. Folkert vond ook een juveniele kokmeeuw met groene vleugelmerken met een witte inscriptie ZG. Volgens de coördinator van het ringprogramma van de RUG, Corine Eising, was deze vogel vermoedelijk dezelfde zomer op Griend geringd. De ringers hadden echter nog geen tijd gehad hun veldwerkgegevens te verwerken. In de 'ouwe knarrencompetitie' deed Leendert Ferwerda goed mee door een scholekster te vinden langs de Waddenkust bij Zwarte Haan, die 29 jaar eerder, in 1972, geringd was als volgroeide vogel (minimaal 3e kj) bij Dodemansbol op Vlieland. Daar bleef het niet bij, want op dezelfde plaats lag zilvermeeuw 5020154, geringd als pul in een nest met twee jongen op de Vliehors op 16 juli 1966... 35 jaar geleden. Het jaarverslag 2000/2001 is nog steeds verkrijgbaar voor belangstellenden; gratis voor medewerkers aan het onderzoek. Schroom niet, tel door, binnenkort is het weer winter en gaan we op pad voor het 25e seizoen (1977-2002)! Kees Camphuysen, NZG/NSO Ankerstraat 20, 1794 BJ Oosterend, Texel, kees.camphuysen@wxs.nl Tel./fax 0222 318744; Web page (met alle recente telgegevens actueel on-line): http://home.planet.nl/~camphuys/nzgnso.html Noot: Van het Vogeltrekstation kregen we nog twee eerder gevonden oudjes door: Eidereend Arnhem 7071712: geringd als kuiken (man) op 25-6-79 op het wad bij Terschelling, vers dood gevonden op 22-03-00; Eidereend Arnhem 7030282: geringd als vrouw >2 kj op 15-05-74 op het Posthuiswad bij Vlieland, dood (niet vers) gevonden bij Bierum, Groningen, op 29-0599. MEDEDELINGEN Verzoek om medewerking aan kleurmerkonderzoek bij steenlopers In 2000 is aan de Hondsbossche Zeewering gestart met het ringen van steenlopers, wat tot resultaat had dat tot op heden maar liefst 220 steenlopers zijn geringd, waarvan de meesten in de maanden augustus en september. Het is bekend dat steenlopers in deze periode sterk doortrekken. Niet bekend is hoe lang deze steenlopers op één locatie, zoals de Hondsbossche Zeewering, verblijven en waar ze daarna heengaan. Ook is niet bekend of er in de loop van de herfst verschil is in verblijfstijd. Blijven de eerst aangekomen steenlopers bijvoorbeeld langer dan de latere doortrekkers en welke steenlopers blijven er 's winters? Zodra de steenlopers vanuit de broedgebieden naar de Hondsbossche Zeewring terugkeren willen we hen voorzien van een kleurmerk. Dit is geen kleurring maar tape dat om de normale Vogeltrekstationring zit. Dit heeft als voordeel dat de vogels slechts één ring dragen. Na verloop van tijd verweert de tape en blijft de ring over. Omdat we om de paar dagen een andere kleur tape gebruiken, kunnen we de doortrek meten. We zullen hierbij zo helder mogelijke kleuren gebruiken, zoals geel, rood, wit en blauw en de combinatie geel/groen. We zullen zelf de kleurmerken langs de Hondsbossche Zeewering aflezen. Hierbij doen we een oproep voor waarnemingen (vooral in augustus en september) van gekleurmerkte steenlopers elders langs de kust. De volgende gegevens zijn daarbij van belang: datum waarneming, locatie, aantal gekleurmerkte steenlopers en kleur van de tape. Gegevens over het totaal aantal aanwezige steenlopers zijn natuurlijk ook erg belangrijk. De waarnemers zullen worden vermeld in eventuele publicaties of zullen door middel van een rapportage aan het eind van de onderzoeksperiode worden geïnformeerd. Gegevens zijn welkom bij Hans Roersma en Nelly van Brederode, Leiweg 2A, 1755 KM Petten, telefoon: 0226-383608, e-mail: vanbrederode@ggd.ior.nl. Seabird Picture of the Month Wat hebben, behalve een niet aflatende passie voor zeevogels, Ann Harding, Tim Birkhead, Rob Barrett, Ian Jones, Andy Wood, Gus van Vliet, John Chardine, John Croxall, Bill Sydeman, Christine Abraham, Nicolai Konyukhov, Mark Rauzon, Koji Ono, Max Kaufman, Tom van Pelt and April Nielsen met elkaar gemeen?? Zij hebben allemaal bijgedragen aan "Seabird Picture of the Month" Zie: http://www.absc.usgs.gov/research/seabird&foragefish/index.html Nieuwsbrief NZG jaargang 3 nr. 2-7 -

Als jij een cool plaatje van een zeevogel hebt, of een cool plaatje van zeevogelonderzoekers in actie, schroom niet en e-mail een digitale versie met een korte begeleidende tekst en informatie over de fotograaf naar het onderstaande adres en verwerf een plaatsje in deze fotogalerij. Het is bedoeld ter lering en vermaak; inmiddels hebben al meer dan 10.000 website-bezoekers plaatjes bekeken. We zijn ook geïnteresseerd in links naar andere sites met interessant materiaal over zeevogels. John Piatt; Alaska Biological Science Center, USGS 1011 East Tudor Rd, Anchorage AK 99503 E-mail: john_piatt@usgs.gov of Fratercula@yahoo.com RECENTE PUBLICATIES Rasmussen L.M., Dijksen L., Hälterlein B., Koks B., Potel P. & Südbeck P., 2001. The breeding bird season in the Wadden Sea in 2000. Wadden Sea Newsletter 2001-2: 7-9. Opmerkelijk broedvogelnieuws uit de Duitse Waddenzee: De grote mantelmeeuw heeft zich nu definitief als broedvogel gevestigd, onder andere op de Boschplaat op Terschelling. Op het Deense Langli heeft een sierlijke stern Sterna elegans een broedpoging gedaan in een kolonie grote sterns. Het geval werd stilgehouden tot de vogels was gevlogen. Een dergelijk geval speelde ook in Niedersachsen, waar een dougalls stern neerstreek in de lokale visdiefkolonie. In de Elbe-monding gaat het weer beter met de lachstern: in 2000 broedden daar 49 paren, tegen 20 in 1999. De vogels zitten verspreid over een kwelder. Elders in de Waddenzee is alleen één (mislukt) broedgeval bekend uit het Deense deel. MFL CONGRESSEN De NOU en de NZG organiseren een themadag op 20 oktober 2001 met als lokatie het NIOZ op Texel. We willen de dag combineren met een 'zeetrekweekend' voor de leden en andere belangstellenden. Slaapplaatsen kunnen geregeld worden in 'De Potvis'. Ook zullen er een of meer workshops gehouden worden, waarin uiteen zal worden gezet hoe een ieder met de zeetrek- en andere NZG-gegevensbestanden kan leren omgaan. Het weekend zal duren van 19-21 oktober, met opties om gezamenlijk zeetrek te tellen op 20 en 21 oktober in de ochtend (en desnoods later op de dag). Alles wat je ooit wilde weten over je eigen zeetrek en stookpietengetallen ligt dan voor het oprapen! Er zijn excursiemogelijkheden olv Arend Wassink naar de Texelse zeldzaamheden van het moment. Zie apart convocaat! Kees Camphuysen BIJZONDERE WAARNEMINGEN EN VONDSTEN: GERINGDE ZEEVOGELS De volgende ringterugmeldingen van zeevogels ontvingen we van Gerrit Speek (Vogeltrekstation te Heteren), waarvoor onze hartelijke dank. Noordse Stormvogel: Reykjavik 328621. Geringd als >2 kj op 24 april 1996 op het eiland Haimaey, IJsland, vers dood gevonden op de Afsluitdijk op 28 februari 1999. Kokmeeuw: Arnhem 3129942. Geringd als >2 kj op 11 mei 1972 op Vlieland, gevangen en los op Griend op 28 april 2000. Kokmeeuw: Madrid-Icona 4066301. Geringd als 2 kj op 9 februari 1997 in de buurt van Madrid, Spanje, met telescoop afgelezen bij de sluizen van IJmuiden op 21 augustus 1999. Afgelegde afstand 1485km. Stormmeeuw: Arnhem 3411615. Geringd als 2 kj op 11 januari 1986 in Surhuisterveen, dood gevonden in Galkino, Kaluga, Russische Federatie, op 12 juni 2000. Afgelegde afstand 1950km. Geelpootmeeuw: Bologna C0064815. Geringd als pul op 25 mei 1995 in Valle Cavanata, Italië, kleurringen afgelezen op de Punt van Reide, Groningen op 12 juli 1997. Geelpootmeeuw: Bologna C82614. Geringd als pul op 21 mei 1997 op Sardinië, dood gevonden bij Terneuzen op 5 september 1999. Afgelegde afstand 1203 km. Grote Stern: London XX85518. Geringd als pul op 18 juni 1970 op het eiland Coquet, vlak boven Newcastle upon Tyne, aan de kust van de Noordzee, afgelezen op Griend op 29 mei 2000. Noordse Stern: Arnhem K387200. Geringd als pul op 25 juni 1970 op Griend, met telescoop afgelezen op 17 juli 2000, ook op Griend. Alk: London M24632. Geringd als pul op 4 juli 1977 op Canna, de binnenste Hebriden, Schotland, vers dood gevonden op het strand bij Bergen aan Zee op 2 februari 2000. Nieuwsbrief NZG jaargang 3 nr. 2-8 -