GEBRUIKERSHANDLEIDING TROPHY 20 9006139B



Vergelijkbare documenten
GEBRUIKERSHANDLEIDING MANUEL D UTILISATION FORTRESS-CALYPSO C

Powerpack. gebruikshandleiding

LCD scherm va LCD scherm

Lees aandachtig deze handleiding vooraleer u uw Strider scooter gebruikt!

Verkorte gebruiksaanwijzing

Verkorte gebruiksaanwijzing

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS

LCD scherm ve LCD scherm

medemagroup Mini Crosser M 1 Snelgids P Q ver September 2013

Gebruiksaanwijzing kort

Gebruikershandleiding kort

Accu en oplader instructies: Eigen bedrijfsgegevens

1. Batterijpakket Onderdelen. Kabeltas. Batterijtas Laderstekker. Sleutels (2 stuks) Lader. Batterijstekker F B

AluTech 500 Series Gebruikershandleiding.

Gebruikershandleiding kort

ROAM Special Cycles B.V. Haarstraat 19b 5324 AM Ammerzoden Tel.nr

Gebruiksaanwijzing kort

Verkorte gebruiksaanwijzing

Gebruikershandleiding Peugeot CE22, CE33, CE141, CE132, CE122, CE151, CE101, CE111


Installatie- en gebruikershandleiding Solo toiletlift

SNEL AAN DE SLAG QUICK START GUIDE

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Gebruikers handleiding versie

Gebruikershandleiding Inhoud

Gebruikersinstructies LED display, accu en lader voor handbikes uitgevoerd met elektrische ondersteuning

Elektrische fiets. Handleiding

Handleiding Euroflex Basic & Classic

E-Bike. Gebruikers handleiding versie B2

Handleiding GK-8. Versie

BGR 233 GEKEURD (DE) Gebruikshandleiding Laadbrug. Bekijk de instructievideo op

Gebruiksaanwijzing Multi-Motion M5

Handleiding Euroflex Basic

Invacare Moover Delta II

Gebruiksaanwijzing LivingColors Iris

Bedieningen Dutch - 1

INLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat

Gebruikershandleiding TWINCAT 2

ComfortControl 01 NEIGVERGRENDELING 02 NEIGWEERSTAND 05 RUGLEUNINGHOOGTE 03 ZITDIEPTE 06 RUGLEUNINGHOEK 04 ZITHOOGTE 07 ARMLEUNING HOOGTE

Handleiding. Mondo elektrisch. Naam leverancier:

Stoelen IN DE JUISTE HOUDING ZITTEN

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

MIDDENSPANNINGSBORD HET MODULAIR CONCEPT

Gebruikershandleiding Elektrische Babboe Big

Gebruikershandleiding Inhoud

HANDLEIDING TEMPO / TEMPO+ TRANZX PST

Carbon Ultralight BLIJF DE WERELD ONTDEKKEN

Automatische transmissie

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Handleiding SE scootmobiel

Inhoudsopgave. Inhoudsopgave

1. Lader Onderdelen. Lader Contactpunt. Bedieningsdisplay. Groen indicatielampje Stekker

DP E08.UART INHOUD INHOUD. Inhoud 1. Gebied Normale Indicatie 6. Knop Definitie 7. Inleiding 2. Normale Bediening 7. Overzicht Tekening 3

BLUETOOTH-AUDIO-ONTVANGER/Z ENDER

Handleiding. Versie 2.0

Handleiding MultiMotion Trollimaster

Elektrische muurbeugel

Bee-Bot Oplaadbare, kindvriendelijk, programmeerbare vloerrobot

STIGA ST

GEBRUIKERSHANDLEIDING ELEKTROMOBIEL

Babboe BV Saljoet MD Amersfoort tel:

HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-3500 TUIN STEKKERDOOS SCHAKELAAR ZWAAR

Gebruikshandleiding Rollator Classico

Nokia Extra Power DC-11/DC-11K /2

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-1000 STEKKERDOOSSCHAKELAAR

NL BOSAL TOURER Gebruiksaanwijzing voor fietsendrager E4-26R

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

MS Semen Storage Pro

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

Lithium Jumpstarter en DC power source GEBRUIKSAANWIJZING. Lees goed de gebruiksaanwijzing voordat u het product gebruikt.

APOLLO AIR COMFORT DELUXE-E

Innovation Protection Conseil

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-300 TUIN STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR

Stoelen VOORSTOELEN. Juiste zithouding H6544L. Stoelen

Elektrische fiets Pedelec

ALCT 6/24-2 GEBRUIKSAANWIJZING

Handleiding: instellen en werking LCD display t.b.v. ombouwset 004 en prolithium Velvet. Gefeliciteerd met de aankoop van een R A T - Holland product!

Voorstoelen HANDMATIG VERSTELBARE STOELEN

Roll ngo.

Olympos. Handleiding Olympos rollator

Gebruikershandleiding.

CCS COMBO 2 ADAPTER. Handleiding

Clifford Electronics Benelux bv. Tel Fax

Gebruiksaanwijzing MultiMotion M9

TAFELMODEL KOOKPLAAT ROND

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

CAL. Y182, 7T32 ALARM CHRONOGRAAF

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-300 STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR

Syma X8HC en X8HW quickstart handleiding

Gefeliciteerd met uw nieuwe autoalarm! Inhoud

Veel gestelde vragen:

INSTRUCTIES_NL. Mode d emploi

Elektrische hulpaandrijving. Simpelweg mobiel. Klein. Licht. Wendbaar.

Typhoon Eenvoudig te manoeuvreren Typhoon True Track

Papiervernietiger X10 CD

GEBRUIKERSHANDLEIDING MANUEL D UTILISATION WINNER F

medemagroup Mini Crosser M 2 Snelgids P Q ver September 2013

Transcriptie:

GEBRUIKERSHANDLEIDING TROPHY 20 9006139B

Nederlands 2011 Handicare Alle rechten voorbehouden. De verstrekte informatie mag geenszins worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt op welke wijze en met welke middelen dan ook (elektronisch of mechanisch), zonder voorafgaande, uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van Handicare. De verstrekte informatie is gebaseerd op algemene gegevens aangaande de ten tijde van verschijnen bekende constructies. Handicare voert een beleid van continue product verbetering, wijzigingen zijn derhalve voorbehouden. De verstrekte informatie is geldig voor het product in standaard uitvoering. Handicare kan derhalve niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade voortvloeiend uit de van de standaard uitvoering afwijkende specificaties van het product. Derhalve kunnen de getoonde afbeeldingen afwijken van uw configuratie. De beschikbare informatie is met alle mogelijke zorg samengesteld, maar Handicare kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele fouten in de informatie of voor de gevolgen daarvan. Handicare kan niet aansprakelijk gesteld worden voor schade voortvloeiend uit werkzaamheden die door derden zijn uitgevoerd. De door Handicare gehanteerde gebruiksnamen, handelsnamen, handelsmerken, etc. mogen krachtens de wetgeving inzake de bescherming van handelsmerken niet als vrij worden beschouwd. 2011-01

4 1 Voorwoord 6 1.1 Deze handleiding 6 1.2 Gebruikte symbolen in deze handleiding 6 2 Veiligheid 7 2.1 Temperatuur 7 2.2 Elektromagnetische straling en storing 7 2.3 Markeringen op de scooter 8 2.4 Technische specificaties 9 2.5 Aanpassingen 9 2.6 Veiligheid 9 3 Algemene beschrijving 11 3.1 Belangrijkste onderdelen 12 3.2 De gebruiker 12 3.3 Beoogd gebruik (1) 13 3.4 Afstel- en instelmogelijkheden 13 4 Afstel- en instelmogelijkheden 14 4.1 Stoel verstellen 14 4.2 Instellen van de lendensteun (indien van toepassing) 15 4.3 Stuurkolom instellen 15 4.4 Achtervering afstellen 16 4.5 Instellen van het cijferslot op het mandje (indien van toepassing) 16 5 Gebruik van de scooter 17 5.1 Accu s opladen 17 5.2 Controle voor gebruik 17 5.3 Plaatsnemen en afstappen 18 5.4 Bediening 18 5.5 Rijden met de scooter 22 5.6 Duwen van de scooter 28 5.7 Demontage van de scooter voor opslag en/of transport 30 5.8 De scooter vervoeren 31 5.9 Opslag na gebruik 32 6 Onderhoud 33 6.1 Onderhoudstabel 33 6.2 Accu s 33 6.3 Banden 34 6.4 Reinigen van de scooter 34 6.5 Gebruikte scooters en het milieu 35 7 Problemen oplossen 36 7.1 Tabel problemen oplossen 36 8 Technische specificaties 37 8.1 CE-verklaring 37 8.2 Trophy 20 productspecifi caties 37

5 9 Garantie 39 9.1 Garantiebepalingen 39 9.2 Aansprakelijkheidsbepalingen 40 10 Inspectierapport 41 11 Bevoegde service en technische ondersteuning 43

6 Voorwoord 1 Voorwoord Gefeliciteerd met de keuze van uw Handicare scootmobiel. De hoogwaardige mobiliteitsproducten van Handicare dragen bij aan een grotere onafhankelijkheid en maken het dagelijkse leven gemakkelijker. 1.1 Deze handleiding Met deze gebruikershandleiding kunt u de scootmobiel op veilige wijze gebruiken en onderhouden. De gehele gebruikershandleiding voor deze scootmobiel bestaat uit twee boekjes: De algemene gebruikershandleiding (dit boekje) De gebruikershandleiding van de acculader Deze gebruikershandleiding verwijst daar waar nodig naar de gebruikershandleiding van de acculader zoals hieronder aangegeven: Acculader 1.2 Gebruikte symbolen in deze handleiding Let op! Gebruiker attent maken op mogelijke problemen. Voorzichtig! Adviezen voor gebruiker ter voorkoming van beschadigingen aan het product. Waarschuwingen voor gebruiker ter voorkoming van persoonlijk letsel. Het niet met de nodige voorzichtigheid opvolgen van deze instructies kan leiden tot lichamelijk letsel of tot schade aan het product of het milieu! Lees de gehele gebruikershandleiding (beide boekjes) zorgvuldig door, voordat u het product in gebruik neemt. Indien één van de handleidingen niet met het product meegeleverd is, neem dan direct contact op met uw dealer. Naast deze gebruikershandleiding is er ook een servicehandleiding voor de gekwalificeerde specialist beschikbaar. NEEM CONTACT OP MET HANDICARE IN GEVAL VAN EEN VISUELE HANDICAP.

Veiligheid 7 2 Veiligheid Handicare aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor schade of letsel veroorzaakt door het niet volledig naleven van de veiligheidsregels en voorschriften of anderszins het gevolg is van nalatigheid tijdens het gebruik of reinigen van de scooter en eventuele accessoires. Afhankelijk van de specifi eke bedieningsomstandigheden of de gebruikte accessoires kunnen aanvullende veiligheidsvoorschriften gelden. Neem a.u.b. direct contact op met uw dealer als u een potentieel gevaar ontdekt tijdens het gebruik van het product. 2.1 Temperatuur Vermijd lichamelijk contact met de motor van de scooter. De motor is voortdurend in beweging tijdens het gebruik en kan hoge temperaturen bereiken. Na gebruik koelt de motor slechts langzaam af. Lichamelijk contact kan brandwonden veroorzaken. Zorg ervoor dat de scooter niet gedurende langere tijd wordt blootgesteld aan direct zonlicht. Bepaalde onderdelen van de scooter, zoals de zitting, de rugleuning, de armleuningen en de stuurinrichting worden heet als ze te lang worden blootgesteld aan de zon. Dit kan leiden tot brandwonden of irritatie van de huid. 2.2 Elektromagnetische straling en storing De scooter is getest om te voldoen aan de van toepassing zijnde eisen met betrekking tot elektromagnetische straling (EMC-eisen). Het immuniteitsniveau van de Trophy 20 is 20 volt/meter. Let op! Het kan niet worden uitgesloten dat de elektromagnetische straling afkomstig van mobiele telefoons, medische apparatuur en andere bronnen invloed heeft op de scooter. Het kan niet worden uitgesloten dat de scooter elektromagnetische velden stoort, bijvoorbeeld van winkeldeuren, inbraakalarmsystemen en/of garagedeuropeners. In het onwaarschijnlijke geval dat dergelijke problemen zich voordoen, wordt u verzocht dit direct aan uw dealer te melden. Bronnen van radiogolven, zoals radio- en TV-zenders, amateurradiostations, liften, zendapparatuur, stereoradio s en mobiele telefoons kunnen elektrische rolstoelen en scooters beïnvloeden. Als de elektronica van de scooter niet goed is afgeschermd, kan dit invloed hebben op gevoelige elektrische apparaten, zoals winkelalarmsystemen en garage-openingssystemen. De scooter is hierop getest. Als problemen van deze aard optreden, gelieve deze direct aan uw dealer te melden. De onderstaande adviezen zijn bedoeld om het onbedoeld rijden van de elektrische scooter te voorkomen, wat ernstig letsel tot gevolg kan hebben. 1. Schakel geen handbediende apparatuur voor persoonlijke communicatie in, zoals een zenderradio of mobiele telefoon, terwijl de elektrische scooter is ingeschakeld. 2. Kom niet te dicht in de buurt van zenderapparatuur, zoals radio- en TVstations. 3. Als de scooter onbedoelde bewegingen begint te maken, of als de rem in de vrijloop-/neutrale stand gaat staan, schakel dan de elektrische rolstoel of scooter uit door de contactsleutel uit het contact te halen. 4. Wees ervan bewust dat eventuele op de scooter geïnstalleerde accessoires of onderdelen of aanpassingen aan de scooter de invloed van radiogolven kan vergroten. Let op: Er bestaat geen eenvoudige manier om de effecten van radiogolven op de algemene immuniteit van de elektrische rolstoel of scooter te testen. 5. Alle gevallen waarin onbedoelde bewegingen van de scooter spontaan overgaan in de vrijloop-/ neutrale stand moet worden gemeld aan uw dealer of de scooterfabrikant. Geef aan of er in de buurt een bron van radiogolven is.

8 Veiligheid 3W C 4W C B C A C Trophy 20 UM 01 2.3 Markeringen op de scooter Verwijder of bedek nooit de opschriften, symbolen en instructies die op de scooter zijn aangebracht. Deze veiligheidsmaatregelen moeten gedurende de gehele levensduur van de scooter aanwezig en duidelijk leesbaar blijven. Vervang of repareer direct alle opschriften, symbolen of instructies die onleesbaar zijn geworden of beschadigd geraakt. Neem contact op met uw dealer voor hulp. Productlabels Het product heeft de volgende stickers en labels: A. Hendelpositie vrijloop B. Product-ID C. Instructie voor transport A. Hendelpositie vrijloop 1. RIJ-stand: hendel in de hoogste stand: motorrem ingeschakeld, scooter kan niet worden geduwd 2. VRIJLOOP- / NEUTRALE stand: hendel in de laagste stand: motorrem niet ingeschakeld. De scooter kan met de hand worden geduwd wanneer de elektronica is uitgeschakeld. B. Typeplaatje F A. Model B. Productiedatum C. Serienummer D. Gebruik: binnen, buiten of beide E. Maximale belasting in kg F. Adres fabrikant C. Instructie voor transport (zie 5.8) De scooter is niet bedoeld om gebruikt te worden als stoel in een motorvoertuig

Veiligheid 9 2.4 Technische specificaties De technische specificaties mogen niet worden gewijzigd. 2.5 Aanpassingen Aanpassingen aan onderdelen van dit product zijn niet toegestaan. 2.6 Veiligheid Ter voorkoming van ongevallen en ongewenste situaties is het van groot belang om aandacht te besteden aan de volgende veiligheidsvoorschriften. Let extra goed op bij het rijden op hellingen: Verwijder nooit veiligheidsonderdelen zoals de anti-tip wielen. Rijd de Trophy 20 nooit tegen een helling op met een hoek groter dan de richtlijnen vermeld in paragraaf 5.6 van deze handleiding. Rijd op hellingen altijd langzaam en let extra goed op. Rijd nooit met volle snelheid een helling af. Rijd geen hellingen af met los grind of met een zanderig oppervlak, want een van de achterwielen kan gaan slippen. Keer niet om op een helling. Neem, als u een helling oprijdt, een lichaamshouding aan die de stabiliteit bevordert, zoals beschreven in paragraaf 5.6 van deze handleiding. Ga nooit een bocht in met volle snelheid. Minder vaart voordat u een bocht instuurt Pas op dat er geen kledingstukken los hangen. Deze kunnen tussen de wielen klem komen te zitten. Pas op dat uw vingers niet beklemd raken in het mechanisme om de stand van de stuurkolom te wijzigen. Uw rijgedrag moet zijn aangepast aan de omstandigheden: Rij voorzichtig op wegen die glad zijn door regen, ijzel of sneeuw! Rij langzamer in een drukke omgeving. Gebruik de scooter niet op onverharde wegen. Zorg er voor dat de Trophy 20 niet in contact komt met zout water. Zout water is bijtend en kan de scooter beschadigen. Zorg er voor dat de Trophy 20 niet in contact komt met zand. Zand kan in de bewegende delen van de scooter terecht komen, waardoor deze onnodig snel slijten. Rij nooit op de scooter als u onder invloed bent van drugs, alcohol of geneesmiddelen die uw rijvaardigheid kunnen beïnvloeden. Uw gezichtsvermogen moet voldoende zijn om veilig op de scooter te kunnen rijden. Als het zicht niet optimaal is, bent u verplicht de lichten aan te zetten. De scooter heeft remlichten die oplichten als u remt. Gebruik de richtingaanwijzers uitsluitend om een wijziging in de rijrichting aan te geven. Gebruik de claxon uitsluitend als u voetgangers of andere weggebruikers moet waarschuwen voor een mogelijk gevaarlijke situatie. Plaats nooit metalen onderdelen bovenop de accu s: dit kan kortsluiting in de accu s veroorzaken met schade tot gevolg. Vervoer geen passagiers op de scooter: de scooter is specifi ek ontworpen om alleen u te vervoeren.

10 Veiligheid Rij de scooter niet met de rugleuning van de zitting te ver naar achteren gericht. Dit kan invloed hebben op de gewichtsverdeling en de stabiliteit aan de achterzijde van de scooter, met name bij het rijden op hellingen of over obstakels. Als u een mobiele telefoon gebruikt in de buurt van een speciaal aangepaste scooter, wordt u geadviseerd om eerst de scooter uit te schakelen. Zorg ervoor dat uw scooter geen grotere last vervoert dan in de mand past of zwaarder is dan 5 kg. Gebruik de scooter nooit om een aanhanger te trekken: De scooter is hier niet voor ontworpen. Dit kan ernstige schade aan uw scooter veroorzaken. Ga niet op de vloerplaat staan om hoog gelegen voorwerpen te pakken. Plaats uw voeten niet te dicht bij het voorwiel en de voorvork als de scooter rijdt. De scooter heeft een elektronische aandrijving. Bepaalde parameters zijn in de fabriek afgesteld. Deze instellingen zijn bedoeld voor een comfortabel en efficiënt gebruik en kunnen niet worden gewijzigd. Ga nooit op een scooter zitten als deze in de vrijloop- / neutrale stand staat. Blijf nooit op een scooter zitten als u wordt verplaatst door een taxi, auto of het openbaar vervoer. Pas op met ultra-violet licht: dit kan vroegtijdige slijtage veroorzaken van materialen als rubber, plastic en email. Pas op met het gebruik van uitstekende voorwerpen op de scooter, deze kunnen schade veroorzaken aan de omgeving of de scooter zelf. Houd de scooter uit de buurt van open vuur. Vermijd extreme weersituaties of extreme natte omgeving en onderhoud en bewaar de scooter in schone en droge conditie

Algemene beschrijving 11 3 Algemene beschrijving De Trophy 20-scooter is bedoeld voor een binnen-/buitenomgeving. De scooter is voldoende compact en wendbaar voor een aantal binnenomgevingen en in staat om te gaan met een aantal buitenobstakels. De Trophy 20 wordt dan ook conform de Europese eisen EN12184 geklasseerd als een scooter van klasse B. De Trophy 20-scooter is verkrijgbaar in een 3 wiels- en 4-wielsversie. De hoogte van de stoel is verstelbaar op de beenlengte van de gebruiker. Bij het plaatsnemen op de scooter of opstaan uit de scooter kan de stoel worden gedraaid en de armsteunen worden weg geklapt. De stuurkolom is verstelbaar om een comfortabele rijstand mogelijk te maken. Als men met hogere snelheid rijdt, dient men extra goed op te letten. Let vooral op uw snelheid en minder vaart. Met name op trottoirs en in voetgangerszones. Het volgende mag men niet vergeten tijdens het gebruik van de scooter: Let goed op bij het rijden op de openbare weg. Volg altijd de plaatselijke verkeersregels. U bent er altijd verantwoordelijk voor dat uw scooter in perfecte werkende staat blijft, zodat de scooter veilig kan worden gereden. De scooter is een technisch product. Daarom dient elke reparatie en al het onderhoud door gekwalifi ceerd personeel te worden uitgevoerd. Als er iets aan de scooter moet gebeuren, dient u contact op te nemen met uw dealer. De vrijloophendel aan de achterkant van de Trophy 20 is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt door helpers. De vrijloop- / neutrale stand mag alleen worden gebruikt wanneer er niemand op de scooter zit.

12 Algemene beschrijving C D B C E D B G G H H A A F F J J M K M I K N G F I M L Trophy 20 UM 04 Trophy 20 UM 03 3.1 Belangrijkste onderdelen De scooter is of kan worden uitgerust met de volgende belangrijkste onderdelen: A. Stoel: Dit is de zitplaats van de gebruiker. B. Rugleuning: Ondersteunt de rug van de gebruiker. C. Hoofdsteun: Ondersteunt het hoofd. D. Armsteun: Ondersteunt de armen. E. Stuurkolom: Het bedieningspaneel en alle bedieningstoetsen en -hendels bevinden zich op stuurkolom. F. Lichten: Als men in het donker rijdt, dient men de lichten in te schakelen. G. Richtingaanwijzers: Geeft een wijziging van de richting aan tijdens het rijden. H. Afneembaar gemonteerd mandje: Voor vervoer van persoonlijke voorwerpen. I. Voorwiel: Voorwiel met vering. J. Voorbumper: Beschermt het voorwiel bij een aanrijding. K. Achterwielen: Achterwielen met vering. L. Anti-tip wielen: Wielen ter voorkoming van achteroverkantelen op hellingen. M. Bevestigingspunten: Punten om scooter vast te zetten. N. Remlichten: automatische geactiveerd bij het remmen Verschillende elementen en onderdelen kunnen worden versteld voor optimaal zitcomfort. 3.2 De gebruiker Uw dealer dient u duidelijke instructies te geven voordat u het product onafhankelijk bedient. U kunt de eerste testritten met de Trophy 20 scooter het beste uitvoeren onder begeleiding van een ervaren dealer. De Trophy 20 heeft een maximumsnelheid van 12 km/u. (land specifi ek). Zorg ervoor dat u volledig bekend bent met de inhoud van deze handleiding, voordat u met de Trophy 20 gaat rijden.

Algemene beschrijving 13 Als u de scooter op onveilige wijze gebruikt, of voor andere doeleinden dan waarvoor het is bedoeld, aanvaardt Handicare geen enkele aansprakelijkheid voor enige persoonlijk letsel of schade aan eigendommen die is veroorzaakt door dergelijke verkeerd gebruik. De gebruiker van de scooter (zie Gebruik voor bestemd doel ) is te allen tijde geheel verantwoordelijk voor de naleving van de plaatselijk geldende veiligheidsregels en -richtlijnen. Het rijden met de scooter onder invloed van medicijnen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden, is niet toegestaan. Het rijden met de scooter zonder voldoende gezichtsvermogen is niet toegestaan. Slechts één persoon mag tegelijkertijd in de scooter zitten. Laat kinderen niet zonder toezicht in de scooter rijden. 3.3 Beoogd gebruik (1) De Trophy 20-scooter werd ontwikkeld voor: Het transport van één persoon met een gewicht tot 130 kg (en optioneel tot 160 kg) Gebruik op trottoirs, voetpaden, fietspaden en wegen (indien toegestaan door de landelijke verkeersregels) Gebruik in en rondom het huis De Trophy 20 mag s nachts buiten rijden. De scooter is niet bedoeld voor zeer zware buitensporten. De scooter is niet bedoeld voor gebruik als stoel voor het vervoer in een motorvoertuig. De scooter is niet ontworpen voor kinderen. De scooter is niet bedoeld om lasten te trekken De scooter is niet bedoeld om meer dan een persoon te vervoeren. De scooter is niet bedoeld voor personen met een gewicht boven de 160 kg. Gebruikstemperatuur -25 +85 Relatieve vochtigheid 0 % 98 % Opslagomgevings- -40 +85 temperatuur Relatieve vochtigheid 0 % 98 % (1) Gebruik voor het bestemde doel zoals vastgesteld in EN 292-1 is het gebruik waarvoor het technische product geschikt is volgens de verklaring van de fabrikant, waarbij inbegrepen diens voorschriften in de verkoopbrochure. In geval van twijfel is dit het gebruik dan volgt uit de constructie, uitvoering en functie van het product. In het kader van gebruik voor het bestemde doel dient men ook de voorschriften in de gebruikshandleiding in acht te nemen 3.4 Afstel- en instelmogelijkheden De Trophy 20 biedt een aantal afstel- en instelmogelijkheden die het zit- en rijcomfort verbeteren. Afstellingen zijn vaste aanpassingen die door dealer met behulp van gereedschap gemaakt kunnen worden. Instellingen zijn aanpassingen die door gebruiker zonder gereedschap gemaakt kunnen worden. De volgende onderdelen kunnen worden afgesteld: Stoelhoogte Lengte stuurkolom Achtervering De volgende onderdelen kunnen worden ingesteld: Zitpositie Armleuningpositie Hoogte stuurkolom

14 Afstel- en instelmogelijkheden 4 Afstel- en instelmogelijkheden 4.1 Stoel verstellen Hoogte van stoel afstellen (figuur 1) Voor een optimale zithouding kan de gehele stoel kan in hoogte worden verstel. Deze aanpassing dient te worden uitgevoerd door de dealer. A Diepte van stoel instellen (schuifsysteem) (figuur 2) (stoel kan licht afwijken van figuur) Verstel de stoeldiepte als volgt: Trek hendel (A) omhoog en houd deze omhoog. Schuif de stoel naar voren of naar achteren. Laat de hendel los als de stoel in de gewenste stand staat. Schuif nu de stoel iets naar voren of achteren, zodat de stoel in de vergrendeling haakt. Nu heeft u de diepte van de stoel versteld. Figuur 1 B Trophy 20 UM 05 Rugleuning instellen (figuur 3) De hoek van de rugleuning kan worden ingesteld. Dit gebeurt als volgt: Trek hendel (A) omhoog terwijl u op de stoel zit. De rugleuning komt nu vanzelf naar voren. Druk de rugleuning naar achteren door achteruit te leunen, totdat u in een stand zit die u het meest comfortabel vindt. Na het instellen laat u de hendel los en de rugleuning blijft staan in de stand die u heeft gekozen A Trophy 20 UM 06 Let goed op als u de hendel bedient terwijl er niemand op de stoel zit. De rugleuning heeft een veermechanisme, waardoor de rugleuning snel en krachtig naar voren komt. Figuur 2 De rugleuning kan zo worden ingesteld dat uw rug goed wordt ondersteund tijdens het rijden. Als de rugleuning te ver naar achteren is ingesteld, zit de bestuurder minder stabiel, met name op hellingen. Rij daarom nooit uw scooter als de rugleuning ver naar achteren is ingesteld. A Trophy 20 UM 07 Figuur 3

Afstel- en instelmogelijkheden 15 Armsteun instellen (figuur 4) De armsteunen worden als volgt ingesteld: De draaiknoppen (A) voor het aanpassen van de hoogte van de armleuningen bevinden zich aan de onderkant van de armleuningen. Hoofdsteun instellen (indien van toepassing) De hoofdsteun kan op verschillende hoogten worden ingesteld. De hoogte van de hoofdsteun wordt als volgt ingesteld: Druk het plastic knopje, waar de hoofdsteun in de stoel zit, in en beweeg tegelijkertijd de hoofdsteun naar de gewenste hoogte of verwijder de hoofdsteun indien dit gewenst is. Laat nu het knopje los en beweeg de hoofdsteun een beetje totdat deze vergrendeld is in een van de standen. Figuur 4 A Trophy 20 UM 08 4.2 Instellen van de lendensteun (indien van toepassing) De lendensteun kan worden ingesteld door knop A in de meest comfortabele positie (Figuur 5) te draaien. 4.3 Stuurkolom instellen De stuurkolom kan worden afgesteld, zodat u comfortabeler rijdt en gemakkelijker kan plaatsnemen of afstappen (fi guur 6). A De lengte van de stuurkolom kan door de dealer als volgt worden ingesteld: Draai de schroef (A) met de inbussleutel los (5 mm) Stel de lengte in (a-richting) Draai schroef A vast Figuur 5 Trophy 20 UM 28 De stuurkolom wordt de gebruiker als volgt ingesteld: Trek met één hand hendel (B) naar boven, terwijl u met de andere hand de stuurkolom naar u toe trekt totdat deze zich in de meest comfortabele positie bevindt. Laat de hendel weer los. Laat vervolgens de stuurkolom los. a B b Wees voorzichtig bij het afstellen van de stuurkolom en zorg dat uw vingers niet klem komen te zitten. A Trophy 20 UM 09 Figuur 6

16 Afstel- en instelmogelijkheden 4.4 Achtervering afstellen Voor een optimaal veercomfort kan de achtervering afgesteld worden. Deze aanpassing dient te worden uitgevoerd door de dealer. 2 4.5 Instellen van het cijferslot op het mandje (indien van toepassing) 1 De code is af-fabriek ingesteld op 0-0-0. Instellen van de code (figuur 7) 1. Verwijder de knop (1) met behulp van een klein, scherp voorwerp. 2. Verplaats de vrijgekomen knop (2) in de richting van de wieltjes. 3. Houd de knop in deze positie vast en stel uw persoonlijke code in door aan de wieltjes te draaien. 4. Onthoud deze code. 5. Laat de knop los: uw code is ingesteld. 6. Duw de knop (1) stevig terug in zijn positie. 7. Om de mand te ontgrendelen en los te maken, verplaatst u de knop naar open. Figuur 7

Gebruik van de scooter 17 5 Gebruik van de scooter Om het rijden mogelijk te maken, wordt in deze handleiding voor eigenaren het volgende beschreven: Opladen van de accu s Controle voor gebruik In -en uitstappen (overstappen) Bediening Rijden met de scooter De scooter duwen Demontage voor opslag en/of transport Vervoeren van de scooter Opslag na gebruik 5.1 Accu s opladen Raadpleeg de volgende documentatie over het opladen van de accu s: regelgeving met betrekking tot accu s. Gebruikershandleiding voor de acculader, of de voorschriften op de acculader ( Acculader) De scooter gebruik gelaccu s die helemaal zijn afgesloten en geen onderhoud nodig hebben. Bij normaal gebruik moeten de accu s elke nacht worden opgeladen. Dit dient als volgt te gebeuren: Schakel de scooter uit. Steek de stekker van de oplaadkabel in de oplaadaansluiting. Zie Oplaadaansluiting. Steek de stekker van de acculader in het stopcontact. Zet de acculader aan (indien er een aan/uit knop op uw oplader zit). Let op! Gebruik alleen maximaal 8 A-acculaders. Als de accu s zijn opgeladen, moet u: De acculader uitzetten, indien van toepassing. De acculader uit het stopcontact halen. De acculader loskoppelen van de oplaadaansluiting op de scooter. De scooter is nu klaar voor gebruik. Let op! Verwijder altijd de oplaadkabel als de accu s zijn opgeladen. Op deze manier voorkomt u dat de accu s langzaam leeglopen. Gebruik van de accu s Om de meest optimale prestatie uit uw accu s te halen is het aan te bevelen om nieuwe accu s 15-20 laad-ontlaadcycli te laten ondergaan met maximaal 3 dagen tussen iedere cyclus. Dit kan door de accu s pas weer op te laden wanneer deze onder de 50% zijn ontladen. 5.2 Controle voor gebruik Elke keer dat men met de scooter wil gaan rijden, dient men eerst de volgende controles uit te voeren: Controleer of de instellingen van de stoel zijn vergrendeld. Controleer of alle lichten en richtingaanwijzers goed werken, zowel voor als achter. Controleer of de banden voldoende spanning hebben. Zie Productspecificaties (2,5 bar vóór, 3,5 bar achter). Met slecht opgepompte banden wordt het rijden minder gemakkelijk en minder aangenaam. Met slecht opgepompte banden verbruikt de scooter meer stroom en raken de accu s sneller leeg. Slecht opgepompte banden veroorzaken onnodige slijtage aan de banden. Controleer of de accu s voldoende zijn opgeladen: dit is aangegeven door het groene gedeelte van de accu-indicator. Zie Bedieningspaneel s Winters hebben accu s een lagere capaciteit. Bij lichte vorst daalt de capaciteit tot circa 75%, en bij een temperatuur onder -5 graden, daalt de capaciteit tot circa 50% van de normaal capaciteit. Hierdoor wordt het bereik van de scooter kleiner. Controleer of de vrijloophendel in de rijstand staat. Zie hoofdstuk 5.7. Controleer of de remmen goed werken. Zie Rijden met de scooter. Zodra de scooter niet meer voorspelbaar reageert, dient u direct de gashendels los te laten en de scooter volledig tot stilstand te laten komen. Haal de contactsleutel uit het bedieningspaneel en steek deze weer in om de scooter opnieuw te starten. Als alles in orde is, kan de scooter worden bereden.

18 Gebruik van de scooter 5.3 Plaatsnemen en afstappen (stoel kan licht afwijken van figuur) Voordat u plaatsneemt of afstapt, moet de scooter zijn uitgeschakeld, door de contactsleutel te verwijderen, en de automatische parkeerrem moet zijn ingeschakeld. a Voordat u in- of afstapt, kunt u de armsteun omhoog klappen en de stoel zijwaarts draaien. Plaatsnemen (fi guur 8): Duw de hendel van de stoelvergrendeling (A) naar voren en draai de stoel een kwartslag naar links of rechts. Als u de hendel van de stoelvergrendeling loslaat, vergrendelt de stoel automatisch: de hendel klikt vanzelf terug. Nu kunt u plaatsnemen op de stoel. Draai de stoel terug op de hierboven beschreven manier. E A Figuur 8 Trophy 20 UM 29 A D E Als de stoel weer naar de normale stand wordt gedraaid, klikt de stoel automatisch vast. Hierdoor kan de stoel niet spontaan gaan draaien tijdens het rijden. B De stoel heeft opklapbare armsteun, zodat u zijwaarts kunt plaatsnemen of afstappen. Controleer na het plaatsnemen of afstappen altijd of de armsteunen weer naar beneden zijn geklapt. C D F G Voor het afstappen voert u dezelfde handelingen uit, maar in omgekeerde volgorde. Figuur 9 Trophy 20 UM 12 5.4 Bediening De scooter heeft de volgende bedieningselementen (fi guur 9) A. Bedieningspaneel met alle bedieningsknoppen B. Hendel voor het verstellen van de hoek van de stuurkolom. C. Oplaadaansluitpunt. Zie Accu s opladen. D. Vooruit- of achteruithendels E. Hendels voor richtingaanwijzers F. Contactsleutel G. Rem

Gebruik van de scooter 19 D R S P O F B R D E A G E A M C Q L H N I J K Trophy 20 UM 13 Het bedieningspaneel is uitgerust met de meest geavanceerde technologie en biedt betrouwbare en nuttige functies voor de bediening van uw scooter: A. Richtingaanwijzerhendels, links en rechts* B. Accu-indicator C. Snelheidsregelaar D. Indicator voor alarmlichten richtingaanwijzers E. Claxonknop* F. Indicator voor lampen G. Schakelaar voor alarmlichten H. Achteruitschakelaar voor het gaspedaal (indien van toepassing) I. Keuzeschakelaar weergavemenu J. Cruise control-schakelaar (indien van toepassing) K. Rechter gashendelkeuzeschakelaar (indien van toepassing) L. Linker gashendelkeuzeschakelaar (indien van toepassing) M. Lichtschakelaar N. Noodstopschakelaar (indien van toepassing) O. Veilige helling-alarmindicator P. Lichtsensor Q. Contactsleutel R. Actieve gashendelindicator (indien van toepassing) S. Scherm *Deze knoppen zijn zowel links als rechts op het bedieningspaneel aangebracht.

20 Gebruik van de scooter A. Richtingaanwijzerhendels, links/rechts Als u de hendel beweegt (aan de linker- of rechterkant) begint het richtingaanwijzerlicht te knipperen om aan te geven dat u van rijrichting wilt veranderen: Beweeg de linkerhendel naar beneden of de rechterhendel naar boven om linksaf te slaan Beweeg de linkerhendel naar boven of de rechterhendel naar beneden om rechtsaf te slaan. Er klinkt een piepsignaal wanneer de richtingaanwijzer aan staat (indien geprogrammeerd). Om de richtingaanwijzers uit te schakelen, drukt u nogmaals op dezelfde hendel in dezelfde richting of wacht u 12 seconden. B. Accu-indicator De accu-indicator geeft een algemene indicatie van de toestand van de accu s. De accu s zijn volledig opgeladen als alle lampjes oplichten. Als de accu leeg raakt, gaan de lampjes een voor een uit en worden rood als het echt kritiek wordt. De indicatielampjes geven het accuvoltage aan dat beschikbaar is voor de regeleenheid. Het is normaal dat de onderste indicatielampje uit gaat als de scooter accelereert. Dit komt omdat er tijdelijk extra vermogen nodig is, wat leidt tot een daling in de beschikbare spanning. Deze kortstondige daling is geen waarheidsgetrouwe indicatie van de accucapaciteit. Als de scooter voor het eerst wordt gestart, kan de accuindicator aangeven dat de accu s volledig zijn opgeladen, ook al is dit niet het geval. Dit is een eigenschap van de accu s. Daarom geldt dat de meest accurate indicatie van het niveau van de accu wordt verkregen als men op een vlak oppervlak rijdt. Als de RED lampjes op de accu-indicator branden, dan is het belangrijk dat de accu s zo snel mogelijk weer worden opgeladen. Zorg er voor dat de accu s nooit helemaal leeg raken; dit verkort de levensduur van de accu s en kan de accu s beschadigen. Wanneer de lampjes voortdurend bewegen, geeft dit aan dat de accu s worden opgeladen. De accu-indicator geeft ook foutmeldingen door van de controller. De dealer kan met behulp van deze foutcodes het probleem analyseren. C. Snelheidsregelaar Met deze knop kunt u in 10 stappen de gewenste maximale snelheid voor uw scooter instellen. Als u de knop met de klok meedraait, wordt de maximumsnelheid verhoogd. Als u de knop tegen de klok indraait, wordt de maximumsnelheid verlaagd. Stel de snelheidsregelaar in voordat u gaat rijden. Pas de maximumsnelheid aan de omgeving en de verkeerssituatie aan (aan een beperkte hoeveelheid ruimte of een kamer vol met mensen, bijvoorbeeld). D. Indicator voor alarmlichten/richtingaanwijzers E. Claxonknop Als u een van de claxonknoppen indrukt, klinkt er een waarschuwingssignaal om anderen waarschuwt voor een gevaarlijke situatie. De claxon blijft klinken zo lang u de knop ingedrukt houdt. F. Indicator voor lampen Deze indicator wordt geactiveerd wanneer de verlichting wordt ingeschakeld. G. Schakelaar voor alarmlichten Als u op deze toets drukt, schakelt u de alarmlichten in. U dient de alarmlichten te gebruiken als u bang bent dat u niet wordt gezien door het overig verkeer, of als u stilstaat vanwege een storing. Als u nogmaals op deze toets drukt, schakelt u de alarmlichten weer uit. Er klinkt een pieptoon als de alarmlichten worden ingeschakeld (indien geprogrammeerd).

Gebruik van de scooter 21 H. Achteruitschakelaar voor gaspedaal (indien van toepassing) Knop om van richting te veranderen wanneer een gaspedaal is geïnstalleerd. Na het uitschakelen van de scooter met de sleutel of na een noodstop, is de standaardrichting altijd vooruit. I. Keuzeschakelaar weergavemenu Knop om het weergavemenu te wisselen tussen snelheidsweergave, reisafstand en algehele afstand. Wanneer deze knop langer dan 2 seconden in de stand voor de reisafstand wordt gehouden, wordt deze waarde gereset. J. Cruise control-schakelaar (indien van toepassing) Sleutel om cruisecontrol te activeren en de snelheid in te stellen op de huidige rijsnelheid vooruit. Het scherm geeft CC aan als de cruise control is ingeschakeld. Hij wordt automatisch uitgeschakeld als de rem, de noodstop, het gaspedaal, de gaskeuzeschakelaar of de CC-schakelaar worden gebruikt. K. Rechter gashendelkeuzeschakelaar (indien van toepassing) Knop om handmatig het rechter gaspedaal te selecteren/activeren wanneer ook andere gashendels zijn geïnstalleerd. Dit wordt ook aangegeven op het scherm. Dit is altijd actief na het inschakelen van de scooter. L. Linker gaspedaalkeuzeschakelaar (indien van toepassing) Knop om handmatig de linker gashendel te selecteren/activeren wanneer ook andere gashendels zijn geïnstalleerd. Dit wordt ook aangegeven op het scherm. ITS Intelligent Throttle Switch (indien van toepassing) Nadat u de scooter hebt ingeschakeld, wordt de eerste gashendel die wordt gebruikt actief. Om over te schakelen naar de andere gashendel, hoeft u gewoon de andere gashendel te bedienen en de momenteel actieve gashendel wordt binnen de 2 seconden vrijgegeven. ITS is alleen mogelijk als vooruit wordt gereden. M. Lichtschakelaar Als u deze knop éénmaal indrukt, schakelt u het voor- en achterlicht in. Als u nogmaals op deze knop drukt, schakelt u de lichten weer uit. N. Noodstopschakelaar (indien van toepassing) Druk op de noodstopknop om hem in te schakelen. De scooter stopt meteen met rijden en de alarmlichten worden ingeschakeld. Om deze functie uit te schakelen moet de knop tegen de klok in worden gedraaid en de scooter uit en weer in worden geschakeld. O. Veilig helling-alarmindicator Dit indicatielampje gaat branden wanneer een helling te steil is en de veiligehellingspecificatie overschrijdt. Het advies is om uit veiligheidsoverwegingen niet verder te rijden op deze helling en zeer voorzichtig terug te rijden, zoals aangegeven in paragraaf 5.6. P. Lichtsensor Deze sensor regelt de helderheid van het scherm automatisch. Daglicht helder. Duisternis gedimd. Q. Contactsleutel De contactsleutel moet in het contact worden gestoken en omgedraaid om de scooter in te schakelen. Alle functies van de Trophy 20 werken uitsluitend als de contactsleutel in het contact is gestoken, met uitzondering van de verlichting en de alarmlichten. De alarmlichten en lampen kunnen altijd worden bediend, zelfs wanneer de contactsleutel niet in het contact is gestoken. Wanneer de contactsleutel in het contact is gestoken en de scooter wordt geruime tijd niet gebruikt, klinkt na 20 minuten een piepsignaal.

22 Gebruik van de scooter R. Actieve gashendelindicator (indien van toepassing) Geeft aan welke gashendel actief is wanneer er meer dan één is geïnstalleerd. In het geval er slechts één gassysteem is geïnstalleerd of het gaspedaal actief is, worden de indicatoren geactiveerd. S. Scherm Het scherm toont gebruikersinformatie zoals snelheid, reisafstand van de reis in een resolutie van 0,1 km of M en totale afstand in een resolutie van 1 km of M. Het geeft ook de eenheden (km/h of Mph) aan en of de cruise control is geactiveerd door CC weer te geven. Knipperende waarden betekent dat de achterwaartse richting voor het gaspedaal actief is. De helderheid van het scherm verandert automatisch naargelang de omgeving. Inschakelen De scooter wordt als volgt ingeschakeld (figuur 10): Steek de contactsleutel zo ver mogelijk in het contact (A) en draai hem linksom naar de 1 die de INGESCHAKELDE stand aangeeft. De scooter wordt als volgt uitgeschakeld (figuur 10) Draai de contactsleutel zover mogelijk rechtsom naar de 0 die de UITGESCHAKELDE stand aangeeft. Haal de sleutel uit het contact (A). A 0 1 Oplaadaansluiting De oplaadaansluiting (A) bevindt zich op de stuurkolom, onder het bedieningspaneel (fi guur 11). Dit is het punt waarop de acculaderkabel kan worden aangesloten. Alle elektronica moet zijn uitgeschakeld tijdens het opladen van de accu s. Verwijder de contactsleutel alvorens u de accu s oplaadt. Figuur 10 Trophy 20 UM 14 5.5 Rijden met de scooter Voordat u met de scooter gaat rijden, dient deze optimaal te zijn aangepast aan uw persoonlijke behoeften. Nadat u alle controles heeft uitgevoerd, kunt u plaatsnemen op de scooter. Zie Plaatsnemen en afstappen. Nu kunt u gaan rijden. Als bestuurder van de scooter moet u niet vergeten dat andere mensen u wellicht niet altijd opmerken. Let altijd goed op de mensen en het verkeer om u heen. Trophy 20 UM 15 Figuur 11

Gebruik van de scooter 23 Vooruit- en achteruit rijden (figuur 12) Vooruit rijden met vingerbediening: Schakel de scooter in. Zie Inschakelen Trek langzaam met uw vingers aan het onderste deel van de gashendel. Hoe verder u die uittrekt, hoe sneller u rijdt. Achteruit rijden met vingerbediening: Schakel de scooter in. Zie Inschakelen Trek langzaam met uw vingers aan het bovenste deel van de gashendel. Hoe verder u die uittrekt, hoe sneller u rijdt. Rijden met het gaspedaal (figuur 13): Schakel de scooter in (zie inschakelen). De scooter begint altijd in voorwaartse richting. Druk langzaam op het gaspedaal. Hoe verder u dat indrukt, hoe sneller u rijdt. Voor achteruit rijden drukt u op de knop voor de achterwaartse rijrichting. Nu stromen de waarden op het scherm. Druk nogmaals op deze knop om de voorwaartse richting te selecteren. Figure 12 Trophy 20 UM 16 Automatisch vooruit rijden (indien van toepassing) De scooter kan automatisch rijden via cruisecontrol. Als de knop voor cruisecontrol wordt ingedrukt, blijft de scooter rijden tegen de huidige snelheid. De cruisecontrol wordt automatisch uitgeschakeld wanneer de schakelaar voor achteruit, de schakelaar voor cruisecontrol, de gashendel rechts of links, de noodstop, de rem of de gasknop wordt ingedrukt Controleer goed dat achter u de weg vrij is voordat u achteruit gaat rijden. Figuur 13 Trophy 20 UM 17 De maximumsnelheid voor achteruit rijden is de helft van de maximumsnelheid voor vooruit rijden. Met de snelheidsregelaar kunt u de maximale snelheid in 10 stappen instellen voor zowel vooruit- als achteruitrijden.

24 Gebruik van de scooter Remmen en stoppen bij het vooruit of achteruit rijden (figuur 14) Wanneer de gashendel langzaam wordt losgelaten, remt de Trophy 20 af en komt tot stilstand. Tijdens het afremmen lichten de remlichten automatisch op. Als u plotseling moet stoppen tijdens het rijden, moet het gas onmiddellijk worden losgelaten en/of de handrem gebruikt. Zodra de scooter tot stilstand is gekomen, wordt automatisch de parkeerrem ingeschakeld. Als extra beveiliging is de handrem uitgerust met een parkeerremfunctie. Deze moet ook worden gebruikt als de scooter zich in de vrijloop- / neutrale stand bevindt. Zie paragraaf 5.7. In een noodgeval kan de optionele noodstopschakelaar worden ingedrukt. De scooter maakt dan een noodstop (figuur 15). Na gebruik van de noodstopknop draait u deze knop rechtsom om hem terug uit te trekken (zoals aangeduid op de noodstopknop) en moet de contactsleutel worden uitgeschakeld en terug ingeschakeld om verder te rijden. Let op! U kunt de remmen activeren door de rijhendel ineens los te laten. Als u met hoge snelheid rijdt, dient u extra voorzichtig te zijn, vooral op trottoirs en in voetgangerzones. In dat geval is het raadzaam om een lagere maximumsnelheid in te stellen met de snelheidsregelaar. Steek geen straat over totdat u goed overweg kunt met de scooter en de bedieningsinstrumenten. Figuur 14 Trophy 20 UM 24 Bochten De hoek om gaan; links of rechts afslaan Als u het stuur naar links of rechts draait, verandert de scooter van richting en zal hij naar links of naar rechts gaan rijden. Als u een bocht maakt, dient u altijd eerst goed te kijken en de richtingaanwijzer te gebruiken. Neem een bocht altijd met een veilige snelheid, d.w.z. met minder vaart. Figuur 15 Trophy 20 UM 18

Gebruik van de scooter 25 De beperkingen gelden alleen wanneer de vering correct is aangepast conform de gewichtsspecifi caties. Neem contact op met uw dealer voor het instellen. 50 kg - max. 13 (23%) 75 kg - max. 12 (21%) 100 kg - max. 11 (19%) 125 kg - max. 10 (18%) 160 kg - max. 9 (16%) Figuur 16 Standard versie en Alpine versie

26 Gebruik van de scooter Hellingen Hoewel de Trophy 20 een maximum gewicht van 160 kg kan dragen, is het belangrijk dat de volgende veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen bij het rijden op hellingen. Als u een helling oprijdt, moet u een bepaalde lichaamshouding aannemen die uw stabiliteit vergroot. Dit doet u door uw bovenlichaam naar voren te leunen terwijl u de helling oprijdt. Hierdoor wordt de scooter stabieler. De rijhouding voor betere stabiliteit is hiernaast afgebeeld. Daarnaast mag de rugleuning van de scooter nooit te ver in een achteruitleunende stand staan en moet de stoel naar voren zijn geschoven. Het is niet toegestaan met de scooter tegen hellingen op te rijden met een hellingsgraad van meer dan in onderstaande tabel is weergegeven. een helling, wordt u aangeraden om een route te nemen die minder steil is. Dit om te voorkomen dat de motor oververhit raakt, Als u te lang tegen een helling oprijdt, kan de motor oververhit raken. De elektronica schakelt dan uit om een defecte motor te voorkomen. Haal de contactsleutel uit het contact en laat de motor even afkoelen. Waar mogelijk wordt altijd aangeraden om een minder steile route te kiezen. Als u zich niet aan deze voorschriften houdt, kan uw scooter instabiel worden en kantelen. Dit kan tot persoonlijk letsel en/of schade aan uw scooter leiden. Leef deze voorschriften na. Dit niet doen kan leiden tot instabiliteit van de scooter de scooter kan omvallen, wat kan leiden tot persoonlijk letsel en/of schade aan uw scooter. Instructies voor omhoog rijden op helling Neem de lichaamshouding voor betere stabiliteit aan door met uw bovenlichaam iets naar voren te leunen. Hierdoor wordt uw scooter stabieler. U kunt uw positie nog verder verbeteren door de stoel meer naar voren te schuiven. Rij de helling met halve snelheid omhoog. Houdt een constante snelheid aan terwijl u de helling oprijdt. Vermijd plotselinge en schokkende bewegingen, zoals ineens remmen of optrekken. Verander niet van richting en probeer niet om te keren als u een helling oprijdt. U dient recht tegen de helling op te rijden. Probeer niet om te keren en/of diagonaal tegen de helling op te rijden. Probeer nooit op een helling te rijden als er mogelijke gevaren zijn, zoals hellingen bedekt met sneeuw, ijzel, gemaaid gras of natte bladeren. Als u merkt dat de snelheid van de scooter aanzienlijk afneemt bij het oprijden van

Gebruik van de scooter 27 Hellingen afrijden (figuur 17) Rij bij het van hellingen afrijden zo langzaam mogelijk en met de grootst mogelijke beheersing. Draai de snelheidregelaar geheel naar links (laagste snelheid) voordat u een helling af rijdt. Leun met uw bovenlichaam iets naar achteren, en als u remt, rem dan heel rustig. Als u te snel remt, kan de scooter voorover kantelen. Obstakels (figuur 18) Over obstakels rijden Rijd recht op de stoeprand of ander obstakel af, en stop als het voorwiel het obstakel bijna aanraakt. Duw nu de rijhendel in en rij de stoep op, zonder van richting te veranderen. Zodra het voorwiel op de stoep is, moet u dezelfde snelheid houden zodat de achterwielen ook op de stoep kunnen komen. Als het u niet lukt om de stoep op te rijden, zoek dan een plaats waar de stoeprand minder hoog is. Obstakels moeten altijd in een rechte hoek worden genaderd (fi guur 19). Het wordt altijd aangeraden om de voor voertuigen verlaagde stoepranden te gebruiken in plaats van tegen de hoge stoeprand op te rijden. Rijd niet over obstakels heen die hoger zijn dan 5 cm. Oefen met lage obstakels en bouw geleidelijk de hoogte van de obstakels op, totdat u over obstakels met de maximum hoogte kunt rijden. Gun uzelf genoeg tijd hiervoor. Figuur 17 Figuur 18 Trophy 20 UM 20 Trophy 20 UM 21 Van obstakels afrijden Wees uiterst voorzichtig als u van obstakels afrijdt. Rijd recht naar de stoeprand toe en stop vlak voor de stoeprand. Druk voorzichtig de rijhendel in en laat de scooter langzaam van de stoep afrijden, zonder van richting te veranderen. Figuur 19 Trophy 20 UM 22

28 Gebruik van de scooter Van een trap of treden afrijden is niet toegestaan. Dat is uitermate gevaarlijk. De scooter is uitgerust met antikiep-wieltjes voor extra stabiliteit en veiligheid. Het kan voorkomen dat deze wieltjes een obstakel raken als u er vanaf rijdt. Zorg ervoor dat de achterwielen van de scooter niet op ongelijke hoogte staan. Dit maakt de scooter onstabiel. Automatisch uitschakelen bij overbelasting Haal de contactsleutel uit het contact en laat de motor afkoelen. Verkeerd gebruik kan ook onnodige storingen en schade aan de scooter veroorzaken. Uitschakelen Na elke rit dient de scooter volledig te worden uitgeschakeld: hiermee voorkomt u dat de accu s onnodig leeg raken en weer moeten worden opgeladen. Haal altijd de contactsleutel uit het contact als u de scooter niet rijdt, zelfs als u van plan bent om op de scooter te blijven zitten als deze is geparkeerd. Hiermee voorkomt u dat u de scooter ongewild in beweging brengt als u per ongeluk de rijhendel aanraakt. Als de scooter op een helling wordt stilgezet, dient de automatische parkeerrem te worden ingeschakeld. Om deze reden moet u de vrijloophendel nooit in vrijloop- / neutraal stand zetten wanneer u op een helling staat. 5.6 Duwen van de scooter In geval van een storing of als de accu s te weinig stroom hebben om de scooter te laten rijden, kan de scooter ook met de hand worden geduwd. Het duwen van de scooter kan handig zijn bij parkeren of het wegzetten van de scooter in een kleine ruimte. Zet de scooter uit door de contactsleutel uit het contact te halen. Zet de vrijloophendel in de vrijloop- / neutrale stand. Zorg ervoor dat er niemand op de scooter zit voordat u dit doet Als de scooter te snel wordt geduwd, wordt via een ingebouwd veiligheidsmechanisme automatisch de motorrem ingeschakeld, waardoor de scooter vaart mindert. Parkeren Verwijder na geparkeerd te hebben de contactsleutel uit het contact zodat het voor iemand anders niet mogelijk is om uw Trophy 20 zonder uw toestemming te gebruiken. Nadat de scooter is uitgeschakeld (de contactsleutel is uit het contact verwijderd) blijft de scooter op de parkeerrem staan, zelfs als de accu s worden verwijderd. Als de scooter in de vrijloop/neutraal stand staat, staat de scooter NIET op de automatische handrem!

Gebruik van de scooter 29 De scooter in de vrijloop- / neutrale stand (figuur 20) Opdat de Trophy 20 kan worden geduwd, moet de automatische parkeerrem als volgt worden uitgeschakeld: Druk de vrijloophendel, die zich aan de rechterkant van de motorkap op de achterzijde bevindt, in de vrijloop- / neutrale stand (B). Hierdoor wordt de automatische parkeerrem uitgeschakeld. De automatische parkeerrem van de Trophy 20 kan weer worden ingeschakeld door de vrijloophendel weer in de rijstand (A) te zetten. A B Voorzorgsmaatregelen in de vrijloop- / neutrale stand De scooter is uitgerust met een unieke veiligheidsvoorziening die voorkomt dat de scooter te snel wegrolt wanneer hij in de vrijloop- / neutrale stand staat. Als de scooter begint te rollen in de vrijloop- / neutrale stand, remt de motorrem automatisch de scooter af totdat hij tot stilstand komt. Figuur 20 Trophy 20 UM 23 Zorg ervoor dat de vrijloophendel in de rijstand staat voordat u op de scooter gaat zitten. Ga nooit op de scooter zitten als de scooter in de vrijloop- / neutrale stand staat. Raak de vrijloophendel NOOIT aan tijdens het rijden. Raak de rij- / gashendel niet aan als u de vrijloophendel bedient. De vrijloophendel mag alleen worden gebruikt wanneer de scooter moet worden geduwd. Door de scooter in de vrijloop- / neutrale stand te zetten, wordt de motor mechanisch ontkoppeld, als gevolg waarvan de automatische parkeerrem niet meer werkt. Daarom is het belangrijk dat het de hendel meteen worden teruggezet in de rijstand nadat de scooter is geduwd, zodat de automatische parkeerrem opnieuw wordt ingeschakeld. Zet de scooter NOOIT in de vrijloop- / neutrale stand wanneer hij op een helling geparkeerd staat. De scooter zal dan door de zwaartekracht de helling afrollen. Gebruik altijd de extra handmatige parkeerrem wanneer de scooter in de vrijloop / neutrale stand staat.

30 Gebruik van de scooter Wanneer de Trophy 20 in de vrijloop- / neutrale stand staat: Is het niet mogelijk om met de scooter te rijden. De elektronica kan worden ingeschakeld, maar de motor kan de scooter niet aandrijven. Daarom dient in deze situatie de elektronica te worden uitgeschakeld. a De volgende stappen moeten worden genomen om weer met de Trophy 20 te kunnen rijden: Zet de vrijloophendel in de rijstand. Zet de scooter aan door de contactsleutel in het contact te steken. A 5.7 Demontage van de scooter voor opslag en/of transport Figuur 21 Trophy 20 UM 29 De Trophy 20 kan uit elkaar worden gehaald zodat hij in een kleine ruimte kan worden opgeslagen of in een kleine auto vervoerd. Gedemonteerd neemt de scooter minder plaats in. Neem de volgende stappen om uw Trophy 20 uit elkaar te halen. De stoel verwijderen (figuur 21) (stoel kan iets afwijken van de figuur) De stoel wordt als volgt verwijderd: Ontgrendel het draaimechanisme van de stoel door de vergrendelingshendel naar voren te duwen. Til de stoel van de stoelpoot af. De stoel kan eenvoudig worden opgetild wanneer deze tijdens het tillen iets gedraaid wordt. Als u de rugleuning volledig inklapt, wordt de omvang van de stoel kleiner, waardoor het makkelijker wordt om de stoel van de stoelpoot te tillen. Figuur 22 A Trophy 20 UM 26a Inklappen van de stuurkolom (figuur 22 en 23) De stuurkolom kan als volgt worden ingeklapt: Trek hendel (A) naar beneden en trek tegelijkertijd de stuurkolom naar beneden. Wees voorzichtig bij het inklappen van de stuurkolom, zorg er voor dat u vingers niet beklemd raken. Optillen en inladen Wij raden u aan om altijd iemand te laten helpen bij het inladen van de gedemonteerde scooter. Bij het inladen van de gedemonteerde scooter in een auto moet u ervoor zorgen dat de vrijloophendel aan de achterkant van de scooter in de rijstand is gezet. Figuur 23 A Trophy 20 UM 27a