Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312



Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Datum: 15 november Rapportnummer: 2010/327

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Rapport over een klacht over IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/090

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/239

3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen. Rapportnummer: 2014/040

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Op het verkeerde been

Beoordeling. h2>klacht

3. Op 26 juni 2007 diende verzoekster een klacht in omdat zij tot op dat moment het verschuldigde bedrag nog niet had ontvangen.

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen uit Utrecht. Datum: 22 november Rapportnummer: 2011/346

Rapport. Datum: 30 januari 2007 Rapportnummer: 2007/017

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/334

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Rapport. Datum: 7 augustus 2002 Rapportnummer: 2002/231

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/115

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 28 januari 2011 Rapportnummer: 2011/026

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Oordeel. Datum: 3 augustus 2017 Rapportnummer: 2017/094

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 27 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/329

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/047

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Rapport. Datum: 5 september 2006 Rapportnummer: 2006/306

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Rapport. Datum: 1 december 2010 Rapportnummer: 2010/338

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Dienst voor het kadaster en de openbare registers uit Apeldoorn. Datum: 23 mei 2011

Rapport. Datum: 15 december 2008 Rapportnummer: 2008/303

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Tevens klaagt verzoekster erover dat zij op haar diverse brieven aan de Belastingdienst geen antwoord heeft gekregen.

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Samenvatting 1 Klacht 2 Beoordeling 2 Conclusie 4 Aanbeveling 5 Onderzoek 5 Bevindingen 5

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Centrale Administratie te Apeldoorn. Datum: 28 december Rapportnummer: 2011/366

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/093

Rapport. Datum: 29 maart 2005 Rapportnummer: 2005/091

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie van de CVOM stelselmatig niet op zijn correspondentie reageert.

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Naar aanleiding van de beslissing van de gemeente van 16 maart 2007 wendde verzoekster zich opnieuw tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 8 mei 2007 Rapportnummer: 2007/087

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling. h2>klacht

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

I. Ten aanzien van het afwijzen van verzoekster voor een vaste functie

Rapport. Datum: 22 december 2006 Rapportnummer: 2006/391

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Belastingdienst/BelastingTelefoon te Groningen. Datum: 13 december Rapportnummer: 2011/360

Op en b aar r ap p o r t

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 1 mei 2007 Rapportnummer: 2007/083

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 9 februari 2007 Rapportnummer: 2007/027

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer (RDW) uit Zoetermeer. Datum: Rapportnummer: 2011/097

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 17 mei 2006 Rapportnummer: 2006/182

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Rapport. Datum: 22 mei 2003 Rapportnummer: 2003/144

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Zij klaagt er voorts over dat de SVB de schade en kosten die het gevolg waren van de werkwijze van de SVB niet aan haar wil vergoeden.

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

Rapport. Datum: 21 juli 2005 Rapportnummer: 2005/209

Rapport. Datum: 21 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/291

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Rapport. Datum: 28 juni 2006 Rapportnummer: 2006/234

Rapport. Rapport over een klacht over de Kamer van Koophandel Midden-Nederland uit Utrecht. Datum: 11 oktober Rapportnummer: 2011/298

Rapport. Klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Zwolle. Datum: 20 april Rapportnummer: 2011/121

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/111

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Transcriptie:

Rapport Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

2 Klacht Verzoekster klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) incorrecte informatie heeft verschaft in de brochure en op de website over de voorwaarden om in aanmerking te komen voor naturalisatie tot Nederlander, op grond waarvan zij ten onrechte meende dat zij aan de voorwaarden voldeed en een verzoek tot naturalisatie heeft ingediend. De incorrecte informatie heeft betrekking op de voorwaarde ten aanzien van onafgebroken samenwoning met een Nederlandse man of vrouw bij huwelijk. Daarnaast klaagt verzoekster erover dat de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie haar verzoek om terugbetaling van de door haar in verband met het naturalisatieverzoek voldane leges, niet heeft gehonoreerd. Beoordeling I. Bevindingen 1. Op 28 augustus 2003 diende verzoekster een naturalisatieverzoek in bij de Immigratieen Naturalisatiedienst (IND). Dit verzoek werd op 4 juni 2004 afgewezen. Hoewel verzoekster onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het verzoek drie jaar onafgebroken was gehuwd met een Nederlandse man, voldeed zij niet aan de voorwaarde zoals neergelegd in artikel 8, tweede lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap (zie Achtergrond, onder 1.), dat zij tevens drie jaar onafgebroken met haar echtgenoot had samengewoond. 2. Bij brief van 21 juni 2004 diende verzoekster een klacht in bij de IND. Zij gaf daarbij aan dat de klacht niet gericht was tegen de reden van de afwijzing van het verzoek, maar tegen de informatie die in de brochure "Hoe kunt u Nederlander worden" en op de website van de IND was opgenomen (Zie Achtergrond, onder 2a. en 3a.). Volgens verzoekster stond er in de beschikbaar gestelde informatie niet duidelijk vermeld dat er bij drie jaar huwelijk met een Nederlander ook sprake moet zijn van drie jaar samenwoning. Op grond van deze informatie meende verzoekster ten onrechte dat zij aan de voorwaarden voor naturalisatie voldeed. Immers, als de informatievoorziening van meet af aan correct was geweest, dan had verzoekster geen naturalisatieverzoek ingediend en had zij geen 336 aan leges hoeven uitgeven. 3. In reactie op de klacht liet de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verzoekster bij brief van 18 augustus 2004 weten haar mening omtrent de incorrecte weergave van de voorwaarden voor naturalisatie niet te delen. De minister wees erop dat de brochure en website slechts een samenvatting van de regelgeving inhield en dat daaraan geen rechten konden worden ontleend. Zij verklaarde de klacht kennelijk ongegrond. Voorts concludeerde zij dat er geen grond was voor (gedeeltelijke) teruggave van de leges. De minister zegde evenwel toe dat er naar aanleiding van de klacht zou

3 worden bezien of er aanleiding bestond de informatievoorziening op dit punt aan te passen. 4. Verzoekster kon zich met dit antwoord niet verenigen. Zij wendde zich daarom tot de Nationale ombudsman. 5. In de reactie op de klacht bracht de minister naar voren dat de brochure en website bedoeld zijn om een algemeen beeld te geven van de mogelijkheden tot het verkrijgen van het Nederlanderschap en de daaraan gestelde voorwaarden. Het zou het doel van de voorlichting voorbij schieten indien daarbij in detail zou worden ingegaan op alle aspecten van die voorwaarden. De minister betreurde echter dat bij het opstellen van de teksten onvoldoende duidelijk was gemaakt dat de samenwoning niet mag worden onderbroken en dat verzoekster hierdoor ten onrechte in de veronderstelling had verkeerd aan de voorwaarden voor naturalisatie te voldoen. Op dit onderdeel achtte de minister de klacht van verzoekster dan ook gegrond. De minister zegde toe de tekst van de website op dit punt te zullen aanpassen; de tekst van de brochure zou bij de herdruk worden aangepast. 6. Het onderdeel van de klacht dat betrekking heeft op de terugbetaling van de leges die waren betaald in verband met het naturalisatieverzoek verklaarde de minister ongegrond. Het doel van de door verzoekster geraadpleegde informatie was immers om een algemeen beeld van de regeling te verstrekken, en niet om uitsluitsel te bieden over het al dan niet inwilligen van het verzoek tot naturalisatie. Daarbij kwam dat zowel de brochure als de website een zogenaamde disclaimer bevatte. Hierin was opgenomen dat aan de inhoud geen rechten kunnen worden ontleend, aldus de minister. II. Beoordeling 7. Het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking houdt in dat bestuursorganen burgers met het oog op de behartiging van hun belangen actief en desgevraagd van adequate informatie voorzien. Wat betreft de inhoud van een door een bestuursorgaan uitgegeven brochure of website brengt dit vereiste mee dat de hierin verstrekte informatie eenduidig en juist is, en dat de burger op deze eenduidigheid en juistheid moet kunnen vertrouwen. 8. Op grond van artikel 8, tweede lid, Rijkswet op het Nederlanderschap geldt de eis van vijf jaar hoofdverblijf "niet met betrekking tot de verzoeker die sedert tenminste drie jaren de echtgenoot is van en samenwoont met een Nederlander " (zie Achtergrond, onder 1.). In zoverre kan niet gezegd worden dat de gelijkluidende tekst van de brochure en de website over de voorwaarde ten aanzien van samenwoning met een Nederlandse man of vrouw bij huwelijk in dit opzicht niet juist zou zijn. Wel kan aan de minister worden toegegeven dat voor een niet-juridisch geschoolde lezer niet zonder meer duidelijk is dat de wettelijke voorwaarde van samenwoning impliceert dat de samenwoning niet mag worden onderbroken. In zoverre is de minister in haar informatieverstrekking

4 tekortgeschoten. Door aan te geven dat de tekst zou worden aangepast - hetgeen inmiddels is gebeurd (zie Achtergrond, onder 2b, en 3b.) - en de klacht van verzoekster op dit punt gegrond te verklaren, heeft de minister dit ook met zo veel woorden erkend. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk. 9. Het redelijkheidsvereiste houdt in dat bestuursorganen de in het geding zijnde belangen tegen elkaar afwegen en dat de uitkomst hiervan niet onredelijk is. 10. Uit het vorenstaande blijkt niet gesteld kan worden dat verzoekster tevoren onjuist was geïnformeerd over de wettelijke voorwaarden die specifiek voor haar van belang waren om in aanmerking te komen voor naturalisatie tot Nederlander. Verder heeft de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie een beroep gedaan op de disclaimers in de brochure en op de website. 11. Tegen deze achtergrond kan naar het oordeel van de Nationale ombudsman niet gezegd worden dat de minister in strijd met het redelijkheidsvereiste heeft gehandeld door verzoeksters verzoek om compensatie van de gemaakte legeskosten af te wijzen. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst is gegrond, wegens strijd met het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking. De klacht over de onderzochte gedraging van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie is niet gegrond. De Nationale ombudsman heeft er met instemming kennis van genomen dat de tekst van de brochure en de website met betrekking tot aanvragen om naturalisatie over de voorwaarde ten aanzien van onafgebroken samenwoning met een Nederlandse man of vrouw bij huwelijk is aangepast. Onderzoek Op 5 september 2004 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw O. te Arnhem, met een klacht over een gedraging van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), en een gedraging van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Naar deze gedragingen werd een onderzoek ingesteld. De gedraging van de IND wordt aangemerkt als een gedraging van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

5 In het kader van het onderzoek werd de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie bij brief van 19 november 2004 verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Op 17 januari 2005 werd verzoekster in de gelegenheid gesteld te reageren op de informatie van de minister. Verzoekster maakte van deze gelegenheid geen gebruik. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie berichtte dat het verslag haar geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie: Klaagschrift van 21 juni 2004; Reactie IND van 18 augustus 2004; Verzoekschrift van 5 september 2004, aangevuld bij brief van 18 oktober 2004; Standpunt de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 3 januari 2005. Bevindingen Zie onder Beoordeling. Achtergrond 1. Rijkswet op het Nederlanderschap Artikel 8 1. Voor verlening van het Nederlanderschap overeenkomstig artikel 7 komt slechts in aanmerking de verzoeker die meerderjarig is; tegen wiens verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, geen bedenkingen bestaan;

6 die tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, toelating en hoofdverblijf heeft; en die in de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse samenleving als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over een bij algemene maatregel van rijksbestuur te bepalen mate van kennis van de Nederlandse taal, dan wel - indien hij in de Nederlandse-Antillen of Aruba hoofdverblijf heeft - de taal die op het eiland van hoofdverblijf naast het Nederlands gangbaar is, alsmede van de Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse staatsinrichting en maatschappij, en hij zich ook overigens in de Nederlandse, Nederlandse-Antilliaanse of Arubaanse samenleving heeft doen opnemen. 2. Het eerste lid, onder c, geldt niet met betrekking tot de verzoeker die hetzij te eniger tijd het Nederlanderschap of de staat van Nederlands onderdaan-niet-nederlander heeft bezeten, hetzij sedert tenminste drie jaren de echtgenoot is van en samenwoont met een Nederlander, hetzij tijdens zijn meerderjarigheid in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba is geadopteerd door ouders van wie in elk geval één het Nederlanderschap bezit. 3. De termijn bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt op twee jaren gesteld voor degene die in totaal ten minste tien jaren in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba toelating en hoofdverblijf heeft gehad. 4. De termijn bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt op drie jaren gesteld voor de verzoeker die hetzij ongehuwd tenminste drie jaren onafgebroken met een ongehuwde Nederlander in een duurzame relatie anders dan het huwelijk samenleeft, hetzij staatloos is. 5. De termijn bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt eveneens op drie jaren gesteld voor de verzoeker die door erkenning of wettiging zonder erkenning het kind van een Nederlander is geworden. Voor de verzoeker die tijdens zijn minderjarigheid is erkend of gewettigd wordt de termijn van drie jaren verminderd met de onafgebroken periode gedurende welke hij onmiddellijk voorafgaande aan zijn meerderjarigheid na de erkenning of wettiging zonder erkenning, verzorging en opvoeding heeft genoten van de Nederlander door wie hij is erkend of wiens kind hij door wettiging zonder erkenning is geworden. 6. Een krachtens het eerste lid, onder d, vastgestelde algemene maatregel van rijksbestuur treedt niet eerder in werking dan vier weken na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan beide kamers der Staten-Generaal. 2. Brochure "Hoe kunt u Nederlander worden" Oude tekst

7 U bent getrouwd, geregistreerd partner van of woont samen met (beiden ongehuwd) een Nederlandse man of vrouw. In dat geval kunt u na drie jaar huwelijk (eventueel in het buitenland) en/of onafgebroken samenleving een aanvraag tot naturalisatie indienen. Aangepaste tekst U bent getrouwd met of geregistreerd partner van een Nederlandse man of vrouw. In dat geval kunt u na drie jaar huwelijk of geregistreerd partnerschap (eventueel in het buitenland) en onafgebroken samenleving een aanvraag tot naturalisatie indienen. 3. Website IND Oude tekst U bent getrouwd met of geregistreerd partner van een Nederlandse man of vrouw. U kunt dan na 3 jaar huwelijk of geregistreerd partnerschap (eventueel in het buitenland) én samenwoning een aanvraag tot naturalisatie indienen. Als u 3 jaar onafgebroken samenwoont in Nederland (beiden ongehuwd) met een Nederlandse man of vrouw, kunt u ook een aanvraag indienen. Aangepaste tekst U bent getrouwd met of geregistreerd partner van een Nederlandse man of vrouw. U kunt dan na 3 jaar huwelijk of geregistreerd partnerschap (eventueel in het buitenland) én ononderbroken samenwoning een aanvraag tot naturalisatie indienen. Als u 3 jaar onafgebroken samenwoont in Nederland (beiden ongehuwd) met een Nederlandse man of vrouw, kunt u ook een aanvraag indienen.