Installatie handleiding



Vergelijkbare documenten
Installatie handleiding

Installatie handleiding

CATALOGUS. Ketels, Accessoires en Service sets. HR-ketel met 3-wegklep voor extern voorraadvat... HR-ketel voor CV verwarming TWIN...

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

Kortsluiting van de aanvoer- Defecte of niet (goed) aangesloten aanvoer- of retourtemperatuursensor. Geen doorstroming

8 Bij storing. 8.1 Storingscodes

Nefit Economy cv-boilers

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

Erratablad Comfort Classic

6 INSTELLING EN AFREGELING

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

Techneco Elga. Regeling en Extra s

Het cascadesysteem. in één compact toestel

CCE-200, 201, 202, 203, 204 & 206 NL Elektronisch bedieningspaneel Installatie-, Montage- en Gebruikshandleiding Voor de Installateur

COMBIFORT. Storingen en blokkeringen

7 INSTELLING EN AFREGELING

MYSON. Kickspace 500, 600 & 800. Installatie-, bedienings- en onderhoudsvoorschriften. Deze instructies dienen bij het toestel bewaard te worden

MGC OpenTherm regelaar

Gebruikshandleiding. 8A /05.08 Wijzigingen voorbehouden.

Twister Condenserende HR RVS boiler

AANVULLEND INSTRUCTIEBOEKJE LUCHTVERWARMER. TYPE TR Duct. Kanaal uitvoering

Installatie instructie

HANDLEIDING HYDRO DISPLAY BEDIENEN (NEDERLANDS)

Gebruikers- en installatie- handleiding SUNWOOD MARINO. Propaan

Winterwarm. Het warme gevoel van Winterwarm. Technische Documentatie. the heat is on. HEATER Type HR30

Op de volgende pagina s zijn enkele voorbeelden van opstellingsmogelijkheden te zien. Upsilon Cascade Ketelopstellingen en gemakkelijke installatie

Focus LCD Electronic (PPE2) ELEKTRISCHE DOORSTROMER VOOR TAPWATER

CV module Plus Installatievoorschriften

Gebruikershandleiding. HR Warm Tapwater ketel voor aan de wand WW80 WW100 WW120 WW150 WW 180. Ketels voor Warm Sanitair Water

Gebruikershandleiding. Compacte HR 107 Cv-ketel voor aan de wand kw. Ambassador. 60 Line 80 DuOz 100 DuOz 120 DuOz 150 DuOz 180 DuOz

Installatie- en gebruikershandleiding. Besturingsprint SCB-09

Cerapur TOP 30-3 ZWB TOP 30/42-3 ZWB TOP 28-3 ZSB TOP 42 ZB. condensatieketels met gestuwde afvoer

SGE. warmtewisselaar SGE - 40/60. Innovation has a name.

Nefit EcomLine HR. Gebruikersinstructie. Nefit houdt Nederland warm

Quick Guide Artel Mono Block schema 1

Gebruikshandleiding. BUVA EcoHeat 14-4 BUVA EcoHeat 16-4 BUVA EcoHeat 18-5

Technisch handboek Titano Smart Pro. Ferroli Titano Smart Pro. V5 2019

Nederland nl. Installatievoorschriften Remeha voorraadvat HWST-A 300. prof.remeha.nl

8.1 Storingssignalering De storingssignalering wordt zichtbaar op het moment dat er een storing in het toestel optreedt.

SERVICEHANDLEIDING HDC1200i HDC1500i K26i

SERVICEHANDLEIDING HD50i

GEBRUIKERSHANDLEIDING

SGE HR-Condenserende gas-zonneboiler met geïntegreerde

ZEUS PYRO. Werking volgens onderdruk principe. Rendement 82-90% Geringe afmetingen. Ingebouwde veiligheidskoelspiraal

1. Installatie van de e-thermostaat Installatie van de hub 8

Nederland. Condenserende gaswandketels. Calenta. Serviceset instructies AA

Introductie: Technische gegevens:

Electrische Boiler. Installatie, gebruik en onderhoud TNC 10 TNC 15 TNC 30 TNC 50 TNC 80 TNC 80 H TNC 100 TNC 100 H TNC 150 TNC 150 H

CEEPEE 15 K / G / M. Montagevoorschrift condenswaterpomp

Product-Data-Blad. Avanta CW6. De compacte ketel met grootse prestaties

In werking stellen Hoofdstuk 6

R600 IP/ZW Technische documentatie Tapwater- en zwembadketel

Focus LCD PRO Electronic (PPVE) ELEKTRISCHE DOORSTROMER VOOR TAPWATER

Stappenplan installeren UMR Vario

Twister Condenserende HR RVS boiler

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

VOS-12035(10L) VOS-12036(36L)

Servicetool. Gebruikershandleiding

SGE. warmtewisselaar SGE - 40/60. Innovation has a name.

Storing indicatie van LED binnen/buiten en eerste oordeel

Magneetklep DN10, DN15 en DN20 Kenmerken

Cascade-opstelling Nefit EcomLine HR pakket L2A. Lijnopstelling

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

Service Manual. Comfort System

Gebruikshandleiding. Toetsfuncties. Bedrijfsindicaties. Met de programmatoetsen schakelt u de volgende functies aan of uit: centrale verwarming

EcoAir 60. Gebruiksaanwijzing

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF

- Stel met [+] en/of [-]-toets de gewenste waarde in. - Druk op de e -toets voor het vastleggen van de nieuwe waarde (instelling knippert

LAADZUIL ELEKTRISCHE MONTAGE EN GEBRUIK Deze handleiding is van toepassing op een DIC laadzuil met plug and play systeem

Gebruik en functies van de 6 wegklep voor filtersets FS350- FS400- FS450- FS500- FS650

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

Boiler Temp. pomp instelling, Thermostat menu Th20 6. Pellet Sensor. Pellet Tank AB M

Periodiek Onderhoud Akkoord

ecocompact statuscodes diagnosecodes storingscodes

INHOUD. CE Verklaring van Overeenstemming 8. 2

Techneco ELGA warmtepomp Gebruikershandleiding. Type 3.0

Installatievoorschriften. Bel-Ro-combi CLV systeem

SENTRY ELEKTRISCHE BOILERS

Handleiding voor ombouw van Aardgas naar Propaan

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

All-in-one warmtepomp water verwarming BOI-200/260

Nefit houdt Nederland warm. Gebruikersinstructie. Nefit Economy HR

Big Fire Gasblokken. Big-fire 400. Big-fire 570. Big-fire 730. Big-fire 750. Big-fire Big-fire Big-fire 570 Propaan. Big-fire 750 Propaan

LUCHTVERWARMING. Tot 50% gasbesparing Rendement tot 108% HR - Modulerend & Condenserend Premix Brander RVS Warmtewisselaar

LED weergave-systeem Hoofdstuk 7

Montage handleiding BM kunststof PP rookgasafvoerleidingen

DIC WANDMODEL HANDLEIDING MONTAGE EN GEBRUIK Deze handleiding is van toepassing op een DIC wandmodel met plug and play systeem

MAGASRO HOUTGESTOOKTE CV KETELS

Instructieboekje installateurs-mode weersafhankelijke regeling TM2HR Comfort Plus Versietijd: :06:00 Printtijd: :11:03

SGE. warmtewisselaar SGE - 40/60. Innovation has a name.

4. DIAGNOSE KETELGEDRAG

ATAG monteur aan het woord door Bert Hiddink

TECHNISCHE HANDLEIDING

h Aanwijzing! NL; BENL Bedienings- en installatiehandleiding VRT 50 Kamer(klok)thermostaat Bedieningshandleiding Aanwijzingen bij de documentatie

MasterTemp. Pentair Academy - 26 april

RVL-I plus warmtepomp combineren met een CV ketel tot een hybride verwarmingssysteem.

RF-OPTIMA R2 THERMOSTAAT

Transcriptie:

NL Installatie handleiding (HR-ketels met printplaat type 585) 40C HR-ketel voor CV verwarming N40C 2011 585 N

INHOUD HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN.... 3 Gebruik toestel Algemene veiligheidsvoorschriften Opstel- en omgevingscondities Waterkwaliteit Voorschriften Leveringsvoorwaarden 1.1. Display.... 4 1.2. Printplaat configuratie 1.3. Display indicaties 1.3.1. Normaal bedrijf 1.3.2. Blokkeringen 1.3.3. Vergrendelingen 1.4. Menustructuur 1.4.1. View mode 1.5. Maatschets 1.5.1. Technische gegevens 1.5.2. Toestelonderdelen 1.6. Bedradingschema 1.7. Hoe werkt het toestel 1.8. Keteltypen 1.8.1. Coopra 40C 1.8.2. Technische karakteristiek 1.9. Elektra 1.10. Installatie opties 1.10.1. Schoorsteen berekening Keteltype 37 1.10.2. Schoorsteen berekening Keteltype 15 1.11. Circulatie pompen 1.11.1. Ketelpomp 1.11.2. Externe systeempomp HOOFDSTUK 2. INSTALLATIE. 15 2.1 Montage van het muurkruis 2.2. Water en gas aansluiting 2.2.1. Gas aansluiting 2.2.2. CV wateraansluitingen 2.2.3. Overstortventiel en condensaatafvoer 2.3. Expansie vat 2.4. Vul- aftapkraan 2.5. Vuilvang filter 2.6. Verschildruk regelaar 2.7. Het toestel uitpakken 2.8. Monteren van rookgasafvoer en luchttoevoer 2.8.1. 2-pijps systeem 2.8.2. Concentrische adapter 80/125 mm 2.8.3. Concentrische adapter 60/100 mm 2.9. Toestel plaatsen 2.10. Groene aansluitblokje HOOFDSTUK 3. REGELINGEN. 18 3.1. CV Regelingen 3.1.1. Modulatie op aanvoersensor (default) 3.1.2. Modulatie op retoursensor (parameter C/r) 3.1.3. Modulatie op systeemsensor (parameter C/r) 3.2. Thermostaten 3.2.1. Aan/Uit thermostaat (zonder buitenvoeler) 3.2.2. OpenTherm thermostaat 3.2.3. 0 10V regeling (zonder buitenvoeler) 3.2.4. CV buitenvoeler regeling HOOFDSTUK 4. INBEDRIJFNAME 20 4.1. Netaansluiting 4.2. Toestel schakelaar 4.2.1. Ontluchtingsprogramma 4.3. Brander situatie 4.3.1. Brander gaat aan 4.3.2 Brander gaat uit 4.4. Waterdruk 4.5. Gas/lucht regeling 4.6. Gas/lucht instelling (% CO2-methode) 4.6.1. Hooglast controleren / instellen 4.6.2. Laaglast controleren 4.7. Ombouw naar Propaan/Butaan mengsels 4.7.1. Hooglast instellen voor propaan/butaan 4.7.2. Laaglast Instellen (G30) 4.7.3. Codering aanbrengen HOOFDSTUK 5. BESTURINGSTOESTANDEN en BEWAKINGEN.. 23 5.1. Rusttoestand 5.2. Voorspoelen/voorgloeien 5.3. Ontsteken 5.4. Bedrijf 5.5. Naspoelen 5.6. Pomp nadraaien 5.7. Vergrendeling 5.8. Vorst beveiliging 5.9. Statische drukbewaking 5.10. Rookgastemperatuur bewaking 5.11. Maximaal temperatuur beveiliging 5.12. Gloeiplug beveiliging HOOFDSTUK 6. PERIODIEK ONDERHOUD 25 6.1. CO2 percentage op hooglast controleren 6.2. Toestel belasting doormeten 6.3. Condensafvoer schoonmaken 6.4. Ionisatiestroom controleren 6.5. Waterdruk 6.6. Schoorsteenvegerfunctie HOOFDSTUK 7. STORINGEN en ONDERHOUD.. 26 7.1. Aansluiting van PC of laptop 7.2. Geen aanduiding op het display 7.3. Toestel reageert niet op warmtevraag 7.4. Montageaanwijzing druksensor 7.5. Montageaanwijzing overdrukventiel 7.6. Storing code F (knipperend) 7.6.1. Gasblok opent niet (geen spanning) 7.6.2. Gasblok opent niet (gasdruk te hoog) 7.6.3. Gasblok opent niet (spoelen defect) 7.6.4. Werking gasblok controleren 7.6.5. Gloeiplug doet het niet 7.6.6. Ventilator doormeten 7.6.7. Gas/Lucht verhouding niet juist ingesteld 7.6.8. Ionisatiepen controleren/reinigen 7.6.9. Temperatuursensor CE Certificate. 28 2

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN Gebruik toestel Het toestel is niet bestemd voor bediening door zwakbegaafde personen (altijd kinderen) met beperkte psychische, zintuiglijke of geestelijke vaardigheden of ontbrekende ervaring en kennis, behalve als er toezichthoudende maatregelingen getroffen zijn of een aangepaste handleiding opgesteld is door een persoon, verantwoordelijk voor de veiligheid. Kinderen moeten in de gaten gehouden worden, zodat ze niet met het apparaat kunnen spelen. Algemene veiligheidsvoorschriften De installatie mag uitsluitend door een erkend installateur worden uitgevoerd. Houd er rekening mee dat inwendige delen van het toestel een gevaarlijke elektrische spanning (230 Volt) kunnen voeren. Houd er rekening mee dat het toestel, de diverse leidingen en het door het toestel afgevoerde rookgas, hoge temperaturen tot 90 C kunnen bereiken. Alvorens onderhoudswerkzaamheden in of aan het toestel te verrichten, dient u de gaskraan te sluiten en de netstekker uit het stopcontact te nemen. Opstel- en omgevingscondities De ruimte, waarin het toestel wordt geïnstalleerd, dient aan de geldende voorschriften te voldoen. De muur moet het gewicht van het toestel kunnen dragen (belast gewicht ± 40 kg). Als u een ander montageoppervlak dan een steenachtige muur van voldoende dikte gebruikt, dient u hiervoor zelf geschikte bevestigingsmiddelen te kiezen en het toestel naar behoren te monteren. Het toestel mag niet worden ondergebracht in een chemisch agressieve omgeving. Het toestel met luchttoevoer en rookgasafvoer voldoet aan de eisen van beschermingsklasse IP44 en mag dan ook in een natte ruimte worden geïnstalleerd. Hoewel het toestel is voorzien van een interne vorstbeveiliging, mag het niet worden blootgesteld aan extreem lage omgevingstemperaturen (lager dan -10 C). Waterkwaliteit De samenstelling en kwaliteit van het systeemwater zijn direct van invloed op de prestaties van het totale systeem en de levensduur van de ketel. Ondeskundig toevoegen en gebruik van chemicaliën, waterontharders, zuurstofbinders, ontluchters, beluchters en waterfilters vergroten de kans op storingen. Corrosieve elementen van bepaalde toevoegingen kunnen het systeem aantasten waardoor lekkages ontstaan; afzetting van ongewenste aanslag leidt doorgaans tot fatale beschadiging van de ketelwarmtewisselaar. Voorschriften Bij de installatie van het toestel dienen, voor zover van toepassing, alle ter plaatse geldende voorschriften te worden opgevolgd, waaronder de bepalingen van de volgende normen en richtlijnen: Bouwbesluit 680 Voorschriften voor aardgasinstallaties GAVO NEN 1078 en praktijkrichtlijn NPR 3378 Richtlijnen EnergieNed voor bestaande gasinstallaties Veiligheidseisen voor centrale verwarmingsinstallaties NEN3028 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties NEN 1010 Algemene voorschriften voor drinkwaterinstallaties AVWI NEN 1006 en bijbehorende werkbladen Ventilatie in woongebouwen NEN 1087 met bijbehorende toelichting NPR 1088 Toevoer van verbrandingslucht en afvoer van rook NEN 2757 Binnenriolering in woningen en woongebouwen NEN 3215 Brandweervoorschriften ARBO voorschriften Voor tapwater de geldende voorschriften (NEN 1006). Informeer bij het plaatselijke waterleidingbedrijf naar de ter plaatse geldende eisen, daar deze kunnen afwijken. Leveringsvoorwaarden Coopra levert haar producten volgens de algemene leveringsvoorwaarden voor de metaal- en elektrotechnische industrie. Gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Den Haag op 19 oktober 1998 onder nr. 119/1998. 3

1.1. Display Open het deurtje in de mantel voor het uitlezen van het display. Op het Status display is de toestand van de ketel. Op de 3 Segments, het Waarde display, is of de waarde van de temperatuur, of druk, of informatie van een parameter. Status Drukknoppen van links naar rechts: MIN, PLUS and Set/Reset. Links van het Status display is een LED die de algemene toestand van de ketel aangeeft. LED is AAN = brander is AAN LED is UIT = brander is UIT LED is BLINKEND = ketel is in VERGRENDELING Rechts van het Waarde display is een LED. Deze is alleen actief bij een TWIN ketel. 1.2. Printplaat configuratie Waarde (-) knop (+) knop Set/Reset Parameter A=2 is voor Stand-alone ketels 15B; 15C; 37K; 37B; 37C en ook 40C Parameter A=1 is voor TWIN 80C; ingesteld als Slave Parameter A=0 is voor TWIN 80C; ingesteld als Master Parameter H is om de printplaat voor de juiste toepassing in te stellen. 1.3. Display indicaties Ter bescherming van het systeem als gevolg van storingen en / of excessieve omstandigheden, zijn verschillende beveiligingsfuncties geïmplementeerd. 1.3.1. Normaal bedrijf De ketel is stand-by of verwarmt. Tijdens het verwarmen kan de brander tijdelijk worden uitgeschakeld wanneer de watertemperatuur boven de ingestelde waarde, setpoint, komt. 1.3.2. Blokkeringen Het blokkeren wordt gebruikt wanneer het systeem tijdens een aandoening moet stoppen, totdat deze aandoening niet meer geldig is, dan kan het systeem automatisch opnieuw opstarten. Een blokkerende toestand wordt aangegeven door een vaste letter of nummer op het Status display. Afhankelijk van de soort vergrendeling staan de rechter segments van het scherm leeg of zijn voorzien van extra informatie over de blokkering. Een blokkering kan niet ontgrendeld worden door de gebruiker. De besturing gaat of automatisch terug naar de normale toestand of nadat een gebruiker (waterdruk), installateur of onderhoudsman de omstandigheden weer normaal hebben gemaakt. 1.3.3. Vergrendelingen Vergrendelingen zijn gebruikt ter bescherming. Wanneer bepaalde voorwaarden worden overschreden, dan moet het systeem blokkeren, totdat de gebruiker het systeem ontgrendeld. Deze voorwaarden hebben vaak meer betrekking tot de veiligheid dan de blokkeringen. Een vergrendeling wordt aangegeven door een knipperende letter of nummer op het Status display. Afhankelijk van de soort vergrendeling staan de rechter segments van het scherm leeg of zijn voorzien van extra informatie over de vergrendeling. Een vergrendelende storing kan opgeheven worden door de gebruiker door kort op de Set/Reset knop te drukken. Sommige vergrendelingen kunnen alleen door spanningsterugkeer (door onderbreken van de netspanning) opgeheven worden. Echter, bij elkaar opvolgende, herhalende, vergrendelingen moet u onmiddellijk de installateur of onderhoudsman waarschuwen en een servicebeurt laten doorvoeren. 4

Status display P Waarde display 1.3.1. Normaal bedrif (vaste code) Na installatie of bij spanningsterugkeer loopt eerst een ontluchtingsprogramma en duurt 2 minuten. De pomp en de 3-wegklep worden enkele malen geschakeld, met als doel om eventuele lucht uit de ketel te verplaatsen 0 Stand-by (wachten op warmtevraag) C CV warmtevraag, brander uit C. CV warmtevraag, brander aan J c d 3-minuten anti-pendeltijd actief CV pomp draait na over de installatie Warmwater warmtevraag bij Combi-ketel, brander uit d. Warmwater warmtevraag bij Combi-ketel, brander aan b Warmtevraag voorraadvat, brander uit b. Warmtevraag voorraadvat, brander aan o Vorstbeveiliging 8 C, pomp aan o. Vorstbeveiliging 3 C, brander aan, pomp aan C blinkend Schoorsteenvegerfunctie (ionisatiestroom op de rechter segments in Waarde display) Status Waarde 1.3.2. Blokkeringen (vaste code) 2 Retoursensor temperatuur 5 C hoger dan aanvoersensor temperatuur, pomp aan, brander uit 6 Combi-ketel tappotsensor niet aangesloten of open (parameter H=01) 6. Combi-ketel tappotsensor kortsluiting (parameter H=01) 9 Aanvoer- of retoursensor temperatuur > 95 C A Rookgassensor temperatuur te hoog > 100 C b/r E P t SLA/01 Warmwater op rechter warmte-unit van TWIN ketel Geen herkenning van Slave / Printplaat is ingesteld als Master, (parameter A=0) Geen herkenning van Master / Printplaat is ingesteld als Slave, (parameter A=1) Waterdruk te hoog of te laag, display geeft aan P + waterdruk Buitenvoeler zomer schakeling is aan, brander uit, (parameter O/t) Status Waarde 1.3.3. Vergrendelingen (knipperende code) 1 Max delta temperatuur, verschil temperatuur tussen aanvoer en retoursensor is > 50 C Ketel komt niet door de temperatuur test. Na branderstart moet de aanvoersensor 3 C meer 1 stijgen dan de retoursensor binnen 20 seconden (na 3 startpogingen volgt vergrendeling) 2 Wegval vlamsignaal gedurende bedrijf (na 3 keer volgt vergrendeling) 5 Ventilator fout (ventilator snelheid wijkt > 30% af van setpoint snelheid) 8 Ionisatiesignaal vastgesteld bij gesloten gasklep 9 Eeprom is geprogrammeerd (voor ontgrendelen druk de Set/Reset knop) A E Rookgassensor temperatuur > 100 C (na 3 keer binnen 30 minuten volgt vergrendeling) Interne software fout / A/D conversie fout (afhankelijk van de soort fout op display E of EEE ) E t1 Aanvoersensor (open of kortsluiting) E t2 Retoursensor (open of kortsluiting) E t3 Rookgassensor (open of kortsluiting) F Vier mislukte achtereenvolgende start pogingen H Aanvoer- of retoursensor temperatuur > 105 C O Contact van maximaal thermostaat is open (thermostaat is niet op deze ketel) 5

1.4. Menustructuur Om in het menu te komen; houd de Set/Reset knop tenminste 10 seconden ingedrukt. De menustructuur is wachtwoord beschermd. Voor vrijgave van de menustructuur maak h=18, met de (+) and (-) knoppen. Naar de eerste parameter komt u door kort op de Set/Reset knop te drukken. Een parameter setting is te veranderen met de (+) and (-) knoppen. Naar de volgende parameter door kort op de Set/Reset knop te drukken. Om de data op te slaan moet met de Set/Reset knop de complete menustructuur doorlopen worden. Time-out: Worden de knoppen van het display gedurende 3 minuten niet gebruikt, dan schakelt de software automatisch terug naar normaal bedrijf. Eventuele veranderingen worden dan niet opgeslagen. Menustructuur Status Omschrijving Bereik h Wachtwoord beschermd Voor vrijgave van menustructuur maak h=18 6 Fabrieksinstelling 10-99 h=10 C Maximum ingestelde CV aanvoertemperatuur 25-90 C 82 C C/r Modulatie configuratie 1-10 C (0=Regeling op aanvoersensor; 0 1=Regeling op retour- of systeemsensor O Pomp nadraaitijd op CV circuit 1-25 min; CO=24uur 5 min P Maximum ingestelde vermogen (CV) 45-100 % (1800 5400 toeren/min) 100 % A H Printplaat toepassing) Toepassing (keteltype) Stand-alone = 2 1 = Slave (voor TWIN rechter printplaat) 0 = Master (voor TWIN linker printplaat) 00 = Ketel alleen voor CV 01 = Combi-ketel 02 = Ketel met voorraadvatsensor 12kOhm 03 = Ketel met voorraadvatsensor 10kOhm 04 = Ketel met voorraadvatsensor 12kOhm (H=04 voor klein volume tanks) d (1) Setpoint tapwater temperatuur (Combi-ketel) 40 C - 65 C 60 C t (1) Warmhoud temperatuur tappot 40 C - 65 C 40 C b (2) Setpoint tapwater temperatuur (voorraadvat) 25 C - 70 C 60 C O/b (3) Minimale CV aanvoertemperatuur 10-90 C 40 C O/S (3) Helling 01-99 20 O/d (3) Aanvoertemperatuur bij een buitentemperatuur van 20 C (punt instelling) 10-90 C 40 C O/t (3) Buitenvoeler zomer/winterschakeling 1-50 C 40 C r u o Terug naar Fabrieksinstelling De (+) knop tenminste 5 seconden indrukken. Opmerking: Enkele parameters komen niet terug Configuratie 0 10V regeling (4) Configuratie TWIN = Fabrieksinstelling = Veranderde instelling 0 = Regeling op temperatuur 1 = Regeling op belasting/vermogen 01 = power mode (14,6 kw 74,0 kw) 00 = comfort mode (7,3 kw 74,0 kw) F (2) Maximale voorraadvat aanvoertemperatuur 65-90 C 85 C S Pompschakeling 00 = automatisch (2-traps regeling) = Hoog = Laag Opmerking: (1) Actief bij H=1, (2) Actief bij H=2 of H=3 of H=4, (3) Actief bij buitenvoeler, (4) Actief bij TWIN. 2 01 0 01 00

1.4.1. View mode Aan het einde van de menustructuur komt de View mode. In deze mode kan men actuele waarden van het toestel uitlezen. Parameters kunnen hier niet veranderd worden. De View mode kan direct opgeroepen worden. Toegang tot dit menu krijgt u door de (+) knop tenminste 10 seconden ingedrukt te houden. De eerste parameter is de waterdruk, Status P/u. Op de rechter segments komt de actuele waterdruk in bar. Naar de volgende parameter komt u door kort op de Set/Reset knop te drukken. Uit de view mode komt u ook door kort op de (-) knop te drukken. Wordt er gedurende 3 minuten niet op de knoppen van het display gedrukt, dan schakelt de view mode automatisch terug naar weergave normaal bedrijf. View mode Status Omschrijving Stand-alone P / u Actuele waterdruk (in bar) כ / u Setpoint temperatuur regeling op aanvoersensor (in C) (parameter C/r = 0) Setpoint temperatuur op retour- of systeemsensor (in C) (parameter C/r = 1) 1 / u Actuele aanvoersensor temperatuur (in C) 2 / u Actuele retoursensor temperatuur (in C) 3 / u 0 10V regeling (in Volt) 4 / u Buitenvoeler temperatuur (in C) 5 / u Combi-ketel tappotsensor temperatuur of externe voorraadvat temperatuur (in C) 6 / u Rookgassensor temperatuur (in C) 7 / u Ionisatie (in µa DC) 9 / u Laatste vergrendeling A / u Laatste blokkering d / u Actuele systeemsensor temperatuur (in C) (parameter C/r=1) 7

1.5. Maatschets Maten in mm Vrije ruimte Er dient aan de onder- en bovenzijde voldoende vrije ruimte te zijn om het toestel op te kunnen hangen en alle toevoeren afvoerleidingen aan te kunnen sluiten. Normaliter is er een vrije ruimte van ca. 300 mm nodig. Het is aan te bevelen om aan de linkerzijkant een ruimte van minimaal 150 mm en aan de rechterzijkant 50 mm vrij te houden om daarmee een toegankelijkheid tot bouwelementen van het toestel te hebben. De voorkant van het toestel moet voor servicedoeleinden te allen tijde goed bereikbaar zijn. Korte afstand van het toestel en rookgasafvoer kanaal met brandbare materialen is niet toegestaan. 8

1.5.1. Technische gegevens Ketel type Gas soort Elektrische gegevens Afmetingen en Gewicht Emissiewaarden Netspanning / frequentie Opgenomen vermogen (max.) Thermostaat spanning hoogte breedte diepte gewicht 40C Aardgas G25 230 V / 50 Hz 144 W 24 V 600 mm 360 mm 300 mm 35 kg Propaan/Butaan G30/G31 CO 2 8.2% - 8.8% 8.2% - 8.8% 9.2% - 9.8% CO (0% 0 2 ) NO X (0% O 2 ) 12 100 ppm 10 30 ppm Rookgas bij 80/60ºC < 70ºC temperatuur bij 50/30ºC < 35ºC Maximale schoorsteenweerstand Aansluitingen Luchttoevoer- en rookgasafvoer systemen Gegevens primaire warmtewisselaar Geluidsniveau Luchttoevoer en rookgasafvoer samen Gasleiding CV (aanvoer en retour) Condensafvoer / overstort 2-pijps systeem 1-pijps systeem Water inhoud 125 Pa Ø 15 mm Ø 20 mm Ø 15 mm Ø 60 Ø 60 mm of Ø 80 Ø 80 mm Ø 60 / 100 mm of Ø 80 / 125 mm 0.8 L Max. temperatuur 90 C Max. Waterdruk Pump in hoogstand Pump in laagstand 3 bar 40 db(a) 30 db(a) CE Certificaat CE Identificatie nummer CE0063-AT3070 Ketel type Gas soort Gas technische gegevens 40C Aardgas Propaan/Butaan G25 G30/G31 Nominale voordruk 25 mbar 37/50 mbar Nom. Belasting (bw) Nom. Belasting (ow) Nom. Vermogen bij 80/60ºC Nom. Vermogen bij 50/30ºC Rendement bij 80/60ºC (ow) Rendement bij 50/30ºC (ow) 8.1 41.1 kw 7.3 37.0 kw 7.2 36.0 kw 7.9 37.9 kw laaglast = 98.1 % hooglast = 97.2 % laaglast = 108.4 % hooglast = 104.2 % 9

1.5.2. Toestelonderdelen No Beschrijving 1 Primaire warmtewisselaar 3 Pump 4 Actuator 3-wegklep 6 Gloeiplug 7 Ionisatiepen 8 Brander type 30/40 9 Condensbak 10 Gasblok 11 Ventilator 12 Venturi type 40 13 Waterdruksensor 14 Retoursensor 15 Aanvoersensor 16 Overstortventiel 18 Rookgassensor 20 Typeplaatje 21 Condensaatafvoer / overdruk beveiliging 22 Gasaansluiting 23 CV-retouraansluiting 24 CV-aanvoeraansluiting 10

1.6. Bedradingschema SITGroup S.I.T. Controls B.V. CONNECTION DIAGRAM Type :BIC-0.585.303 Outside temp (S4) Inlet temp (S2) Outlet temp (S1) Optional (S7) Tank temp (S6) -T -T -T CN11-2 CN11--9 CN12-4 CN12-10 CN12-3 CN12-9 CN11-5 CN11-12 CN11-1 CN11-8 CN7 CN1-5 *CN3-6 *CN3-5 *CN3-3 *CN3-4 CN1-4 CN4-6 L' L', high L', low N PE MMI 0.585.503 Pump H/L Flue temp (S5) -T CN12-6 CN12-12 CN10-9 CN10-18 CN14-3 PWM GND 24 V Pump PWM DHW temp (S3) -T CN12-5 CN12-11 BIC 0.585.303 CN14-1 CN14-2 Alarm Running Indication Water pressure sensor 24 V in GND CN12-2 CN12-1 CN12-7 CN1-2 CN1-1 CN1-3 CN4-3 L' N L'' PE Three way valve 0 10 V input Safety limit thermostat (S7) + GND CN11-3 CN11-10 CN10-1 CN10-10 CN5-10 CN5-9 CN4-4 CN1-7 L' N' PE L' Gas valve PC connection CN15 Pump 2 CN1-6 CN4-5 N PE OpenTherm RS 485 Twin / Zone L N PE GND A B GND CN11-6 CN11-13 CN11-7 CN11-14 CN11-12 CN5-2 CN5-1 CN4-1 CN2-5 CN2-3 CN2-1 CN2-2 CN2-4 CN4-2 CN8 CN5-5 CN5-6 L1 V+ Hall V- L2 PE HSI BURNER Fan IO *) simultaneous activation of both relays must be avoided 100507 C Optional sensor (S7) added EV 100115 B Water pressure switch replaced by sensor EV 091110 A New Revision board 303 EV DATE : 07-05-10 DRAWN : EV SCALE : 1:1 UNIT : n.a. FILE : 0585303_ASE.mkd PAGE : COPYRIGHT ACCORDING TO LAW 11

1.7. Hoe werkt het toestel 1.8.1. Coopra 40C Hoog rendement ketel voor verwarming. 1.8.2. Technische karakteristiek Ketel type 40 Een ventilator zuigt, via het luchttoevoerkanaal (A), de voor de verbranding benodigde verbrandingslucht aan. In de venturi heerst een onderdruk, waardoor gas hoeveelheid (G) aan de verbrandingslucht wordt toegevoegd. Het zo ontstane brandbare gas/luchtmengsel wordt, via een mengkamer, naar de brander geleid om aan de oppervlakte van de brander door een keramische gloeiplug te worden ontstoken. Op efficiënte wijze worden de hete verbrandingsgassen door de warmtewisselaar geleid, alwaar ze hun warmte aan het ketelwater afstaan. De rookgassen worden, via de rookgasafvoer (F), in een rookgasafvoerkanaal naar buiten afgevoerd. Het hierbij gevormde condenswater (H 2 O) wordt in het riool geloosd. 1.8. Keteltypen De Coopra Compact is een verwarmingstoestel met compacte afmetingen en een zeer hoog rendement (keurmerk HR 107) met uitvoeringen voor huishoudelijk gebruik voor verwarming of in combinatie met tapwater. Met behulp van een afzonderlijk geleverd montagekruis wordt het toestel aan de wand opgehangen. De ketels staan geregistreerd onder CE Identificatie nummer CE0063-AT3070. Het typeplaatje, dat onder meer de te gebruiken gassoort waarvoor het toestel is ingesteld specificeert, bevindt zich op de links boven op het toestel. brander venturi Brander lengte 130 mm Sset02, Brander type30/40 Luchtdoorlaat 25 mm Sset51, Venturi type 40 12

1.9. Elektra Er dient op maximaal 1 m afstand van het toestel een wandcontactdoos met randaarde beschikbaar te zijn dan wel te worden aangelegd. Dit stopcontact dient te allen tijde bereikbaar te zijn. De elektra-aansluiting (230 VAC) dient uit fase en nul te bestaan. Een goede randaarde is voor de goede werking van het toestel een vereiste. Het netsnoer mag alleen vervangen worden voor een door de fabrikant of diens vertegenwoordiger geleverd snoer. 1.10. Installatie opties De ketels zijn gekeurd voor toepassing op de afvoersystemen: B23, C13(x), C33(x), C43(x), C53, C63(x), C83(x). Het materiaal van het rookgasafvoerkanaal moet van RvS of kunststof zijn, welke geschikt is voor rookgassen met een maximale temperatuur tot 120 C. Gebruik rookgasafvoer materialen, dakdoorvoeren en geveldoorvoeren met het Kiwa QA keurmerk. 1.10.1. Schoorsteen berekening Keteltype 37 De totale weerstand van het luchttoevoer- en rookgasafvoersysteem mag niet meer zijn dan 85 Pa. De weerstandswaarden in der tabel gelden voor een doorstroom hoeveelheid van 60 m3/uur (bij 70 C) Ø 80 mm Ø 100 mm Pijp per meter 5.0 Pa 2.5 Pa Bocht 90, R = 1.5 D 6.5 Pa 3.0 Pa Bocht 90, R = 0.5 D 15.0 Pa 5.0 Pa Bocht 45, R = 1.5 D 4.0 Pa 2.0 Pa Bocht 45, R = 0.5 D 5.5 Pa 3.5 Pa Dakdoorvoering 30.0 Pa 20.0 Pa 13

1.11. Circulatie pompen 1.11.1. Ketelpomp Bij CV verwarming schakelt de besturing van de ketel het toerental van de 2-traps pomp, al naar gelang de behoefte, in de pompstand hoog of de pompstand laag. Delta T > 30 C: Pompstand Hoogstand Delta T < 10 C: Pompstand Laagstand Delta T = Setpoint verminderd met de optredende aanvoertemperatuur. 1.11.2. Externe systeempomp Als de capaciteit van de interne circulatie pompen onvoldoende is, kan een externe pomp met het toestel worden meegeschakeld. Aarde N L 1 2 3 Sluit de systeempomp aan op klemmen 1, 2 en 3 van de kroonsteen, gemonteerd op de omkasting van de printplaat. 0,8 0,7 0,6 Hoogstand Het opgenomen vermogen van de externe systeempomp mag maximum 275 W (1,2 Amp) bedragen. Druk [bar] 0,5 0,4 0,3 0,2 Laagstand Ketelweerstand 0,1 0 0 0,2 0,4 0,6 0,8 1,0 1,2 1,4 1,6 1,8 2,0 Opbrengst [m³/h)] 2,2 2,4 2,6 2,8 3,0 Karakteristiek en weerstandsgrafiek van ketelpomp. Op bevel van de printplaat zal een externe systeempomp met de interne ketelpomp tegelijk meeschakelen. Let op de interne pomp schakelt hoog / laag / uit (2-traps), terwijl de externe pomp aan / uit (1-traps) schakelt. 14

HOOFDSTUK 2. INSTALLATIE 2.2. Water en gas aansluiting 2.1 Montage van het muurkruis Voor het monteren van het montagekruis op een steenachtige muur van voldoende dikte worden de meegeleverde nagelpluggen (4) gebruikt. De drie rubber ringen (3) kunnen gebruikt worden voor afstandhouder en/of geluiddemping. 1. Teken de plaats van het gat (1) in de beugel van het montagekruis af. 2. Boor met een betonboor Ø 8 mm een gat met een voldoende diepte in de muur. 3. Houd het gat (1), in het montagekruis voor het gat in de muur en breng een van de meegeleverde nagelpluggen (4) door het montagekruis heen in het gat aan. 4. Richt het montagekruis met behulp van een waterpas uit. 5. Boor met een betonboor Ø 8 mm door de twee onderste gaten (2) in het montagekruis gaten met een voldoende diepte in de muur. 6. Breng twee van de meegeleverde nagelpluggen (4) in de onderste gaten (2) aan. 7. Zet het montagekruis stevig vast door alle schroeven (4) aan te draaien. 8 = rioolaansluiting 9 = 0-ringen 7 = gas aansluiting 5 = CV retourleiding 6 = CV aanvoerleiding 14 = warm tapwater 15 = koud tapwater 2.2.1. Gas aansluiting - Sluit de gasleiding aan op aansluiting (7). - Leg de gasleiding spanningsvrij aan. - Neem een goedgekeurde afsluitkraan in de leiding op. - Blaas de gasleiding zorgvuldig schoon. 2.2.2. CV wateraansluitingen - Verbind CV retourleiding met aansluiting (5). - Verbind CV aanvoerleiding met aansluiting (6). - Leg in het CV systeem een vul- en aftapmogelijkheid aan. - In de CV retourleiding (5) en CV aanvoerleiding (6) dienen afsluitkranen te worden aangebracht. - De CV retourleiding (5) moet van een toereikend expansievat zijn voorzien. - Monteer, indien verwacht kan worden dat het CV water sterk zal vervuilen, bijvoorbeeld bij vloerverwarming, in de retourleiding een 2 kg vuilvangfilter. Coopra kan voor schade aan het toestel, ontstaan door vuil in het systeem, geen garantie verlenen. - Alvorens het toestel aan te sluiten, spoel het systeem volledig schoon om verontreinigingen te verwijderen. 15

2.2.3. Overstortventiel en condensafvoer Bij een hoge waterdruk van 3.5 bar gaat de brander elektronisch uit. Mocht de druk toch verder stijgen, dan opent het overstortventiel bij 3.7 bar. De uitlaat van het overstortventiel zit onder het toestel. Voor de eventuele afvoer van het water dient er een aansluiting op het riool aanwezig te zijn dan wel te worden aangelegd. Deze aansluiting dient te zijn voorzien van een sifon om stankoverlast te voorkomen. 2.4. Vul- aftapkraan Installeer een vul- aftapkraan in de retour van de ketel. In verband met mogelijke over- of onderdruk in het riool dient er een open verbinding met de ketel en de rioolaansluiting te worden aangelegd. De aansluiting op het riool dient voorzien te zijn van een sifon om stankoverlast te voorkomen. Breng een open verbinding aan tussen de condensafvoer/overdrukbeveiliging van het toestel en de afvoerleiding. 2.5. Vuilvang filter Indien verwacht kan worden dat het CV water sterk zal vervuilen bv. door vloerverwarming, monteer dan in de retourleiding een 2 kg vuilvangfilter. 2.3. Expansie vat Voorbeeld van Emmeti Expansievat De retourleiding moet van een toereikend expansievat worden voorzien. De grootte van het expansievat wordt door de installateur bepaald op basis van de CV temperatuur en waterinhoud van de installatie. De voordruk hangt af van de installatiehoogte boven het expansievat. 5 meter - 0,5 bar 10 meter - 1,0 bar 15 meter - 1,5 bar Voorbeeld: PermaTrade PT-FM-25W 2.6. Verschildruk regelaar Als er geen waterstroming door de warmtewisselaar verwacht kan worden, bv. bij installaties met geheel afsluitende thermostaat kranen of zone regelingen, moet tussen de aanvoer en de retour een verschildruk regelaar (bypass klep) gemonteerd worden. De verschildruk regelaar wordt, zowel horizontaal als vertikaal, tussen de aanvoer en retour aangesloten zolang als de waterstromingsrichting overeen komt met de pijl op de klep. Voorbeeld: Caleffi Bypass klep type 519500 (¾ ) De geadviseerde afstelling van de knop is 2.5-3.0. Na het instellen de fixeerschroef borgen. 16

2.7. Het toestel uitpakken Controleer voor het uitpakken of de te gebruiken gassoort overeenkomt met de specificatie op de verpakking. Neem bij vragen contact op met uw leverancier. Om rugklachten te voorkomen dient men er rekening mee te houden dat het gewicht van het toestel ± 35 kg bedraagt. 2.8. Monteren van rookgasafvoer en luchttoevoer 2.9. Toestel plaatsen Leg een 0-ring in het midden van elk van de aanwezige aansluitingen. Verwijder de afsluitdopjes uit de leidingen van het toestel. Houd het toestel recht tegen de muur op ± 5 cm boven de plaats van het gemonteerde montagekruis. Druk het toestel in de geleiding en laat het voorzichtig zakken, zodat de haak aan de ophangbeugel in de opening achter in het toestel valt en de stiften onderaan het toestel in de corresponderende openingen in de ophangbeugel vallen. De aansluitleidingen van het toestel vallen daarbij over de aansluitpunten van de ophangbeugel. Draai daarna de wartelmoeren van elk van de aanwezige aansluitingen met behulp van een sleutel SLW 30 stevig aan, in de volgorde van rechts naar links. 2.10. Groene aansluitblokje De aansluitingen van het aansluitblok (rechts onder de ketel) zijn potentiaalvrije contacten. Dus hierop geen spanning aanbrengen. 2.8.1. Aansluiting rookgasafvoer en luchttoevoer 2 pijpsysteem Als de rookgasafvoer- en luchttoevoerleiding excentrisch worden aangesloten, gaat u als volgt te werk: Breng de rookgas adapter in de ketel rookgasafvoer aan. Zorg ervoor dat deze in de dichtring afdicht. De rookgasafvoer pijp op de rookgas adapter aansluiten. De luchttoevoer pijp op de rubber balg aansluiten en de verbinding met de klem afklemmen. 2.8.2. Aansluiting rookgasafvoer en luchttoevoer Concentrische adapter 80/125 mm Monteer de adapter 80/125 mm op het toestel, voordat u het toestel plaatst. Breng nadat u het toestel heeft geplaatst de gecombineerde concentrische rookgasafvoer / luchttoevoer pijp op de adapter 80/125 mm aan. oranje geel groen Klemmen (1) (2) Klemmen (3) (4) Klemmen (5) (6) Aansluiting voor Aan/uit kamerthermostaat of OpenTherm kamerthermostaat (automatische herkenning) Aansluiting voor buitenvoeler van 12 kohm Aansluiting voor voorraadvat met sensor 12 kohm of sensor 10 kohm of aan/uit voorraadvat thermostaat 2.8.3. Aansluiting rookgasafvoer en luchttoevoer Concentrische adapter 60/100 mm Monteer de adapter 60/100 mm op het toestel, voordat u het toestel plaatst. Breng nadat u het toestel heeft geplaatst uw rookgas afvoer / lucht toevoer pijp op de adapter 60/100 mm aan. 17

HOOFDSTUK 3. REGELINGEN 3.1.3. Modulatie op systeemsensor 3.1. CV Regelingen 3.1.1. Modulatie op aanvoersensor Parameter C/r=0 (default) De regeling op aanvoersensor is tussen 25 C en de waarde van parameter C. In de menustructuur kan de maximaal toelaatbare ketel aanvoertemperatuur met parameter C ingesteld worden (default 82 C). De brander blokkeert wanneer de maximaal toelaatbare aanvoertemperatuur (parameter C) bereikt wordt. 3.1.2. Modulatie op retoursensor Systeemsensor 4 5 Zet in het menustructuur parameter C/r=1 Sluit de systeemsensor, NTC van 12kOhm @ 25 C, aan op klemmen 4 en 5 van de kroonsteen, welke gemonteerd is op de omkasting van de printplaat. De regeling op systeemsensor is tussen 24 C en de waarde van parameter C. In de menustructuur kan de maximaal toelaatbare systeemtemperatuur met parameter C ingesteld worden (default 82 C). - De brander blokkeert wanneer de maximaal toelaatbare systeemtemperatuur (parameter C parameter C/r) bereikt wordt. - De brander blokkeert ook wanneer de ketel aanvoersensor of ketel retoursensor een temperatuur van 90 C bereikt, ongeacht op welke waarde parameter C ingesteld werd. 3.2. Thermostaten 3.2.1. Aan/Uit kamerthermostaat Sluit de aan/uit kamerthermostaat aan op klemmen (1) - (2) van het groene aansluitblokje. Zet in het menustructuur parameter C/r=1 De regeling op retoursensor is tussen 24 C en de waarde van parameter C. In de menustructuur kan de maximaal toelaatbare ketel retourtemperatuur ingesteld worden met parameter C (default 82 C). - De brander blokkeert wanneer de maximum toelaatbare retourtemperatuur (parameter C parameter C/r) bereikt wordt. - De brander blokkeert ook wanneer de ketel aanvoersensor een temperatuur van 90 C bereikt, ongeacht op welke waarde parameter C ingesteld werd. Het setpoint wordt bepaald door de AAN-tijd en UITtijd van de aan/uit kamerthermostaat. Oplopend setpoint: Bij warmtevraag, als de kamerthermostaat gesloten is, loopt het setpoint op met een steilheid van 6 C per minuut van 25 C tot de maximaal toelaatbare CV aanvoertemperatuur bereikt is (parameter C). Dalend setpoint: Bij einde warmtevraag, als de kamerthermostaat open is, daalt het setpoint met een steilheid van 4 C per minuut tot de minimale CV aanvoertemperatuur van 25 C bereikt is. 18

3.2.2. OpenTherm thermostaat Sluit de OpenTherm thermostaat aan op klemmen (1) - (2) van het groene aansluitblokje. 3.2.4. Buitenvoeler regeling Bij toepassing van een buitenvoeler komt de optie OpenTherm thermostaat te vervallen. Bij toepassing van een buitenvoeler komt de optie 0 10V regeling te vervallen. Het setpoint wordt bepaald aan de hand van de actuele omgevingstemperatuur en de ingestelde temperatuur en door de OpenTherm thermostaat naar de ketel gestuurd. Sluit de buitenvoeler (NTC van 12 kohm @ 25 C) aan op klemmen (3) (4) van het groene aansluitblokje. Houdt bij het plaatsen van de buitenvoeler rekening met de zonnewarmte, welke de meetwaarde van de buitenvoeler aanzienlijk beïnvloeden kan. Het setpoint wordt berekend aan de hand van de actuele buitentemperatuur en in het menustructuur ingestelde parameters en door de buitenvoeler naar de ketel gestuurd. OpenTherm thermostaat met buitenvoeler. De waarde van de buitenvoeler (aangesloten op het groene aansluitblokje poorten 3-4) wordt naar de printplaat gestuurd. De printplaat geeft de waarde van de buitenvoeler door aan de OpenTherm thermostaat, die het setpoint met de waarde van de buitenvoeler berekent en naar de ketel stuurt. 3.2.3. 0 10V regeling Klemmen (1) - (2) van de groene kroonsteen moeten open zijn. 0 10V regeling 6 7 Sluit de 0 10V regeling aan op klemmen 6 en 7 van de kroonsteen, welke gemonteerd is op de omkasting van de printplaat. In het menustructuur kunt u de configuratie instellen op basis van temperatuur of op basis van vermogen (parameter u). Het setpoint wordt door de 0 10V regeling bepaald en naar de ketel gestuurd. Parameter C: Deze parameter bepaalt de waarde voor de maximale CV aanvoertemperatuur (default 82 C). Parameter O/b: Deze parameter bepaalt de waarde voor de minimale CV aanvoertemperatuur (default 40 C). Parameter O/S: Deze parameter bepaalt de hellingshoek van de stooklijn; de verandering van de aanvoertemperatuur t.o.v. de verandering van de buitentemperatuur (default 20 = 2:1) Parameter O/d: Deze parameter bepaalt de waarde van een speciaal punt; de aanvoertemperatuur bij een buitentemperatuur van 20 C (default 40 C) Parameter O/t: Deze parameter bepaalt de zomer/winter schakeling. Als de buitentemperatuur boven de O/t waarde komt (default 40 C), wordt de warmtevraag (groene aansluitblokje klemmen 1 2) geblokkeerd. De brander is uit. Na de nadraaitijd stopt ook de pomp. Op het status display komt een permanente t. 19

HOOFDSTUK 4. INBEDRIJFNAME 4.1. Netaansluiting Er dient op maximaal 1 m afstand van het toestel een wandcontactdoos met randaarde beschikbaar te zijn dan wel te worden aangelegd. Dit stopcontact dient te allen tijde bereikbaar te zijn. Het netsnoer mag alleen door een origineel van de fabrikant of diens vertegenwoordiger vervangen worden. De elektra-aansluiting (230 VAC) dient uit een goede fase, nul en aarde te bestaan. De randaarde is voor de goede werking van het toestel een vereiste. Beschikt u niet over de vereiste netaansluiting, dan moet deze worden aangelegd. 4.2. Hoofdschakelaar Ontluchtingsprogramma Als het lampje van de aan/uit schakelaar onder op het toestel brandt, dan heeft de ketel spanning. Na spanningsterugkeer worden zowel de pomp als ook de 3-wegklep enkele malen geschakeld met als doel om eventuele lucht uit de ketel te verplaatsen. Dit programma duurt 2 minuten. Gedurende deze tijd blijft de brander uit. Voor het uitlezen van de waterdruk de (+) knop tenminste 10 seconden ingedrukt houden. 4.3. Brander situatie 4.3.1. Brander is aan - wanneer de thermostaat de contacten gesloten heeft (warmtevraag) - en wanneer de watertemperatuur 5 C onder het setpoint komt - en na 3 minuten anti-pendeltijd, indien van toepassing. 4.3.2. Brander is uit - wanneer de thermostaat de contacten open heeft (einde warmtevraag) - of wanneer de watertemperatuur 3 C boven het setpunt komt - of wanneer de maximum toegestane ketelwater temperatuur van 90 C bereikt wordt. 4.4. Waterdruk De gebruiker dient de waterdruk regelmatig te controleren en de installatie naar behoefte op druk te houden en te ontluchten. Wanneer door gebruik de waterdruk onder 0.5 bar komt, dan wordt de brander geblokkeerd. Op de Status display komt een P en op de rechter segments de actuele waterdruk in bar. Oplossing is bijvullen met leidingwater. Het werkgebied van de ketel is bij waterdrukken tussen 0.5 en 3.5 bar. Bij kleinere en grotere waterdrukken geeft het toestel geen warmte. Waterdruk uitlezen Houdt hiervoor de (+) knop tenminste 10 seconden ingedrukt. Terug komt u door kort op de (-) knop te drukken. Automatische terugloop (time-out) is na 5 minuten. Bijvullen - Radiator kranen volledig openen. - Sluit de vulslang aan op de kraan van het leidingwater. - Eerst de vulslang met water vullen en de lucht uit de vulslang laten ontsnappen, want de installatie moet met water gevuld worden en niet met lucht. - Dan pas de vulslang aan het vulpunt van de installatie aansluiten, beide kranen openen en met water bijvullen. - Aanbevolen vuldruk is tussen 1,5-2.0 bar. - Als de waterdruk voldoende is, draai dan de kranen dicht en neem de vulslang weg. - Na het vullen moet de installatie ontlucht worden. Ontluchten Dit doet u bij stilstaande pomp(en). Stromend water kan de luchtbelletjes doorlopend verplaatsen. Zet de ketelpomp uit met de aan/uit schakelaar van het toestel. - Radiatoren openen. - Bij de ontluchtpunten, de een na de andere, het ontluchtingskraantje openen. Gebruik hiervoor een z.g. ontluchtingssleuteltje. Zodra er water uit het ontluchtingskraantje komt, deze weer dichtdraaien. - Indien van toepassing ook het externe voorraadvat of tappot van een Combi-ketel ontluchten. - Na het ontluchten de netspanning herstellen. Het lampje van de aan/uit schakelaar op het toestel moet branden. 20

4.5. Gas/lucht regeling 4.6.1. Hooglast controleren / instellen Activeer de schoorsteenvegerfunctie op hooglast. De brander gaat nu op maximaal CV vermogen branden. Lees de CO 2 -waarde af op het analyseapparaat. Als de waarde niet overeenkomt met de waarde volgens de tabel "CO2-instelling", verstelt u behoedzaam de venturi stelschroef. Draai linksom om de CO 2 -waarde te verhogen, rechtsom om deze te verlagen. ATTENTIE (1). Venturi stelschroef Afstelling hooglast Draai de venturi schroef tegen de klokrichting om de CO2-waarde te verhogen en met de klokrichting mee om de CO2-waarde te verlagen. (2). Gasblok stelschroef Afstelling laaglast Draai de schroef met de klokrichting mee om te verhogen en tegen de klokrichting om de CO2-waarde te verlagen. (3). Afdekkap BELANGRIJK! De exacte afstelling van het gas/lucht mengsel dient altijd te geschieden op basis van de CO2-meting van de rookgassen. Het van belang dat het toestel gemeten wordt bij een stabiele situatie van gasdruk, luchttoevoer en rookgasafvoer. 4.6. Gas/lucht instelling (% CO2-methode) Het gasblok is in de fabriek ingesteld op de te gebruiken gassoort. Deze gassoort is vermeld op de verpakking en op het typeplaatje. Om de instelling te controleren, voert u een rookgasanalyse uit. Ga als volgt te werk. Verwijder de meetdop van de rookgasafvoer. Breng de meetsonde van een rookgas analyseapparaat (CO 2 - meter) in de meetopening van het rookgasafvoerkanaal aan. Zorg voor voldoende warmteafvoer via de verwarming. CO2 instelling hooglast CV laaglast Aardgas (G20, G25) tussen 8,8-9.4 % CO 2 tussen 8,2-8,6 % CO 2 DRAAIRICHTING VENTURI SCHROEF Rechtsom (in klokrichting) is minder gas Linksom (anti-klokrichting) is meer gas CONTROLE METING: Afstand tussen de venturi stelschroef en de top van het venturi huis is een indicatie voor de instelling gassoort: 12.5 mm voor aardgas G25 14.0 mm voor aardgas G20 16,0 mm voor propaan/butaan mengsel G30/G31 Altijd de rookgassen (CO2 waarde) controleren 4.6.2. Laaglast controleren Activeer de schoorsteenvegerfunctie op laaglast. Lees de CO 2 -waarde af op het analyseapparaat. Als de waarde niet overeenkomt met de juiste waarde volgens de tabel "CO2-instelling", verstelt u voorzichtig de gasblok stelschroef Verwijder hiertoe tijdelijk de afdekdop met behulp van een Torx schroevendraaier. Draai rechtsom om de CO 2 -waarde in kleinstand te verhogen, linksom om deze te verlagen. ATTENTIE DRAAIRICHTING GASBLOK SCHROEF Rechtsom (in klokrichting) is meer gas Linksom (anti-klokrichting) is minder gas De instelling net de gasblok schroef gaat zeergevoelig. Een kleine verdraaiing heeft een grote CO2 waarde verandering tot gevolg. Butaan (G30) 9,8 % CO 2 9,2 % CO 2 21

4.7. OMBOUW NAAR PROPAAN/BUTAAN (G30/G31) EERST: Draai de venturi stelschroef geheel rechtsom (klokrichting) tot op de blokkering. Men moet de ketel namelijk starten vanuit de positie geen gas. Een ketel ingesteld op aardgas zal een explosie geven in de brander en de branderplaten beschadigen, indien gestookt wordt op propaan/butaan mengsel. Ga als volgt te werk: Breng de meetsonde van een rookgas analyseapparaat (CO 2 - meter) in de meetopening van het rookgasafvoerkanaal aan. CO2 instelling hooglast CV laaglast Butaan (G30) 9,8 % CO 2 9,2 % CO 2 4.7.1. Hooglast instellen (G30) Activeer de schoorsteenvegerfunctie op hooglast. De brander zal niet starten, want wanneer de venturi stelschroef geheel rechtsom gedraaid is, wordt de gastoevoer geblokkeerd. 4.7.2. Laaglast Instellen (G30) Activeer de schoorsteenfunctie op laaglast. Controleer de CO 2 -waarde bij laaglast voor butaan G30 (9,2% CO 2 ). Was het gasblok op aardgas ingesteld, dan zal laaglast niet nageregeld hoeven te worden. Indien nastellen gewenst is: Verstel de gasblok regelschroef tot de juiste waarde is verkregen. Houd er rekening mee dat deze instelling zeer gevoelig is. Een kleine verdraaiing van de gasblok regelschroef geeft een aanzienlijke verandering in het percentage CO 2. ATTENTIE DRAAIRICHTING GASBLOK SCHROEF Rechtsom (in klokrichting) is meer gas Linksom (anti-klokrichting) is minder gas 4.7.3. Codering aanbrengen Nadat het toestel omgesteld is op propaan moet dit door een notitie op een sticker op de ketel duidelijk zichtbaar aangegeven worden. ATTENTIE DRAAIRICHTING VENTURI SCHROEF Rechtsom (in klokrichting) is minder gas Linksom (anti-klokrichting) is meer gas - Nu de venturi stelschroef een ½ omwenteling linksom draaien en met de schoorsteenvegerfunctie een nieuwe start laten maken. - Herhaal de procedure totdat er vlam op de brander is. BELANGRIJK! Een indicatie voor de positie van de venturi stelschroef is de afstand tot de top van het venturi huis: 16,1 mm voor propaan/butaan mengsels G30/G31 Lees de CO 2 -waarde af op het rookgas analyseapparaat. Verstel voorzichtig de venturi stelschroef tot de juiste waarde is verkregen. De waarde moet overeenkomen met de waarde in de tabel voor butaan G30 (9,8 % CO 2 ). 22

HOOFDSTUK 5. BESTURINGSTOESTANDEN en BEWAKINGEN 5.1 ruststand (Stand-by) 5.2 voorspoelen voorgloeien 5.3 ontsteken 5.4 bedrijf 5.5 naspoelen 6.6 pomp nadraaien 5.1 ruststand (Stand-by) warmtevraag ventilator gasblok gloeiplug ionisatie pomp t=0sec t=3sec t=7sec t<12sec 5.1. Rusttoestand Ventilator uit - Gasklep uit - Ontsteker uit - Ionisatie uit Tijdens de rustand wordt gekeken of er brander vraag is. Als tijden ruststand meer als 5 seconden een vals vlamsignaal wordt gedetecteerd vergrendelt de automaat. Als de gloeiplug teller te hoog is, blokkeert de regeling de brandervraag. Als er brandervraag is en geen blokkering aanwezig is zal naar voorspoelen/voorgloeien worden gegaan. 5.2. Voorspoelen/voorgloeien Ventilator aan - Gasklep uit - Ontsteker aan - Ionisatie uit De ventilator wordt aangezet op het gewenste voorspoel toerental. Tegelijk met de ventilator gaat de gloeiplug aan. Na een aantal seconden gaat de ventilator van voorspoel toerental naar het hoger ontsteek -toerental. Als tijdens voorspoelen een vals vlamsignaal wordt gedetecteerd blokkeert de regeling. Als deze blokkering meer als 5 seconden aanwezig is vergrendelt de regeling met 8 : 5.3. Ontsteken Ventilator aan - Gasklep aan - Ontsteker aan/uit - Ionisatie uit/aan De ventilator draait op het ontsteek toerental. De gasklep wordt aangestuurd. Zodra er ionisatiesignaal wordt gemeten zal de gloeiplug worden uitgezet. Als er aan het einde van de veiligheidstijd geen ionisatie is wordt indien dit niet de laatste toegestaan startpoging was wordt een nieuwe startpoging gemaakt. Hierbij wordt eerst na geventileerd. Als er aan het einde van de veiligheidstijd ionisatie is dan wordt verder gegaan met bedrijf: 5.4. Bedrijf Ventilator aan - Gasklep aan - Ontsteker uit - Ionisatie aan De ventilator draait op het gevraagde modulatie toerental. Als de ionisatie wegvalt dan wordt, indien dit niet de 3 de keer binnen de brandervraag is, een herstart ondernomen. Is dit wel de derde keer dan zal de automaat vergrendelen. De herstart verloopt via naventileren. Als de brandervraag wegvalt, zal naar naventileren worden gegaan. 5.5. Naspoelen Ventilator aan - Gasklep uit - Ontsteker uit - Ionisatie uit De ventilator draait op het laatste gevraagde toerental indien de naventilatie bij einde brandervraag wordt doorlopen en in alle andere gevallen op het hoogste toerental. Als tijdens voorspoelen een vals vlamsignaal wordt gedetecteerd blokkeert de regeling. Als deze blokkering meer als 5 seconden aanwezig is vergrendelt de regeling met 8. Bij einde naventilatie na einde brandervraag wordt een teststart doorlopen: 5.6. Pomp nadraaien Ventilator uit - Gasklep uit - Ontsteker uit - Ionisatie uit Aan het einde van warmtevraag voor CV draait de pomp na. De fabrieksinstelling is 5 minuten. 5.7. Vergrendeling Ventilator aan/uit - Gasklep uit - Ontsteker uit - Ionisatie uit Alarm contact aan Tijdens functionele vergrendeling is de pomp aan over het CV circuit. Verder wordt bij het begin van de vergrendeling deze bijgewerkt in de storing tabel. Bij enkele vergrendelingen zal de ventilator 1 minuut naventileren op 50% van het maximum toerental. 23

5.8. Vorst beveiliging Als de aanvoertemperatuur onder 8 C komt (indien er geen warmtevraag is) gaat de pomp aan over het CV circuit en het display zal o aangeven. Als de aanvoertemperatuur onder 3 C komt, gaat ook de brander op laaglast aan. Als de retourtemperatuur boven 15 C komt, wordt de vorstbeveiliging beëindigd. Als er een buitenvoeler aangesloten is en de buitentemperatuur onder 4 C komt, gaat de pomp aan op CV. Deze situatie wordt weer opgeheven bij een buitentemperatuur van 2 C. 5.9. Statische drukbewaking Het werkgebied van de ketel is bij een waterdruk tussen 0,5 bar en 3,5 bar. Als de waterdruk kleiner is dan 0,5 bar, blokkeert de regeling met een Status P en met de druk op de rechter segments van het display. Deze blokkering wordt weer opgeheven als de waterdruk boven 0,6 bar komt. Als de waterdruk groter dan 3,5 bar is, blokkeert de regeling met een Status P en met de druk op de rechter segments van het display. Deze blokkering wordt weer opgeheven als de waterdruk beneden 3,4 bar komt. 5.10. Rookgastemperatuur bewaking Als de rookgastemperatuur boven 100 C komt, blokkeert de regeling met status A continu. Als de rookgastemperatuur onder 80 C komt, wordt de blokkering opgeheven. Als de rookgastemperatuur boven 105 C komt, vergrendelt de regeling met status knipperende A. 5.11. Maximaal temperatuur beveiliging Als de aanvoertemperatuur boven 105 C komt als de ketel brandt, zal de regeling vergrendelen met een status knipperende H. Kort drukken op de Set/Reset knop zal de vergrendeling opheffen. Als de aanvoer- of retourtemperatuur boven 97 C komt, zal de regeling blokkeren. 5.12. Gloeiplug beveiliging Bij iedere ontsteking wordt de gloeiplug beveiligingsteller verhoogd. Deze teller wordt per minuut verlaagd. Als deze teller te hoog is wordt de brandervraag geblokkeerd. 24

HOOFDSTUK 6. PERIODIEK ONDERHOUD Hoogspanning!!! De bedrading van de pomp, 3-wegklep, ventilator en de bedrading van het gasblok kunnen onder 230 VAC spanning staan. Na het eerste jaar dient een inspectiebeurt aan het toestel uitgevoerd te worden door een erkende installateur of onderhoudsman. Deze kan aan de hand van deze inspectie en omstandigheden een onderhoudstermijn vaststellen. Periodiek dient een inspectie plaats te vinden door een gecertificeerde installateur of onderhoudsman. 6.1. CO 2 percentage op hooglast controleren De nominale waarde voor aardgas op hooglast is 8,8% CO 2. Het toestel hoeft niet gereinigd te worden indien het gemeten CO 2 percentage op hooglast binnen 8,8% CO 2 en 9,4% CO 2 ligt. 6.2. Toestel belasting doormeten Een belastingdaling kan het gevolg zijn van een verstopt rookgasafvoerkanaal of een verstopt luchttoevoerkanaal of verstopte ketel. Controleer of hier sprake van is door de belasting van het toestel te meten. Indien de geconstateerde belasting overeenkomt (-10%) met de nominale waarde, dan kunnen de rookgassen voldoende afgevoerd worden en is er geen sprake van een verstopping. 6.4. Ionisatiestroom controleren Wanneer de ketel in schoorsteenfunctie brandt, dan komt de ionisatiestroom (µa DC) op het display. Hooglast: Goede ionisatiestroom is tussen 3 en 8 µa DC Laaglast: Goede ionisatiestroom is tussen 1,5 en 8 µa DC Als zich in de vlam een laagje op de pen gevormd heeft, neem deze dan weg met fijn schuurpapier. 6.5. Waterdruk Door de (+) knop tenminste 10 seconden ingedrukt te houden verschijnt op het display de waterdruk met code 8. Op de rechter segments komt de actuele waterdruk in bar. Het werkgebied van de ketel is tussen 0,5 en 3,5 bar. Indien nodig navullen en ontluchten. Aanbevolen vuldruk is 1,5- tot 2,0 bar. 6.6. Schoorsteenvegerfunctie Deze functie is voor onderhoudswerkzaamheden en heeft voorrang op de CVen tapwater regelingen. Maximum aanvoertemperatuur in deze mode is 85 C. Maximum tijd is 10 Minuten. De schoorsteenfunctie wordt geactiveerd door de (+) en (-) knoppen gelijktijdig tenminste 10 seconden ingedrukt te houden. De actuele ionisatiestroom is in µa DC af te lezen op het display in de rechter segments. Met de (-) knop naar laaglast schakelen. Met de (+) knop naar hooglast schakelen. 6.3. Condensafvoer schoonmaken Altijd de sifon reinigen. Der condensafvoer (interne sifon) moet minstens elke 2 jaar gereinigd worden. De condensbak doorspoelen met leidingwater. Aan de bovenzijde van de condensbak is hiervoor een opening aangebracht. Verwijder hiervoor eerst de rubber afdichtplug en spoel de condensbak en afvoer met schoon leidingwater. Indien er geen verontreinigingen meer zijn, dan is de condensafvoer schoon. 25