Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht



Vergelijkbare documenten
Verkennend bodemonderzoek plangebied t Spieghel, Grontmij, maart 2004

Verkennend bodemonderzoek Jonasweg 6a/6 te Vaassen

Hierbij doen wij u de resultaten toekomen van het nader bodemonderzoek op het sportpark De Koepel te Vught.

Engelenweide - Cuneraweg te Rhenen

Regionale ligging van de onderzoekslocatie Bijlage I AMSTERDAM Locatie Topografische Dienst Nederland, Emmen Opdrachtgever Schaal Status Gemeente Amst

Verkennend bodemonderzoek N298 te Hunnecum

Sporen in Arnhem, actualiserend bodemonderzoek

MILIEUKUNDIG BODEMONDERZOEK LANGS DE PROVINCIALE WEG N618 BOXTEL - SCHIJNDEL 12 APRIL 2017

1 INLEIDING 2 2 LOCATIEGEGEVENS 3 3 OPZET ONDERZOEK 5 4 UITVOERING ONDERZOEK 6 5 TOETSING EN INTERPRETATIE 9 6 CONCLUSIE 10

Verkennend bodemonderzoek Beulakerweg 54 Giethoorn

Bodemonderzoek op de voormalige stort Brandlichterweg te Denekamp

Verkennend bodem- en asbestonderzoek

INDICATIEF BODEMONDERZOEK N857 NUISVEEN TE BORGER

INDICATIEVE DEPOTKEURING EN (NADER) ASBESTONDERZOEK TERREIN NUISVEEN 2 TE BORGER

VERKENNEND BODEMONDERZOEK BOUWPLAN AELSERHOF TE ELSLOO

DHV B.V. Woningstichting Barneveld/Apeldoornsestraat te Voorthuizen bijlage 1 MD-DE

Het doel van het aanvullend onderzoek is het verkrijgen van aanvullende informatie over de verontreiniging.

: M. Scheffers en mevr. G.P.M. Scheffers - de Jong Oliviersweg achter 9A 5061 PL Oisterwijk

Nader bodemonderzoek. Amazonedreef 110 te Utrecht

: NEN 5740 ONV (onverdacht), NEN 5707 VED-H (Verdachte locatie met diffuse bodembelasting heterogeen verdeeld)

Schijndel, 12 oktober 2007 Betreft: verkennend bodemonderzoek aan de Planetenlaan 1 te Breugel Projectnummer: Bijlagen: rapportage in tweevoud

VERKENNEND BODEMONDERZOEK ZUIDZIJDE 31 TE ROZENBURG

Tom van Garderen Baarn B.V. te Baarn

de heer S.P. Schimmel Postbus HB Tiel Geachte heer Schimmel,

RAPPORT VERKENNEND BODEMONDERZOEK HOGE HEILIGENWEG 17 TE AMMERZODEN Gemeente Ammerzoden, sectie M, nummer 748 PROJECT:

Uitbreiding begraafplaats Hogeweg te Wamel

Martens Aannemingsbedrijf bv t.a.v. de heer M. Martens Postbus AB Lekkerkerk.

waterschap roer en overmaas

Plangebied Lijsterberg te Rhenen. Verkennend bodemonderzoek. Opdrachtgever Gemeente Rhenen Contactpersoon De heer Nico van Dixhoorn

Ballastonderzoek herinrichting Leijenseweg te Bilthoven. Projectnr december 2012, revisie 00

2001, RAPPORT: Verkennend bodemonderzoek Dorshout (ong.) te Veghel (Plan Dorsveld) PROJECTNUMMER: B OPDRACHTGEVER: V.O.F.

Verkennend bodemonderzoek centrumplan Oldebroek

VERKENNEND BODEMONDERZOEK MIDDENWEG 14 TE HEERHUGOWAARD

Rapport. Nader bodemonderzoek Vennenrode te Goirle. Auteur(s) Opdrachtgever. ing. J.C.M. Lexmond. Woonstichting Leyakkers Postbus AB Rijen

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. Groenstrook ter hoogte van Maerlant 1 t/m 9 Lelystad Kenmerk: A. Opdrachtgever: Gemeente Lelystad

Bureau Schmidt T.a.v. de heer R. Schmidt Westersingel CK LEEUWARDEN

VERKENNEND BODEMONDERZOEK. DE HOEF 2, FASE 2 en 3 TE HEESCH GEMEENTE BERNHEZE

Gemeente Wijk bij Duurstede te Wijk bij Duurstede

Verkennend bodemonderzoek omgeving Frankische Driehoek te Goirle

datum 22 oktober 2015 uw kenmerk ons kenmerk onderwerp Briefrapport historisch vooronderzoek Laan van Romen 25 te Berkel en Rodenrijs

Verkennend bodemonderzoek

BODEMINSPECTIE OP ASBEST aan de Harskamperweg 84 te Harskamp

Vervolg onderzoek locatie Bredeweg 69 te Randwijk; aanvulling verkennend bodemonderzoek.

Aanvullend onderzoek demping Zahnstraat 19 te Angeren

Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer

Partijkeuring conform Besluit bodemkwaliteit

ACTUALISEREND VOORONDERZOEK LEKDIJK 25 TE AMEIDE GEMEENTE ZEDERIK

Verkennend Bodemonderzoek Westluidensestraat 38 e.o. te Tiel

Milieuhygiënisch bodemonderzoek plangebied 'De Eenhoorn' te Amsterdam. Datum 21 februari 2011 Referentie

Verkennend bodemonderzoek Horstweg en Eerbeekseweg te Loenen

D02 Verkennend Bodem en asbest in grond onderzoek MFC en sportveld aan de Steenweg juli, 2013

Brede School Lupinenstraat te Didam

Nader asbestonderzoek in bodem Wolbertsdijk 13 te Wapenveld

bk bodem pagina 2 van 44 Inhoudsopgave

Sanering uitgevoerd, restverontreiniging aanwezig. Ernstig, niet urgent geval van bodemverontreiniging.

2001, RAPPORT: Verkennend bodemonderzoek, Kattestraat te Eindhoven PROJECTNUMMER: B

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 2 september S. Stoepper

Verkennend bodemonderzoek Kamperstraatweg 7 te Kampen

Verkennend waterbodemonderzoek


VKB 2001/2002 VERKENNEND BODEMONDERZOEK OP HET PERCEEL AAN SCHULPSTET 7, 9 EN 13 TE CASTRICUM. HB Adviesbureau bv

RAPPORT VERKENNEND BODEMONDERZOEK CONFORM NEN 5740 en BRL SIKB 2000; protocol 2001/2002. Locatie: Moorsel 3 te Lierop. Projectnummer: AQU


Bouwbedrijf Swart T.a.v. de heer T. Offringa Grote Hornstweg 19 D 9261 VW EASTERMAR

Verkennend bodemonderzoek De Chalmotweg 3A te Kampen

Verkennend bodemonderzoek

PLAN VAN AANPAK VERONTREINIGING MET MINERALE OLIE EN ZINK OP HET PERCEEL HOGEWEG / PAGENLAAN TE LIMMEN

ASBEST-BODEMONDERZOEK SLINGELANDSEWEG 17 GIESSENBURG

VERKENNEND BODEMONDERZOEK PLAN DE KEYSER PERCELEN G946, 930, 931, 996 (-Y1) EN 717 (-Y2) TE MIDDENBEEMSTER

Verkennend bodemonderzoek asbest Wissinkbrink & Veldmaat te Haaksbergen

Verkennend bodemonderzoek

Gemeente Losser T.a.v. de heer H. Plegt Raadhuisplein AG Losser. Geachte heer Plegt,

Bodemonderzoek plangebied Ommen Oost - Noordzijde Otmansweg

Rapport. wonen limburg. BP Aan de Kreppel (fase 2) te Heythuysen. Vooronderzoek conform NEN 5725

VERKENNEND EN NADER BODEMONDERZOEK EUROPAPLEIN TE LEERDAM. Zaaknummer OZHZ:

Notitie Historisch bodemonderzoek Binderseind te Gemert

VERKENNEND WATERBODEMONDERZOEK HOOIDONKSEBEEK

SAMENVATTING INLEIDING AANLEIDING EN DOEL REFERENTIEKADER BETROUWBAARHEID OPBOUW RAPPORT...

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

Opdrachtgever: Driessen - Vreeland B.V. VERKENNEND BODEMONDERZOEK 'BERGSEWEG (TOEKOMSTIGE JACHTHAVEN)' TE VREELAND

Wematech Bodem Adviseurs B.V.

Verkennend- en nader bodemonderzoek

VERKENNEND BODEMONDERZOEK

Nota bodembeheer provinciebrede samenwerking bodembeleid Flevoland

Eindsituatie onderzoek en verkennend onderzoek

VOORONDERZOEK. conform NEN Houwakkerpark Vlut/Houwakker, Ospel. Datum : 1 juli 2016

Aanvullend/nader bodemonderzoek Brusselse Poort te Maastricht. Datum 26 juni 2013 Referentie

Verkennend bodemonderzoek

Tweede Kruisweg 3 te Puttershoek. Type onderzoek Verkennend bodemonderzoek NEN 5740

BIJLAGE 1 - Onderzoekslocatie -

Historisch bodemonderzoek conform NEN 5725


25 juni 2009 B

Bijlage 10: Bodemonderzoeken

Vooronderzoek bodem. Uitbreiding Camping Somerse Vennen. Definitief. Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, 29 juni GM , revisie c2

Bodem- en asfaltonderzoek. Buitenruimte Beleefcentrum De Nieuwe Afsluitdijk te Kornwerderzand

Inhoud. 1 Inleiding Vooronderzoek Algemeen Terreininformatie Conclusie vooronderzoek... 3

Verkennend. Locatie. t/m 182 te Den Bosch. Datum. : 9 augustus definitief-

VERKENNEND MILIEUKUNDIG BODEMONDERZOEK KLAVER 11

De analyses en bewerkingen zijn uitgevoerd door een RvA-geaccrediteerd laboratorium.

Transcriptie:

Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht SBNS-projectnummer: 999504/228033 Geocode: 063 Km 1,9-2,0 Datum 22 november 2010 Referentie 20100906-08

Referentie 20100906-08 Rapporttitel Verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht Datum 22 november 2010 Opdrachtgever Contactpersoon Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen Postbus 2809 3500 GV UTRECHT De heer drs. J.C. van Meijgaarden Behandeld door De heer ir. P.H.C. Weijnen De heer ing. C.H.J. Prudon Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV St. Annalaan 60 6217 KC MAASTRICHT Postbus 480 6200 AL MAASTRICHT Telefoon 043-3467878 Fax 043-3476347 SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 1

Inhoudsopgave 1 Inleiding en doel 5 1.1 Aanleiding en doelstelling onderzoek 5 1.2 Kwaliteit en certificering 5 1.3 Leeswijzer 6 2 Vooronderzoek 7 2.1 Algemeen 7 2.2 Beschrijving onderzoekslocatie 7 2.3 Historisch informatie 7 2.4 Bodemopbouw en geohydrologie 9 2.5 Omgevingsaspecten 9 2.5.1 Diffuse spoorspecifieke verontreinigende processen 9 2.6 Hypothese en onderzoeksstrategie 10 3 Onderzoeksopzet en toetsingskader 11 3.1 Onderzoeksopzet 11 3.1.1 Verkennend bodemonderzoek 12 3.1.2 Ballastonderzoek 12 3.1.3 Verhardingsonderzoek 13 3.1.4 Overzicht werkzaamheden 14 3.2 Toetsingskader 14 3.3 Veiligheid 16 4 Onderzoeksresultaten 17 4.1 Wijzigingen op onderzoeksprogramma 17 4.2 Terrein- en maaiveldinspectie 17 4.3 Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen 18 4.4 Resultaten 18 4.4.1 Resultaten verkennend bodemonderzoek 18 4.4.2 Resultaten ballastonderzoek 23 4.4.3 Resultaten verhardingsonderzoek 25 5 Conclusie en aanbevelingen 28 Referentielijst 30 SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 2

Bijlagen Bijlage I Bijlage II Bijlage III Bijlage III-1 Bijlage III-2 Bijlage III-3 Bijlage IV Bijlage IV-1 Bijlage IV-2 Bijlage IV-3 Bijlage IV-4 Bijlage V Bijlage V-1 Bijlage V-2 Bijlage V-3 Bijlage VI Tekeningen: Regionale ligging locatie Tekening ligging boorpunten Tekening verkennend onderzoek Meerssenerweg 166 Veldverslag Verkennend onderzoek Boorprofielen Analysecertificaten Toetsingsresultaten Ballastonderzoek Boorprofielen Analysecertificaten Toetsingsresultaten Eural-toetsing Verhardingsonderzoek Boorprofielen Analysecertificaten Toetsingsresultaten Invloed diffuse spoorgebonden processen op de bodemkwaliteit van spoorgronden SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 3

Samenvatting Opdrachtgever Locatie Kadastrale aanduiding : Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (SBNS) : Gemeente Maastricht, verkennend onderzoek t.b.v. aanleg onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht - Geocode 063 - km 1,9-2,0 : Gemeente: Maastricht sectie G; perceel: 4623, 4681, 4743, 5468, 5470, 5962 (allen ged.) Aanleiding : De aanleiding voor het verkennend bodemonderzoek is de voorgenomen aanleg van een onderdoorgang ter plaatse. Doel van het onderzoek : - het vaststellen van de bodemkwaliteit ter plaatse van de voorgenomen werkzaamheden; - het vaststellen of sprake is van gevallen van ernstige bodemverontreiniging conform de gevalsdefinitie van de Wbb; - het vaststellen van de Eural-code van het ballast; - het vaststellen van de kwaliteit van de verharding en fundatie ter plaatse van de te vervallen wegen. Toegepaste normen - BRL SIKB 2000 : Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek versie 3.2a d.d. 13 maart 2007. - NEN 5740 : Onderzoeksstrategie bij verkennend bodemonderzoek (NNI, oktober 1999). - NEN 5707 Bodem - Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem. - Ballastonderzoek : Handreiking verwerking vrijkomende ballast versie 3.0; protocol milieukundig onderzoek spoorwegballast d.d. 6 april 2007 en het addendum RLN00243-V003. Resultaten : - ten oosten van het spoor is in de bovengrond een verontreiniging met zink met gehalten boven de interventiewaarde en plaatselijk tevens de Lokale Maximale Waarde aanwezig. Deze verontreiniging is in een groter gebied aanwezig en gerelateerd aan de diffuse verontreiniging zoals opgenomen in het bodembeheerplan van de gemeente Maastricht. In één boring (011) is een duidelijk hoger zinkgehalte aangetoond en overschrijdt tevens het gehalte aan lood de interventiewaarde en gehalten aan koper en nikkel de tussenwaarde; dit betreft waarschijnlijk een lokale spot. Voor de rest zijn in de grond en het grondwater maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen; - het aanwezig ballast betreft geen gevaarlijk afval (Eural-code 170508c); - het asfalt ter plaatse van de weggedeelten die vervallen na de aanleg van de tunnel is deels teerhoudend. In het funderingsmateriaal worden maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen. In de grondlaag onder de fundering overschrijdt het gehalte aan kobalt de tussenwaarde. Ter plaatse van het trottoir zijn geen gehalten boven de Lokale Maximale Waarden aangetroffen. Conclusie : Middels de verrichte onderzoeken is inzicht verkregen in de kwaliteit van de bodem, het ballast, de asfaltverharding en het funderingsmateriaal ter plaatse van de geplande onderdoorgang en de bestaande wegen. Ten oosten van het spoor dient rekening te worden gehouden met de verontreiniging van de bovengrond met zink tot boven de interventiewaarde. Aanbevolen wordt nader onderzoek te verrichten en een plan van aanpak op te stellen. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 4

1 Inleiding en doel 1.1 Aanleiding en doelstelling onderzoek In opdracht van Stichting Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen (hierna SBNS) is door Cauberg- Huygen Raadgevende Ingenieurs BV (namens KWW B.V.) een verkennend bodem-, ballast- en verhardingsonderzoek uitgevoerd, ter plaatse van de voorgenomen aanleg van een onderdoorgang aan de Balijeweg te Maastricht. De regionale ligging van de onderzoekslocatie is opgenomen als bijlage I. De aanleiding voor het uitvoeren van bovengenoemde onderzoeken is de voorgenomen aanleg van een onderdoorgang, waarbij de huidige spoorwegovergang komt te vervallen. Het onderzoek is verricht ter plaatse van de geplande werkzaamheden en bevat de volgende onderdelen. 1. Verkennend bodemonderzoek (NEN-5740) ten behoeve van de onderdoorgang. 2. Ballastonderzoek km 1,85-2,05 ten behoeve van afvoer vrijkomend ballastmateriaal. 3. Verhardings- en fundatieonderzoek ter plaatse van de bestaande verharding. Doel van het verkennend onderzoek is: - het vaststellen van de bodemkwaliteit ter plaatse en de geschiktheid voor het beoogde gebruik; - de kwaliteit bepalen met het oog op de hergebruiksmogelijkheden van de vrijkomende grond. Het betreft een indicatief onderzoek; - de lozingsmogelijkheden van het vrijkomende grondwater worden nagegaan in verband met de toekomstige bemaling; - het vaststellen of sprake is van gevallen van ernstige bodemverontreiniging conform de gevalsdefinitie van de Wbb. Doel van het ballastonderzoek is: - het vaststellen van kwaliteit van het ballastmateriaal en daarmee de Eural-code van het ballast. Doel van het verhardings- en fundatieonderzoek is: - doel van het asfaltonderzoek is de teerhoudendheid vast te stellen met het oog op verwerking van het vrijkomende asfalt; - doel van het funderingsonderzoek is het vaststellen van de kwaliteit in verband met de mogelijkheden tot hergebruik. 1.2 Kwaliteit en certificering Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV is gecertificeerd volgens de NEN-EN-ISO 9001/2000 norm. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd conform het VKB-protocol 2001 Plaatsen van handboringen en peilbuizen, maken van boorbeschrijvingen, nemen van grondmonsters en waterpassen vs. 3.1, 13 maart 2007, VKB-protocol 2002 Het nemen van grondwatermonsters vs. 3, 13 maart 2007 en VKBprotocol 2018 Locatie-inspectie en monsterneming van asbest in bodem vs. 3, 10 mei 2007. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd onder het BRL SIKB 2000 Procescertificaat Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek vs. 3.2a, 13 maart 2007. VCMI en Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 5

BV zijn gecertificeerd voor monstername in het kader van protocol 2001, 2002, 2018. Deze rapportage is derhalve voorzien van het centrale keurmerk Kwaliteitswaarborg bodembeheer SIKB. Het procescertificaat van Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV en het hierbij behorende keurmerk zijn uitsluitend van toepassing op de activiteiten betreffende het veldwerk, inclusief alle secundaire processen, dat begint bij de acceptatie van het veldwerk en dat eindigt bij de overdracht van veldgegevens en monsters, inclusief de daarbij behorende veldwerkrapportage aan de opdrachtgever. In deze context verklaart Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV dat zij tot de opdrachtgever in geen andere relatie staat dan die van opdrachtnemer - opdrachtgever. De chemische en asbestanalyses zijn uitbesteed aan het laboratorium van Analytico te Barneveld. Dit laboratorium beschikt over een accreditatie volgens NEN-EN-ISO 17025. De chemische analyses op de grond- en grondwatermonsters zijn uitgevoerd conform de AS3000. De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd door VCMI, zij zijn door SenterNovem KWALIBO erkend. Het veldwerk is uitgevoerd door of onder toezicht van een BRL SIKB 2000 gecertificeerde monsternemer, N. Janssen. 1.3 Leeswijzer In het onderhavig rapport wordt verslag gedaan van het uitgevoerde nader bodemonderzoek. Het rapport is opgezet volgens de Leidraad onderzoek en sanering Stichting Bodemsanering NS van december 2006. De volgende aspecten komen aan de orde: - locatiegegevens en omschrijving verontreinigingsituatie (hoofdstuk 2); - de onderzoeks- en analysestrategie (hoofdstuk 3); - de onderzoeksresultaten (hoofdstuk 4); - conclusies en aanbevelingen (hoofdstuk 5). De bijbehorende tekeningen, tabellen en toelichtingen zijn als bijlagen bij onderhavig het rapport opgenomen. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 6

2 Vooronderzoek 2.1 Algemeen De onderzoekslocatie bevindt zich ten noorden van de huidige spoorwegovergang aan de Balijeweg/Kasteel Verduynenstraat te Maastricht. Ter plaatse is de aanleg van een onderdoorgang gepland. Deze krijgt een diepte van maximaal 4 m -mv. Ten behoeve van de aanleg wordt grond ontgraven en afgevoerd, ballastmateriaal van het spoorbed verwijderd en wordt een deel van de aanwezige verharding opgenomen en afgevoerd. 2.2 Beschrijving onderzoekslocatie De onderzoekslocatie is gelegen langs de spoorbaan Maastricht - Sittard/Roermond. De betreffende geocodes van de sporen en de kilometerring zijn opgenomen in tabel 2.1. De ligging van de onderzoekslocatie is op een topografische kaart, opgenomen in bijlage I, weergegeven. Tabel 2.1: Algemene gegevens onderzoekslocaties SBNS-locatienummer 999504/228033 Geocode 063 Kilometerring 1,9 2,0 Provincie Limburg X-Y coördinaten 177.700-177.900; 319.300-319.500 Kadastrale aanduiding Gemeente Maastricht, sectie, nr. G; perceel: 4623, 4681, 4743, 5468, 5470, 5962 (allen ged.) Betrokken partijen Grondeigenaren: NS Poort BV/gemeente Maastricht Bevoegd Gezag Wbb: gemeente Maastricht Gemeente Maastricht Oppervlak onderzoekslocatie Ca. 5.000 m² Tabel 2.2: Gegevens huidig en toekomstig gebruik onderzoekslocatie Huidig gebruik : Spoorbaan Toekomstig gebruik : Spoorbaan met onderdoorgang Bijzonderheden : - 2.3 Historisch informatie Voorafgaand aan de uitvoering van de veldwerkzaamheden is een historisch onderzoek verricht bij de gemeente Maastricht en heeft een locatiebezoek plaatsgevonden. Over de kwaliteit van het ballastmateriaal alsmede de aanwezige verhardingen zijn geen gegevens gevonden. Er wordt vanuit gegaan dat de samenstelling overeenkomstig de gebruikelijk toegepaste materialen is. Bij de gemeente Maastricht is overleg geweest over een in het grondwater aanwezige VOClverontreiniging aan de Abdissenweg, gelegen ten noordwesten van de onderzoekslocatie. Uit het overleg met de gemeente is gebleken dat de onderzoekslocatie niet is gelegen binnen de VOCl- SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 7

verontreiniging die ter plaatse van de Abdissenweg aanwezig is. Wel geeft de gemeente aan dat bij eventuele grondwateronttrekkingen voorkomen dient te worden dat de VOCl-verontreiniging verplaatst wordt. Tijdens het bezoek aan het gemeentearchief blijkt dat in de directe omgeving van de onderzoekslocatie de onderstaande bodemonderzoeken zijn verricht: 1. Verkennend bodemonderzoek op de locatie Meerssenerweg 166 te Maastricht, UDM, rapport 05.03.0214, 2 september 2005. 2. Verkennend bodemonderzoek Meerssenerweg/Kemenadeplein, Grontmij, rapport 32/91055/S, 18 april 1996. Het verkennend onderzoek van de Meerssenerweg 166 heeft betrekking op een strook grond ten zuiden van nr. 166B (in bijlage II is de tekening van dit onderzoek opgenomen). Uit het historisch onderzoek, opgenomen in de rapportage, blijkt het volgende: Volgens buurtbewoners zijn de panden in de jaren zeventig in slechte onderhoudsstaat geweest en zijn de tuinen door bewoners uit de omgeving gebruikt voor het storten van diverse afval. De gemeente heeft in 1991 het terrein geëgaliseerd, voorzien van een dunne teelaardelaag en ingezaaid. Ten noorden van gebouw 166A is een HBO-tank van 500 l aanwezig geweest. In de bovengrond zijn gehalten aan zink en arseen tot boven de interventiewaarde aangetoond. Vanaf 0,5 m -mv zijn maximaal licht verhoogde gehalten aan metalen aangetoond. Ter plaatse van de HBO-tank is tijdens eerder onderzoek (1992) in de bovengrond (0,2-0,4 m -mv) een sterk verhoogd gehalte aan minerale olie aangetoond. Het verkennend onderzoek van Grontmij is uitgevoerd in verband met een wegreconstructie ter plaatse van de Kasteel Verduynenstraat en het Kemenadeplein (de boringen zijn verricht aan de noordzijde van beide wegen). In een mengmonster van de bovengrond zijn sterk verhoogde gehalten aan arseen, koper, lood, zink en PAK aangetoond. In de overige twee mengmonsters zijn geen gehalten boven de Lokale Maximale Waarden () aangetoond. Het is niet bekend of deze grond bij de reconstructie is afgevoerd. Tevens zijn onderstaande bodemonderzoeken ingezien maar geconstateerd is dat deze, gezien de grote afstand tot de onderzoekslocatie, geen directe invloed hebben op de bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie en zijn derhalve niet verder beschreven: 1. Oriënterend bodem- en grondwateronderzoek op het hoogspanningsschakelstation Limmel te Maastricht, CSO, rapport L032.93, 19 maart 1993. 2. Nulsituatie bodemonderzoek schakelstation Limmel, Sionsweg te Maastricht, CSO, rapport 05.RB068, 13 april 2005. 3. Verkennend bodemonderzoek Meerssenerweg 35a te Maastricht, DvL, rapport B-991304, 19 oktober 1999. 4. Milieukundig advies Telfortgebouw Maastricht, Holland Railconsult, rapport 1112401, 11 april 1997. 5. Oriënterend bodemonderzoek op het terrein van de Bourgognekliniek aan de Meerssenerweg te Maastricht, CSO, rapport L158.92, 27 oktober 1992. 6. Verkennend bodemonderzoek op de locatie Meerssenerweg 194 te Maastricht, Adviesbureau vd Weyer, rapport A6.0602.1-aan, 17 juli 2006. 7. Verkennend (water)bodemonderzoek BALANS-percelen NS Vastgoed Maastricht, gemeente Maastricht; Oranjewoud; SBNS-project 173006, 5 mei 2006. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 8

2.4 Bodemopbouw en geohydrologie De regionale bodemgegevens zijn ontleend aan de Grondwaterkaart van Nederland, DGV-TNO, kaartblad 57W, 57O, 58W en 60W, 1985. Het maaiveld bevindt zich op circa 47 m+nap. De geohydrologische opbouw is schematisch weergegeven in tabel 2.3. Tabel 2.3: Geohydrologische opbouw Bodemlaag Diepte Formatie Bodemsamenstelling [m -mv] Deklaag 0-10 Twente Loss 1 e Watervoerende pakket 10-20 Kreftenheye Grof zand en grind met inschakelingen van klei Scheidende laag 20-30 Tongeren Glauconiethoudend fijn zand en klei 2 e Watervoerende pakket 30-150 Gulpen, Maastricht en Houthem Kalksteen Matig doorlatende laag 150-225 Vaals en Aken Uiterst fijnzandig en lemig (plaatselijk watervoerend) Ondoorlatende basis > 225 Carboon afzettingen Schalierijke afzettingen De grondwaterstand is circa NAP + 45 m (circa 2 m -mv). De regionale grondwaterstromingsrichting van het eerste watervoerende pakket is in noordwestelijke richting (richting Maas). De onderzoekslocatie is gelegen binnen de beschermingszone van het waterwingebied Itteren-Borgharen (opmerking: in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg is aangegeven dat deze winning in 2009 stopt). 2.5 Omgevingsaspecten 2.5.1 Diffuse spoorspecifieke verontreinigende processen Diffuse verontreinigingprocessen treden langs het spoor voortdurend op en domineren daarom in veel gevallen lokale (eenmalige) processen. In 1998 heeft generiek onderzoek plaatsgevonden, waarmee voor een aantal stoffen de invloed van de spoorwegen op de omgeving is gemodelleerd. De volgende diffuse processen zijn hiermee aangetoond: - nikkel komt mee met ijzerstof als gevolg van slijtage van de spoorbaan en wielbanden; - koper is afkomstig van slijtende bovenleidingen; - zink komt eveneens door slijtage vanaf de spoorbanen; - arseen kan samen met ijzerstof vanuit het grondwater neerslaan in ijzer(hydr)oxiden; - PAK komt (historisch) van gecreosoteerde dwarsliggers en (diesel)treinen. Lokaal kan PAKverontreiniging ontstaan door uitloging uit oude ballast en kool-/sintelhoudende ophooglagen; - minerale olie komt in de spoorgronden voor als gevolg van lekkende locomotieven en smeeroliën. Meer lokaal kan olieverontreiniging voorkomen uit voormalige opslagtanks, lozingen/morsen en schoonmaak/onderhoud; - bestrijdingsmiddelen komen in de (water)bodem voor door het geregeld toepassen van onkruidverdelgers door ProRail ter plaatse van spoorbermen en sloten; - kooldeeltjes komen voor als gevolg van de in het verleden gebruikte kolengestookte locomotieven. In bijlage VI worden deze verontreinigende spooreigen stoffen verder toegelicht. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 9

2.6 Hypothese en onderzoeksstrategie Verkennend bodemonderzoek De locatie is gelegen in een diffuus verontreinigd gebied, deelgebied ophoging uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Maastricht. Buiten deze diffuse verontreiniging zijn, op basis van de verzamelde gegevens, geen aanwijzingen gevonden voor additionele verontreinigingen op de locatie. Voor de onderzoekslocatie wordt, conform de NEN 5740, de onderzoeksopzet voor een onverdachte locatie gehanteerd (ONV). Op basis van de ligging in een diffuus verontreinigd gebied zijn verhoogde achtergrondconcentraties aan zware metalen en PAK in de grond te verwachten. Deze parameters zitten in het gehanteerde analysepakket en bij de toetsing en beoordeling worden de verhoogde achtergrondwaarden meegenomen. Tijdens het veldwerk wordt ter plaatse een visuele inspectie van het maaiveld gedaan voor de aanwezigheid van asbestverdachte materialen volgens NEN 5707. Vooralsnog is er sprake van een onverdachte locatie en wordt aangesloten bij het SBNS protocol voor asbestonderzoek. Tijdens het veldwerk is men alert op de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal. Ballastonderzoek Het ballastonderzoek zal worden uitgevoerd conform de handreiking verwerking vrijkomende ballast versie 3.0. Als aanvulling hierop is het addendum RLN00243-V003 van toepassing. Verhardingsonderzoek De bemonstering van het asfalt vindt plaats conform de CROW-publicatie 210 (Richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt) en de bemonstering van het funderingsmateriaal conform VKB protocol 1003; indicatief onderzoek verhardingsconstructies. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 10

3 Onderzoeksopzet en toetsingskader 3.1 Onderzoeksopzet Het onderzoek bevat de volgende onderdelen: 1. Verkennend bodemonderzoek (NEN-5740) ten behoeve van de onderdoorgang. 2. Ballastonderzoek km 1,85-2,05 ten behoeve van afvoer vrijkomend ballastmateriaal. 3. Verhardings- en fundatieonderzoek ter plaatse van de bestaande verharding. Ad 1. Bij het verkennend onderzoek is rekening gehouden met de resultaten van eerder verricht onderzoek en met de ontgravingdiepte (maximale ontgravingdiepte is circa 4 m -mv) voor de aan te leggen tunnel. Tevens is rekening gehouden met de ligging van de locatie in een diffuus verontreinigd gebied (deelgebied ophoging uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Maastricht). Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek zullen indicatief de hergebruiksmogelijkheden van de vrijkomende grond worden aangegeven. De analyseresultaten worden derhalve - indicatief - getoetst aan de toetsingscriteria van het Besluit bodemkwaliteit. Ten behoeve van het onderzoek naar asbest zal een maaiveldinspectie plaatsvinden en zal tijdens het veldwerk aandacht zijn voor de aanwezigheid van asbesthoudend materiaal in de opgeboorde grond. Ad 2. Het ballastbed raakt na verloop van tijd verontreinigd met zware metalen (met name zink, ijzer en koper), PAK, EOX en olie. De verontreiniging vindt plaats als gevolg van slijtage van wielen/spoorstaven en rijdraad (koper en ijzer); verwering van verzinkt spoorwegmeubilair (met name van bovenleidingsportalen), smeermiddelen (minerale olie), bestrijdingsmiddelen (EOX) en verbrandingsresten/koolas, alsmede uitloging van creosootolie uit houten dwarsliggers (PAK, minerale olie). Dit betekent dat als het ballastbed vernieuwd wordt ervan uit kan worden gegaan dat het af te voeren materiaal in zekere mate verontreinigd is. Het transport van oude ballast valt onder het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Daartoe dient de Eural-code van het vrijkomende ballast vastgesteld worden. Spoorwegballast behoort tot de zogenaamde complementaire categorie in de Eural. Voor spoorwegballast bestaan namelijk 2 codes: 17 05 07* c spoorwegballast die gevaarlijke stoffen bevat 17 05 08 c niet onder 17 05 07*c vallende spoorwegballast De gevaaraspecten van afvalstoffen zijn gerelateerd aan de eigenschappen van de verbindingen die in de afvalstof voorkomen. In de Eural is een lijst van veel voorkomende verbindingen opgenomen waarbij de zogenaamde Risicozinnen (R-zinnen) zijn aangegeven. Door de gehalten aan de aanwezige verbindingen/verontreinigingen te beoordelen aan de hand van de R-zinnen en vervolgens per gevaarcategorie (H-code), is vast te stellen of sprake is van bedrijfsafval of van gevaarlijk afval. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 11

Het ballastonderzoek zal ter plaatse van de geplande onderdoorgang worden verricht. De lengte van het te onderzoeken traject is circa 40 m. Ad 3. Ter plaatse van de bestaande overweg zal na de aanleg van de tunnel de huidige verharding en fundering deels zijn verwijderd. De weg is voorzien van een asfaltverharding, het naastliggende trottoir is voorzien van tegels. Tussen de spoorrails is deels een klinkerverharding aanwezig. De bemonstering van het asfalt vindt plaats conform de CROW publicatie 210 (richtlijn omgaan met vrijkomend asfalt) en de bemonstering van het funderingsmateriaal conform VKB protocol 1003; indicatief onderzoek verhardingsconstructies. Er wordt uitgegaan van asfalt aangebracht voor 1995 (verdacht voor teerhoudend). De totale oppervlakte van de te verwijderen verharding is minder dan 500 m²; volgens de richtlijnen kan worden volstaan met 2 boringen; omdat ter plaatse van de Kasteel Verduynenstraat mogelijk ander asfalt en/of funderingsmateriaal aanwezig is, wordt voorgesteld ter plaatse van de Balijeweg 2 asfaltboringen en in de Kasteel Verduynenstraat 1 asfaltboring te verrichten (totaal 3 boringen). De teerhoudendheid van de asfaltverharding alsmede de kwaliteit van het funderingsmateriaal (indicatief) wordt bepaald. Tevens zal de kwaliteit van de bodem tot 1 m onder de fundering worden bepaald. De afvoer- danwel hergebruiksmogelijkheden van vrijkomend wegverhardings- en funderingsmateriaal worden aangegeven. Op grond van de aangeleverde informatie is per onderdeel de onderzoeksopzet opgesteld. De resultaten hiervan zijn hieronder opgenomen. 3.1.1 Verkennend bodemonderzoek Het oppervlak van de te onderzoeken locatie is circa 5.000 m². Conform de NEN-5740 strategie onverdacht, dienen 15 boringen te worden geplaatst. Als onderzijde van de boringen wordt de beoogde ontgravingdiepte (maximaal 4 m -mv) aangehouden. In totaal worden 5 mengmonsters geanalyseerd op het NEN-5740 pakket voor grond. Tevens wordt 1 peilbuis geplaatst en het grondwater geanalyseerd op het NEN-5740 pakket voor grondwater. Het grondwater uit de peilbuis wordt aanvullend onderzocht op de macroparameters van het lozingspakket. Voor het asbestonderzoek zal een maaiveldinspectie conform NEN-5707 worden uitgevoerd voor de gehele onderzoekslocatie. 3.1.2 Ballastonderzoek Voor de gekozen onderzoeksopzet is onderstaand ProRail-beleid het uitgangspunt. Het beleid is verwoord in de Handreiking verwerking vrijkomende ballast, versie 3.0 d.d. 6 april 2007 van ProRail en bijbehorend addendum: - alle vrijkomende ballast moet worden afgevoerd naar een erkende verwerker van afvalstoffen, tenzij ballast conform het Besluit bodemkwaliteit binnen een werk van ProRail zonder bewerking kan worden hergebruikt. In dat geval moeten de voorwaarden van voornoemd besluit worden nageleefd; SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 12

- andere vormen van direct hergebruik van vrijgekomen ballast zijn niet toegestaan; - de ballast onder wissels en perronsporen en de ballast in de directe omgeving van spoorwegovergangen, wordt geacht niet geschikt te zijn voor hergebruik en dient te worden afgevoerd; - voor het mogen hergebruiken van de grove fractie die bij het kettinghorren weer in het ballastbed terugkomt, is geen milieukundig onderzoek vereist (brief VROM 4 december 2001). Bij het ballastonderzoek wordt het stappenplan van het protocol gevolgd. Ervan uitgegaan van: - een verdachte locatie; - één partij; - nog niet bekend is hoe de aannemer het werk gaat uitvoeren; - bemonstering ballastbed volgens spoorbaan; - bemonstering onderliggend baanlichaam. Ten behoeve van het ballastonderzoek zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd. Veldwerk - 1 ballastmonster (bestaande uit 3 grepen). Laboratoriumwerk - 1x zeven ballastmonsters op 2 en 30 mm zeef; - 1x onderzoeken verontreiniginggraad totaal ballast (standaardpakket bodem nieuw + arseen en chroom); - 1x onderzoeken milieukundige kwaliteit fractie 2 mm (standaardpakket bodem nieuw + arseen en chroom inclusief H+L). 3.1.3 Verhardingsonderzoek Het uit te voeren verhardings- en fundatieonderzoek omvat 3 onderdelen: 1. Asfaltonderzoek volgens de CROW 210. 2. Funderingsonderzoek (indicatief). 3. Bodemonderzoek onderliggende grond. Asfaltonderzoek Voor de drie boorkernen wordt de laagopbouw beschreven en wordt een PAK-marker test uitgevoerd om een indicatie te krijgen van de teerhoudendheid. Op basis van de resultaten van de PAKmarkertest en de laagopbouw, wordt vervolgens bepaald voor welke lagen een PAK analyse wordt uitgevoerd. Er worden 2 PAK analyses uitgevoerd (droge stof, malen, HPLC PAK analyse (P10N), maximaal 2 zaagsneden). Funderingsonderzoek Het funderingsonderzoek wordt uitgevoerd middels een indicatief onderzoek. Het doel van het onderzoek is het indicatief bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de partij niet vormgegeven bouwstof. Het funderingsmateriaal onder de asfaltverharding zal worden bemonsterd alsmede de onderliggende bodem middels 3 boringen, ter plaatse van bovengenoemde asfaltboringen. Ter plaatse van het trottoir worden 2 boringen verricht. Indien aanwezig zal het funderingsmateriaal separaat worden bemon- SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 13

sterd. De mengmonsters van het funderingsmateriaal en de grond worden onderzocht op het NEN- 5740 pakket. 3.1.4 Overzicht werkzaamheden In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de te verrichten monsterneming en chemische analyses. Tabel 3.1: Onderzoeksopzet Boringen Oppervlak Analyses grond Grondwater Verkennend bodemonderzoek 4 boringen tot 0,5 m -mv 4 boringen tot 1,5 m -mv 4 boringen tot 2,5 m -mv 2 boringen tot 4,0 m -mv 1 boring tot 6,0 m -mv met peilbuis 5.000 m 2 5 x NEN-5740 pakket inclusief L + OS 1x NEN-5740 gw 1x lozingspakket Ballastonderzoek km 1,85-2,05 Bemonsteren ballast 3 grepen (1 ballastmonster) 3 asfaltboringen 3 boringen doorzetten in ondergrond 2 boringen tot 1,5 m -mv in trottoir 2 x NEN-5740 pakket inclusief arseen en chroom (fractie 2 mm inclusief L + OS) Verhardings- en funderingsonderzoek 480 m 2 Asfalt: 3x laagopbouw + PAK marker 2x PAK HPLC Fundering: 2x NEN-5740 Bodem: 2x NEN-5740 inclusief L + OS (onder asfalt) 1 x NEN-5740 inclusief L + OS (onder trottoir) - - * Toelichting tabel: - NEN 5740 gr: zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), PAK, PCB, minerale olie, lutum en organische stof; - NEN 5740 gw: zware metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink), minerale olie, vluchtige aromatische koolwaterstoffen, vluchtig gehalogeneerde koolwaterstoffen; - Lozingspakket: onopgeloste bestanddelen en DOC. 3.2 Toetsingskader De analyseresultaten zijn getoetst aan het nieuwe toetsingskader van VROM. De toetsing kent verschillende toetsingswaarden voor de beoordeling van diverse verontreinigingen in de bodem: de achtergrondwaarde, de streefwaarde en de interventiewaarde. Deze hebben de volgende betekenis: - de achtergrondwaarde (AW) geeft het kwaliteitsniveau aan van de bodem (grond) van natuur- en landbouwgronden in Nederland, waarvoor geldt dat er geen sprake is van belasting door lokale verontreinigingbronnen. Bij gehalten boven de achtergrondwaarden is sprake van een lichte verontreiniging; - de streefwaarde (S) geeft het uiteindelijk te bereiken kwaliteitsniveau voor het grondwater aan. Bij gehalten boven de streefwaarden is sprake van een lichte verontreiniging. In bijzondere gevallen SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 14

kan in bodems door natuurlijke oorzaken de streefwaarde worden overschreden. Deze waarde wordt in dat geval als streefwaarde gehanteerd; - de interventiewaarde (I) geeft het concentratieniveau in grond of grondwater aan, waarboven van een ernstige vermindering of dreigende vermindering van de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant en dier heeft, sprake kan zijn. Bij gehaltes boven de interventiewaarde is sprake van een sterke verontreiniging. Genoemde waarden voor grond zijn afhankelijk van organische stof- en lutumgehalte (H en L). Het organisch stof en lutumgehalte is tijdens onderhavig onderzoek bepaald. Toetsingskader grond Voor het toetsingskader met betrekking tot grond wordt verwezen naar de volgende beleidsstukken: - de interventiewaarden voor grond zijn opgenomen in de Circulaire Bodemsanering 2006, d.d. 10 juli 2008 (inclusief rectificaties); - de achtergrondwaarden voor grond zijn opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit, d.d. 20 december 2007. Door de gemeente Maastricht is een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat voor homogeen deelgebied Ophoging waarbinnen de onderzoekslocatie is gelegen de navolgende Lokale Maximale Waarden () gelden: Tabel 3.2: (mg/kg d.s.) deelgebied: ophoging Stofnaam 0,0-1,0 m-maaiveld 1,0-3,0 m-maaiveld 3,0-6,0 m-maaiveld arseen 31 achtergrondwaarde 19 cadmium 3,9 1,7 0,5 chroom achtergrondwaarde achtergrondwaarde achtergrondwaarde koper 78 53 21 kwik 0,5 0,28 achtergrondwaarde lood 270 150 84 nikkel 34 40 40 zink 1050 480 200 minerale olie 1) 110 49 35 PAK 19 9,1 achtergrondwaarde Toetsingskader asbest Voor asbest in de grond is alleen een interventiewaarde vastgesteld. De interventiewaarde bedraagt 100 mg/kg waarbij de gewogen concentratie aan asbest dient te worden getoetst. De gewogen concentratie bestaat uit het gehalte sepentijnasbest en tienmaal het gehalte amfiboolasbest. Toetsingskader grondwater Het toetsingskader voor grondwater is opgenomen in de Circulaire Bodemsanering 2006, d.d. 10 juli 2008 (inclusief rectificaties). De resultaten worden getoetst aan de streef- en interventiewaarden voor grondwater. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 15

Toetsingskader Ballast Hiervoor wordt het toetsingskader van de Eural gehanteerd in combinatie met bijlage III van de Richtlijn 91/680/EEG, op grond waarvan bepaald kan worden of het gevaarlijk afval betreft. Toetsingskader verhardingen Voor de toetsing van de teerhoudendheid wordt voor PAK de toetsingswaarde 75 mg/kg gehanteerd. Bij concentraties PAK onder deze waarde wordt, conform de CROW 210, het asfalt als teervrij gekwantificeerd. 3.3 Veiligheid Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden, is voor de RI&E Spoorspecifieke risico s uitvoeringsfase contact opgenomen met VolkerRail SAFAC. Een deel van de werkzaamheden zijn onder toezicht van een veiligheidsman verricht. Voor het ballastonderzoek en de boringen tussen de sporen is meegelift met een buitendienststelling. De werkzaamheden in het asfalt (asfaltboringen en grondboringen) zijn vooraf gemeld bij de gemeente Maastricht die de relevante instanties heeft geïnformeerd. Tijdens de werkzaamheden is één rijbaan afgezet waarbij de werkzaamheden middels borden aan het verkeer zijn aangegeven. Ten behoeve van de aanwezige kabels en leidingen is naast een KLIC-melding, tevens gebruik gemaakt van een kabelaanwijzer van de procescontractaannemer Strukton Railinfra. Deze is tijdens een deel van de veldwerkzaamheden aanwezig geweest. Enkele boringen zijn in verband met aanwezige kabels en leidingen verplaatst. Tijdens de uitvoering van het onderzoek hebben zich ten aanzien van veiligheid (bijna) geen ongevallen voorgedaan. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 16

4 Onderzoeksresultaten 4.1 Wijzigingen op onderzoeksprogramma De veldwerkzaamheden zijn uitgevoerd op 30 juni 2010 (boorwerkzaamheden) en op 19 juli 2010 (watermonstername). Het ballastonderzoek en de boringen tussen de sporen zijn uitgevoerd tijdens de buitendienststelling in de nacht van 31 juli op 1 augustus 2010. Het veldverslag is opgenomen in bijlage II. Ten aanzien van het veldwerk zijn de volgende aanpassingen en aanvullingen geweest: 1. Enkele boringen zijn vanwege de aanwezigheid van grof grind niet doorgezet tot de geplande einddiepte. 2. Vanwege de slechte doorlatendheid van de bodem kon het grondwater uit de peilbuis alleen bemonsterd worden voor analyse op het NEN-5740 grondwaterpakket; bemonstering voor de lozingsparameters was niet mogelijk. De situering van de onderzoekslocatie is weergegeven op de overzichtstekening opgenomen in bijlage I. Ten aanzien van de chemische analyses zijn de volgende aanpassingen en aanvullingen op de onderzoeksopzet geweest: 1. Aangezien het veldwerk in 2 fasen is uitgevoerd omdat een deel van de werkzaamheden tijdens een buitendienststelling diende te worden uitgevoerd, is in aanvulling op het onderzoeksvoorstel 1 aanvullende analyse op een NEN-5740 pakket verricht. Op basis van de eerste resultaten van het chemisch onderzoek is besloten aanvullende analyses in te zetten in een fase 2. Deze aanvullende analyses zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 4.1: Aanvullende chemische analyses fase 2 Motivering Laboratoriumonderzoek fase 2 Grond separate analyses mengmonster MM03 5 * metalen (9) separate analyses mengmonster MM05 3 * lood 4.2 Terrein- en maaiveldinspectie Op 30 juni 2010 voorafgaand aan de veldwerkzaamheden, heeft op de onderzoekslocatie een terreininspectie plaatsgevonden. Bij de terreininspectie zijn verder geen constateringen gedaan die een aanpassing van de onderzoeksopzet noodzakelijk maken. Opgemerkt wordt dat ten westen van het spoor ter plaatse van het sportveldje, voorzien van een asfaltverharding, geen boringen zijn verricht. Tijdens de veldwerkzaamheden is op alle percelen een maaiveldinspectie verricht overeenkomstig NEN 5707; op het maaiveld zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 17

4.3 Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen De bodemopbouw en zintuiglijke waarneming zijn in paragraaf 4.4 opgenomen. Op 19 juli 2010 is de peilbuis bemonsterd en de diepte van de grondwaterstand ingemeten. In onderstaande tabel zijn de grondwaterstand alsmede de gemeten ph- en EC-waarden weergegeven. Tabel 4.2: Grondwatergegevens Peilbuis Filterstelling m -mv ph EC (ms/m) Gws (m -mv) 006 1,3-2,3 7,8 540 1,56 De ph en EC waarden van het grondwater zijn niet afwijkend van hetgeen in de omgeving wordt aangetroffen. Als gevolg van fluctuerende grondwaterstanden kunnen de gemeten grondwaterstanden tijdens het plaatsen van de peilbuis en watermonstername verschillen. 4.4 Resultaten In de volgende paragraaf worden de monstersamenstelling en de analyseresultaten behandeld. De resultaten worden in tabelvorm gepresenteerd, waarbij de monstersamenstelling, de laagdiepte, de zintuiglijke waarnemingen en de analyseresultaten in getoetste vorm (alleen gehalten boven de achtergrondwaarden) worden gepresenteerd. De zintuiglijke waarnemingen worden volgens de onderstaande afkortingen en coderingen weergegeven: As Si Sl Gr Gs Kg Ba Zk Bb Pc Pu Asfalt Sintels Slakken Grind Glas Kolengruis Baksteen Zinkassen Ballast Plastic Puin Ho Hu 1 2 3 4 5 6 Hout Huisvuil Licht/ zwak Matig Sterk Uiterst Volledig Sporen 4.4.1 Resultaten verkennend bodemonderzoek De locaties van de boringen zijn weergegeven in bijlage I. De bodemopbouw ter plaatse, alsmede de zintuiglijk waargenomen bijzonderheden zijn in grafische vorm compleet weergegeven in de boorprofielen die zijn opgenomen als bijlage III-1. Ten behoeve van het verkennend bodemonderzoek zijn de boringen 01 t/m 012 (30 juni 2010) en de boringen 101 t/m 103 in de spoorbaan (1 augustus 2010) geplaatst. In tabel 4.3 is een overzicht opgenomen van de geanalyseerde grondmonsters en de getoetste analyseresultaten. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 18

Bodemopbouw en zintuiglijke waarnemingen Ter plaatse bestaat de bodem uit een laag sterk siltig, plaatselijk grindig zeer fijn zand met een dikte van ca. 0,5 m. Hieronder bevindt zich sterk zandige leem. Vanaf circa 1 m -mv is deze grindig. Tabel 4.3: Boringen/lagen met textuur, bijmengingen en gehalten in grond Analyse Boring Laagdiepte Grond- Bijmenging Toetsingsresultaten (mg/kg d.s.) m -mv soort Ba Cd Co Cu Hg Mo Ni Pb Zn PAK PCB MO Verkennend bodemonderzoek MM01 001 0,0-0,5 zand Gr2-0,99 19-0,14-27 73 230 - - - 002 0,0-0,5 Gr1 * * * * * * - 003 004 005 006 0,0-0,5 0,0-0,5 0,0-0,5 0,0-0,5 Pu6, Kg1 Pu6, Kg1 Pu6, Kg1 Gr1 MM02 003 1,0-1,5 leem - - 17 - - - 43 - - - - - 004 1,0-1,5 Gr2 * * 005 005 006 006 1,0-1,5 2,0-2,5 1,0-1,5 2,0-2,3 Gr2 Gr2 Gr3 MM03 007 0,0-0,5 zand - 1,8 20 70 0,31 1,9 67 180 1200 5,4 - - 008 009 010 0,0-0,5 0,0-0,5 0,0-0,3 Gr3, Kg1 Gr3 * * * L MW * * *** * *** * 011 012 0,0-0,5 0,0-0,5 Gr3, Kg2 Gr3 Uitsplitsing MM03 007-1 007 0,0-0,5 zand - 1,5 12 67 0,25-31 120 1100 -- -- -- * * * * * * *** L MW LM W 008-1 008 0,0-0,5 zand - 1,2 12 55 0,16-32 130 560 -- -- -- * * * L MW * * * *** 010-1 010 0,0-0,3 zand Gr3-1,8 10 32 0,18 - - 110 540 -- -- -- * * * L MW * * *** 011-1 011 0,0-0,5 zand Gr3, Kg2-3 12 110 0,9 4,7 49 740 2900 -- -- -- * * ** * * ** *** *** 012-1 012 0,0-0,5 zand Gr3-1,6 17 60 0,22-35 150 1100 -- -- -- * * * L MW * * * *** SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 19

Analyse Boring Laagdiepte Grond- Bijmenging m -mv soort MM04 007 008 009 010 011 1,0-1,3 1,0-1,5 1,0-1,5 1,0-1,5 0,5-1,0 leem Gr3 Gr3 Gr1 MM05 101 0,9-1,2 leem 102 0,5-1,0 Gr3 103 0,6-1,0 Gr2 101-3 101 0,9-1,2 leem 102-3 102 0,5-1,0 leem Gr3 Toetsingsresultaten (mg/kg d.s.) Ba Cd Co Cu Hg Mo Ni Pb Zn PAK PCB MO - 0,46 29 - - - 42 46 240 - - - * * * * * - 0,81 16 50 0,32-36 500 300 - - - * * * L MW * * *** * -- -- -- -- -- -- -- 210 -- -- -- -- * -- -- -- -- -- -- -- - -- -- -- -- 103-3 103 0,6-1,0 leem Gr2 -- -- -- -- -- -- -- - -- -- -- -- MM06 101 1,7-2,2 leem - - 14 - - - 41 - - - - - 101 2,7-3,2 * * 102 102 1,2-1,7 2,7-3,2 103 103 1,0-1,5 2,0-2,6 Gr2 Gr2 - : Gehalte kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW). * : Gehalte groter dan de achtergrondwaarde, maar kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T = ½* (AW+I)). ** : Gehalte groter dan de tussenwaarde, maar kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I). *** : Gehalte groter dan de interventiewaarde. : Lokale Maximale Waarde uit het Bodembeheerplan van de gemeente Maastricht. De analysecertificaten en toetsingstabellen zijn opgenomen in respectievelijk bijlage III-2 en III-3. In de mengmonsters MM01 en MM02, genomen ten westen van het spoor, zijn maximaal licht verhoogde gehalten aangetroffen. Met uitzondering van nikkel in de ondergrond zijn geen gehalten boven de aangetroffen. In mengmonster MM03, genomen van de bovengrond ten oosten van het spoor, overschrijdt het gehalte aan nikkel en zink de interventiewaarde. Op basis van deze resultaten zijn de deelmonsters separaat geanalyseerd op de metalen uit het NEN-pakket. Analyse van monster 009-1 bleek niet mogelijk omdat hiervoor te weinig materiaal resteerde na de eerste analyse. Het sterk verhoogde gehalte aan nikkel is niet bevestigd; in geen van de separate analyses wordt de interventiewaarde overschreden. Voor zink is de interventiewaarde-overschrijding wel bevestigd: in alle separate analyses wordt de interventiewaarde overschreden. In 3 deelmonsters wordt voor zink tevens de overschreden. Ter plaatse van boring 011 overschrijden tevens de gehalten aan lood (> I-waarde), nikkel (> T- waarde), koper (> T-waarde) en kwik (> achtergrondwaarde) de. In de overige deelmonsters zijn geen gehalten boven de aangetoond (opmerking: voor kobalt en molybdeen zijn geen vastgesteld). In de ondergrond (mengmonster MM04) is het gehalte aan zink licht verhoogd, maar ligt het gehalte onder de. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 20

Hieruit volgt dat op het terreindeel ten oosten van het spoor de bovengrond sterk verontreinigd is met zink en plaatselijk (boring 011) tevens met lood. De gehalten aan zink liggen deels boven de. De aangetoonde gehalten liggen in dezelfde orde grootte als de, met uitzondering van het gehalte in boring 011. Aangezien in deze boring tevens gehalten aan lood (> I-waarde), nikkel (> T-waarde) en koper (> T-waarde) zijn aangetroffen, is ter plaatse van boring 011 sprake van een lokale spot waarvan verontreinigingen de overschrijden, maar waarvoor geen duidelijke oorzaak aanwezig is (waarschijnlijk is sprake van heterogeniteit van de ophooglaag). De verhoogde zinkgehalten zijn gerelateerd aan de diffuus verontreinigde laag van het deelgebied ophooglaag. Het is niet waarschijnlijk dat de zinkverontreiniging spoorgerelateerd (slijtage spoorbanen) is. De verontreiniging maakt onderdeel uit van een diffuse verontreiniging dat in een groter gebied aanwezig is, deelgebied ophoging. Tijdens eerder verricht bodemonderzoek in de directe omgeving, zijn in de bovengrond eveneens overschrijdingen van de interventiewaarden voor zink aangetroffen. Tijdens telefonisch overleg met de gemeente Maastricht over de aangetroffen verontreiniging, geeft de gemeente aan dat ten oosten van het spoor in de bovengrond sprake is van een gebiedseigen verontreiniging met deels een niet-gebiedseigen kwaliteit. Formeel is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In mengmonster MM05 genomen ter plaatse van de spoorbaan, overschrijdt het gehalte aan lood de interventiewaarde. Tevens overschrijden de gehalten aan cadmium, kobalt, koper, kwik, nikkel en zink de achtergrondwaarden; hiervan overschrijdt alleen nikkel tevens de. Op basis van deze resultaten zijn de deelmonsters separaat geanalyseerd op lood. Hierbij is de sterke verontreiniging met lood niet bevestigd; in één deelmonster overschrijdt het gehalte aan lood de achtergrondwaarde en in twee deelmonsters is het gehalte aan lood niet verhoogd aangetroffen. De gehalten aan lood in de deelmonsters, liggen alle beneden de (opmerking: hierbij is getoetst aan de voor de bovengrond omdat ballast als opgebracht materiaal is beoordeeld). Waarschijnlijk is er sprake van heterogeniteit in het monster. In de ondergrond (mengmonster MM06) is het gehalte aan lood niet verhoogd; in dit mengmonster overschrijden de gehalten aan kobalt en nikkel de achtergrondwaarde. Geconcludeerd wordt dat de onderzoekslocatie voldoende is onderzocht om een uitspraak te kunnen doen over de ernst en spoedeisendheid. Op het oostelijke deel van de onderzoekslocatie zijn in de zandige bovengrond (0-0,5 m -mv) verontreinigingen met zink (en lood) geconstateerd, waarbij is geconstateerd is dat in horizontale zin de verontreinigingen de perceelsgrens overschrijden. Op locatie is in horizontale zin derhalve geen interventiewaardecontour af te leiden. In verticale zin blijkt dat de leemlaag vanaf 1,0 m -mv alleen licht is verontreinigd. Er wordt vanuit gegaan dat alleen de zandige bovengrond is verontreinigd met een gemiddelde diepte tot 0,5 m -mv. Het bodemvolume grond waarin de interventiewaarde wordt overschreden, wordt geschat op 1.100 m 3 (oppervlak 2.200 m 2 x gemiddelde diepte van 0,5 meter). Deze verontreiniging maakt deel uit van een geval van ernstige verontreiniging dat in een groter gebied aanwezig is en gerelateerd is aan de diffuse verontreiniging binnen het deelgebied ophoging, zoals aangegeven is in de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Maastricht. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 21

Asbest Zowel tijdens de terreininspectie als tijdens het veldwerk zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van asbest geconstateerd. Hergebruik Om indicatief de hergebruiksmogelijkheden van de vrijkomende grond te bepalen, zijn de resultaten getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit. De resultaten van de toetsing van de mengmonsters zijn in onderstaande tabel opgenomen: Mengmonster Materiaal en diepte Indicatieve toetsing Besluit bodemkwaliteit Indicatief herbruikbaar MM01 bovengrond westelijke terrein MM02 ondergrond westelijke terrein MM03 bovengrond oostelijke terrein MM04 ondergrond oostelijke terrein MM05 *) ondergrond spoorbaan MM06 ondergrond spoorbaan zand, 0-0,5 m -mv maximale waarde industrie klasse industrie leem, tot 2,5 m -mv maximale waarde industrie klasse industrie zand, 0-0,5 m -mv > maximale waarde industrie niet herbruikbaar leem, 1-1,5 m -mv maximale waarde industrie klasse industrie zeem, 0,5-1,2 m -mv maximale waarde industrie klasse industrie leem, 1,2-3,2 m -mv maximale waarde industrie klasse industrie *) Op basis gehalte lood in MM05 > maximale waarde industrie, indien wordt uitgegaan van de resultaten van de uitsplitsing wordt wel voldaan aan de maximale waarde industrie maar niet aan de maximale waarde wonen. Boven- en ondergrond ter plaatse van het westelijke terreindeel en de spoorbaan en de ondergrond ter plaatse van het oostelijk terreindeel, zijn indicatief beoordeeld als zijnde klasse industrie. Bij eventueel hergebruik dient voldaan te worden aan de eisen die volgens het Besluit bodemkwaliteit gesteld worden. De bovengrond ter plaatse van het oostelijke terrein is niet herbruikbaar. Deze grond dient gescheiden te worden ontgraven en afgevoerd. Hergebruik van vrijkomende grond kan tevens onder gemeentelijk beleid plaatsvinden op basis van de bodemkwaliteitskaart. Grond met gehalten kleiner dan de kan binnen dezelfde zone van het bodembeheerplan (zone ophoging) worden hergebruikt. Aanbevolen wordt om eventueel hergebruik hierop af te stemmen. Grondwater De resultaten van de chemische analyses zijn samengevat in tabel 4.4. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 22

Tabel 4.4: Resultaten chemische analyses grondwater Peilbuis Filterdiepte in m -mv Analysepakket Verontreiniging 006 1,3-2,3 NEN-5740 grondwater Xylenen, naftaleen * Som 1,2-dichloorethenen 1) * Gehalte overschrijdt de streefwaarde. 1) Gehalte aan som 1,2-dichloorethenen overschrijdt de streefwaarde maar de gehalten aan de parameters liggen beneden de detectiegrens. In het grondwater uit peilbuis 006 overschrijden de gehalten aan xylenen en naftaleen de streefwaarden. Het gehalte aan som-1,2-dichloorethenen overschrijdt eveneens de streefwaarde maar alle separate parameters zijn beneden de detectielimiet aangetoond, zodat geen sprake is van verontreiniging. Alle overige componenten zijn niet verhoogd ten opzichte van de streefwaarde aangetroffen. De resultaten zijn in overeenstemming met de resultaten van het historisch onderzoek, waaruit is gebleken dat de VOCl-verontreiniging zich niet tot op onderhavige locatie heeft verspreid. 4.4.2 Resultaten ballastonderzoek De locaties van de ballastmonsters zijn weergegeven in bijlage I. De bodemopbouw ter plaatse, alsmede de zintuiglijk waargenomen bijzonderheden zijn in grafische vorm compleet weergegeven in de boorprofielen die zijn opgenomen als bijlage IV-1. Uit de 3 genomen ballastmonsters is een mengmonster (MM01BA) samengesteld. Dit monster is gezeefd over een 30 mm en een 2 mm zeef. De fractieverdeling is weergegeven in onderstaande tabel. Fractie Percentage 2 mm 0,6 2-31,5 mm 16,7 > 31,5 mm 82,7 Zowel de fractie 2 mm als het totale ballastmonster is geanalyseerd op het standaardpakket bodem inclusief arseen en chroom. De zandfractie 2 mm is kwalitatief onderzocht om een indicatie te kunnen geven van de milieukundige kwaliteit. Het is een bekend gegeven dat de meeste verontreiniging zich in deze fractie bevinden. Ook is bekend dat de verontreiniging in de grovere fracties zich aan het oppervlak van de deeltjes hecht. Daardoor zijn de grove fracties reinigbaar. De kwaliteit wordt onderstaand behandeld. In tabel 4.5 is een overzicht opgenomen van de geanalyseerde zandfactie ( 2 mm) van het ballast en de getoetste analyseresultaten. SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 23

Tabel 4.5: Zandfractie ( 2 mm) ballast en gehalten Analyse Boring Laagdiepte Grond- Toetsingsresultaten (mg/kg d.s.) m -mv soort As Cr Ba Cd Co Cu Hg Mo Ni Pb Zn PAK PCB MO Ballastonderzoek MMBA01 101 0,0-0,5 ballast 17 420-0,67 26 430-19 250 96 250 5,7 0,012 84 2 mm 102 0,0-0,4 * *** * * *** * *** * ** * * * 103 0,0-0,5 -- : Niet geanalyseerd. - : Gehalte kleiner of gelijk aan de achtergrondwaarde (AW). * : Gehalte groter dan de achtergrondwaarde, maar kleiner of gelijk aan de tussenwaarde (T = ½* (AW+I)). ** : Gehalte groter dan de tussenwaarde, maar kleiner of gelijk aan de interventiewaarde (I). *** : Gehalte groter dan de interventiewaarde. De analysecertificaten en toetsingstabellen zijn opgenomen in respectievelijk bijlage IV-2. en IV-3. In bijlage IV-4 is de Eural-toets van het ballastmonster (fractie 0-63 mm) opgenomen. Uit de resultaten blijkt dat in de fractie 2 mm de gehalten aan chroom, koper en nikkel de interventiewaarde overschrijden. Tevens overschrijdt het gehalte aan zink de tussenwaarde. De gemeten verontreinigingen in de fractie 63 mm zijn getoetst aan de Eural. Een Eural-codering wordt verlangd in gevolge het besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke stoffen bij transport /verwerking van afvalstoffen. Toetsing van de gemeten gehalten aan de Eural-grenswaarden verloopt anders dan toetsing aan het Wbb of Bbk-toetsingskader: - voor PAK (7 BAGA) geldt geen somparameter. Op grond van Eural zijn uitsluitend gevaareigenschappen en R-zinnen aan specifieke PAK-verbindingen toegekend. Dit betekent dat alle PAKverbindingen afzonderlijk moeten worden beoordeeld; - op grond van beschikbare gegevens is bekend dat zware metalen in grond, slib en ballast veelal als oxiden aanwezig zijn. De analysegegevens zijn daarom omgerekend van element naar het betreffende oxide of een ander meest voor de hand liggend zout; - zware metalen worden niet alleen afzonderlijk doch tevens als somparameter beoordeeld. De resultaten van de toetsing (Eural-code) zijn verwerkt in onderstaande tabel 4.6. In de bijlage IV-4 zijn de toetsingen opgenomen van de gebruikte Eural-toetsingstabel. Tabel 4.6: Overschrijdingstabel grenswaarde niet gevaarlijk afval Eural Locatie Fractie 63 mm Spoorlijn Maastricht-Sittard/Heerlen, ten noorden Balijeweg Lijncode Kilometer Mengmonster Overschrijding Eural-code grenswaarde 063 1,9-2,0 MMBA01-17 05 08c Uit tabel 4.6 blijkt dat in het ballastmonster de grenswaarde voor gevaarlijk afval niet wordt overschreden. De Eural-code voor het ballast is 17 05 08c (spoorweg ballast die géén gevaarlijke stoffen bevat). SBNS projectnummer 999504/228033 Bladzijde 24