Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen. Evaluatierapport



Vergelijkbare documenten
Tegemoetkoming Leraren

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

De beleidsartikelen (artikel 12)

1. Welke routes tot leraar zijn er in het hoger onderwijs?

Veranderen van opleiding

Oordeel over de opleiding

Tevredenheid over docenten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tegemoetkoming. Financieel steuntje in de rug

Instroom en inschrijvingen

Tegemoetkoming ouders voor kinderen jonger dan 18 jaar

Tevredenheid over praktijkgerichtheid/contact beroepspraktijk

Uw brief van Ons kenmerk Behandelend ambtenaar Zoetermeer

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Renkum 2015

Baan op niveau en in richting

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tegemoetkoming ouders voor kinderen jonger dan 18 jaar

tegemoetkoming scholieren een gift voor je toekomst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tegemoetkoming. Financieel steuntje in de rug

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d met BBV nummer ;

Subsector overig. Subsector overig

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Beleidsregel scholing als voorliggende voorziening voor bijstand Den Haag

vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag gemeente Nederweert 2015

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag Zaanstad 2015

Tevredenheid over start en ontwikkeling op de arbeidsmarkt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Geld voor school en studie

Analyse van de vooraanmeldingen voor de lerarenopleidingen

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Uw brief van. 29 januari 2007

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d..., nummer:.. ;

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente De Wolden 2015

Verordening AlkmaarPas voor minima gemeente Alkmaar. gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr ;

Raadsbesluit Jaar 2015/09/24/06. Besluit:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Participatiewet;

Studenten aan lerarenopleidingen

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Lingewaard 2015

Onderwijskwaliteit. Onderwijskwaliteit

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Castricum 2015

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Gemeente Leidschendam-Voorburg 2015

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer

Veel gestelde vragen - Studenten

Figuur 1: aandeel mannelijke studenten in instroom bij de pabo s in 2010 (bron: HBO-Raad, bewerking sbo)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

RAADSVOORSTEL. Rv. nr.: B en W-besluit d.d.: B en W-besluit nr.:

Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet 4.2 Maastricht-Heuvelland 2015

Wat weet jij over het leenstelsel?!

Biologie, scheikunde en medische opleidingen

Subsector pedagogische opleidingen

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet;

Veel gestelde vragen - Studenten

Veel gestelde vragen - Studenten

Verordening individuele studietoeslag gemeente Midden- Delfland 2015

Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013

Subsector maatschappelijke hulp en dienstverlening

Verordening individuele studietoeslag gemeente Nederweert 2015

Veel gestelde vragen - Studenten

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Lingewaard 2015

*Z F6* Verordening individuele studietoeslag gemeente Goeree-Overflakkee

Verordening individuele studietoeslag Regionale Sociale Dienst Hoeksche Waard 2015

Onderzoek naar het gebruik en de effecten van de regeling Tegemoetkoming Leraren Opleiding

Vastgestelde verordening - Verordening individuele studietoeslag Participatiewet gemeente Zoeterwoude 2015

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

Instroom en Inschrijvingen

Dit onderdeel gaat over diploma s van bekostigde opleidingen. Hierbij onderscheiden we diplomarendement en het aantal diploma s.

Verordening individuele studietoeslag gemeente Stein

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d met BBV nummer ;

Toelichting. Algemeen. Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten

Verordening. individuele studietoeslag. gemeente Borsele 2015

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

VERORDENING INDIVIDUELE STUDIETOESLAG GEMEENTE DEVENTER 2015

Verordening individuele inkomens- en studietoeslag gemeente Hoogeveen 2015.

Aanbod van opleidingen

Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Gemeente.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juni 2014

Officiële naam regeling Verordening Individuele Studietoeslag Participatiewet Breda 2015

op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 september 2014; b e s l u i t :

GEMEENTEBLAD. gelet op de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet;

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. April 2015

besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Beuningen 2015.

Gemeente Den Haag. rv 126. Voorstel van het college inzake aanpassing verordening langdurigheidstoeslag 2012 ten gevolge van vervallen huishoudtoets.

Verordening individuele studietoeslag Krimpen aan den IJssel 2015

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

Afdeling: Beleid Maatschappij Leiderdorp, 11 december 2014

Algemene toelichting bij Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Heemstede 2015

INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG HILVERSUM Behorende bij Verzamelverordening inkomensvoorzieningen Hilversum 2016 en artikel 36 Participatiewet

Voltijd hbo ers sinds twee jaar weer vaker een baan binnen achttien maanden

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Ministerie van Onderwijs, Cultuuren Wetenschap

Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 2012;

Verordening individuele studietoeslag gemeente Westland 2017

Transcriptie:

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen Evaluatierapport Den Haag, 30 oktober 2003

Colofon Projectnummer: 9717/ 44492342 Auteurs: Drs. Wout Gelderloos Drs. Marit Groeneveld Drs. Cathalijn van Iperen B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies bv Louis Couperusplein 2 Postbus 829 2501 CV Den Haag (T) 070 302 9500 (F) 070 302 9501 e-mail: info@bagroep.nl http: www.bagroep.nl Copyright B&A Groep Beleidsonderzoek & -Advies bv 2003. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. 22-12-2003 12:37

Inhoudsopgave Managementsamenvatting 5 1. Inleiding 7 1.1 Aanleiding 7 1.2 Doel & vraagstelling van de evaluatie 7 1.3 Onderzoeksverantwoording 8 1.4 Leeswijzer 10 2. De regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen 11 2.1 Opzet en doelstelling van de regeling 11 2.2 Wie komen er in aanmerking voor de regeling TLO? 11 2.3 Verhouding met andere regelgeving: de WSF en de WTOS 12 3. Profiel van de TLO-gerechtigden 15 3.1 Persoonskenmerken van de TLO-student 15 3.2 Studiekenmerken 20 3.3 Redenen van afwijzing voor de TLO 22 3.4 Samengevat 23 4. Oordeel over de regeling 25 4.1 Waardering voor de regeling 25 4.2 Hoogte van de tegemoetkoming 26 4.3 TLO en studieduur 26 4.4 TLO en inkomen 28 4.5 TLO en partnerinkomen 28 4.6 Samengevat 29 5. Effecten van de regeling 31 5.1 Instroom van studenten voor lerarenopleidingen 31 5.2 Het besluit om een lerarenopleiding te volgen 32 5.3 Afstudeertermijn en voortijdige uitval studenten 33 5.4 Samengevat 33 6. Belemmeringen van de regeling 35 6.1 Bereik onder de doelgroep 35 6.2 Feitelijke studieduur en duur van de TLO 35 6.3 Meetellen van het partnerinkomen 35 6.4 De inkomenstoets 35 6.5 De hoogte van de tegemoetkoming 36 7. Beschouwingen van B&A Groep 37 Bijlage 1: Gesprekspartners 41 Bijlage 2: Vragenlijst 43 Bijlage 3: Verslag bijeenkomst 45 3

Managementsamenvatting D e TLO, de regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen vormt een specifieke maatregel om de financiële drempel te verlagen voor mensen die geïnteresseerd zijn in het volgen van een lerarenopleidingen. De regeling is bedoeld voor studenten die geen recht meer hebben op studiefinanciering. Dit rapport vormt een weerslag van de evaluatie van de regeling, die is opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) van 26 april 2001. De evaluatie werd uitgevoerd aan de hand van een analyse van cijfers van de IB-Groep, een toetsing van het wettelijk kader, een schriftelijke enquête onder studenten die een aanvraag hebben gedaan voor de TLO (die hetzij is toegekend, hetzij is afgewezen), gesprekken met decanen en administrateurs en een ronde tafelgesprek. Studenten die in aanmerking komen voor de regeling TLO (voortaan TLO-studenten) wijken op een aantal aspecten af van studenten die een aanvraag hebben gedaan voor de regeling TLO, maar waarvan de aanvraag niet is gehonoreerd (voortaan: niet TLO-studenten). Zo telt de groep TLO-ers relatief veel vrouwen en personen in de leeftijdscategorie 31-45 jaar. Bij beide groepen heeft de meerderheid een betaalde baan. TLO-studenten werken evenwel gemiddeld minder uren per week. Wel hebben zij vaker een verdienende partner. De meeste TLO-ers volgen hun opleiding in deeltijd en volgen de PABO of een tweedegraads lerarenopleiding. Onder de niet TLO-studenten komen meer voltijdstudenten en meer studenten aan andere opleidingen voor. Op dit moment verdienen TLO-studenten gemiddeld minder dan niet TLO-studenten. De tegemoetkoming wordt evenwel vastgesteld op het inkomen dat de student twee jaar vóór aanvraag verdiende. Opvallend is dat TLO-studenten toen juist meer verdienden dan niet TLOstudenten. Maar als het inkomen in de laatste twee jaar sterk is gedaald kan het peiljaar verlegd worden, voorwaarde hierbij is dat de daling structureel (naar verwachting minimaal drie jaar) moet zijn en minimaal 15 procent bedraagt. Aanvragen worden vooral afgewezen omdat studenten nog in aanmerking komen voor studiefinanciering. De meerderheid van de TLO studenten is (zeer) positief over de regeling en ook (zeer) tevreden over de hoogte van de tegemoetkoming. De tegemoetkoming is evenwel lang niet kostendekkend, en wordt vooral gezien als extraatje. Niet TLO-studenten zijn kritischer. Het merendeel van de studenten acht het (zeer) goed dat de regeling TLO inkomensafhankelijk is; zij oordelen echter negatief over het meetellen van het partnerinkomen. Het merendeel van de studenten doet naar eigen verwachting langer over de studie dan twee jaar. Dit komt met name omdat de officiële studieduur van hun opleiding meer dan twee jaar is. De afgelopen jaren is er een toename van het aantal studenten dat met succes een beroep doet op de regeling TLO. Bijna een op de drie TLO-studenten geeft aan dat het feit dat zij in aanmerking komen voor TLO (zeer) grote invloed heeft gehad op de keuze om de opleiding te volgen. Elf procent van de TLO-studenten geeft aan dat zij de opleiding niet hadden gevolgd als zij niet in aanmerking waren gekomen voor de regeling. Het betreft veel PABO-studenten, studenten die niet of weinig uren per week werken, een laag inkomen hebben en als hoogste vooropleiding HAVO/VWO hebben gevolgd. De regeling TLO is bestemd om financiële drempels weg te nemen voor studenten aan lerarenopleidingen die niet meer in aanmerking komen voor studiefinanciering. 5

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep De regeling slaagt in beperkte mate in dit doel. Van de TLO-studenten had 11% afgezien van het volgen van een lerarenopleiding als zij niet in aanmerking waren gekomen voor de TLO. Het is niet gebleken dat de voortijdige uitval bij TLO-studenten lager is dan bij studenten die niet voor deze regeling in aanmerking komen. Bovendien kan een student slechts twee jaar gebruik maken van de regeling, terwijl de studie vaak minimaal drie tot vier jaar duurt. Na twee jaar valt de financiële tegemoetkoming weg en moet de student alsnog andere inkomensbronnen zoeken. Tenslotte blijkt uit het onderzoek dat het volgen van de lerarenopleiding niet zo sterk wordt gehinderd door financiële drempels als wel door de moeizame combinatie van werk, opleiding en privé. De hoogte van de tegemoetkoming wordt gewaardeerd, maar is te laag om voor een grote groep studenten een doorslaggevende invloed te hebben op de studiekeuze. Om de regeling daadwerkelijk financiële belemmeringen weg te doen nemen, zal de bijdrage hoger moeten zijn en voor tenminste vier jaar of zolang de opleiding duurt moeten gelden. De huidige bijdrage is mede zo laag omdat deze verdeeld wordt over een te grote groep studenten, die de bijdrage niet allemaal even hard nodig hebben. B&A Groep vindt het daarom gewenst om het budget gerichter in te zetten, opdat het daadwerkelijk financiële drempels weg neemt voor die groep studenten die om financiële redenen niet gaat studeren of gedurende de studie afhaakt. 6

1. Inleiding 1.1 Aanleiding D e minister van Onderwijs, Cultuur & Wetenschappen geeft hoge prioriteit aan de aanpak van het lerarentekort. De belangrijkste maatregelen hiertoe zijn beschreven in het Plan van Aanpak Arbeidsmarkt en Personeelsbeleid (december 2002). De minister stelt zij-instroom, functiedifferentiatie en flexibilisering van de opleidingen centraal. Een specifieke maatregel om de financiële drempel te verlagen voor mensen die geïnteresseerd zijn in het volgen van een lerarenopleidingen is de TLO, de regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen. Deze regeling is bedoeld om financiële drempels te voorkomen voor studenten die geen recht meer hebben op studiefinanciering. De regeling, die is opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) van 26 april 2001, wordt op dit moment geëvalueerd, opdat besluitvorming mogelijk wordt gemaakt over de toekomstige positionering van de regeling. Het voorliggende rapport vormt de verslaglegging van deze evaluatie. Het vormt tevens de basis voor een nadere discussie over de toekomstige positionering van de regeling. 1.2 Doel & vraagstelling van de evaluatie Omdat er steeds nieuwe doelgroepen komen met een diverse behoefte aan scholing en financieringsarrangementen, bestaat vanuit het lerarenbeleid de behoefte om te bezien of de regeling nog steeds geschikt is voor deze steeds gevarieerdere groep studenten of dat zij anders vormgegeven dient te worden. Centraal in de evaluatie staat de relatie tussen de regeling en de doelgroep die er gebruik van maakt / er gebruik van zou moeten maken. De evaluatie moet besluitvorming mogelijk maken over de vraag of de TLO-regeling in hoofdstuk 5 van de WTOS (waarbij het partnerinkomen meetelt) gehandhaafd dient te worden of dat de regeling met ingang van het schooljaar 2004/2005 gewijzigd dient te worden. Met het oog hierop worden onderbouwde varianten voor de toekomstige positionering gevraagd. Het uitgangspunt voor deze varianten is dat zij budgettair neutraal dienen te zijn. Het doel van de evaluatie is tweeledig: Het verschaffen van inzicht in de gebruikswaarde / effecten van de TLO; Het leiden tot een advies met verschillende onderbouwde varianten over de wijze waarop de TLO het beste vormgegeven kan worden. De hoofdvraag voor de evaluatie wordt dan ook als volgt geformuleerd: Hoe dient de TLO-regeling gepositioneerd te worden binnen het lerarenbeleid en hoe kan deze regeling het beste vormgegeven worden? Deze hoofdvraag hebben wij uitgewerkt in volgende deelvragen: 1e DEEL: Evaluatie Wat is er gebeurd? 7

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep 1. Profiel van de TLO gerechtigden a. Wat zijn de kenmerken van de TLO-gerechtigden in verhouding tot de kenmerken van de totale doelgroep? b. Hoeveel procent van de totale doelgroep komt in aanmerking voor de TLO? c. Welke studenten vallen op grond van welke kenmerken buiten de werkingssfeer van de TLO? 2. Oordeel over de regeling a. Is 24 maanden lang genoeg voor studenten om de opleiding af te ronden? Welke verschillen bestaan er wat dit betreft tussen de verschillende opleidingen? b. Vormt het partnerinkomen voor studenten een belemmering? c. Vormt de inkomensgrens voor studenten een belemmering? d. Vormt de hoogte van de tegemoetkoming voor studenten een belemmering? 3. De effecten van de regeling a. Is de instroom in de opleiding de laatste jaren gestegen (uitsplitsing per opleidingscategorie, deeltijd/voltijd)? b. Bestaan er verschillen tussen TLO ers en de totale doelgroep in het percentage studenten dat afstudeert en de termijn waarbinnen zij afstuderen en het percentage studenten dat vroegtijdig uitvalt? c. Vormt gebrek aan financiële middelen een belemmering om te gaan studeren aan de opleiding? Waren de TLO-gerechtigden wel of niet gaan studeren zonder tegemoetkoming? 4. Belemmeringen van de regeling 2 e DEEL: Toekomstige positionering Wat moet er gebeuren? a. Is het wenselijk om de gevonden belemmeringen weg te nemen en op welke wijze kunnen zij worden weggenomen? b. Wat zou er verbeterd kunnen worden aan de regeling binnen het financiële en wettelijke kader? c. Welke varianten zijn er voor de toekomstige vormgeving van de TLO en welke variant geniet de voorkeur? 1.3 Onderzoeksverantwoording De uitgevoerde evaluatie omvatte vijf onderdelen, die tezamen een volledig beeld vormen van de werking van de TLO in de praktijk. Het betrof de volgende onderdelen: 1. Analyse van cijfers van de IB-Groep De IB-Groep heeft bestanden beschikbaar gesteld met achtergrondgegevens over studenten aan lerarenopleidingen in de jaren 2000, 2001 en 2002. Het betreft drie categorieën studenten: (1) de totale studentenpopulatie aan bekostigde lerarenopleidingen die geen gebruik (meer 8

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep mogen) maken van studiefinanciering 1, (2) de studenten aan zowel bekostigde als aangewezen lerarenopleidingen die een aanvraag hebben gedaan voor de regeling TLO en aan wie de tegemoetkoming is toegekend en (3) de studenten aan zowel bekostigde als aangewezen lerarenopleidingen die een aanvraag hebben gedaan voor de regeling TLO maar waarvan de aanvraag is afgewezen. De verschillende groepen zijn met elkaar vergeleken. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat de vergelijking van de TLO-studenten en niet TLO-studenten met de totale groep studenten aan lerarenopleidingen die geen gebruik maken van studiefinanciering louter indicatief is. Dit komt doordat wij van de TLO en niet TLO-studenten gegevens hebben van studenten aan bekostigde en aangewezen opleidingen terwijl wij van de totale groep alleen gegevens hebben van studenten aan bekostigde lerarenopleidingen. 2. Toetsing van het wettelijk kader Met een toetsing van het wettelijk kader is enige nadere reflectie gegeven op de plaats van de TLO binnen de WTOS en de relatie met de WSF 2000. De belangrijkste vraag daarbij was of de eigenheid van de doelgroep en de doelstelling van de regeling voldoende tot hun recht komen in het huidige wettelijk kader. 3. Schriftelijke enquête onder studenten Met het oog op de evaluatie van de regeling TLO hebben we een enquête uitgezet onder studenten aan lerarenopleidingen die een aanvraag hebben ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de TLO. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen de groep studenten waaraan een tegemoetkoming is toegekend en de groep studenten waarvan de aanvraag is afgewezen. Beoogd werd om van beide groepen een netto steekproef van 300 studenten te ondervragen. Met behulp van een adressenbestand van de IB-Groep hebben we daartoe 1200 studenten aangeschreven waarvan de aanvraag is gehonoreerd en 1200 studenten waarvan de aanvraag is afgewezen. Van de 2400 aangeschreven studenten retourneerden 799 (33%) een ingevulde vragenlijst. Hiervan hebben 515 studenten aangegeven dat zij in aanmerking komen voor de regeling TLO, 239 studenten komen niet in aanmerking voor de regeling. 4. Gesprekken met decanen en administrateurs Aanvullend op de enquête onder studenten, zijn telefonische interviews afgenomen met decanen en administrateurs van vijf verschillende lerarenopleidingen en met de LSVb (in bijlage 1 zijn de gesprekspartners te vinden). 5. Rondetafelgesprek Tenslotte hebben wij een ronde tafel gesprek georganiseerd. Bij dit gesprek waren 17 mensen aanwezig afkomstig uit de lerarenopleidingen (studenten aan wie wel en niet de regeling TLO is toegekend), het (onderwijs)veld, de IB Groep en het ministerie. Met deze groep zijn de resultaten van de evaluatie besproken. Tevens zijn tijdens dit gesprek op onafhankelijke en niet-verplichtende wijze de pro s en contra s van verschillende alternatieven gewogen. Het verslag van de bijeenkomst is te vinden in bijlage 3. 1 Het bleek niet mogelijk om ook gegevens van de totale studentenpopulatie aan aangewezen lerarenopleidingen die geen gebruik (meer mogen) maken van studiefinanciering te leveren. 9

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep 1.4 Leeswijzer In hoofdstuk 2 beschrijven wij de opzet en doelstelling van de regeling TLO en gaan wij dieper in op de verhouding van de regeling met andere regelgevingen. Het profiel van de TLOgerechtigden wordt in hoofdstuk 3 geschetst. In hoofdstuk 4 komt het oordeel van de studenten en decanen over de regeling aan de orde en in hoofdstuk 5 de effecten. Verder beschrijven wij in hoofdstuk 6 de belemmeringen van de regeling. Tot slot geven wij in hoofdstuk 7 onze beschouwingen op de vraag hoe de TLO-regeling in de toekomst gepositioneerd dient te worden en op welke wijze de regeling het beste vormgegeven kan worden. 10

2. De regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen 2.1 Opzet en doelstelling van de regeling S inds augustus 2001 kennen we in Nederland de regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen in zijn huidige vorm. De TLO is erop gericht om studenten aan lerarenopleidingen die niet in aanmerking komen voor studiefinanciering financieel tegemoet te komen. Oftewel om de financiële drempel te verlagen voor studenten aan lerarenopleidingen die niet (meer) in aanmerking komen voor studiefinanciering. De regeling is een onderdeel van de Wet tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS). De TLO is (net als de andere regelingen die vallen onder de WTOS) een inkomensafhankelijke tegemoetkoming en is bedoeld voor studenten (voltijd, deeltijd, duaal en zij-instromers in het beroep) aan de diverse lerarenopleidingen. 2.2 Wie komen er in aanmerking voor de regeling TLO? Om in aanmerking te kunnen komen voor de regeling TLO moet een student aan de volgende eisen voldoen: De student moet de Nederlandse nationaliteit hebben; De student mag geen recht (meer) hebben op een tegemoetkoming scholieren, EERvergoeding of studiefinanciering. Ook als een student in het kader van studiefinanciering geen recht (meer) heeft op een gift, maar nog wel recht heeft op een lening en/of een zogenaamde nullening (de student krijgt geen toelage, maar maakt wel gebruik van de OVstudentenkaart) komt een student niet in aanmerking voor de regeling TLO. Studenten die een universitaire studie hebben afgemaakt komen overigens wel in aanmerking voor een jaar extra studiefinanciering als zij de ULO volgen (een éénjarige universitaire opleiding die studenten na hun vakstudie kunnen volgen). De student mag (in studiejaar 2002/2003) maximaal 25.749,- per jaar verdienen om in aanmerking te komen voor de volledige toelage. Bij een hoger inkomen ontvangt de student een lagere of geen tegemoetkoming, dus hoe hoger het inkomen hoe lager de tegemoetkoming. Bij het toetsen van het inkomen wordt uitgegaan van het bedrag dat iemand verdiende in het jaar t-2, ofwel het kalenderjaar dat twee jaar voorafging aan het jaar waarin de student een aanvraag doet. Als het inkomen in die laatste twee jaar sterk is gedaald kan het peiljaar verlegd worden. Voorwaarde hierbij is dat de daling structureel (naar verwachting minimaal drie jaar) moet zijn en minimaal 15 procent bedraagt; De student moet zijn ingeschreven op een door OCenW erkende pabo-opleiding of lerarenopleiding voortgezetonderwijs of beroepsonderwijs die opleidt tot een eerste- of tweedegraads lesbevoegdheid; De student moet ingeschreven staan als voltijd of deeltijd student, zij-instromer in de opleiding of contractant; De aanvraag van de student moet zijn ingediend vóór 1 september van het lopende schooljaar. Studenten kunnen bij de IB-Groep een aanvraag doen voor de TLO met het aanvraagformulier Tegemoetkoming Leraren. Aan de tegemoetkoming is geen minimum - of maximumleeftijd verbonden. Een student heeft maximaal 24 maanden (2 jaar) recht op een tegemoetkoming. Dit recht moet binnen een periode van 48 maanden worden gebruikt, te rekenen vanaf de eerste maand van de toekenning. 11

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep De tegemoetkoming bestaat uit een vergoeding van het wettelijk vastgestelde minimum (deeltijd) college of cursusgeld en een tegemoetkoming in de schoolkosten die is gebaseerd op het normbedrag voor studiekosten in het hoger onderwijs in de WSF 2000. In het studiejaar 2002/2003 was de maximale tegemoetkoming in het cursus - of collegegeld 567,23 en de maximale tegemoetkoming in de schoolkosten 563,04. De tegemoetkoming is een gift en hoeft later dus ongeacht de studieresultaten niet terugbetaald te worden. De tegemoetkoming is inkomensafhankelijk en wordt gebaseerd op het inkomen in het jaar t-2. Bij een (gezamenlijk) inkomen onder de vastgestelde grens van 25.749,- (2002/2003), komt de student in aanmerking voor de volledige tegemoetkoming. Bij een hoger inkomen loopt de hoogte van de tegemoetkoming geleidelijk af. De regeling wordt uitgevoerd door de IB-Groep. De voorlichting over de regeling TLO loopt via de IB-Groep. Daarnaast is bekendheid gegeven aan de regeling via de pabowebsite www.paboweb.nl en er is een brief met 30 factsheets over de regeling TLO gestuurd naar alle pabo-opleidingen. Studenten worden dus als het goed is via hun school gewezen op het bestaan van de regeling TLO. 2.3 Verhouding met andere regelgeving: de WSF en de WTOS De regeling TLO werd in 2001 ontworpen als opvolger voor de tegemoetkomingsregeling die was opgenomen in de WTS18+. De TLO bevat vier belangrijke wijzigingen ten opzichte van de eerdere regeling: omdat de WTS18+ door de gehanteerde inkomenstoets de doelgroep onvoldoende bereikte, werden in de TLO de inkomensgrens en de tegemoetkoming verhoogd; de WTS18+ beperkte zich tot een lijst van tekortvakken, die geen goede afspiegeling vormde van bestaande tekorten; de TLO geldt voor alle lerarenopleidingen; de TLO voegt een nieuwe doelgroep toe: de zij-instromers in het beroep; het gebruik van de regeling werd gemaximeerd tot 24 maanden, te gebruiken binnen een periode van 48 maanden; deze maximering zou het beste aansluiten bij de gemiddelde studieduur van alle verschillende doelgroepen (waarbij overigens moet worden opgemerkt dat de regeling vooral bedoeld is voor instromers die reeds een hogere opleiding hebben genoten en voor andere studenten die de opleiding in twee jaar kunnen afronden. Bovendien bedroeg de gebruiksduur van de WTS18+ 2 gemiddeld 1,6 jaar). 3 Partnerinkom en Oorspronkelijk was het de bedoeling dat niet alleen het inkomen van de student, maar ook het inkomen van zijn/haar partner medebepalend zou zijn voor de hoogte van de tegemoetkoming. Omdat het partnerinkomen in de WTS (de voorganger van de WTOS) niet werd meegerekend en de voorlichting over de nieuwe regeling laat in gang was gezet, was er veel weerstand tegen het meetellen van het partnerinkomen. Toen uit de media bleek dat een groot deel van de doelgroep op deze manier mogelijk niet bereikt zou worden is er uiteindelijk voor gekozen om het partnerinkomen buiten beschouwing te laten. Dit is gerealiseerd via een beleidsregel (13-02-02) waarmee het inkomen van de partner voor het schooljaar 2001/2002 alsnog buiten beschouwing werd gelaten. Deze regel is verlengd in de schooljaren 2002/2003 en 2003/2004 in afwachting van nadere besluitvorming mede aan de hand van voorliggende evaluatie. Door het buiten beschouwing laten van het partnerinkomen is de groep die gebruik maakt van de regeling TLO vergroot. Ten tijde van het wetsvoorstel werd verwacht dat het aantal gerechtig- 2 3 De WTS18+ is de voorganger van de regeling TLO Memorie van Toelichting bij Wetsvoorstel WTOS; Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27 414, nr. 3 12

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep den ongeveer 3100 zou bedragen. Het blijkt dat, door het buiten beschouwing laten van het partnerinkomen, het aantal gerechtigden in 2001 met ongeveer 2.000 is uitgebreid en in 2002 met ongeveer 6.000. TLO als onderdeel van de WTOS De regeling TLO vormt een vreemde eend binnen de WTOS en heeft weinig verwantschap met de andere regelingen binnen de WTOS. Terwijl voor de andere regelingen binnen de WTOS geldt dat deze de toegankelijkheid van het onderwijs dienen te vergroten is de regeling TLO gericht op het opheffen van (leraren-) tekorten. Daarnaast is de TLO de enige regeling binnen de WTOS die zich richt op het hoger onderwijs. Een andere afwijking betreft de leeftijdsgrens. De meeste regelingen binnen de WTOS zijn gericht op studenten tot 18 jaar of in sommige gevallen tot 30 jaar, de TLO kent geen leeftijdsgrens. Tot slot wordt bij de andere regelingen binnen de WTOS rekening gehouden met het inkomen van de ouders van de student. De regeling TLO is juist gericht op het eigen inkomen en het inkomen van de partner. Een andere mogelijkheid was wellicht het plaatsen van de regeling TLO onder de Wet Studiefinanciering. De hoogte van de tegemoetkoming en het toetsingsinkomen zijn immers afgeleid van de WSF 2000. Maar ook binnen de WSF zou de regeling TLO een erg opvallende verschijning zijn. De regeling TLO is immers gericht op studenten die geen recht meer hebben op of niet (meer) in aanmerking kunnen komen voor studiefinanciering. De regeling TLO lijkt, door de eigenheid van de doelgroep en door de opname in de WTOS, te hinken op verschillende gedachten. De TLO is, evenals de andere regelingen in de WTOS, volledig afhankelijk van het inkomen. Het gaat bij de TLO echter niet om het inkomen van de ouders, maar om het eigen inkomen. Het meetellen van het partnerinkomen roept vraagtekens op: waarom speelt het partnerinkomen géén rol bij de WSF, maar wèl een rol bij de TLO? Daarnaast was de TLO in eerste instantie gericht op deeltijdstudenten. De tegemoetkoming gaat daarom uit van vergoeding van het deeltijd collegegeld, terwijl ook voltijd studenten gebruik kunnen maken van de regeling. De hoogte van de tegemoetkoming en het toetsingsinkomen die in de TLO worden gehanteerd zijn identiek aan de rest van de WTOS. 13

3. Profiel van de TLO-gerechtigden I n dit hoofdstuk gaan wij in op de vraag welke studenten gebruik maken van de huidige regeling. Wat is het profiel van de TLO-gerechtigden en wat zijn de kenmerken van de studenten die niet in aanmerking komen voor of geen gebruik maken van de regeling? De resultaten die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd zijn voor een deel gebaseerd op uitkomsten van de analyses van de IB-Groep bestanden. Deze resultaten zijn aangevuld met de resultaten uit de schriftelijke enquête onder studenten. In de tekst wordt steeds duidelijk aangeven om welke cijfers het gaat. 3.1 Persoonskenmerken van de TLO-student Geslacht Uit analyses van de bestanden van de IB Groep blijkt dat vooral vrouwen (72%) de tegemoetkoming ontvangen. Op zich lijkt dit logisch omdat de meerderheid (70%) van de totale groep studenten die geen studiefinanciering ontvangen ook vrouw is. En er is bekend dat veel meer vrouwen dan mannen een opleiding tot leraar volgen. Toch is het opvallend dat onder de studenten wiens aanvraag is afgewezen relatief meer mannen voorkomen (35%) dan onder de studenten wiens aanvraag is toegekend (28%). Normaliter zou je verwachten dat deze percentages ongeveer even hoog zouden zijn. In figuur 3.1 is af te lezen dat de verhouding tussen mannen en vrouwen die een aanvraag doen voor TLO overeenkomt met de man-vrouw verhouding van de totale groep. Het verschil kan dus niet verklaard worden door de veronderstelling dat vrouwen verhoudingsgewijs vaker een aanvraag doen voor de regeling TLO dan mannen. Wel blijkt dat mannen relatief meer verdienen dan vrouwen en waarschijnlijk daarom vaker worden afgewezen. Figuur 3.1 Man-vrouw verhouding (op basis van bestand IB-Groep) aanvragers totale groep man vrouw afwijzingen toekenningen 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Leeftijd Na bestudering van het bestand van de IB-Groep blijkt dat TLO-studenten significant ouder zijn dan studenten die niet voor de regeling in aanmerking komen. De leeftijdsopbouw van de studenten staat weergegeven in tabel 3.1. 15

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep Tabel 3.1 Leeftijdsopbouw (op basis van bestand IB-Groep) Leeftijd Afwijzingen Toekenningen Totale groep 4 20 jaar of jonger 2% 0% 0% 21-25 jaar 23% 14% 20% 26-30 jaar 27% 22% 52% 31-35 jaar 12% 20% 22% 36-40 jaar 12% 18% 4% 41-45 jaar 12% 15% 1% 46-50 jaar 8% 7% 0% 51-55 jaar 3% 3% 0% 56-60 jaar 1% 0% 0% 61 jaar of ouder 0% 0% 0% Van de TLO-studenten is 36 procent 30 jaar of jonger, voor de studenten die niet in aanmerking komen voor de regeling TLO ligt dit percentage een stuk hoger, namelijk op 52 procent. Het is logisch dat relatief veel studenten in deze leeftijdscategorie worden afgewezen voor de tegemoetkoming, omdat zij (nog) in aanmerking komen voor studiefinanciering. Van de TLO-studenten heeft de grootste groep (53%) een leeftijd tussen 31-45 jaar, bij studenten die niet in aanmerking komen voor de regeling ligt dit percentage op 36 procent. Het blijkt dus dat vooral studenten die 31 jaar of ouder zijn worden toegewezen voor de regeling TLO. Werk en inkomen Een groot deel van de studenten aan de lerarenopleidingen die geen gebruik (meer mogen) maken van studiefinanciering, heeft naast de studie een betaalde baan. Van de TLO-studenten uit de steekproef van de schriftelijke enquête heeft 78 procent een betaalde baan; bij de niet- TLO-studenten is dit 83 procent. Studenten aan lerarenopleidingen die niet voor studiefinanciering in aanmerking komen, zijn dus over het algemeen werkende studenten. Aan de studenten die een betaalde baan hebben, hebben wij gevraagd hoeveel uur per week zij in een normale week werken (Zie tabel 3.2) Tabel 3.2 Voor hoeveel uur per week werkt u doorgaans? (vraag 26) Afwijzingen Toekenningen Minder dan 12 uur 14% 11% 12-24 uur 29% 43% 25-32 uur 18% 17% 32-40 uur 29% 22% 4 Het gaat om de totale groep studenten aan bekostigde lerarenopleidingen die geen gebruik (meer mogen) maken van studiefinanciering. 16

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep Meer dan 40 uur 9% 6% Sterk wisselend 1% 2% TLO-studenten werken over het algemeen minder uur per week dan niet-tlo-studenten. Van de niet-tlo-studenten werkt 55 procent meer dan 24 uur per week; bij TLO-studenten is dit 45 procent. Naar verwachting zullen de studenten die zijn afgewezen voor de regeling TLO meer verdienen dan studenten die wel in aanmerking komen voor de regeling. De regeling is immers inkomensafhankelijk. Uit de gegevens van de IB-Groep 5 blijkt deze redenering niet geheel op te gaan. Van de TLO-studenten verdient 39 procent 8.000 per jaar of minder, terwijl dit percentage bij de studenten die niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op 71 procent ligt. Dit verschil kan verklaard worden, door het feit dat vooral jonge studenten die (nog) niet of weinig werken en dus weinig geld verdienen worden afgewezen voor de regeling. Deze studenten worden vermoedelijk afgewezen, omdat zij nog in aanmerking kunnen komen voor studiefinanciering. Tabel 3.3 Bruto jaarinkomen 6 (op basis van bestand IB-Groep) Bruto jaarinkomen Afwijzingen Toekenningen Minder dan 8.000 71% 39% 8.000-16.000 9% 31% 16.001-25.000 7% 27% 25.001-30.000 3% 3% 30.001-35.000 6% 0% 35.001 of meer 3% 0% Ook in de schriftelijke enquête hebben wij de studenten uit onze steekproef de vraag naar hun bruto jaarinkomen voorgelegd. De resultaten hiervan worden in figuur 3.2 weergegeven. Figuur 3.2 In welke inkomenscategorie valt uw bruto jaarinkomen? 7 (vraag 27 van de enquête) 5 6 7 Van de totale groep studenten die geen gebruik maken van studiefinanciering zijn de inkomensgegevens niet bekend. Zie voetnoot 2. De respondenten die geen betaalde baan hebben ten tijde van de vragenlijst, vallen in figuur 3.2 onder de categorie minder dan 8.000 bruto per jaar. 17

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep 40 35 30 25 20 toegekend niet toegekend 15 10 5 0 minder dan 8.000 8.000-16.000 16.001-25.000 25.001-30.000 30.001-35.000 35.001 of meer Uit de gegevens van de schriftelijke enquête blijkt dat het inkomen van de TLO-studenten uit de steekproef op een lager niveau ligt dan het inkomen van niet-tlo-studenten. Ruim 60 procent van deze TLO-studenten verdient 16.000 of minder bruto per jaar; bij de niet-tlo-studenten ligt dit percentage op 54 procent. Opmerkelijk is dat in het bestand met TLO-studenten van de IB-Groep het aandeel studenten met een inkomen tot 16.000 bruto per jaar groter (70%) is dan het aandeel in de steekproef (61%). Een verklaring hiervoor ligt in het gegeven dat de IB-Groep toetst op het inkomen dat de studenten in het kalenderjaar t-2 verdiende. Wij hebben de studenten echter gevraagd naar het huidige inkomen, dat vanzelfsprekend hoger is. Uit tabel 3.3 en figuur 3.2 kan worden afgeleid dat het inkomen niet van doorslaggevend belang is bij de afwijzing voor de TLO-regeling. Het toetsingsinkomen is namelijk vastgesteld op 25.749,- (peiljaar 2002/2003). Indien uitsluitend zou worden gelet op deze inkomenstoets, zou een groot gedeelte van de afgewezen studenten wel in aanmerking komen voor de TLO. Uit het bestand van de IB-Groep komt naar voren dat 87 procent van de afgewezen studenten in aanmerking zou moeten komen voor de TLO. Verder valt op dat een deel van de TLO-studenten méér verdient dan het toetsingsinkomen. Volgens de gegevens van de IB-Groep verdient twee procent van de TLO-studenten meer dan het toetsingsinkomen; uit de schriftelijke enquête komt naar voren dat het in de steekproef om 18 procent van de TLO-studenten gaat. Bij navraag blijkt het hier te gaan om studenten die slechts een gedeeltelijke tegemoetkoming krijgen. Partnerinkomen Omdat het partnerinkomen door het invoeren van de beleidsregel buiten beschouwing wordt gelaten bij het toekennen van de regeling beschikt IB-Groep niet over de (juiste) gegevens van het partnerinkomen. Via de schriftelijke enquête hebben wij de respondenten hierover wel een aantal vragen gesteld. Van de TLO-studenten die hebben meegewerkt aan de schriftelijke enquête heeft 66 procent een verdienende partner. De andere TLO-studenten hebben ofwel géén partner ofwel geen verdienende partner. Van studenten waaraan de regeling niet is toegekend heeft opmerkelijk 18

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep genoeg slecht 55 procent een verdienende partner. Wij hebben op basis van onze gegevens geen heldere verklaring kunnen vinden voor het feit waarom de ene groep vaker een verdienende partner heeft dan de andere groep. Wel blijkt dat met name PABO-studenten, waarvan het merendeel in aanmerking komt voor een tegemoetkoming, een verdienende partner hebben (68%). Van de studenten aan andere HBOopleidingen heeft 57 procent een verdienende partner. Figuur 3.3 In welke inkomenscategorie valt het bruto jaarinkomen van uw partner (vraag 29 van de enquête) 50% 40% 30% 20% 10% 0% geen verdienende partner m inder dan 8.000 8000-16.000 16.001-25.000 25.001-30.000 30.001-35.000 35.001 of meer toegekend niet toegekend Uit figuur 3.3 blijkt bovendien dat het merendeel van de partners van TLO-studenten meer verdient dan partners van niet-tlo-studenten. Van de TLO-studenten heeft 55 procent een inkomen hoger dan 16.000, van de niet-tlo-studenten is dit bij 38 procent het geval. Zou het partnerinkomen toch meegerekend worden in de regeling TLO dan zouden waarschijnlijk veel minder studenten nog in aanmerking komen voor de regeling. Gezamenlijk inkomen In tabel 3.4 is af te lezen in welke inkomenscategorieën TLO en niet TLO- studenten met een verdiende partner vallen gecombineerd met het partnerinkomen. De studenten die in aanmerking komen voor de regeling TLO blijken relatief vaker zelf minder te verdienen dan hun partner. De studenten die niet in aanmerking komen voor de regeling TLO blijken relatief vaker evenveel of meer dan hun partner te verdienen. Het is opvallend dat meer dan de helft van de TLO-ers niet in aanmerking zou komen voor de regeling TLO als het partnerinkomen wel meegerekend zou worden. Tabel 3.4 Gezamenlijk inkomen (vraag 27 en 28 van de enquête) 8 TOEKENNINGEN Eigen inkomen Minder dan 8000-16.001-25.001-30.001-35.001 of Totaal 8.000 16.000 25.000 30.000 35.000 meer Partnerinkomen < 8.000 8,1% 12,1% 8,5% 5,8% 2,7% 0,9% 38,0% 8000 16.000 1,8% 2,5% 1,1% 1,3% 0,9% 0,2% 7,8% 16.001 25.000 5,8% 4,9% 4,3% 1,6% 0,0% 0,0% 16,6% 25.001-30.000 3,4% 2,9% 2,9% 1,6% 0,2% 0,0% 11,0% 8 De respondenten die geen betaalde baan hebben ten tijde van de vragenlijst, vallen in tabel 3.2 onder de categorie minder dan 8.000 bruto per jaar. Ook de respondenten die geen (verdienende) partner hebben vallen in categorie minder dan 8.000 bruto per jaar. 19

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep 30.001-35.000 4,9% 1,8% 1,3% 0,4% 0,7% 0,4% 9,6% 35.001 of meer 10,3% 3,1% 2,5% 0,9% 0,0% 0,2% 17,0% Totaal 34,2% 27,3% 20,6% 11,6% 4,5% 1,8% 100,0% AFWIJZINGEN Eigen inkomen Minder dan 8000 16.001-25.001-30.001-35.001 of Totaal 8.000 16.000 25.000 30.000 35.000 meer Partnerinkomen < 8.000 20,4% 10,0% 8,5% 5,7% 4,7% 5,7% 55,0% 8000-16.000 2,4% 0,9% 1,4% 2,8% 1,9% 0,9% 10,4% 16.001 25.000 4,7% 0,5% 3,3% 1,4% 0,9% 1,9% 12,8% 25.001-30.000 1,4% 2,8% 1,9% 1,9% 0,0% 0,5% 8,5% 30.001-35.000 0,5% 0,0% 0,9% 0,0% 0,9% 0,9% 3,3% 35.001 of meer 3,8% 1,4% 2,4% 1,4% 0,9% 0,0% 10,0% Totaal 33,2% 15,6% 18,5% 13,3% 9,5% 10,0% 100,0% Hoogte tegemoetkoming De tegemoetkoming bestaat uit het wettelijk vastgestelde minimum (deeltijd) college of cursusgeld en een tegemoetkoming in de schoolkosten. In schooljaar 2002/2003 was de maximale tegemoetkoming in het cursus of collegegeld 567,23 en de maximale tegemoetkoming in de schoolkosten 563,04 (in totaal 1.130,27). Bij een inkomen dat het toetsingsinkomen overschrijdt, wordt een lagere tegemoetkoming verstrekt. In tabel 3.5 is een overzicht te zien van de hoogte van de tegemoetkoming naar verschillende categorieën. Tabel 3.5 Hoogte van de tegemoetkoming (op basis van bestand van TLO-studenten IB Groep) Hoogte van de tegemoetkoming Toekenningen 250 euro of minder 2% 251-500 euro 6% 501-750 euro 9% 751-1.000 euro 6% 1.001-1.130 euro 77% Het merendeel van de TLO-studenten (77%) komt in aanmerking voor de maximale tegemoetkoming (in 2002 1.130,27). Bijna een kwart (23%) van de TLO-ers ontvangt een tegemoetkoming die lager is dan dit maximale bedrag. Twee procent van deze groep krijgt een gedeeltelijke tegemoetkoming vanwege hun overschrijding van het toetsingsinkomen (zie paragraaf 3.1). De overigen krijgen een gedeeltelijke tegemoetkoming uitgereikt, omdat zij meer verdienen dan het toetsingsinkomen of vervroegd met de opleiding stoppen of omdat zij op een later tijdstip instromen. 3.2 Studiekenmerken Vooropleiding Uit de schriftelijke enquête blijkt dat wat betreft de vooropleiding er geen verschillen bestaan tussen de TLO-studenten en de niet-tlo-studenten. Van alle studenten heeft 24 procent HAVO/VWO als hoogste vooropleiding, heeft 39 procent een HBO-opleiding afgerond en ruim 20

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep 10 procent een academische opleiding. De resterende 27 procent beschikt over een MBO of MAVO vooropleiding. Aard van de inschrijving Figuur 3.4 Op welke wijze kan uw opleiding het beste worden getypeerd? (vraag 19 van de enquête) 7% 3% 5% 8% toegekend 78% deeltijd voltijd maatwerktraject duaal leertraject anders 4% 3% 7% 30% niet toegekend 57% deeltijd voltijd maatwerktraject duaal leertraject anders De aard van de inschrijving blijkt in sterke mate van invloed te zijn op de vraag of studenten in aanmerking komen voor de TLO. Het duidelijkst zichtbaar is dit bij het onderscheid tussen deeltijd en voltijd. Van de TLO-studenten volgt 78 procent een deeltijdopleiding en acht procent een voltijdopleiding. Bij de niet-tlo-studenten is dit respectievelijk 57 procent en 30 procent. De reden hiervoor zal waarschijnlijk liggen in het feit dat deeltijdstudenten veelal niet in aanmerking komen voor studiefinanciering; voltijdstudenten kunnen hier doorgaans wel aanspraak op maken. Contactsoort (wijze van inschrijving) Dit verschil tussen studenten die wel en studenten die niet in aanmerking komen voor de TLOregeling, zien we terug in de IB-bestanden bij de wijze waarop de studenten staan inges chreven. Tabel 3.6 Wijze van inschrijving (op basis van bestand IB-Groep) Contactsoort Afwijzingen Toekenningen Contractonderwijs 1% 0% Deeltijd 54% 87% Voltijd 40% 11% Zij-instroom in het beroep 5% 3% Als we naar tabel 3.6 kijken, blijkt dat TLO-studenten voornamelijk deeltijdstudenten (87%) zijn. Daarentegen ligt dit percentage bij de studenten die niet in aanmerking kwamen voor de TLOregeling beduidend lager (54%). Dit is opvallend aangezien de lerarenopleidingen ook voltijdstudenten kennen die niet meer in aanmerking komen voor studiefinanciering. Het aantal zijinstromers in de opleiding en het aantal contractanten (duaal leertraject) dat in aanmerking komt voor de TLO is marginaal. Aard van de opleiding 21

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep Figuur 3.5 Bij wat voor soort onderwijsinstelling volgt u de opleiding? (vraag 20 van de enquête) toegekend niet toegekend 42% 3% 7% 49% PABO andere HBO opleiding universiteit 5% 9% PABO 36% andere HBO opleiding universiteit anders 50% anders In beperkte mate doet zich ook een verschil voor tussen de aard van de opleiding die TLO- en niet-tlo-studenten volgen. Zo bestaat de groep TLO-studenten voor bijna de helft uit PABOstudenten (49%) en voor 42 procent uit studenten aan andere HBO-opleidingen. Bij de niet- TLO-studenten is dit respectievelijk 36 procent en 50 procent. Soort opleiding In totaal zijn er gedurende twee jaar 16.750 aanvragen gedaan voor de TLO-regeling. Van deze aanvragen is 89 procent gehonoreerd en 11 procent niet gehonoreerd. Tabel 3.7 Soort opleiding (op basis van bestand IB-Groep) Soort opleiding Afwijzingen Toekenningen Totaal aantal aanvragen Lerarenopleiding basisonderwijs 46% 55% 54% Lerarenopleidingen voor 1 e graadsbevoegdheid 6% 5% 5% Lerarenopleidingen 2 e graadsbevoegdheid 45% 38% 39% Universitaire lerarenopleiding (ULO) 4% 2% 2% Als we kijken naar de soort opleiding valt op dat TLO-studenten met name een lerarenopleiding volgen tot leraar in het basis onderwijs (55%). Verder valt op dat met name studenten die een 2 e graadsbevoegdheid (45%) of een universitaire lerenopleiding (4%) volgen relatief vaker worden afgewezen. Op basis van de beschikbare gegevens hebben wij hiervoor geen verklaring kunnen vinden. 3.3 Redenen van afwijzing voor de TLO Een belangrijke vraag in het onderzoek is waarom sommige aanvragen van studenten zijn afgewezen. We hebben derhalve hierover in de schriftelijke enquête een open vraag gesteld. De belangrijkste redenen worden hieronder genoemd: student komt nog in aanmerking voor studiefinanciering, daarbij gaat het in de meeste gevallen om een lening; studenten beschouwen dit als onrechtvaardig: de tegemoetkoming wordt afgewezen omdat zij kunnen lenen; het inkomen (drie studenten tekenen daarbij aan dat het gaat om het inkomen van de partner (wat eigenlijk niet kan)); opleiding wordt niet aangemerkt als lerarenopleiding; 9 9 Betreft onder ander Humanistisch Vormings Onderwijs, Pastoraal Werk, Theologie/Levensbeschouwing, Onderwijskunde en voorbereidende leerjaren. 22

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep aanvraag is nog in behandeling; 10 te laat aangevraagd. NB: Overigens zijn niet alle studenten op de hoogte van de reden waarom hun aanvraag is afgewezen. 3.4 Samengevat Relatief veel vrouwen komen in aanmerking voor de regeling TLO; Van de TLO-studenten is 53 procent 31-45 jaar, bij niet TLO-studenten ligt dit percentage op 36 procent. Vooral jongere studenten (30 jaar of jonger) komen niet in aanmerking voor de regeling TLO. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat zij nog in aanmerking komen voor studiefinanciering. Zowel van de TLO-studenten als de niet TLO-studenten heeft de meerderheid naast de studie een betaalde baan; TLO-studenten werken gemiddeld minder uren per week dan niet-tlo-studenten; TLO-studenten verdienen volgens de schriftelijke enquête minder dan studenten die niet in aanmerking komen voor de regeling TLO, volgens de gegevens van IB-Groep verdienen TLO-studenten juist meer dan niet-tlo-studenten. Het verschil wordt verklaard doordat in de schriftelijke enquête gevraagd is naar het huidige inkomen, terwijl IB-Groep toetst op de inkomensgegevens van twee jaar geleden; Tweederde van de TLO-studenten heeft een verdienende partner, bij niet TLO-studenten ligt dit percentage op 55 procent; Het merendeel van de partners van TLO-studenten verdient meer dan de partners van niet TLO-studenten; De meerderheid van alle TLO-studenten blijkt in aanmerking te komen voor de maximale tegemoetkoming; TLO-studenten volgen hun opleiding vooral in deeltijd; Bij de lerarenopleidingen basisonderwijs en lerarenopleidingen voor 2 e graadsbevoegdheid zijn de meeste TLO-studenten te vinden; De belangrijkste redenen voor afwijzing van TLO-aanvragen zijn het gegeven dat bepaalde aanvragers nog in aanmerking komen voor studiefinanciering of dat zij te veel verdienen. 10 Betreft aanvragen voor het jaar 2003. 23

4. Oordeel over de regeling D e tweede onderzoeksvraag die in deze evaluatie centraal staat is in welke mate de huidige regeling in de praktijk voldoet. In dit hoofdstuk gaan wij dieper in op deze vraag: waardering over regeling, duur van de regeling, hoogte van de regeling, inkomensgrens en partnerinkomen. De resultaten die in dit hoofdstuk worden gepresenteerd zijn met name gebaseerd op de uitkomsten van de schriftelijke enquête en de interviews met decanen. 4.1 Waardering voor de regeling Bekendheid met de regeling Onze vragenlijst is uitgezet onder studenten aan lerarenopleidingen die ooit een aanvraag hebben ingediend voor de TLO. Desondanks zegt zeven procent van de TLO-studenten en 24 procent van de niet-tlo-studenten niet op de hoogte te zijn van het bestaan van de regeling. Dit is opmerkelijk want deze studenten hebben in het verleden dus wel een keer een aanvraag gedaan voor de regeling TLO. Een mogelijke verklaring is dat bij een aantal opleidingen de aanvraag voor de TLO wordt verzorgd door de opleiding zelf zonder dat de student hier (goed) van op de hoogte is. Tijdens het ronde tafelgesprek bleek dat veel studenten studenten in hun omgeving kennen die niet op de hoogte zijn van het bestaan van de regeling. Algemeen oordeel Aan de studenten die wel eens gehoord hadden van de regeling TLO hebben wij gevraagd naar hun algemene oordeel over de regeling (zie figuur 4.1). Figuur 4.1 Wat is uw algemene oordeel over de regeling TLO? (vraag 2 uit de enquête) niet toegekend toegekend goed tot zeer goed neutraal slecht tot zeer slecht 0% 20% 40% 60% 80% 100% De TLO-studenten zijn over het algemeen zeer positief over de regeling. Van hen spreekt 87 procent het oordeel goed tot zeer goed uit. De studenten die zijn afgewezen voor de TLO oordelen aanmerkelijk kritischer. Van hen acht bijna 30 procent de regeling (zeer) slecht. Daarnaast blijkt dat vooral voltijdstudenten moeite hebben met de regeling. Een kwart van de voltijdstudenten vindt de regeling slecht tot zeer slecht, terwijl 11 procent van de deeltijdstudenten negatief oordeelt over de regeling. Een mogelijke verklaring voor het negatieve oordeel van voltijdstudenten over de regeling zou kunnen zijn dat zij de tegemoetkoming te laag vinden, omdat zij niet veel kunnen bijverdienen vanwege hun studie. Deze verklaring vinden wij echter niet terug in de resultaten van de enquête. Een andere verklaring is dat van relatief veel voltijdstudenten de aanvraag wordt afgewezen omdat zij nog in aanmerking komen voor studiefinanciering of een lening. Er is geen significant verschil tussen voltijd en deeltijd studenten als het gaat om het oordeel over de hoogte van de tegemoetkoming. Als aan de studenten gevraagd wat zij ervan vinden dat er een regeling TLO bestaat antwoordt het merendeel van alle studenten (97%) dat het goed is dát er een regeling als de TLO bestaat. 25

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep Uit de gesprekken met decanen komt naar voren dat de decanen de regeling TLO in principe een goede regeling vinden, maar dat de regeling verhelderd en ingekaderd zou dienen te worden. Dat studenten een tegemoetkoming krijgen juichen zij toe. Problematisch is echter dat de regeling overkomt als hap-snapbeleid en als een jojo-regeling. Sinds de invoering van de regeling zijn er regelmatig wijzigingen doorgevoerd zonder dat daarbij - op tijd - duidelijkheid over de achterliggende redenen werd gegeven. Zo werd het partnerinkomen eerst wel en daarna niet meegerekend, krijgt men tegenwoordig in plaats van 48 maanden maar 24 maanden een tegemoetkoming, etc. Deze onduidelijkheid leidt voor zowel studenten als decanen tot onzekerheid. Studenten weten niet waar zij aan toe zijn (ieder jaar kan de regeling weer anders zijn) en de decanen kunnen hun studenten niet naar behoren informeren. Overigens moet daarbij worden aangetekend dat studenten die eenmaal in aanmerking komen voor de regeling er door beleidswijzigingen nooit op achteruit gaan. Het is belangrijk dat de beleidsmakers duidelijk en ruim van tevoren aankondigen wat de systematiek is en waarom voor bepaalde eisen is gekozen. 4.2 Hoogte van de tegemoetkoming De studenten die in aanmerking komen voor de regeling zijn over het algemeen tevreden (52%) tot zeer tevreden (29%) over de hoogte van de tegemoetkoming. Slechts zeven procent van de studenten die een tegemoetkoming ontvangen, stelt (zeer) ontevreden te zijn. Er is geen significant verschil tussen voltijd en deeltijd studenten als het gaat om het oordeel over de hoogte van de tegemoetkoming. Ook de decanen hebben het gevoel dat studenten de tegemoetkom ing op prijs stellen. Volgens hen vinden de studenten de tegemoetkoming een plezierige bijkomstigheid en zijn zij verheugd dat zij überhaupt geld krijgen. Het wordt gezien als een extraatje: een beetje geld om het collegegeld (deels) van te betalen. Ondanks dat de tegemoetkoming de studenten motiveert, werkt het, volgens de decanen, niet als een trigger om voor de opleiding te kiezen. Enerzijds is het bedrag hiervoor te laag, anderzijds kiezen studenten voor de opleiding vanwege hun overtuiging en niet vanwege het geld. De decanen geven ook aan dat slechts een enkeling de studie afbreekt als de tegemoetkoming stopt. Deze studenten twijfelen, volgens hen, reeds over de opleiding. 4.3 TLO en studieduur Feitelijke studieduur zoals opgegeven door studenten Het gebruik van de TLO is gemaximeerd tot een looptijd van 24 maanden binnen een tijdsperiode van 48 maanden. Wij hebben studenten in de enquête gevraagd wanneer zij gestart zijn met de opleiding en wanneer zij deze hebben afgerond of hopen af te ronden. Met behulp van deze gegevens is de feitelijke studieduur in jaren berekend. Deze kan als volgt worden weergegeven: Figuur 4.2 Studieduur (vraag 21 en 22 van de enquête) 26

Regeling Tegemoetkoming Leraren Opleidingen B&A Groep 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% 28,00% 25,00% 20,70% 9,40% 6,50% 2,90% 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar of meer Uit bovenstaande gegevens blijkt dat het merendeel van de studenten naar eigen zeggen twee tot vier jaar nodig heeft voor de afronding van de opleiding. Ongeveer eenderde (34%) denkt de opleiding binnen twee jaar te kunnen afronden. De overige studenten doen er langer over. Wij weten niet hoe lang de studenten binnen deze periode daadwerkelijk aanspraak hebben gemaakt op de regeling TLO (maximaal 24 maanden). Daarnaast heeft vier procent aangegeven de opleiding niet af te maken en vier procent heeft niet ingevuld wanneer zij denken de studie af te maken. Overigens blijken de maatwerktrajecten over het algemeen binnen één tot twee jaar te kunnen worden afgerond. De duaal leertrajecten vergen drie tot vier jaar. Tenslotte worden voltijd opleidingen iets eerder afgerond dan deeltijdopleidingen. Daarnaast hebben we de studenten gevraagd of een periode van 24 maanden voor hen voldoende is om de opleiding af te ronden (zie figuur 4.3). Figuur 4.3 Is een periode van 24 maanden voor u genoeg om de opleiding af te ronden? (vraag 16 uit de enquête) niet toegekend toegekend zeker wel waarschijnlijk wel waarschijnlijk niet zeker niet 0% 20% 40% 60% 80% 100% Van alle studenten verwacht 38 procent de opleiding zeker of waarschijnlijk binnen 24 maanden te kunnen afronden. Echter, 38 procent geeft aan dit waarschijnlijk niet te kunnen en 24 procent zegt dit zeker niet te kunnen. Bij de TLO-studenten acht 64 procent de periode van 24 maanden ontoereikend, terwijl dit bij de niet-tlo-studenten 54 procent is. Dit is een opvallend verschil tussen de TLO-studenten en de niet-tlo-studenten. Het verschil kan verklaard worden door het feit dat TLO-studenten met name deeltijd studeren en deeltijdopleidingen duren relatief langer. PABO-studenten en studenten aan andere HBO-opleidingen verschillen onderling niet in de mate waarin zij 24 maanden toereikend vinden. De overige studenten zijn echter iets positiever over de mogelijkheid om binnen 24 maanden af te studeren. Voltijdstudenten zijn aanmerkelijk positiever over deze mogelijkheid dan deeltijdstudenten. Van de voltijders verwacht meer dan de helft (56%) de opleiding binnen 24 maanden af te kunnen ronden, terwijl dit bij de deeltijders slechts eenderde (34%) is. De studenten is met een open vraag in de enquête- ook gevraagd redenen te benoemen waarom de studieduur van 24 maanden ontoereikend is: De meest genoemde reden is dat de officiële studieduur van een deeltijdlerarenopleiding drie tot vier jaar is; dit geldt eveneens voor de voltijd-opleidingen. Bij studenten met een te 27