Marke Brammelo en Brammelerbroek



Vergelijkbare documenten
l.de marken van Haaksbergen.

J.J. Allanstraat 63 van Simon Jacobszn Schoen en zijn zoon Gerrit Simonszn Schoen

Café Kerkemeijer te Rekken

Warder in Gevelstenen. De oude huizen van Warder met hun gevelstenen

Het ontstaan van een familietak ter Haar

Voor meer informatie van de boerderij Hoestink zie op onze website onder historisch overzicht per pand: Stokkum boerderijnr. 2.2.

Namen erven HvH II Pag Gewaardeerd erf Marke Aaftink 161 Aaftink Langelo Aarnink 254 Aarnink Eppenzolder Achterste Wissink 247 Wissink Eppenzolder

Kees van Rijn / Voorzitter heemkundegroep Arfgood Buurse

HUNGERINK. Generatie I

MOERWINKEL. Generatie I. Generatie II

NEUTENBERG-NOTTEBERG. Generatie I. Generatie II

Bouwhuis Groot Kevelham

Ridder Hendrik van Norch en familie.

Brinkstraat 1 - Norg. De erve met de Spijker 800 jaar geschiedenis in 15 minuten

D74, thans Kruisstraat 12

Ytzen Lieuwes Tamminga # Hiltje Karsjens Kalma * , *

De marke Buurse. Scholte Vaarwerk

EEN VIJFTIENDE-EEUWS ROTTERDAMS FAMILIENET- WERK VERDER ONTRAFELD

Het erve Meenderink gelegen aan Zonneweg 1 gelegen aan de rand van het dorp wordt voor het eerst vermeld in 1385.

De Uffelter familie Odie

Boerderijnummer Oudste vermelding ca 1630 Huidig adres Worsinkweg 6. Historie boerderij

II-d. GOYART GHRAERT SCHAMPERS was eigenaar van een huis in de Regtestraat te Stratum, dat stond naast het huis 'de Schampert', groot ^lopenzaad

BOERDERIJ MOERBEEK 48 LUTJEWINKEL juni boerderij Moerbeek 48. Inleiding. eerste steen. Luchtfoto vanuit het noorden.

D27, thans Driehuizen 4-4a

Gerechtsbestuur Schalkwijk, (105)

Bewoners van de Kapraol.

D37, Scheiweg 2. Geplaatst in de Heise Krant februari 2015, gewijzigd

TE KOOP AANGEBODEN. De boerderij met bedrijfsgebouwen en landbouwgronden gelegen aan de Diepenheimseweg 33, te Haaksbergen.

De aansluiting van De Tak Rotterdam-Giessendam

Boerderijnummer Oudste vermelding 1298 Huidig adres Herikerweg 16. Historie boerderij



Rorinck, den Capittel van Oldenzel tobehorich

Enkele opmerkingen naar aanleiding van een bijschrift over kasteel Crayenstein.

Notariële Akten na Overlijden Klaas Breedijk (172 )

13e jaargang no l - Februari Verschijnt 4 x per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

FIETSEN IN SINT ISIDORUSHOEVE

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

De scheiding van het veen in 1861 door de markgenoten van de boermarken Noord- en Zuidbarge.

Het Huis. en de Heerlijkheid

Rumoer in Ritsebuorren

het penningmeesterschap op zich. De heren A. Berkhout en A.P. Koppen behielden hun functie van commissaris.

ARION een Griekse mythologische figuur als fameuze springbron in de tuinen van het Huys Ootmarsum

D87, thans Voorhei 10

Kadastrale gemeente RUURLO / Sectie F - genaamd de Huurne Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel (OAT)

E70, Goordonksedijk 4

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

Stamboom van Heeckeren

DE OVERBIEST. Een wegenkaart uit eind 18 e eeuw, links in het midden zie je het gebied de OVERBIEST.

Erve Mentink in Beltrum

BOERMARKEN IN DRENTHE

Genealogie Van Eyndhoven 's-hertogenbosch 1606 tot 1787

HAAKSBERGEN ERFGOED NOORD-WEST

Takken Carolus en August. Rond 1932, Geduld Overwint, met o.a. Aug. Dellaert, P. Dellaert, P. Doens, Arn. Dellaert. Camiel en Eugene, getrouwd in

Mevrouw E.M. Stolwijk-Okhuyzen

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

JACOBUS VAN DRIE WOONDE IN BILTHOVEN MET EEN GEIT IN HUIS

9e JAARGANG NO. 4 - NOVEMBER VERSCHIJNT VIER KEER PER JAAR ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

Herinnering aan Elisabeth Bangert - tante Betje ( ) FREEK DIJS

Albert Jan Mensink( ) met zijn zoon Jan Willem Mensink( )

Nijeveen, chronologische index civ. overlijden

D67, Hintelstraat 12

Boerderijnummer Oudste vermelding 1379 Huidig adres Herikerweg 15. Historie boerderij

De top 100 van de familienamen in Nederland Leendert Brouwer

PIETER CORNELIS ENGEBRECHTSZ., GENAAMD KUNST

Bewoners van de Hulsmaat vanaf 1732

zich van het koninklijk inkomen en van een goed net van betrouwbare steunpunten voor de voedselvoorziening van het centrale hof en de decentrale

SENKELDAM. Generatie I. Generatie II

Familie Olgers HET GESLACHT OLGERS IN EN RONDOM. Het Oldambt GESCHREVEN DOOR. Albert Olgers en Jochum Roosma. Kerk te Midwolda

ALBERT ARENTS METSELAAR SCHIPPER IN HET HAAGJE Albert Metselaar, Hoogeveen 2015

ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

Wie was Schafrat(h)? En wat was de relatie met Van Gogh?

L ang geleden zag de Achterhoek er. De geschiedenis van Doetinchem, Wehl en Gaanderen

ZWIERINK. Generatie I. Generatie II

Written by Yvonne Roeling Wednesday, 31 December :00 - Last Updated Tuesday, 06 January :24

De kwartierstaat van Johanna Gerritdina Kollenveld

D88, Voorhei 3. Geplaatst in de Heise Krant augustus 2015, gewijzigd

De nakomelingen van Hendrick Vreeman (Freeman) (Vremans)

Maagscheiding tussen de kinderen Jan Wolters en Hillechien Geerts op 21 oktober 1725

Het Snijdersplein. Voorwoord

Een Eemnesser familie Ruijter die in Blaricum terechtkwam

De Weldammer boerderij Hoevink, nu ook wel Bello genoemd, gelegen aan Sligsweg 2 in Stokkum wordt voor het eerst vermeld in 1349.

FIETSEN IN SINT ISIDORUSHOEVE

Rijke Roomse boeren op de Hamsterborg Richard Paping, Lezing Den Ham

Boven in het pand bevinden zich twee platte gevelstenen. In een van de gevelstenen (boven de voordeur) is de tekst 'HUIZE LOUISE' gebeiteld.

Twee merkwaardige Geerdinks

Willem II van Holland:?, februari Hoogwoud, 28 januari 1256

De marke Boekelo. De Rouwenhorst

ZANDVLIET (onder Schijndel)

Datum: Ons koningshuis. 1. Hoe heet onze huidige koning? 3. Hij volgde zijn broer na diens dood op. Hoe heette hij?

Veel gestelde vragen over erven

Cornelis van Huijk(Huik) ( )

Geschiedenis Gereformeerde kerk Ruinerwold Koekange

Cornelis Dros ( ), keldergraf 135, vak B Mede-eigenaar van de zeepziederij De Gekroonde Haan

Generatie I. Generatie II

VENNEBEKKEN. Generatie I. Generatie II. Generatie III

De nakomelingen van Jan Hendriks Wolfs

5,1. Samenvatting door Anoniem 686 woorden 2 maart keer beoordeeld. Geschiedenis. Hoofdstuk 3 De tijd van monniken en ridders.

G23 Kortschot Nieuwhuis Vredenseweg 146

13e jaargang no. 3 - augustus 198O - Verschijnt 4 keer per jaar ORGAAN VAN DE HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN

Transcriptie:

Marke Brammelo en Brammelerbroek De marke Brammelo bestond uit twee gedeelten. Het ene deel werd Brammelo genoemd en is gelegen in de gemeente Haaksbergen, provincie Overijssel. Het andere deel heette Brammelerbroek of kortweg 'den Brooken' en ligt in de gemeente Neede, provincie Gelderland. Voor de indeling van Nederland in provincies maakte Brammelerbroek deel uit van de voogdij Neede in de heerlijkheid Borculo. De gewaarde erven in het Brammelerbroek waren in de middeleeuwen meest leenroerig of tiendplichtig aan de heerlijkheid Diepen-heim. Bij de aankoop van Diepenheim in 1331 door de bisschop van Utrecht gingen deze erven over op het bisdom. Men mag hieruit concluderen, dat ook de Gelderse erven vroeger bij het Oversticht behoorden. Helaas is het markebezoek van Brammelo niet bewaard. Wel zijn enkele losse stukken betreffende de marke aanwezig in het Rijksarchief van Gelderland te Arnhem, terwijl de familie De Witte aan de Veenhutsweg te Rietmolen nog enige oude papieren in bezit heeft, waaruit de geschiedenis van de marke gedeeltelijk gereconstrueerd kan worden. Het erfmarkerichterschap lag op de Hof te Weeink in Hof te Weeink het Gelderse gedeelte van de marke. De 'leeneigenaar' van deze hof had het markerichterschap in erfelijk bezit. Verschillenden zijn nog met name bekend: 1382 Henric van Bermentlo, 1433 Henric van Bermentlo, vermoedelijk een kleinzoon van bovengenoemde, 1457 Johan van Bermentlo, zoon van Henric, 1497 Willem van Bermentlo, zoon van Johan, 1518 Frederik van Twickeloe, heer van Hengelo. Zijn familierelatie tot Willem van Bermentlo is niet bekend, Aleff van Twickeloe, drost van Twente, zoon van Frederik, Jasper van Twickeloe, broer van Aleff, 1566 N.N. van Raesfelt, gehuwd met Lucretia van Twickeloe, dochter van Jasper, 1571 Goossen van Raesfelt namens zijn overleden moeder, 1615 Johan van Brandenborg gehuwd met Agnes van Raesfelt, dochter van

Lucretia van Raesfelt-van Twickeloe, 1625 Stephanie en Catharina van Brandenborg, dochters van Johan, 1637 Anthony Coninck gehuwd met Stephanie van Brandenborg. Samen met Catharina van Brandenborg verpandden zij in 1653 de hof te Weeink en het markerichterschap voor f 6000,- aan de drost van Twente, Johan Ripperda tot Weldam. Daarom was in 1661 een familielid van hem markerichter: 1661 Jacob van Coeverden tot de Stuvelaar als oom van jonker Ripperda tot Weldam. Blijkbaar werd de verpanding al weer spoedig ingelost, want in 1667 deed Catharina van Brandenborg afstand van de Hof t.b.v. haar tantezeggers Frans Albert Conink en Jan Alert van Brandenborg, 1680 Frans Albert Coninck van Helpenstein, gehuwd met Geertruid Westenberg, na het overlijden van zijn zwager Jan Alert van Brandenborg, 1717 Antonie Frederik Coninck, zoon van Frans Albert, 1766 Mr. Christoffel Hendrik Westenberg namens Antonie Frederik Coninck. C.H. Westenberg was een neef van A.F. Coninck. In 1773 liet hij de boedelscheiding van de erfgenamen van A.F. Coninck door zijn leenheer goedkeuren en verzocht hij met de Hof te Weeink en het markerichterschap beleend te worden, 1773 Mr. Christoffel Hendrik Westenberg, landschrijver van het schoutambt Lochem en burgemeester van deze plaats, 1809 Daniël Westenberg, broer van Christoffel Hendrik. Als verwalter markerichter trad soms Christiaan Waanders op, de griffier en secretaris van Haaksbergen. Daniël Westenberg was tot 1818 predikant van Delden. Na zijn overlijden in dit jaar ging Weeink, gedeeltelijk door aankoop van de andere erfgenamen, over aan Jan Berend Wilterdink, gehuwd met Christofora Henrica Ernesta Gerharda Coninck Westenberg en aan Bernarda Coninck Westenberg, weduwe van Jan Reerink, beiden dochters van Daniël Westenberg, 1818 Jan Berend Wilterdink, hierboven genoemd, schoolonderwijzer te Delden. Hij was de laatste markerichter van Brammelo. Zijn functie was na de markeverdeling van 1849 zo zeer in aanzien gedaald, dat hij zich op 30 maart 1852 in een brief aan de goedsheren van Brammelo beklaagde, dat men hem als lid van het markebestuur geheel buiten de mogelijheid stelde om aan de vergaderingen en besluiten van deze deel te nemen. De markevergaderingen werden steeds gehouden op de Hof te Weeink. Door het ontbreken van het het markeboek is het niet mogelijk om de notulen van de oudste vergaderingen te bestuderen. Maar wel is bekend, dat er holtinks gehouden werden op 26 mei 1563, 10 juli 1571, 25 mei 1637, 26 september 1639 en 24 juli 1649. Op de vergadering van 14 september 1661 werden de waartallen vastgelegd: HAAKSBERGER ZIJDE NEEDSE ZIJDE Averbeeke l waartal Weenck l waartal Belshof " l waartal Haevinck l waartal Eelcinck l waartal Tiesselinck l waartal Jan te Lintelo l waartal Beide Temmincks, Geert te Lintelo l waartal elk half l waartal Vregeler l waartal Essinck ½ waartal Reint Swierink ½ waartal Broekhuis ½ waartal Die Haar l waartal Brouwers l waartal 2 Groothuis, elk half l waartal Traman l waartal Gorkinck ½ waartal Middelhuis ½ waartal Braak ½ waartal Vlierhaar ½ waartal

Homollen l waartal Hoopen l waartal Die Groote ½ waartal Totaal 12 waartallen 8 waartallen Bovendien werden volgende katersteden vermeld: HAAKSBERGER ZIJDE Klein Averbeeke Kolksgoorden Beke Roeloff Meyliff (Muilvis) NEEDSE ZIJDE Lankhold Stegert Lunneker Bornegoor Leekman Hierbij werd aangetekend, dat vier katersteden voor één erf golden. Het is niet zeker of dit betekende, dat zij een kwart waarrecht hadden, maar wel dat ze bepaalde rechten op markegrond en uitdriften hadden. Dit was een soort democratie, die men in die tijd in de andere Haaksbergse marken nog niet kende. Op de markevergadering van 12 juni 1709 werd een geschil met de marken Boekelo en Langelo besproken. Tevens werd besloten een vervallen markepaal achter Rietmolle en het Snorckslag (Markslag?) weer op te richten. Dit betrof vermoedelijk de Rietmolenpaal in het Tosveld op het driegemeentenpunt Eibergen, Haaksbergen en Neede. Op de holtink van 29 oktober 1766 werd een meningsverschil met Langelo besproken. Beide marken waren van oordeel, dat de zgn. Schreibeldschool bij Jonkman op hun grond stond. Brammelo meende natuurlijk, dat het gebouwtje op haar 'gemeente' stond. Men zou met Langelo gaan praten en dreigde de school af te breken en te verkopen. Jan te Lintelo had pas nog een reparatie aan het gebouw verricht, die bijna 22 gulden gekost had. Men had ook geconstateerd, dat in de Belshof Stege een nieuwe brug nodig was (over de Mark-veldse beek). In de vergadering van 15 april 1766 werd een onkosten-nota van de marke overgelegd, welke kosten over 20 waartallen verdeeld werden. Op 13 november 1788 werden de onkosten echter verdeeld over 20 J/2 waartallen. Toen op 3 november 1781 een rekening van het gericht Haaksbergen a ƒ 435,90 wegens reparatie van de kerktoren ontvangen werd, werd dit bedrag alleen over de Haaksbergse erven omgeslagen. Markepalen bleven zorgenkinderen. Op l augustus 1790 besloot men een telgen en een houten paal in het veld naar Neede, een eind van de Neye Brugge (?) te vervangen door stenen. Ook de grens met Langelo was nog steeds aanleiding tot ongenoegen. De marken Langelo en Brammelo stelden daarom een commissie samen, die op 9 novenber 1790 de grens vaststelde, zoals onder het hoofdstuk 'Marke Langelo' uitvoerig vermeld is. Desondanks was er op 30 mei 1792 weer onenigheid met Langelo. De weduwe van Arend Groothuis op Schreibeld klaagde dat de naburen van Langelo haar het drijven van beesten (koeien) op de 'gemeente' bij Harink beletten. Besloten werd weer een nieuwe paal te plaatsen in het Tosveld op het punt van samenkomst van de marken Langelo, Brammelo, Mallem en Hoonte. In de Franse tijd had de Haaksbergse drost of schout J.B. Aufmorth twee duikers laten leggen in de dijk van Haaksbergen naar Diepenheim bij Hannink of Damveld (Hen-neker), omdat de Fransen deze weg moesten passeren. Natuurlijk werd hiertegen op de holtink van 16 november 1800 geprotesteerd, vooral omdat men de kosten op Brammelo

wilde verhalen. Ook op 19 mei 1814 moest men meebetalen aan bezettingskosten. Op deze datum betaalden Hendrik de Witte, Jannes Eeltink en Jan Havink f 410, aan Jan Smits J.W.zn, lid van de 'municipale raad' van Haaksbergen, wegens het aandeel van Brammelo in de 'requirerings- kosten van de cozakken'. Hiervoor werd geld geleend van Jan ter Haar op Groothuis. Drie vijfde van de kosten waren voor Brammelo en twee vijfde voor Brammelerbroek. Nieuwe markepalen waren weer het onderwerp van gesprek op de vergadering van 14 november 1814, nu een paal in de Tandeskamp, waar de marken Lochuizen, Markvelde en Brammelo samen kwamen (bij het erve Koerveld) en een paal op de Homollen Knottenplake op de grens met de marken Boekelo en Holthuizen. Tot verdeling van de markegronden werd besloten op de holtink van 15 juni 1842. Allereerst werden de waartallen vastgesteld, waarbij men teruggreep op de opstelling van 1661. Inmiddels was het aantal erven en waren wel uitgebreid; men kwam tot 46 erven met totaal 231/2 waartallen: Volgewaarde erven: Weenk, Havink, Thiesselink en Woner, Traman, Belshof, Te Lintelo, Te Lintelo van de kerk te Haaksbergen, Vregelaar, Harink, Homole en Hoopen. Halfgewaarde erven: R. Temmink (Groot Temmink), Temmink, (Klein Temmink), Broekhuis, Middelhuis, Vlierhaar, Éeltink, twee Kleine Eeltink's (Hagemors en Meisterboer), Zwierink, Groothuis I, Groothuis II, Braak, de Groot, Brouwers en de weduwe Overbeek (Hemer). Kwartgewaarde erven: J. Essink (Kremer), G. Essink (Eums), Groot Gorkink, Oosterbroek Gorkink, Leeferink (Witteboer), de Witte, de Kroeme, Stegert, Klein Overbeek, Kolker, Moelvisch, Thijsboer, Bornegoor, de Bekke, G. Duisman, Janman, de Voort, Schreibelt, Leerkes en Lonneker. Op de eerste vergadering over het onderwerp markeverdeling meenden Wolferink als eigenaar van Traman en Scholten van Mast als eigenaar van Middelhuis tot ogenblikkelijke verdeling over te moeten gaan. De overigen wilden afwachten tot de buurmarken voorgegaan waren. Toen het echter op de holtink van 16 juli 1842 tot stemming kwam, bleken van de aanwezige goedsheren 10 3/4 waartallen voor verdeling te zijn en slechts 3 ½ tegen. Men kon toen overgaan tot het opstellen van een verdelingsplan. Dit werd op 30 juni 1847 door de markevergadering goedgekeurd en bij Koninklijk Besluit van 30 april 1849 kreeg het wetskracht. De te verdelen grond was totaal 365 hectare, die verdeeld werden naar het bezit aan oudhoevig bouwland. Als compensatie voor het verlies aan inkomsten uit het markerichterschap kregen de eigenaren van Weeink, J.B. Wilterdink en zijn schoonzuster Bernarda Reerink-Westenberg, elk 1,5 hectare heideen veldgrond extra. De grootte van de gewaarde erven omstreeks 1600 laat zich berekenen uit het Verpondingsregister van 1602, althans voor de Haaks-bergse erven. Van de Needse erven ontbreken de nodige gegevens. De twaalf gewaarden van Brammelo onder Haaksbergen hadden totaal 89 1/4 mud of ca. 36 hectare bouwland, per waartal dus 3 hectare. Daarnaast bezaten ze 30 voer of ca. 12 hectare hooiland, dus per waar l hectare. In 1602 werden in Brammelo vijf 'Haaksbergse' kotters vermeld nl. Kolckhansz, Hensken Averbeeke, Johan ten Belsenhave, Becke Willem en Mollerskotten. Deze hadden samen 5 1/2 mud of

2,2 hectare bouwland, gemiddeld dus 0,44 hectare

De gewaarde erven van Brammelo AVERBEEKE, thans de Hemer (1), Kamers (2) en Schoppert (3) Hoewel Averbeeke vermoedelijk al ouder is, werd het voor het eerst vermeld in het Schattingsregister van 1495. In 1602 lag het erve nog gedeeltelijk 'woest'; het was volgewaard en had 7 mud bouwland en 4 voer hooiland. Hensken Averbeeke bewoonde toen een kate, Klein Averbeeke, die tussen 1830 en 1850 verdwenen is. Vóór 1628 was de boerderij half eigendom van Goeken te Lintelo en half van Berend Hemers alias Averbeeke, die gehuwd was met Goekens zuster Hen-drikje en Goekens deel erbij gepacht had. In 1650 vroeg Derk van der Wijck als erfgenaam van Goeken te Lintelo deling van het erve, waardoor dit gesplitst werd in de Hemer (thans Temmink) en Kamers (thans Overbeek). De Hemer bleef bewoond door nazaten Averbeeke of Overbeeke, die door koop van de erfgenamen Van der Wijck in 1729 ook eigenaar werden. In 1903 huwde de erfdochter van de Hemer met G.A. Temmink. Deze hertrouwde in 1914 met Aleida Broshuis en hun nazaten bewonen thans de boerderij. Kamers bleef tot nu toe in de rechte mannelijke lijn bewoond door nazaten van Berend Hemers alias Averbeeke. In 1688 verkocht een dochter van Averbeeke op Kamers haar kindsdeel aan Jan Belshof en hieruit 37: De Hemer ontstond als derde afsplitsing van Averbeeke de boerderij Schoppert. De schoppe, waaraan deze zijn naam ontleent, werd overigens voordien al bewoond. Door vererving bleef Schoppert tot ca. 1870 eigendom van Belshof. De erfdochter trouwde toen met Ten Vregeler, wiens afstammelingen er tot voor enkele jaren woonden.

BELSHOF (4) Vermoedelijk was deze boerderij oorspronkelijk een functionele hof van Ahaus. In 1398 was Ludolf van Ahaus eigenaar. Met de Blankenborg werd Belshof in 1449 aangekocht door het bisdom Utrecht. In 1475 werd 'die Bellesche Hof' een gewaarde kate genoemd. In 1495 was hij verbrand. Volgens het Verpondingsregister van 1602 was Belshof een halfgewaard erve met 7 mud bouwland en 2 voer hooi-land. In 1661 werd het echter een volgewaard erve genoemd, dat toen eigendom was van de provincie Overijssel. In 1682 was Jan Belshof er pachter. In 1753 trouwde de erfdochter met Hendrik Bennink, die naar de gewoonte van die tijd sindsdien Belshof genoemd werd. In 1782 huwde zijn dochter met Albertus te Lintelo. Diens zoon kocht de boerderij in 1829 voor ƒ 2396,- van de provincie. Zijn nazaten bewonen het erve nog.

ZWERINK, thans Lekkergat (5) en Mentink (6) In 1188 was Swederinc een hofhorig erve van Hendrik van Dalen en Diepenheim. Het goed ging over op Ahaus en Solms- Ottenstein en omstreeks 1418 waren de Heren van Borculo eigenaar. De in 1475 'kate Swedering' genaamde boerderij was in 1495 verbrand. Nog in 1544 maakte Joost van Bronkhorst en Borculo aanspraken op Zwe-riak. Kort daarna werd het erve in twee gedeelten gesplitst: Groot en Klein Zwerink. In 1589 was Berendt ten Kinckeler eigenaar van Groot Zwerink. Om zich los te kopen uit gevangenschap te Lochem werd hij tot verkoop van het erf gedwongen, maar in 1598 kon zijn zoon de boerderij terugkopen. In 1602 was het erve halfgewaard en had het 3 mud bouwland en 3 voer hooiland. In 1661 was Reint Swerink eigenaar en bouwman van Groot Swierink. Hij vermaakte zijn bezit toen aan zijn oomzegger Gerdt ter Braak, die er landbouwer werd en sindsdien Swierink genoemd werd. In 1822 trouwde de erfopvolgster met Jan Hendrik Scholten. Door vererving werd Groot Zwerink in de tweede helft van de vorige eeuw eigendom van de uit Beltrum stammende familie Harbers, die de boerderij later verkocht aan de familie Temmink. Naar een vroegere pachter heet de boerderij thans Mentink. Klein Zwerink heette in 1602 'dat andere Swerinck'. Het had toen 3 mud bouwland maar geen waartal. In 1725/26 werd de boerderij door Gerrit Swierinck gekocht van de familie Oeverman. Pachter was toen Jan Lenderink, die met Geertje Swierinck getrouwd was. Hun zoon Derk Lenderink kocht de boerderij in 1766 van erfgenamen Hietbrink, opvolgers van Gerrit Swierinck. Derk Lenderinks erfopvolgers verkochten het erve in 1834 aan Waander Teeselink. Zijn erfgenamen verkochten Klein Zwerink in 1902 aan de familie Koppelman. De reeds in 1840 vermelde naam Lekkergat ontleent het erve vermoedelijk aan een als smulpaap bekend staande bewoner. EELTINK, thans Eetink (8), Meisterboer (9) en Hagemors (7) In 1188 was Hendrik van Dalen en Diepenheim eigenaar van 'domus dictus Eleking'. Nadat de boerderij in 1331 door de koop van Diepenheim eigendom van het bisdom Utrecht geworden was, beleende de bisschop leden van de familie Van Bermentloo met Eelcking. In 1475 werd Eliking een gewaarde katerstede genoemd, die in 1495 'geplunderd' was. In 1602 was het een halfgewaard erve met 8 mud bouwland en 2 voer hooiland. In de markevergadering van 1661 werd het echter volgewaard genoemd. In 1647 was Eeltink nog leeneigendom van de erfgenamen van Van Bermentloo's, maar daarna kwam het door aankopen achtereenvolgens in handen van Jacob Schimmelpenninck,

Christoffer Mollenschot en Peter ten Raa en tenslotte werd de boerderij door de pachter Jan Eelkinck gekocht. In 1720 was het erve in tweeën gedeeld. Tweederde deel bleef eigendom van Eelkinks tot in 1829 Jan te Lintelo van Belshof met de erfdochter trouwde en eigenaar werd. Door huwelijk werd de boerderij later eigendom van de familie Bouwman, die er nog woont. Het één derde deel Eeltink, thans Meisterboer genoemd, werd in 1720 bewoond door de 'oude Eelkink' en was dus vermoedelijk aanvankelijk een lijftochtshuis. Het werd gekocht door Harm ten Hoopen alias Meisters Harmen, zoon van de schoolmeester. Hij woonde er in 1748. Door vererving kwam de boerderij in handen van de familie Te Lintelo, die er nu nog woont. In 1783 kocht Derk Lenderink een stuk grond van Eeltink, de Hagemors geheten. Er werd een boerderij gebouwd, die in 1830 bewoond werd door de weduwe ten Hoopen-Schreibeld, erfgenaam van Derk Lenderink. Thans woont er de familie Morsink. TE LINTELO, thans Berend te Lintel (10) en Kerkenlintel of Boer te Lintel (11) Volgens overlevering zou deze oude Hof te Lintelo al omstreeks 800 gesticht zijn door Karel de Grote. In 1265 beleende Herman van Lohn Steven van Bramlo met het erve, dat dus toen een hof van Lohn was. Na 1316 vererfde Lohn op Ahaus en Solms. In 1332 verkocht Hendrik van Solms bezittingen en rechten in Enschede en omgeving aan het bisdom Utrecht. Vermoedelijk is toen ook Te Lintelo bisschoppelijk bezit geworden. In ieder geval was de bisschop in 1382 leenheer van het zgn. Diepenheimse leen Lintelo. De hof was in 1475 volgewaard en in 1495 'geplunderd'. Reeds voor 1582 was het erve in tweeën verdeeld. Thijs te Lintelo woonde op het latere Kerkenlintel, dat vermoedelijk de oudste boerderij was, en Arent te Lintelo woonde op het latere Berend te Lintel. Kerkenlintel was in 1584 nog eigendom of leeneigendom van Frederik van Marhulsen, maar in 1602 was Johan te Lintelo eigenaar van het toen halfgewaarde erve met 8 mud bouwland en 4 voer hooiland. Zijn afstammelingen verkochten de boerderij in 1666 aan de Kerk van Haaksbergen en sindsdien heette hij Kerkenlintel, maar in Rietmolen zegt men Boer te Lintel. Te Lintelo's bleven de boerderij bewonen en hun pacht betalen aan de kerk. Sinds 1970 zijn ze echter door aankoop weer eige naar van de boerderij en een gedeelte van de landbouwgrond naar van de boerderij en een gedeelte van de landbouwgrond. Kerkenlintel

De andere helft van de hof te Lintelo was in 1602 eigendom van Arent te Lintelo, die ook 8 mud bouwland en 4 voer hooiland bezat en een half waarrecht. In 1661 waren beide erven echter volgewaard. In 1651 werd deze helft van Lintelo gekocht door de eigenaar van Kerkenlintel, van wie het vererfde op Van der Wijck's. Deze verkochten in 1727 de boerderij aan hun pachter Berent te Lintelo, wiens afstammelingen er thans nog wonen. Behalve de boerderij kocht Berent ook tienden uit de erven Bartelink, Eelkink, de beide Groothuizen, de Haar, Rouwhof, Vregelman en Zwerink. Deze tienden worden nog thans jaarlijks door de bewoners van een aantal van genoemde erven in natura afgedragen, een unicum in Nederland. VREGELER OF VREGELMAN (12) In 1331 was het 'Wregelaer' een bisschoppelijk erve, waarmee in 1382 Herman van Twicle beleend was. In 1475 was de boerderij volgewaard. In 1528 werd Vregelman eigendom van Karel V en tijdens de 80-jarige oorlog van de provincie Overijssel. In 1602 was 'dat Wregeler' volgewaard en had 8 mud bouwland en 3 voer hooiland. In 1661 was het een volgewaard zgn. domeingoed. In 1829 kon het door de pachter Johan ten Vregelaar van de provincie gekocht worden. Via Herman Holters, die gehuwd was met een zuster van Johan ten Vregelaar vererfde de boerderij aan Temmink van Witbreuk. Zijn nazaten wonen er thans nog. Harink of De Haar HARINK OF DE HAAR (13) In 1188 had Hendrik van Dalen en Diepenheim een tiende van 3 mud rogge uit het 'In Harne'. Via Utrecht werd de Haar ook eigendom van de provincie. In 1475 was 'Ter Haren' volgewaard en in 1495 was het huis verbrand. In 1661 werd het vermeld als volgewaard domeingoed 'die Haer'. De pachter Jan ter Haar kocht de boerderij in 1829 voor ƒ 3149,- van de provincie. Het erve verwisselde daarna verschillende keren van eigenaar. In 1850 was Jan Carel Stokkers eigenaar, daarna de familie Van Eerden en sinds ca. 1965 de familie Huisinkveld. GROOTHUIS, thans Dwars (14), Krooshoop (15) en Vogt (16) Groothuis behoorde tot de Blankenborggoederen van Ahaus, die in 1449 aan het bisdom Utrecht

verkocht werden. In 1475 werd de aanslag betaald door de Haaksbergse richter. In 1563 was de 'Conincklijke Majestet' eigenaar en Arent te Groothuysen meier. In 1602 was 'dat Grotenhusz' volgewaard en bezat 9 mud bouwland en 5 voer hooiland. In 1661 was er sprake van twee halfgewaarde erven Groot-huis, de beide Groothuizen, die later Groothuis Ie gedeelte (nu Dwars en Vogt) en Groothuis 2e gedeelte (nu Krooshoop) genoemd werden. Op het eerste gedeelte woonde in 1675 Jan ten Groothuis. In 1829 werd "het door Gradus Havink, die met de erfdochter getrouwd was, voor f 2698, van de domeinen gekocht. Toen zijn schoonzoon naar Amerika emigreerde werd het erf aan de familie Vogt verkocht, die nadat de oude boerderij afgebrand was, het huis verplaatste naar de huidige plek. De oude huisplaats werd in 1906 verkocht aan de familie Blanken die er een nieuw huis bouwde. Thans woont er de familie Dwars. Groothuis tweede gedeelte werd in 1675 bewoond door Berend ten Groothuis. In 1829 kocht Engbert ten Paste dit deel voor ƒ 2466, van de provincie. Het goed veranderde daarna nogal eens van eigenaar. Het werd in 1910 op een publieke verkoop gekocht door de familie te Molder. Een dochter huwde met Krooshoop, welke familie er thans nog woont. GORKINK, thans Doornhegge (17), Lammersen (18) en Braak (19) In 1382 was Gerrijt Keijge door de bisschop van Utrecht beleend met tienden uit Goriking. Vreemd is het, dat dit erve in de schattingsregisters van 1475 tot 1499 ontbreekt, hoewel Werner Gorkink in 1629 een koopbrief van richter Reyner Nyekercke uit het jaar 1498 liet zien om te bewijzen, dat hij eigenaar was. In 1563 verschenen twee goedsheren namens Gorkink op de markevergadering, wat er op wijst, dat het erve toen al in tweeën gedeeld was. Waarschijnlijk was de ene helft het erve Braak. In ieder geval was Hendrik ter Braak in 1628 eigenaar van Braak en een kwart Gorkink. Werner Gorkink was eigenaar van het andere kwart en had het kwart van Hendrik ter Braak gepacht. In 1658 verkocht Reint Swierink, die gehuwd was met Jenneke ter Braak, het Ter Braakkwart aan Hendrik Gorkink, die daardoor volledig eigenaar van Gorkink werd. In 1602 was het halfgewaard en bezat 3 mud bouwland en l voer hooiland. Een nieuwe splitsing had reeds plaats gevonden voor 1675, nu in Groot en Klein Gorkink. Groot Gorkink werd door verschillende verervingen en aankopen in 1830 eigendom van Johannes Ottink. Thans wordt het bewoond door en is eigendom van de familie Doornhegge. In 1794 trouwde Hendrik Nijhuis met Aaltje Gorkink van Klein Gorkink. Zij lieten de boerderij na aan hun dochter Hendrika, die huwde met Jan Hendrik ten Brink. In 1849 woonde Gerhardus ten Vrege-laar er en thans Johannes Lammersen. Braak was in 1602 een halfgewaard erf met 3 mud bouwland. In 1629 was Hendrik ter Braak eigenaar en bewoner. Zijn rechtstreekse afstammelingen woonden er tot 1871. Toen werd Braak verkocht aan Jan Hendrik Smit. In 1894 werd zijn broer Gerrit Jan Smit eigenaar. Door het hertrouwen in 1902 van zijn weduwe met Herman Waanders, werd de familie Waanders eigenaar en bewoner. HOMOLLE (20) Reeds voor 1316 had de bisschop van Utrecht tienden uit Homolle, waarmee in 1382 Gerrijt Keijge beleend was. De boerderij ligt aan de oude beek, thans Klaashuisleiding geheten, die de grens vormde tussen de marken Brammelo, Boekelo en Holthuizen en waarlangs tot ca. 1400 een gedeelte van het water van de Buurserbeek afgevoerd werd. Stroomopwaarts lag aan de Holthuizer kant de Sijdemolle. Sijdemolle betekent lage molen en Homolle, dat thans volkomen foutief Harmolle genoemd wordt, hoge molen. De molens lagen zo dicht bij elkaar en beconcurreerden elkaar zo hevig, dat de overlevering zegt, dat beide mulders elkaar bij een twist doodgeslagen hebben. Dat moet dan voor 1400 geweest zijn,

want dan zijn beide molens verdwenen door het verleggen van de Buurserbeek. In 1475 heette Homolle een kate. In 1602 was het een halfgewaard erve met l 3/4 mud bouwland en 2 voer hooiland. maar in 1661 was het volgewaard. De boerderij was leenhorig aan de Hof te Weeink. In 1692 was Herman Engelbert van Ensse tot Heeckeren eigenaar. Hij verkocht de Homolle toen voor f 2200, aan Jan Jansen van der Sluijs te Haaksbergen. De boerderij ging daarna door vererving diverse keren in andere handen over. In 1872 werd het erve gekocht door de familie Te Riet. Toen in het eerste jaar al een koe en een varken van deze familie verdronken in de oude beek, die vlak langs het huis liep, werd de beek door de gemeente verlegd. HOOPEN, thans Heuperman (22) en Kinkellammert (21) 'Domus dictus Hop' was in 1188 feodaal bezit van Dalen en Diepenheim. Na eigendom geweest te zijn van het klooster Almelo werd het Hoopen na de reformatie bezit van Ridderschap en Steden van Overijssel, het provinciaal bestuur. In 1475 heette het Hoopen een kate, in 1602 had het een half waartal en 7 y 2 mud bouwland, maar in 1661 was het volgewaard. In 1812 werd het Hoopen door Chris-tiaan Waanders voor 5250, francs van de domeinen gekocht, maar een jaar later werd de pachter Gerrit ten Hoopen voor hetzelfde bedrag eigenaar. Zijn dochter Engele huwde met Jan Hogenkamp en hun nazaten bewonen de boerderij nog. In 1675 woonde de 'Olde Heuperman' op een lijftochtshuis, het Hoperhuusken genaamd. Later heette deze afsplitsing naar de bewoner Hollandshuusken, dat in 1795 bewoond werd door Lambert Broshuis alias Kinkellammert. Thans woont er de familie Landewee. GROOTEN (23) Dit erve is ontstaan door een ontginning in de marke. In 1639 kreeg de Haaksbergse notabele Jan Michgorius van de goedsheren van de marke een half waar op de 'Grote Goorden', waaruit de Grooten ontstaan is. Omstreeks 1720 verkochten zijn nazaten het erf aan Groten Jan alias de Groote. In 1781 was Berend Groote eigenaar. Deze was een geboren Ten Ellenveld. In 1824 verkocht Gerrit Jan Vaanholt, landbouwer op de Grooten, zijn erf aan Bonkink, maar bleef er als pachter wonen. In de tweede helft van de vorige eeuw werd de familie Spanjer, die er nog woont, eigenaar.

De gewaarde erven van Brammelerbroek WEEINK (24) In het goederenregister van Hendrik van Dalen en Diepenheim werd in 1188 het feodale goed 'Wedinc' vermeld, de latere Hof te Weeink. Door de aankoop van Diepenheim in 1331 werd de Hof eigendom van het bisdom Utrecht. De bisschop beleende achtereenvolgens verschillende leden van de familie Van Bermentloo en hun erfgenamen met Weeink. Zij waren erfmarkerichters van Brammelo en Brammelerbroek (zie hoofdstuk Marke Brammelo en Brammelerbroek). In latere jaren beschouwden zij zich niet meer als leenman van Weeink, maar als volledig eigenaar. Zowel in het Verpondingsregister van 1646 als in de markevergadering van 1661 werd het erve volgewaard genoemd. De boerderij, waar eeuwenlang de markevergaderingen gehouden werden, werd in 1870 verkocht aan de uit Duitsland afkomstige familie Gröniger, die er thans nog woont. ESSINK, thans Kremer (25), Eums (26) en Flips (27) Hendrik van Dalen en Diepenheim was in 1188 eigenaar van het feodale erve Essekinc. Nadat de boerderij eigendom geworden was van het bisdom Utrecht, werden verschillende familieleden Van Bermentloo met Essink beleend. In het Verpondingsregister van 1646 werd Christoffel Mollenschot, die de boerderij van erven Bermentloo gekocht had, als leeneigenaar van het halfgewaarde erve Essink vermeld. Ook op de markevergaderingen van 1661 werd aan Essink een half waarrecht toegekend. In 1687 was het erve in tweeën gesplitst. Het grootste deel bleef door Essinks bewoond, het andere deel werd naar Philips Havink voortaan Flips genoemd. Zijn dochter Aaltje trouwde met Roelof Groothuis alias De Witte, opvolgend bouwman op Flips. Het grootste gedeelte van Essink bleef in handen van de familie Essink, maar was volgens het Verpondingsregister van 1820 toen ook in tweeën gedeeld. Eigenaren waren toen Gerrit Essink alias Gerrit Kremer en Jan Essink alias Ooms Jan. Zowel op Kremer als Eums wonen thans nog nazaten van Essink. Het is mogelijk, dat 'n Ossen en Witteboer gedeeltelijk ook afsplitsingen zijn van Essink. Vermeldenswaard is, dat bij Kremer nog restanten van grachten aanwezig zijn. BROEKHUIS (28), thans Hasselo en Hummelink Dit erve, een huis in het Broek, dus vermoedelijk een vrij late nederzetting, werd in 1563 vermeld als behorende tot het 'rentampt Twente van de Conincklijke Majestet'. In 1646 en 1661 was het een halfgewaard erve van de provincie Overijssel. Gerrit Jan Broekhuis kocht de boerderij van de domeinen in 1829. Hij betaalde er ƒ 1401,50 voor. Het erf is thans gesplitst in twee boerderijen, bewoond door de families Hasselo en Hummelink, die ook eigenaar zijn.

TEESELINK (29), thans verdeeld in drie erven, allen bewoond door Ten Dam. In 1188 had Hendrik van Dalen de tiende garven uit de curia Thescelinc, die horig was aan de Hof te Kagelink onder Diepenheim. Via het bisdom Utrecht en de keizerlijke en koninklijke heren van Overijssel werd de boerderij omstreeks 1600 eigendom van de provincie Overijssel. Het verpondingsregister van Neede anno 1646 noemde Teeselink een volgewaard erf. In 1716 werd de boerderij getaxeerd, waarbij hij omschreven werd als een huis van 8 gebont met een schuur van 5 gebont en een hooiberg van 4 roeden. In 1770 had Arent Tiesselink naast het provinciegoed ook een eigen huisje. In 1829 werd het erve door de provincie te koop aangeboden, maar omdat de Teeselinks geen kinderen hadden, kochten niet zij, maar Ten Heggeler uit Hengevelde de boerderij. Omstreeks 1870 werd de boerderij geërfd door twee dochters Ten Heggeler, die beiden met een Ten Dam getrouwd waren: Egbert en Jan Hendrik. Jan Hendrik was toen al overleden. Omstreeks 1935 werd het erve in drieën verdeeld. Allen worden ze nog bewoond door Ten Dams.

HAVINK (30) In 1398 was Ludolf van Ahaus eigenaar van Hoevinck. Zijn erfgenamen verkochten in 1449 de Blankenborg aan het bisdom Utrecht, waardoor ook Havink bisschoppelijk bezit werd. Van ca. 1460 tot 1580 was de boerderij verpand aan de Haaksbergse richtersfamilie Nijekercke. Door de gevolgen van de 80 jarige oorlog was het erve in 1580 'verlopen en verarmd'. In 1646 en 1661 was Havink een volgewaard erf, dat toebehoorde aan de provincie Overijssel. In 1828 kon de pachter Jan Havink de boerderij voor ƒ 5515,60 van de Domeinen kopen. Zijn schoondochter, de weduwe van Derk Havink, hertrouwde in 1851 met Johann Heinrich Hermann Röttger Tenha-gen. Hun afstammelingen bewonen het erve thans nog. MIDDELHUIS (31) De eerste vermelding van dit erve vindt men pas in het Verpondingsregister van 1646, waarin Middelhuis als volgewaard erve vermeld werd, toebehorend aan de weduwe Weginck en Arent Mariënborg. De markevergadering van 1661 stelde echter vast, dat Middelhuis maar een half waartal bezat. Als eigenaren van het erve zijn bekend: in 1781 J. F. Colenbrander, in 1790 Henricus Colenbrander en in 1792 Johan Scholten van Mast. Zijn nazaten waren bij de markeverdeling van 1849 nog eigenaar. Kort daarna werd Ter Weeme uit Neede eigenaar en omstreeks 1900 de van Traman afkomstige familie Gröniger. Ongeveer 1968 werd de boerderij gekocht door de familie Nijenhuis uit Eibergen. DE RAVENHORST (33) Tot voor enkele jaren lag enkele honderden meters ten noorden van de kerk te Rietmolen een boerderij met de naam Ravenhorst. Achter deze boerderij kwamen bij een opgraving in 1967 fundamenten van een betrekkelijk groot gebouw te voorschijn, hoofdzakelijk bestaande uit kloostermoppen. Deze fundering heeft vermoedelijk behoord tot het vroegere huis 'Ravenhorst', een van de havezaten in de heerlijkheid Borculo. Tot omstreeks 1915 waren er nog resten van grachten aanwezig, o.a. de Kattenkolk. De behuizing droeg in die jaren de veelzeggende naam 'Borgman' genoemd naar Ter Borg alias Borgman, die in de 19e eeuw eigenaar geworden was. Er was toen een café gevestigd, de Kroon geheten. In 1563 was Hendrik die Swicker Coisfelt eigenaar van de Ravenhorst, 'zoals hij dit geërfd had van zijn vader Casper'. Op 12 maart 1643 trad Jonker Hans Henrick de Swicker als erfgenaam van zijn vader Casper op als eigenaar van de Ravenhorst. In 1646 werd zijn schoonzoon Jonker Diderich van Bulo tot Welmerink, gehuwd met Margareta de Swicker, als eigenaar vermeld in het Verpondingsregister van Neede. Van de latere geschiedenis van Ravenhorst is niet veel bekend. Vreemd is het, dat er blijkbaar geen waarrecht aan verbonden was. Uit markenotulen blijkt hiervan althans niets. Misschien kwam dit omdat Jonker van Bulo al door Traman een waartal Brammelo bezat.

TRAMAN (32) In 1385 werd Albert van Lochusen door de bisschop van Utrecht beleend met Tguet ter A (het goed ter Raa of Traman). Van 1563 tot 1646 had Traman dezelfde eigenaren als de Ravenhorst. Omstreeks 1665 werd de volgewaarde boerderij gekocht door de pachter Traas. Door vererving in de vrouwelijke lijn werd Jannes ten Voorde eigenaar. Zijn zoon heette Herman Traman. Rond 1840 werd de boerderij gekocht door Wolferink van de Haarmühle te Alstatte. Opnieuw door vererving in de vrouwelijke lijn kwam Traman aan de Renscher te Alstatte. Pachter was toen ter Avest, wiens dochter trouwde met Gröniger, de bewoner van het hiervoor genoemde erve Middelhuis. Na de tweede wereldoorlog werd de boerderij als vijandelijk vermogen in beslag genomen en door het Beheersinstituut verkocht aan de huidige bewoner Luttikholt, die uit Eibergen afkomstig is. VLIERHAAR (37) In 1563 was Hendrik die Swicker Coisfelt eigenaar van Vlierhaar,die zoals gezien ook eigenaar was van Traman en de Ravenhorst. De goederen werden omstreeks 1646 geërfd door Jonker Diderich van Bulo tot Welmerinck. Deze woonde op het goed Bloo alias Welmaring of Wenemaring tussen Neede en Borculo, dat in de 14e eeuw een Diepenheims leen was. Volgens het Verpondingsregister van 1646 was 'die Flierhaar' een katerstede, maar in 1661 was het halfgewaard. Omstreeks 1665 werd Vlierhaar door de pachter gekocht. Diens dochter huwde in 1669 met Jan Traa, de volgende eigenaar en bewoner, die daarna natuurlijk te Vlierhaar genoemd werd. Hun afstammelingen bewoonden het erve tot 1872, waarna het geërfd werd door een neef Kormelink, wiens nazaten er thans nog wonen. BROUWERS, thans Ter Woorst (34), Braöker (35) en Tetink (36) Ook het erve Brouwers was in 1646 eigendom van Arent Mariënborg. In 1646 en 1661 werd het als volgewaard vermeld. Omstreeks 1750 was het erve in drieën verdeeld. Het grootste stuk, Tetink - genoemd naar een pachter in de 19e eeuw - met een half waarrecht, was achtereenvolgens eigendom van Hendrik ter Horst, Levi Philips, Samuel Jank, burgemeester Heerdeman van Neede en schoolmeester Boenders. De laatste had geen kinderen, waardoor de boerderij vererfde op zijn neef Vogt, wiens nazaten er thans nog wonen. Een ander deel Brouwers met een kwart waartal was na elkaar eigendom van Derk Lenderink, zijn schoonzoon Klaas Rietmolen, Albert de Witte alias Brouwers, Saalmerink en sinds begin 1900 Ter Woorst. Het derde gedeelte Brouwers, eveneens met een kwart waartal, is sinds ca. 1750 eigendom gebleven van Ter Braaks, die afkomstig waren van de Braöker van de Rode Braak in de marke Boekelo. TEMMINK, later Groot Temmink (38) en Klein Temmink (39), het laatste thans Landewee en Grootheid. Domus Temming was in 1188 feodaal bezit van graaf Hendrik van Dalen en Diepenheim. Ook deze boerderij ging over in bisschoppelijk en later provinciaal bezit. Temmink was in 1646 reeds in twee gedeelten gesplitst. Er waren twee halve erven, beiden toebehorend aan 'die landtschap'. De erven werden in 1716 getaxeerd: Jan Temmink had een huis van 7 gebont en een schuur van 3 gebont, die in slechte staat verkeerde. De weduwe Temmink had een huis van 7 gebont in goede staat en een schuur van 5 gebont. Groot Temmink werd in 1829 door de meier Roelof Temmink voor ƒ 1547,09 van de provincie gekocht. Zijn

afstammelingen wonen er nog. Klein Temmink werd in 1829 voor f 1363,30 gekocht door de pachter Antony Temmink. Toen in 1833 de kooppenningen nog niet voldaan waren, werd de boerderij opnieuw geveild en door A. J. Dievelaar gekocht. Thans wordt dit gedeelte bewoond door de familie Landewee, die ook eigenaar is. Reeds voor de markesplitsing werd op een stuk land van Klein Temmink, de Horstkamp geheten, een boerderij gebouwd, die thans eigendom is van de familie Grootheid. Groot Temmink