VERWERKINGSRICHTLIJNEN PLATDAK ISOLATIE IKO ENERTHERM ALU/MG/BGF/BM Algemene uitvoeringsrichtlijnen Opslag De isolatieplaten dienen zodanig te worden opgeslagen dat beschadiging wordt voorkomen. Tevens dienen de platen tegen weersinvloeden te worden beschermd. Als de isolatieplaten voor langere tijd worden opgeslagen, moeten maatregelen worden genomen tegen weersomstandigheden zoals zonlicht. Verwerking Verwerk de isolatieplaten altijd op een ondergrond die droog en vrij van vervuiling is. Tijdens de verwerking dienen maatregelen te worden genomen die penetratie van vocht in de isolatieplaten voorkomen. Natte isolatieplaten vooraf aan de werkzaamheden laten drogen. IKO enertherm isolatieplaten kunnen op verschillende wijze worden verwerkt. Op een geprofileerd staaldak doorgaande naden haaks plaatsen op de cannelure richting. Bij een zgn. wild verband dient aan het einde van de eerste rij een pas stuk op maat te worden gezaagd. Het overblijvende stuk wordt gebruikt als eerste element aan het begin van de tweede rij. Zorg er steeds voor dat de voegen minimaal 20 cm verspringen. Bij een zgn. half steens verband gebruikt men steeds om en om een halve plaat aan het begin van de volgende rij. De isolatieplaten altijd met gesloten voegen tegen elkaar aanbrengen. Eventuele openingen tussen de isolatieplaten, bij doorvoeren en aansluitingen met muren, moeten na plaatsing afgedicht worden met IKO PU FIX GUN. Dit om koudebrug vorming te vermijden. Het overtollige schuim kan weggesneden en alle naden met ALU TAPE afgeplakt worden. Losse stroken In het algemeen geldt, dat bij een gekleefde dampremmende laag en een gesloten ondergrond, alle dakplaatnaden moeten worden voorzien van een losse zone, met een praktisch maximum van 330 mm. Voor alle dakbedekkingssystemen op IKO enertherm ALU I ALU 50 moeten te allen tijde losse stroken van minimaal 500 mm breed worden toegepast.
Producteisen IKO enertherm Paragraaf 4.2.2 4.2.3 Beoordelingsaspect Lengte- en breedtetolerantie Dikte tolerantie 1) De door de fabrikant opgegeven waarde is tenminste gelijk aan, of beter dan, de onder 'toelatingsgerelateerde eis'gegeven klasse/niveau/waarde. 2) DLT(1)5 = 20 kpa / 80 0 c 48 h DLT(2)5 = 40 kpa / 80 0 c / 168 h - T2 Toepassingsgerelateerde eis Klasse, niveau of gespecificeerde eis > 1000 > 2000 < < 1000 < 2000 ± 4000 ±5mm 7,5mm ±10mm < 50mm ±2mm > 50mm < 75mm ±3% Haaksheid - S 4.2.4 b < 6mm/m < 0,75 m 2 > 0,75 m 2 4.2.5 Vlakheid - < 5 mm < 10 mm 4.2.6 4.2.7 4.3.2 4.3.3 BRL 1309 7.9 Dimensionele stabiliteit a) 48h 70 0 C En 90% rv b)48h 20 0 C Drukspanning bij 10% vervorming of druksterkte Vervorming bij gespecificeerde druk en temperatuurbelasting Treksterkte loodrecht op het oppervlak Sponning afmeting ( indien van toepassing) A B DS(70,90)3 DS(-20,-)1 CS(10\Y)50 Dikte <50mm DLT(1)5 Dikte >50mm DLT(2)5 > 75mm + 5mm - 3mm Δε I Δε b Δε d a 2 % 2 % 6 % b 0,5 % 0,5 % 2 % > 50 kpa Door de fabrikant opgegeven waarde ALU 175 kpa MG 150 kpa BGF 150 kpa BM 150 kpa < 5% TR40 > 40 kpa > 80 kpa - A: max. + 2 mm en - 0 mm t.o.v. midden plaat B: max. + 0 mm en - 3 mm t.o.v. opgave producent Verpakking IKO enertherm dakisolatieplaten worden geleverd in pakken voorzien van een folie. De pakken met isolatiemateriaal dienen zorgvuldig opgeslagen te worden. Indien buiten opgeslagen (op het dak), dienen de pakken en/of platen tegen weersinvloeden te worden beschermd door middel van bijvoorbeeld een dekzeil. Systeemspecificaties Algemeen In het algemeen is een dak opgebouwd uit (van onder naar boven): onderconstructie (inclusief eventuele afschotlaag); dampremmende laag (eventueel) of bestaande dakbedekking; thermische isolatie; dakbedekkingssysteem. Onderconstructie Bij nieuwbouwwerken dient de conditie van de onderconstructie te voldoen aan de hiervoor geldende eisen en bepalingen. In het hoofdstuk verwerking, worden de eisen, gesteld aan de diverse onderconstructies, nader gespecifieerd.
Niet dragende ondergrond Bij IKO enertherm dakisolatieplaten diktee (d) > 40 mm bedraagtt de maximale overspanning (b) 165 mm (zie figuur 1). Niet dragend beëindigde isolatie Voor IKO enertherm dakisolatieplaten (d) < 50 mmm is een maximale uitkraging (o) < 110 mm toegestaan (zie figuur 1). Isolatieplaten met een dikte van < 50 mmm moeten te allen tijde dragend te worden beëindigd. (zie figuur 1) Figuur 1 Bevestigingsmiddelen Bij mechanisch bevestigde isolatieplaten gelden voor de bevestigers en dee drukverdeelplaten de eisen en voorschriften zoals omschreven in het hoofdstuk mechanisme bevestiging. Voor de bevestiging systemen van het dakbedekking verwijzen we u naar de voorschriften van de betreffende fabrikant. Dampremmende laag De dampremmende laag dient zonder perforaties, beschadigingen e.d. te zijn en dient ter plaatse van details (b.v. doorvoeren, opstanden) stromingsdicht te wordenn aangesloten. De overlappen van de dampremmende laag dienen te worden verkleefd. Afschot Na realisatie van het dakbedekkingssysteem moet een zodanigg afschot aanwezig zijn dat ook bij doorbuigingg van de constructie een onbelemmerde afvoer van water naar de hemelwaterafvoeren gewaarborgd blijft. Bij een effectief afschot van 1,6 % wordt meestal aan deze eis voldaan. Geballaste systemen IKO enertherm ALU /MG/BM (1200( x 6000 mm, 10000 mm en 2400 x 1200 x 1200 mm) ) De IKO enertherm isolatieplaten kunnen los worden gelegd onder een geballast systeem. Bij het los leggen van de isolatieplaten dient voldoende kimfixatie aanwezig te zijn volgens opgave in het CTG 485 of door constructeur. De ballastlaag dient direct conform NEN 6707 te worden aangebracht. Is dit uitvoeringstechnisch niet haalbaar, moeten tijdelijk dusdanige maatregelenm n worden getroffen zodat de weerstand tegen windbelasting gewaarborgd is, en overmatig thermische belasting wordt voorkomen.
Gekleefde systemen De ondergrond dient voldoende vlak te zijn om aanhechting mogelijk te maken (geen grotere kieren dan 5 mm/m1). De te verlijmen ondergrond dient winddroog te zijn, verlijming in waterfilm is niet toegestaan. De ondergrond vrijmaken van vuil, stof, losse delen en eventuele olieresten en eventuele cementsluier. In geval van oliehoudende of vette ondergronden of bestaande dakbedekkingen dient de mogelijkheid tot verlijming per situatie bekeken te worden (b.v. door middel van proefverlijming) Op de ondergrond de isolatieplaten, in halfsteensverband partieel gekleefd aanbrengen. Op een staal-dak met IKOpro-PU-lijm, ca. 200 g/m² (lijmsporen links en/of rechts van de dimpel, uitsluitend volgens voorschrift fabrikant). Daarna uiterlijk 15 minuten (bij temperaturen hoger dan 30 C uiterlijk 5 minuten) na aanbrengen van de PU-lijm de platen aanbrengen en aandrukken door tenminste eenmaal over het oppervlak te lopen. Bij het verlijmen van een partieel gekleefd dakbedekkingssysteem op de isolatieplaten, minimaal 4 lijmstrepen dwars op de langsrichting van de isolatieplaten aanbrengen (hechtingspercentage mi. 40 %). Bij het verlijmen van een volledig gekleefd systeem op de isolatieplaten met warme bitumen, (IKO enertherm MG/BM) het oppervlak met minimaal 50% verlijmen. Het verbruik is afhankelijk van de applicatie en volgens opgaven fabrikant. Mechanische bevestiging Op de ondergrond de IKO enertherm isolatieplaten in halfsteensverband leggen; de platen of plaatstukken als volgt additioneel bevestigen: Plaatafmeting 1200 mm x 2400 mm - min. 6 bevestigers Plaatafmeting 1200 mm x 1200 mm -min. 4 bevestigers Plaatafmeting 1000 mm x 1200 mm -min. 4 bevestigers Plaatafmeting 600 mm x 1200 mm - min.4 bevestigers Voor bevestiging in hout of staal dak IKOFIX COMBI-S of IKOFIX EDS-S. Voor bevestiging in beton dak IKOFIX TLK in combinatie met IKOFIX EDS-S. Dakbedekkingssysteem bevestigen volgens de richtlijnen van de fabrikant.