5 méér doen! Maatregelen: 6 7

Vergelijkbare documenten
Heb je na het lezen van het boekje nog vragen? Stel die vragen dan aan je ouders, de kinderarts of de kinderdiabetesverpleegkundige.

1. Wat doe je bij een hypo of hyper? 2 2. Bloedglucosewaarde prikken 2 3. Hoe merk je dat je bloedglucosewaarde te hoog

4 hoog is? Hoe merk je dat je bloedglucosewaarde te laag is? 10 Wat moet je doen als je bloedglucosewaarde te

4 hoog is? Hoe kun je merken dat je bloedglucosewaarde te. 10 laag is? Wat moet je doen als je bloedglucosewaarde te

Hypo / hyperbeleid insulinepentherapie DiaFrys. Wat moet je doen bij een hypo of hyper? Informatie voor kinderen en jongeren met diabetes


Hypo / hyperbeleid insulinepomptherapie DiaFrys

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Wat te doen bij ontregeling van een kind met diabetes mellitus en een insulinepomp

4 hoog is? Hoe kun je merken dat je bloedglucosewaarde te. 10 laag is? Wat moet je doen als je bloedglucosewaarde te

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en intensieve therapie. Algemene informatie voor kind en ouders

Diabetes bij kinderen: behandeling en instructies

Diabetes en ketonen. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Diabetesvoorlichting FLEXIBELE INSULINETHERAPIE

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zelfregulatie bij pomptherapie

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Zelfregulatie bij intensieve therapie

Insulinepomptherapie. Adviezen en instructies. gemini-ziekenhuis.nl

De poliklinische instelling van de insulinepomp

INSULINEPOMP OMNIPOD. Het infuussysteem:

Diabetespatiënt. adviezen na een hernia-operatie. leefregels bij gebruik van insulinepomp. ZorgSaam

Wilhelmina Ziekenhuis Assen. Vertrouwd en dichtbij. Informatie voor patiënten. Kindergeneeskunde. Keto-acidose

Hypo / hyperbeleid insulinepentherapie DiaFrys

Praktische adviezen bij een 4 keer daags insulineregime

INSULINEPOMP MEDTRONIC (Smart Guard 640G)

Hypo / hyperbeleid insulinepomptherapie DiaFrys

Insulinepomptherapie Adviezen en instructies.

Praktische adviezen bij een 2 keer daags insulineregime

Hypo- en hyperglycaemie

Wat je moet weten over je insulinepomp

Praktische adviezen bij een 2 keer daags insulineregime

Hoofdstuk 4 Hypo- en hyperglycemie

Ik ben voel ziek me niet lekker

Richtlijnen insulinepomptherapie

Praktische adviezen bij een 1 maal daags insulineregime

Richtlijnen insulinepomp/

PATIËNTEN INFORMATIE. Reizen met diabetes. Vakantietips en paklijst

Praktische adviezen bij een 4 keer daags insulineregime

Inwendige geneeskunde. Diabetes en ziekte.

Handleiding voor de insulinepomp Voor kinderen

Zelfregulatie. Neem altijd uw verzekeringsgegevens en identiteitsbewijs mee!

Zelfregulatie voor mensen met diabetes die één keer per dag insuline spuiten

Refaja Ziekenhuis Stadskanaal. Kind met diabetes en insulinepomp. Algemene informatie voor kind en ouders

Insulinepomptherapie Adviezen bij ontregeling

Wat te doen bij een hyperglycaemie 3 Zelfregulatie 3 Wat zijn de streefwaarden voor bloedglucose? 4 Aandachtspunten bij het bijreguleren 11 13

voorbereiding op behandeling voor diabetespatiënten

Informatie voor de insulinepompgebruiker

Diabetes Mellitus Type 1. Informatie over diabetes voor kinderen van de basisschool

Beweging en diabetes. Informatiebrochure Beweging en Diabetes

Zelfcontrole bij diabetes

Zelfregulatie voor vrouwen met zwangerschapsdiabetes die één of meerdere malen per dag insuline spuiten

Informatie voor omnipodgebruikers

Informatie voor de omnipodgebruiker

Diabetespoli. Zelfregulatie bij Diabetes Mellitus

Eerste hulp bij ketonen

Werkstuk Biologie Suikerziekte (diabetes)

DIEET BIJ CF-GERELATEERDE DIABETES. In deze folder vindt u informatie over het Dieet bij CF-gerelateerde Diabetes

Diabetes type 1 en sport

Richtlijnen bij insulinepomptherapie

Zelfregulatie bij Diabetes Mellitus

Aandachtspunten bij pompgebruik.

Informatie diabetes bij kinderen. Afdeling Kindergeneeskunde

Voedingsadviezen bij twee maal daags insulinegebruik

Diabetesvoorlichting Flexibele Insuline Therapie

Lichaamsbeweging en sport

Insulinepomp- therapie bij kinderen

Richtlijnen bij insulinepomptherapie

Beweegprogramma diabetes mellitus

SCHOOLEDUCATIE DIABETES MELLITUS TYPE I. Informatie voor leerkrachten uit onze voorlichtingsavonden.

Insulinepomp- therapie bij kinderen


Praktische informatie voor insulinepompgebruikers

Zelfregulatie voor mensen met diabetes die combinatieinsuline

Voedingsadviezen bij twee maal daags insulinegebruik

SPREEKBEURT INFORMATIEPAKKET

Voor overleg met het Diabetesteam kunt u op werkdagen contact opnemen met: Tussen uur en uur en uur en uur

Patiënteninformatie. Diabetische ketoacidose

Je insulinepomp Dit moet je weten.

Handleiding voor gebruikers insulinepomp. Voor volwassenen

Hoofdstuk 6B Lichaamsbeweging en sport

Informatie voor de omnipodgebruiker

VLAAMSE DIABETESCENTRA VOOR KINDEREN EN ADOLESCENTEN

hoe bereidt u zich voor op het onderzoek?

Als uw kind een hypo heeft

hoe bereidt u zich voor op het onderzoek?

Diabetes Mellitus Zelfcontrole

Diabetes mellitus en zelfcontrole. Diabetespoli

Zelfregulatie voor mensen met diabetes die meerdere malen per dag insuline spuiten

Insulinepomptherapie. Interne geneeskunde

Belangrijke veiligheidsinformatie over dapagliflozine alleen voor diabetes type 1

Kinderen met diabetes die een operatie ondergaan. Instructie voor ouders

Sporten met diabetes. Naar het ziekenhuis? Lees eerst de informatie op

Voorbereiding onderzoek voor diabetespatiënten

Pompdagboekje. Glucoin SPAAR JE GLUCOINS!

Aanpassen diabetesmedicatie tijdens laxeervoorbereiding met Kleanprep of Picoprep voor colonoscopie die vóór uur plaatsvindt

Zwangerschapsdiabetes. Diabetesteam IJsselland Ziekenhuis

Sporten met diabetes

Met Diabetes op de Kinderafdeling van het IJsselland Ziekenhuis. Kinderafdeling IJsselland Ziekenhuis

Individueel Transitieplan voor Ouders

Transcriptie:

Wat moet je doen bij een hypo of hyper? Deze folder is geschreven voor kinderen met diabetes en hun ouders/verzorgers. Als je diabetes hebt, zijn er een aantal belangrijke regels waar je naar moet handelen als je een hypo/hyper krijgt. In dit boekje kun je lezen wat je moet doen. Het is handig dit boekje altijd bij je te hebben! Heb je na het lezen van het boekje nog vragen? Stel die vragen dan aan je ouders, de kinderarts of de kinderdiabetesverpleegkundige. Bloedglucose prikken Het is normaal dat je bloedglucose een beetje schommelt in de loop van de dag. Wat moet je doen bij een hypo of hyper? 2 Bloedglucose prikken 2 Tabel 3 Hoe merk je dat je bloedglucose te hoog is? 3 Wat moet je doen als je bloedglucose te hoog is? 4 Als je bloedglucose duidelijk te hoog is moet je 5 méér doen! Maatregelen: 6 7 8 Hoe kun je merken dat je bloedglucose te laag is? 8 Wat moet je doen als je bloedglucose te laag is? 9 Noodgevallen 10 Wanneer moet je extra goed opletten? 11 Speciale maatregelen bij ziekte en stress 12 Speciale maatregelen bij koorts en braken 13 Vertel het aan mensen in je omgeving 14 Wat je altijd bij je moet hebben 14 Bereikbaarheid Kinderdiabetesteam 15 Bronvermelding 15 Nadat je gegeten hebt, stijgt je bloedglucose altijd. Ongeveer een tot anderhalf uur na de maaltijd is je bloedglucose het hoogst. Daarna zakt de bloedglucose weer. Als je diabetes hebt dan moet je regelmatig je bloedglucosespiegel controleren, zoals met je is afgesproken. Je moet ook meteen je bloedglucose controleren als je het gevoel hebt dat er iets niet in orde is. Op welke tijd je kunt prikken en wat dan de gewenste bloedglucosewaarde is, lees je in de tabel. De waarde van de bloedglucose wordt uitgedrukt in millimol per liter, of mmol/l. Als je ontdekt dat je bloedglucose afwijkt (hoger of lager dan in deze tabel staat), dan moet je dus actie ondernemen. Is je bloedglucose te hoog, lees dan wat je moet in hoofdstuk 4. Is je bloedglucose te laag, lees dan wat je moet doen in hoofdstuk 6. 1 2

Tabel Welke tijd? Wat is gewenst? s ochtends voor het ontbijt 4-6 mmol/l ± 1 ½ uur na het ontbijt 6-9 mmol/l Wat moet je doen als je bloedglucose te hoog is? Als je denkt dat je bloedglucose te hoog is, prik je eerst je bloedglucose. Meten is weten! Vergeet hierbij niet eerst je handen te wassen. In de tabel hieronder zie je wat je verder moet doen. Als je bloedglucose een klein beetje te hoog is, is het vrij eenvoudig: direct voor de lunch ±1 ½ uur na de lunch direct voor het avondeten 4-8 mmol/l 6-9 mmol/l 4-8 mmol/l Bloedglucose Actie Controle Te hoog, maar lager dan 15 mmol/l Ga minder eten en/of wat meer (rustig) bewegen Controleer na 2 à 3 uur opnieuw je bloedglucose ± 1 ½ uur na het avondeten 6-9 mmol/l rond 23.00 uur 7-9 mmol/l om 03.00 uur 's nachts opnieuw 's ochtends voor het ontbijt 3,5-7 mmol/l 4-6 mmol/l Als je bloedglucose dan boven de 10 mmol/l is of komt, geef je een correctiebolus volgens je regel van 100 schema of boluswizzard. Hieronder staat een regel voor correctiebolus beschreven. Hoe merk je dat je bloedglucose te hoog is? Als je bloedglucose te hoog is, krijg je last van dezelfde dingen die je ook had toen je nog niet behandeld werd voor diabetes. Je krijgt dorst, gaat veel drinken en moet dus ook veel plassen. Als je te veel vocht verliest, kun je zelfs uitdrogen. Als je bloedglucoses lang hoog blijven, ga je sneller ademhalen en krijg je rode blosjes op je wangen. Je wordt steeds suffer en kunt last krijgen van buikpijn en braken. Je adem en je urine ruiken vreemd. Dit heet een 'hyper' - dat is Latijn voor: 'te veel'. Regel van 100 correctiebolus 100 : EH dagtotaal (DT) aan insuline =..mmol/l bloedglucose daling op 1EH insuline Bijvoorbeeld bij een dagtotaal van 50 EH = 100 : 50 (DT) = 2 mmol/l bloedglucose daling op 1EH insuline Bijvoorbeeld bij een dagtotaal van 45 EH = 100 : 45 (DT) = 2.2 mmol/l bloedglucose daling op 1 EH insuline Tussen 20.00 uur en 8.00 uur minder correctiebolus geven! Jonge kinderen: Onder 4 jaar 120 : DT, tussen 8.00 uur 20.00 uur Onder 4 jaar 140 : DT, tussen 20.00 uur 8.00 uur Boven 4 jaar 100 : DT, tussen 8.00 uur 20.00 uur 3 4

Als je bloedglucose duidelijk te hoog is moet je méér doen! Allereerst de oorzaak achterhalen. Mogelijk pomp-oorzaken : naald: los/verstopt catheter: los/luchtbel/lekkage batterij leeg/defecte motor Overige oorzaken: te lage basaal snelheid te weinig gebolust of bolus vergeten insteekplaats: rood, geïnfecteerd meer koolhydraten gegeten dan gewoon ziekte/koorts menstruatiecyclus minder beweging stress Je hebt met een insulinepomp geen insulinevoorraad in je lijf, zoals iemand die langwerkende insuline spuit. Dit betekent dat je bij een pompof naaldprobleem in enkele uren ernstig kunt ontregelen (dit noemen we een ketoacidose). Het is dus erg belangrijk dat je direct aktie onderneemt op hoge bloedglucoses! Maatregelen: Bij pomp-oorzaak moet je het probleem verhelpen door de naald/infuusslang/ampul/batterij te vervangen. Wat je verder moet doen, lees je in onderstaande tabel. Bloedglucose Actie Ketonen? Zitten er geen ketonen in je Hoger dan 15 Controleer met de bloed en geeft de test dus 0 - mmol/l bloedketonen-meter of er 0.6 aan? Volg plan A, zie ketonen in je bloed zitten verderop in deze brochure. Zitten er wel ketonen in je bloed en geeft de test dus > 0,4 aan? Volg plan B, zie verderop in deze brochure. Wat zijn ketonen? Ketonen zijn een soort afvalstoffen. Ze ontstaan als je cellen te weinig glucose krijgen doordat er te weinig insuline is. De cellen gaan dan hun energie halen uit je vetten. Bij deze vetverbranding ontstaat afval die we ketonen noemen. Je kunt testen of je ketonen hebt door een druppeltje bloed op een speciale teststrip te doen in de Precision Xceed bloedglucosemeter. Van ketonen in je bloed kun je je behoorlijk ziek voelen. Je hebt vaak buikpijn, je kunt gaan braken en je kunt je erg misselijk voelen. De aanwezigheid van ketonen in het bloed en een hoge bloedglucosewaarde wordt vaak veroorzaakt door een tekort aan insuline. Braken is bellen! 5 6

Als er geen ketonen (meting is 0 0,6) in het bloed zitten, volg dan deze stappen: Als er wel ketonen in het bloed aanwezig zijn dan volg je deze instructie: PLAN B Ketonen positief PLAN A Stap 1 Stap 2 Ketonen negatief Bolus bij volgens je 100 regel schema of met behulp van de boluswizzard. Controleer na 1½ à 2 uur je bloedglucose. Ketonen < 0,6 mmol/l Ketonen 0,6-1,5 mmol/l Bloedglucose en ketonen elke 2 uur controleren. Bolus wat je gewend bent volgens je 100 regel schema, na vervangen van je infuusset. Infuusset vervangen, bolus het dubbele van wat je gewend bent, bloedglucose+ketonen na 1 uur controleren, bij onvoldoende effect, infusieset vernieuwen en bijspuiten met insulinepen 0.1EH/kg lichaamsgewicht, controle na 1 uur. Stap 3 Is je bloedglucose nog steeds hoger dan 15 mmol/l, herhaal dan stap 1, tenzij je bloedglucose meer dan 5 mmol/l gestegen is, vervang dan eerst je pompvulling, systeem en aansluitplaats. Na vervangen herhaal stap 1. Ketonen 1,5-3,0 mmol/l Risico op ontwikkelen ketoacidose. Infuusset vervangen en insuline met de pen bijspuiten 0.1EH/kg lichaamsgewicht en contact opnemen met kinderarts of kinderdiabetesverpleegkundige. Stap 4 Stap 5 Controleer na 1½ à 2 uur je bloedglucose opnieuw; controleer weer de ketonen in het bloed. Is je bloedglucose nog steeds hoger dan 15mmol/l, bel dan de kinderarts of de diabetesverpleegkundige. Ketonen > 3,0 mmol/l Ketoacidotische ontregeling; behandeling in ziekenhuis noodzakelijk! Contact opnemen met kinderarts of kinderdiabetesverpleegkundige. Als je moet braken, dan niet meer wachten maar altijd meteen bellen met de kinderarts of de LET OP: diabetesverpleegkundige. Braken en ketonen > 1,5 = bellen en overleggen met de kinderarts of de diabetesverpleegkundige. Hoe kun je merken dat je bloedglucose te laag is? Als je bloedglucose te laag is, kun je last krijgen van hartkloppingen, zweten, beven, bang en onrustig worden. Je kunt een hongergevoel krijgen en/of last van hoofdpijn hebben. Soms word je erg moe, ga je dubbel zien of word je suf. Als je bloedglucose verder daalt, kun je last krijgen van onwillekeurige spierbewegingen en je kunt erg boos worden. Soms kun je niet meer goed praten. Als er niets aan gedaan wordt, kun je bewusteloos raken. Dit heet een 'hypo' - dat is Latijn voor: 'te laag'. 7 8

Wat moet je doen als je bloedglucose te laag is? Zodra je denkt dat je een hypo krijgt, kun je een bloedglucose prikken om vast te kunnen stellen of je bloedglucose ook daadwerkelijk te laag is. Meten is weten. Bloedglucose Actie Eet nadat je een hypo met verschijnselen en een bloedglucose van minder dan 3,5 mmol/l hebt gehad altijd een boterham of een paar crackers. Zo voorkom je dat je bloedglucose opnieuw gaat dalen. Wanneer het tijd is voor je tussen- of hoofdmaaltijd, neem je die. Je kunt je na een hypo een tijdje erg moe voelen en last hebben van hoofdpijn, misselijkheid en braken. Je weet meestal niet precies meer wat er gebeurd is. Als je bloedglucose tussen 3,5 en 4 mmol/l is Als je bloedglucose tussen 3,0 en 3,5 mmol/l is Als je bloedglucose verder gedaald is dan 3,0 mmol/l. Eet een appel, koek of een boterham(10-15kh). als je wilde gaan eten, wacht dan niet langer. Neem direct 3 gr. Glucose per 10kg lichaamsgewicht, niet meer dan 20 gr. KH per keer. Controleer ná 20 minuten je bloedglucose (1 dextro = 3 gram glucose) Koppel je pomp los en neem 3 gr. glucose per 10 kg lichaamsgewicht, niet meer dan 20 gr. glucose per keer. Je koppelt de pomp weer aan als de bloedglucose na 20-40 minuten > 6 mmol/l is. (1 dextro = 3 gram glucose) Noodgevallen Als je een erge hypo hebt, dan kun je niet meer zelf slikken. In dat geval heb je hulp van iemand uit je omgeving nodig die Glucagon kan spuiten en die weet hoe dat moet. Ook dan moet de pomp los gekoppeld worden! Dosering Glucagon: Van 0-6 jaar : 0.25 mgr Van 6-12 jaar : 0.50 mgr Boven de 12 jaar: 1,0 mgr Als er geen Gucagon is of er zijn geen mensen in de buurt die dit kunnen spuiten, moet je omgeving het volgende doen : Je in de stabiele zijligging neerleggen 112 bellen Ze moeten vertellen dat je diabetes hebt Ze moeten bij je blijven totdat er hulp is gekomen 9 10

Wanneer moet je extra goed opletten? De bloedglucose kan door verschillende oorzaken dalen of stijgen. Je bloedglucose daalt als: je te weinig eet je te laat eet je meer beweegt dan normaal je teveel insuline bolust je verkeerd aanprikt/aansluit het buiten erg warm is je alcohol hebt gedronken je een warme douche of bad hebt genomen Je bloedglucose stijgt als: je te veel eet je minder beweegt dan normaal je te weinig insuline bolust je verkeerd aanprikt/aansluit je onder spanning staat je koorts hebt of pijn Spanning is soms moeilijk te herkennen. Je kunt bij 'spanning' denken aan spanning tijdens een examen of een ingrijpende gebeurtenis. Het kan ook om leuke spanning gaan, bijvoorbeeld een verjaardag of een feestje. Sommige meisjes hebben ook voor of tijdens de ongesteldheid een hogere bloedglucose. Bij koorts of pijn moet je de kinderarts bellen om advies (zie bladzijde 3). Zie ook hoofdstuk 8 en 9. Speciale maatregelen bij ziekte en stress Als je je niet prettig voelt, bijvoorbeeld als je ziek bent of als je last hebt van stress, dan ben je minder gevoelig voor insuline. Voor dezelfde hoeveelheid eten heb je dus meer insuline nodig. In de tabel hieronder staat wat je moet doen als je ziek bent of last hebt van stress, zonder koorts, diarree of overgeven. Eetlust? Actie Controle Eet je minder dan Bolus toch net zoveel Controleer je bloedglucose 1½ normaal? insuline als normaal! à 2 uur na de bolus Eet je wel redelijk Bolus 10% meer insuline Controleer je bloedglucose 1½ tot normaal? dan normaal. à 2 uur na de bolus Bij koorts moet je de basaalstand als volgt verhogen: bij 37.5-38.0 C zet je de basaal op 110 % bij 38.0-38.5 C zet je de basaal op 125 % bij 38.5-39.0 C zet je de basaal op 150 % bij 39.5-40.0 C zet je de basaal op 175 % boven de 40.0 C zet je de basaal op 200 % Als je bloedglucose niet goed is, dus niet tussen 3,5-15 mmol/l, dan moet je actie ondernemen. Bij te hoge bloedglucose volg je hoofdstuk 4, bladzijde 5, bij te lage bloedglucose volg je hoofdstuk 6. 11 12

Speciale maatregelen bij koorts en braken Dieetadvies bij ziekte en koorts Als je eetlust slecht is en gewoon eten niet goed lukt, probeer dan de benodigde koolhydraten binnen te krijgen in vloeibare vorm: bijvoorbeeld pap, vla of vruchtensap. Zorg dat je in ieder geval voldoende vocht binnenkrijgt, minstens anderhalve liter per dag en bij braken, diarree of koorts nog meer. Verder moet je bij koorts en braken het volgende doen: Controle? De uitslag? Actie Is de bloedglucose lager Controleer om de 1 à 2 Neem dan alvast 5 dan 5 mmol/l en geeft de uur je bloedglucose en gr/10kg druiven-suiker of test aan dat de ketonen om de 2-4 uur de maximaal 20 gr.kh en 'positief' (dus groter dan ketonen in je bloed. bel het diabetesteam. 0,6) zijn? Als je twijfelt of als je helemaal geen voedsel of drinken binnen kunt houden, bel dan meteen met de kinderarts of de diabetesverpleegkundige. Vertel het aan mensen in je omgeving Zorg dat mensen in je omgeving weten dat je diabetes hebt en zorg vooral dat voldoende mensen weten wat ze moeten doen als je een hypo krijgt en je zelf niet meer kunt eten of slikken. Thuis moeten ze weten hoe ze Glucagon moeten spuiten. Anderen moeten weten dat ze 112 moeten bellen en vertellen dat het om diabetes gaat. Je kunt daarbij bijvoorbeeld denken aan je familie, vrienden en kennissen of je sportleraar, je onderwijzer of leraar. Vul zelf ook je SOS-ketting of een informatiekaart in en zorg dat je die altijd draagt! Wat je altijd bij je moet hebben Als je diabetes hebt, moet je de volgende dingen altijd bij je hebben: Bloedglucoseprikmateriaal Insuline en injectiemateriaal Extra systeem / naaldje met aansluiting Extra gevulde flacon Bloedketonenmeter en strips Reservebatterij voor de pomp Druivensuiker of dextropurtabletten Glucagon als je op reis gaat en/of intensief sport Extra eten met voldoende koolhydraten (bijvoorbeeld als je gaat sporten) Altijd iets te eten als je op reis bent Let op: ook bij opname in het ziekenhuis moet je je eigen spullen meenemen!!!! 13 14

Bereikbaarheid Kinderdiabetesteam Bel tijdens kantooruren het telefonisch spreekuur (0512) 588 282 of 588 283 tussen 10.00 uur -10.45 uur Bel bij spoed tijdens kantooruren (0512) 588 270 en vraag naar de diabetesverpleegkundige. Kun je het diabetesteam niet bereiken of is het na 17.00 uur, weekend of feestdag? Bel dan naar de Kinderafdeling (0512) 588 460. Er wordt dan contact opgenomen met de dienstdoende kinderarts. Bronvermelding Ispad richtlijnen 2000 Ragnar Hanas Type 1 Diabetes, bij kinderen, adolescenten en jong volwassenen Met dank aan: Meander ziekenhuis, Amersfoort MCL Leeuwarden Antoniusziekenhuis Sneek 15 16