*HSXEOLFHHUGHEH]LQQLQJVWHNVWHQLQ 'RQ%RVFR'LJLWDDO MDDUJDQJ -1-
Don Bosco, groot feest mogen wij weldra vieren om je geboren worden, reeds lang geleden: haast 200 jaar. Die heel bijzondere verjaardag van jou willen we niet vergeten noch zomaar laten voorbijgaan. Met heel de congregatie, met de grote salesiaanse familie en met die wijdvertakte beweging van mensen, die op verschillende wijze werkzaam zijn voor het heil van de jeugd en in de pastorale zorg voor het gewone volk, bereiden wij die grote feestvreugde voor. Wereldwijd word je vanuit Valdocco aanwezig gebracht in tekens en beelden, verrijkt met relieken van je lichamelijk bestaan. Gods rechterhand deed grote dingen met jou, zijn arm heeft je sterk gemaakt om niet met slagen, maar met zachtheid en liefde van Jezus, de Goede Herder en met de moederlijke hulp van Maria vriend van mensen te worden, vooral van kleinen en jongeren: teken van de liefde en bijzondere zorg van God. Don Bosco, kom tot ons om die gloed van jouw bewogen worden opnieuw in ons te wekken. (ADC)
We hoeven niet 'groots en meeslepend' te leven om Jezus te kunnen volgen. Het onmogelijke wordt niet gevraagd. Wel mogen we smaakmakers zijn, mensen die net dat ietsje méér geven. Zoals zout bederf tegen gaat, zo mogen wij instaan voor mens en wereld. We worden geroepen om het leven te bewaren, om te werken aan een goede toekomst. We hoeven de barricaden niet op. We kunnen hier en nu echt mens zijn: zorgzaam, licht en warmte geven. Jullie zijn het licht voor de wereld. Jullie zijn het zout! Jezus vertrouwt het ons toe. Hij ziet iets in ons. We hoeven het niet alleen op te knappen. We mogen het samen doen. Hij vertrouwt erop dat we samen sterk staan. Klein kan heel veel, als we samen hand-in-hand gaan. Wim Holterman osfs 7
%%LLMMGGHH GGHH]]HHQQGGLLQQJJYYDDQQ :D WLVKH WHYDQJHOLHDQGHUV GDQGHJUDIIL WLYDQ*RG RSGHPXXUYDQGH PHQVHQJHVFKLHGHQLV *HHQ]ZDDU WKHRORJLVFKEHWRRJ PDD UN UH WHQHQ WHN HQV HHQYRXGLJ YROJRHGKHLG VRPVRQWURHUHQGQDwHI JHORRILQKHWOLFK WRQGDQN VGHGXLVWHUQLV JHORRILQGHPHQVRQGDQN VKHWEHHV W (HQPHQVGLH]LFKEHN HHUW HQJHORRIWLQKHWHYDQJHOLH LVQLHWVDQGHUVGDQHHQ WHN HQ RSGHPXXUYDQGHJHVFKLHGHQLV HHQN OHLQQDwHIWHN HQLQJHWMH HHQJUDI IL WR GD WYHUWHO WYDQEOLMGVFKDSLQYHUGULH W YDQULMN GRPLQDUPRHGH HQYDQYHUJHYLQJLQSODDWVYDQKDDW =RZHUN W*RGYH UGHU DDQ]LMQJUDIIL WL RSGHODQJHPXXUYDQRQ]HJHVFKLHGHQLV 1LHPDQG]LH WZDQQHHUHQQLHPDQGZHH WZDDURP 0DQX9HUKXOV W
(FFOBGHFCBLFOEUFSSFJO HFFOIPHFPNIFJOJOHFO HFFOCFXBLJOHNFUDBNFSBT PGXBQFOTPGNBDIUPGHFME.BBSXFMWFFSUJHEBHFO WFFSUJHXFLFOWFFSUJHKBBS OJFVXFXFHFOHBBO OJFVXMFWFOFSWBSFO OJFVXFWFSCPOEFOIFJE.FOTFOEJFIVOIBSUPQFOFOWPPSFMLBBS.FOTFOEJFJOIFUHFMBBUWBOEFBOEFS IVONFEFNFOTIFSLFOOFO.FOTFOEJFFDIUWFSCPOEFOHBBOMFWFO /JFUJLFOJLFOJL NBBSXJKTBNFOEJFCFXFHJOHNBLFO 0NEBUFDIUHSBBH[JFONBBSJOHFNFFOTDIBQLBO 0NEBUXFJOWFSCPOEFOIFJESFDIUWBBSEJHIFJENFFNBLFO 0NEBUXFJOPOTTBNFOMFWFOWPFMFOFOFSWBSFO XBUPOTFJHFOMFWFOCFXFFHU
Met Hem de berg bestijgen uit het dal van de duisternis, uit de dodende sleur van elke dag. Met Hem de hoogte zoeken en de ijle lucht: de nieuwe gedachten en de andere kijk. Door Hem de spanning aandurven tussen plicht en visioen, tussen wet en profeet, tussen vandaag en morgen. Bij Hem zijn en niet meer bidden, niets meer vragen, enkel weten en gelukkig zijn. Met Hem weer afdalen naar de vlakte, naar de zorg, het leed van elke dag. Maar zijn geheim bewaren in het hart om nooit te vergeten. Zijn Licht ontsteken om het nooit meer te doven.
Ze hadden het niet al te breed, geen wit gesteven boorden. Ze waren vissers, alle twaalf, een volk van weinig woorden. Ze hadden nog geen beeldbuis, geen flats, geen bungalowtjes. Ze stoeiden aan het blauwe meer, met wankele, houten bootjes. Geen DC-8, geen maanraket, geen auto en geen koets. Ze liepen op het witte strand en meestal barrevoets. Zo leefden zij, ze hadden niets: geen bad, geen telefoon, geen fiets. Maar in hun midden zat een man: daar hielden al die vissers van. Hij zocht het niet in telefoon en computers of in elektronen. Hij zocht het zonder valse schijn, in aardig voor elkaar te zijn. Hij had het over 'ander leven ', over vergeten en vergeven, over elkaar de hand toesteken, en over samen brood te breken. Hij zei gewoon: "Gij zult niet doden!" En daarmee hield Hij 't voor gezien. Hij had geen boeken vol geboden. Hij had er in totaal slechts tien. Maar toen de rijken en geleerden Hem hoorden, toen begon 't venijn. Het was bedrog wat Hij beweerde. Het leven mocht niet simpel zijn. Ze hebben Hem toen vastgegrepen. Ze hebben Hem de mond gesnoerd, het zware kruishout laten slepen en Hem naar Golgotha gevoerd. En het is nooit meer goed gekomen, want sinds men Hem heeft opgepakt, heeft men de liefde ons ontnomen, waarover Hij zo vurig sprak. Maar altijd blijft het heimwee hangen naar die eenvoudige Mensenzoon en altijd speur je nog 't verlangen naar Hem, die zelfs na al 't gehoon vanuit zijn laatste kracht nog fluistert: "Heer, vergeef hun wat ze doen." Altijd is er nog dat heimwee naar die ene man van toen. Toon Hermans
««ª «ª ««ª ª «««ª «7
Jezus presenteert zichzelf als een deur die openstaat. Hij schenkt ruimte aan God en mens. Hij biedt bevrijding en geborgenheid. Hij daagt uit tot onvoorwaardelijke liefde. Zo roept Hij mensen op om voor elkaar zo goed als God te zijn. Zijn stem klinkt na tot in onze dagen. Hij blijft uitnodigen. Hij wordt hoorbaar en zichtbaar in mensen die liefde uitstralen. Mensen die opkomen voor recht en vrijheid en die woorden van troost spreken: zij geven gehoor aan die stem. Zij openen deuren en geven zicht op leven, op toekomst. Ieder van ons wordt geroepen om mens te zijn in de geest van Jezus. Het is onze taak om deuren en ramen naar elkaar open te zetten. Wij mogen herders zijn voor elkaar: mensen die zorg dragen voor de ander en die uitdagen tot volgehouden liefde. Dat is onze roeping op grond van ons doopsel: de Kerk van Jezus opbouwen tot een liefdesverbond tussen mensen onderling en tussen mensen en God. Wim Holterman ofsf