DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Vergelijkbare documenten
VR DOC.1026/1

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie DE VLAAMSE REGERING,

19 FEBRUARI Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding bij adoptie

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1230/1TER

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

19 FEBRUARI Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bemiddeling, nazorg en inzage bij binnenlandse adoptie

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0282/1BIS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1387/1BIS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VOORSTEL VAN DECREET HOUDENDE DE REGELING VAN DE BINNENLANDSE ADOPTIE VAN KINDEREN

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0085/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1168/1BIS

IV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1498/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende het algemeen welzijnswerk;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

BISNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0161/1

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit:

VR DOC.1528/1BIS

VR DOC.1456/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 21 augustus 2017;

Adoptie Stap voor stap

VR DOC.0915/1BIS

VR DOC.0136/2

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0633/1BIS

Art. 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Handhavingsbesluit Baby s en Peuters van 11 december 2015.

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1450/2BIS

De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0134/1BIS

VR DOC.1167/1BIS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Subsidieoproep voor groepsgericht aanbod opvoedingsondersteuning door vrijwilligers, gericht op gezinnen met kinderen of jongeren met specifieke

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van de beroepstitel van vroedvrouw

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikel 170, 1;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0082/1BIS

VR DOC.0673/1

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, artikel 56, 61 en 88;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING. Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende de kinderopvangtoeslag en de kleutertoeslag

VR DOC.0309/2BIS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand

DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen versie van kracht op DE VLAAMSE REGERING,

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1281/1BIS

VR DOC.1186/1BIS

VR DOC.0184/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 december 2018;

DE VLAAMSE REGERING, Pagina 1 van 5

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0083/1BIS

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het Procedurebesluit van 9 mei 2014

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0394/1

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 juli 2016;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Adoptie Stap voor stap

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN, Gelet op het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0786/1BIS

Transcriptie:

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie Principiële goedkeuring 1. Situering 1.1 Situatieschets Het Vlaamse regeerakkoord bepaalt de organisatie van een Staten-Generaal over adoptie waarbij de overheden (en zeker ook de federale overheid) en stakeholders betrokken werden. Op 21 mei 2010 werd de Vlaamse Regering op de hoogte gebracht van de uitkomsten van deze Staten-Generaal en werden beleidsconclusies geformuleerd. Ondertussen werden deze beleidsconclusies teruggekoppeld naar de belangrijkste actoren op het terrein en werden ze verwerkt in het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen, hierna het decreet van 20 januari 2012. Er wordt in het decreet van 20 januari 2012 geopteerd voor de oprichting van een Steunpunt Adoptie. De taken van dit Steunpunt worden opgenomen in het decreet. In dit besluit worden de erkenningsvoorwaarden en voorschriften van dit Steunpunt en de diensten voor maatschappelijk onderzoek verder uitgewerkt, evenals de procedures i.v.m. de erkenning en subsidiëring. Er werd in het decreet van 20 januari 2012 ook gekozen voor het installeren van een instroombeheer. Het aantal mensen dat jaarlijks de voorbereidingscursus kan volgen wordt hierbij bepaald op basis van een rekenmodel. Zodoende wil men de kandidaat-adoptanten, zodra ze in de adoptieprocedure zijn gestapt, een redelijk perspectief bieden en binnen een aanvaardbare duurtijd een kindtoewijzing aanbieden. In dit rekenmodel zal rekening gehouden worden met internationale ontwikkelingen op het vlak van adoptie, de evoluties gelijklopend in de herkomstlanden, het aantal adopties van de voorbije jaren, het aantal open kanalen en de vooruitgangsrapportage inzake de kanaalonderzoeken. De regels van dit instroombeheer, worden vastgelegd in dit besluit. Pagina 1 van 17

1.2. Budgettaire implicaties In voorliggend besluit wordt de subsidiëring van de diensten voor maatschappelijk onderzoek gewijzigd (art. 37) en wordt er een Steunpunt Adoptie gesubsidieerd (art. 26). Daarnaast wijzigt de bijdrage die kandidaat-adoptanten betalen voor het volgen van de voorbereiding (art. 9 en 13). Er zijn bijgevolg budgettaire implicaties verbonden aan voorliggend besluit. De budgettaire gevolgen kunnen gedragen worden binnen het budget Adoptie voorzien in de begrotingskredieten van Kind en Gezin. 2. Toelichting bij de besluittekst Artikel 1 Dit artikel definieert een aantal algemene begrippen, die geregeld voorkomen in de tekst van het besluit. Artikel 2 Artikel 5 van het decreet van 20 januari 2012 bepaalt dat het Steunpunt Adoptie aan de kandidaat-adoptant, na het volgen van de voorbereiding, een attest geeft waaruit blijkt dat hij de voorbereiding gevolgd heeft. Het decreet bepaalt ook dat dit attest 1 jaar geldig is. Dit impliceert dat de kandidaat-adoptant binnen het jaar na uitreiking van het attest het verzoekschrift, vermeld in artikel 1231-27 van het Gerechtelijk Wetboek, ontvankelijk moet neerleggen op de griffie van de jeugdrechtbank. In dit artikel wordt vastgelegd waaruit deze voorbereiding bestaat voor de verschillende kandidaat-adoptanten. Voor elke kandidaat-adoptant zal de voorbereiding voortaan uit twee delen bestaan: een deel dat niet gevat wordt door het instroombeheer, namelijk het individueel gesprek of de informatiesessie, en een deel dat aanvangt na de doorverwijzing door het Vlaams Centrum voor Adoptie op basis van de parameters in artikel 3 van het besluit. Kandidaat-adoptanten voor intrafamiliale adoptie Kandidaat-adoptanten die reeds een kind interlandelijk geadopteerd hebben Andere kandidaatadoptanten Individueel gesprek Informatiesessie Informatiesessie Verdere voorbereiding voor intrafamiliale adoptie / Verdere voorbereiding Pagina 2 van 17

Artikel 3 Het Vlaams Centrum voor Adoptie zal jaarlijks, voor het einde van het eerste kwartaal, bepalen hoeveel kandidaat-adoptanten, die de informatiesessie hebben gevolgd, doorstromen naar de verdere voorbereiding. Om het instroombeheer zo transparant mogelijk te houden, werd een objectieve formule uitgewerkt op basis van de parameters vermeld in dit artikel. Hierdoor willen we bereiken dat kandidaat-adoptanten, die emotioneel en financieel investeren in een adoptieprocedure, een redelijke kans hebben om binnen de geldigheid van hun geschiktheidsvonnis een kind in hun gezin te kunnen opnemen. Naast deze berekening wordt er ook een jaarlijkse minimale doorstroom gegarandeerd. Dit om een complete stilstand van de adoptieprocedure te vermijden. Dit laat ons ook toe om gedurende het eerste kwartaal de berekening te maken op basis van de meest recente gegevens en tegelijk al een aantal kandidaat-adoptanten te laten doorstromen naar de voorbereiding. We bespreken hier de verschillende parameters die verwerkt zijn in de formule. 1. Het gemiddeld aantal aangekomen kinderen van de laatste twee jaar. Deze parameter is de belangrijkste in het geheel en het uitgangspunt van de formule. Om een flessenhals in de adoptieprocedure te vermijden is het noodzakelijk dat de doorstroom van kandidaat-adoptanten in de procedure wordt afgestemd op het aantal aangekomen kinderen. 2. Evoluties in de herkomstlanden waarmee een lopende samenwerking bestaat. Indien er zich in het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de berekening wordt gemaakt, evoluties voordoen in de kanalen waarmee wordt samengewerkt zal het aantal doorstromers op basis hiervan zoveel mogelijk worden aangepast. Zowel positieve als negatieve evoluties die betrekking hebben op de interlandelijke adoptie zullen in rekening gebracht worden. Wij denken hierbij aan verandering van wetgeving, natuurrampen, oorlog, verandering van beleid van de plaatselijke overheden dat een invloed heeft op interlandelijke adopties. Deze invloed kan zowel gaan om vermindering, vermeerdering, stopzetting of (her)start van de interlandelijke adoptie in het herkomstland. 3. De gemiddelde uitval van de laatste twee jaar. Gedurende de adoptieprocedure is er een bepaalde uitval. De ervaring leert dat, zowel tijdens als na de voorbereiding, een aantal kandidaat-adoptanten beslissen om niet verder te gaan, anderen krijgen geen geschiktheidsvonnis. Met deze uitval moet rekening gehouden worden in het bepalen van de jaarlijkse doorstroom van kandidaat-adoptanten. We berekenen de uitval tussen de start van de voorbereiding en de uitspraak van het geschiktheidsvonnis. Pagina 3 van 17

4. Eventueel bijkomende correcties op basis van aantoonbare evoluties die niet onder 1, 2 of 3 vallen. Het Vlaams Centrum voor Adoptie heeft de mogelijkheid om een bijkomende correctie door te voeren op basis van aantoonbare argumenten. Dit kan bijvoorbeeld gaan om de gemiddelde wachttijd voor kandidaat-adoptanten van bij de start van de voorbereiding tot aankomst kind. Wanneer deze sterk toe of afneemt zal logischerwijs het aantal doorstromers hieraan moeten worden aangepast. De kandidaat-adoptanten voor intrafamiliale adoptie worden niet gevat door het instroombeheer. Artikel 4 en 5 Voor elke kandidaat-adoptant is de aanmelding bij het Vlaams Centrum voor Adoptie de eerste stap in de adoptieprocedure. Bij kandidaat-adoptanten voor een intrafamiliale adoptie wordt de informatiesessie gegeven in de vorm van een individueel gesprek. Binnen de drie maanden na zijn aanmelding wordt de kandidaat-adoptant voor intrafamiliale adoptie uitgenodigd voor een individueel gesprek bij het Vlaams Centrum voor Adoptie. Tijdens dit gesprek wordt de specifieke situatie van de kandidaat-adoptant bekeken en worden de voorwaarden van de Belgische wetgeving en het herkomstland uitgelegd. Artikel 6 en 7 Voor elke kandidaat-adoptant is de aanmelding bij het Vlaams Centrum voor Adoptie de eerste stap in de adoptieprocedure. Het Vlaams Centrum voor Adoptie verwijst elke kandidaat-adoptant voor nietintrafamiliale adoptie door naar het Steunpunt Adoptie voor het volgen van een informatiesessie. Binnen de drie maanden na deze doorverwijzing wordt de kandidaat-adoptant uitgenodigd voor een informatiesessie door het Steunpunt Adoptie. Het is de bedoeling dat de kandidaat-adoptanten na het volgen van de informatiesessie een geïnformeerde keuze kunnen maken over de voortzetting van hun adoptieproject. De kandidaat-adoptanten betalen hiervoor een bijdrage van 25 euro aan het Vlaams Centrum voor Adoptie. Artikel 8 en 9 De kandidaat-adoptant voor intrafamiliale adoptie bevestigt, na het individueel gesprek, schriftelijk aan het Vlaams Centrum voor Adoptie dat hij verder wil gaan met de voorbereiding. Voor het volgen van de verdere voorbereiding voor intrafamiliale adoptie wordt een bijdrage van 250 euro gevraagd aan de kandidaat-adoptant. Na ontvangst van dit bedrag, verwijst het Vlaams Centrum voor Adoptie de kandidaat-adoptant door Pagina 4 van 17

naar het Steunpunt Adoptie. De verdere voorbereiding voor intrafamiliale adoptie wordt gegeven door het Steunpunt Adoptie, binnen een redelijke termijn na de doorverwijzing door het Vlaams Centrum voor Adoptie. De bijdrageregeling wordt besproken onder artikel 13. Artikel 10 De kandidaat-adoptanten die reeds een kind interlandelijk geadopteerd hebben, moeten de verdere voorbereiding niet nog eens volgen. Artikel 11 De verdere voorbereiding voor intrafamiliale adoptie duurt minimum zes uur. De verdere voorbereiding voor intrafamiliale adoptie is aanzienlijk korter dan de verdere voorbereiding voor een ongekend kind. Dit heeft twee redenen, enerzijds hebben zij reeds een individueel gesprek achter de rug waarin de mogelijkheden en moeilijkheden van hun situatie en de te doorlopen procedure reeds werden toegelicht en anderzijds zijn er een aantal onderwerpen uit de verdere voorbereiding niet van toepassing aangezien het om een kind gaat dat de banden met zijn familie behoudt. Dit artikel bepaalt verder welke onderwerpen minstens aan bod komen tijdens de verdere voorbereiding voor intrafamiliale adoptie. Al deze onderwerpen worden benaderd vanuit de adoptiedriehoek: geboorteouders, geadopteerden en adoptieouders. Artikel 12 Na het volgen van de informatiesessie krijgen de kandidaat-adoptanten een termijn van 60 kalenderdagen om aan het Vlaams Centrum voor Adoptie schriftelijk te bevestigen dat ze verder willen gaan met de voorbereiding. Artikel 13 Na betaling van de bijdrage van 250 euro worden de kandidaat-adoptanten op basis van de datum van aanmelding chronologisch doorverwezen. Het maximum aantal kandidaat-adoptanten dat jaarlijks wordt doorverwezen, wordt berekend op basis van de principes van het instroombeheer. De verdere voorbereiding wordt gegeven door het Steunpunt Adoptie, binnen een redelijke termijn na de doorverwijzing door het Vlaams Centrum voor Adoptie. In de toekomst zal naast de bijdrage voor de informatiesessie, een bijdrage van 250 euro gevraagd worden aan de kandidaat-adoptanten voor het volgen van de verdere voorbereiding. Onder de huidige regelgeving wordt er slechts een bijdrage van 25 euro gevraagd voor het geheel van de voorbereiding, dit wil zeggen voor de informatiesessie en de verdere voorbereiding. De huidige bijdrage is zeer laag, zeker wanneer we vergelijken met andere Europese landen. Vandaar dat we dit bedrag optrekken. Pagina 5 van 17

Artikel 14 De kandidaat-adoptanten die reeds een kind interlandelijk geadopteerd hebben, worden ook gevat door het instroombeheer maar moeten de verdere voorbereiding niet nog eens volgen. De veranderde omstandigheden in de herkomstlanden of het adoptielandschap zullen meegegeven worden in de informatiesessie. Artikel 15 en 16 De verdere voorbereiding voor niet-intrafamiliale adoptie duurt minimum 24uur. Artikel 15 bepaalt welke onderwerpen minstens aan bod komen tijdens de verdere voorbereiding. Al deze onderwerpen worden benaderd vanuit de adoptiedriehoek: geboorteouders, geadopteerden en adoptieouders. Artikel 17 Er zal één Steunpunt Adoptie erkend worden voor een hernieuwbare periode van minimaal twee en maximaal vijf jaar. Dit neemt niet weg dat de activiteiten van het Steunpunt Adoptie op verschillende locaties kunnen plaatsvinden. De procedures in verband met de erkenning, worden geregeld in hoofdstuk 6 van dit besluit. Artikel 18 In dit besluit wordt, in navolging van de aanbevelingen in de studie van professor Johan Put inzake het overheidsinstrumentarium in de zorgsector, een onderscheid gemaakt tussen erkenningsvoorwaarden dit zijn de voorwaarden waaraan een voorziening moet voldoen op het ogenblik dat de erkenning wordt aangevraagd - en de erkenningsvoorschriften de voorwaarden om de erkenning te behouden. In dit artikel staan de voorwaarden om erkend te worden als Steunpunt Adoptie. Artikel 19 In dit artikel staat het overzicht van de erkenningsvoorschriften, dit zijn de bepalingen om erkend te blijven of opnieuw erkend te worden als Steunpunt Adoptie. Artikel 20 Het Steunpunt Adoptie treedt op als een aanspreekpunt inzake nazorg bij adoptie. Ze voorziet in een laagdrempelig ondersteuningsprogramma inzake nazorg voor alle adoptiebetrokkenen. Zij verstrekken advies op vraag onder andere adoptiegezinnen, geadopteerden enz., voorzien in een kortlopende ondersteuning en verwijzen, indien nodig, gericht door naar gespecialiseerde adoptiealerte hulpverlening. Ze kunnen hiervoor een financiële bijdrage vragen, zoals vermeld in artikel 29. Pagina 6 van 17

Artikel 21 Dit houdt onder meer in dat het Steunpunt Adoptie: - regelmatig en regionaal vormingsavonden over adoptie aanbiedt aan alle bij adoptie betrokken partijen - regelmatig relevante opleidingen organiseert voor medewerkers van de diensten voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie en de adoptiediensten - vorming aanbiedt op vraag van welzijns- en hulpverleningsorganisaties met oog op het adoptiealert maken van hulpverleners - op vraag van het Vlaams Centrum voor Adoptie een vorming uitwerkt voor bijvoorbeeld de jeugdrechtbanken. Ze kunnen hiervoor een financiële bijdrage vragen, zoals vermeld in artikel 29. Artikel 22 Aangezien het werk van vrijwilligers in het verleden reeds heeft bewezen een grote meerwaarde te betekenen voor alle bij adoptie betrokken partijen, willen we deze werking verankeren in het Steunpunt Adoptie. Artikel 23 Het Steunpunt Adoptie moet minstens bij de aanwerving van nieuwe medewerkers een uittreksel uit het strafregister type 2 opvragen. Het Steunpunt Adoptie is niet verplicht om dit document te bewaren, een aanduiding in het personeelsdossier kan volstaan. In dit artikel wordt de mogelijkheid gelaten voor het Steunpunt Adoptie om een uittreksel vaker op te vragen. Artikel 24 Het Steunpunt Adoptie bezorgt Kind en Gezin jaarlijks, ten laatste op 31 maart een inhoudelijk jaarverslag. Dit artikel bepaalt wat er minstens moet worden opgenomen in dit jaarverslag. Artikel 25 De uitwerking van het kwaliteitsdecreet gebeurt in het Ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in het Steunpunt Adoptie en de diensten voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie. Artikel 26 Het Steunpunt Adoptie ontvangt een subsidie voor personeels- en werkingskosten van 500.000 euro. Het bedrag vermeld in dit artikel wordt jaarlijks geïndexeerd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 71 van voorliggend besluit. Voorliggend besluit maakt werk van de integratie van voorbereiding en nazorg in één Steunpunt Adoptie, in overeenstemming met het decreet van 20 januari 2012. Dit verschilt van het voorgaande kader, geregeld door het decreet van 15 juli 2005 Pagina 7 van 17

tot regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen en het uitvoeringsbesluit van 23 september 2005 betreffende de interlandelijke adoptie, waar twee voorbereidingscentra (art. 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005) en één Steunpunt Nazorg Adoptie (art. 21 van het decreet van 15 juli 2005) erkend en gesubsidieerd worden. In het stakeholdersoverleg, vermeld in de situatieschets (infra, 1.1.), wordt geopteerd voor een maximale valorisatie van bestaande expertise. Derhalve komt het subsidiebedrag vermeld in artikel 26 tot stand in overeenstemming met de middelen die de voorbije jaren geïnvesteerd werden op het vlak van voorbereiding en nazorg. Die laatste gaan ter illustratie in de tabel hieronder. Raming 2012 Totaal 2011 Totaal 2010 Steunpunt Nazorg 183.240,00 180.072,88 158.616,07 Voorbereidingscentra 324.245,85 336.411,27 313.085,47 507.485,85 516.484,15 471.701,54 Artikel 27 Dit artikel regelt de uitbetaling van het voorschot en de verrekeningen voor het saldo. De uitbetaling van de subsidie kan geheel of gedeeltelijk opgeschort worden wanneer een aanmaning bezorgd wordt aan het Steunpunt Adoptie. Wanneer deze maatregel genomen wordt, moet deze vermeld worden in de aanmaning. Artikel 28 Deze regelgeving beoogt een optimale besteding van beschikbare middelen. Optimale besteding van middelen impliceert dat het Steunpunt Adoptie de hen toegekende middelen zo effectief mogelijk inzet. Artikel 29 Er worden i.v.m. de boekhouding geen extra verplichtingen opgelegd dan degene in de toepasselijke regelgeving. Artikel 30 Het Steunpunt Adoptie moet tenminste 70% van zijn subsidie-enveloppe besteden aan personeelskosten. Dit artikel bepaalt wat onder personeelskosten verstaan wordt. In functie van artikel 31 is deze bepaling ook belangrijk, aangezien het de kans op overdreven reservevorming verkleint. Artikel 31 en 32 De nieuwe regelgeving zal eveneens de mogelijkheid bieden om reserves aan te leggen. Onder reserve wordt het overschot verstaan dat ontstaat wanneer de reële uitgaven van het Steunpunt Adoptie in een boekjaar, lager liggen dan de ontvangen subsidies van Kind en Gezin voor dat boekjaar. De reserve moet Pagina 8 van 17

aangewend worden voor dezelfde doeleinden en onder dezelfde voorwaarden als de subsidie. Het spreekt voor zich dat subsidies van andere entiteiten en giften niet onder deze bepaling vallen. Er wordt een maximumbedrag aan reservevorming bepaald. De totale reserves die het Steunpunt Adoptie heeft opgebouwd sedert 1 januari 2013, mag niet hoger zijn dan de jaarsubsidie die het Steunpunt Adoptie ontvangt van Kind en Gezin. Jaarlijks kan er maximaal met een overschot van 50% van de jaarsubsidie, die het Steunpunt Adoptie ontvangt van Kind en Gezin, reserves worden opgebouwd. Indien er meer reserves worden opgebouwd, wordt het bedrag in meer teruggestort aan Kind en Gezin. Als het Steunpunt Adoptie zijn erkenning verliest, worden de opgebouwde reserves die overblijven na aftrek van ontslagpremies en kosten, integraal teruggestort aan Kind en Gezin. Het is het Steunpunt Adoptie niet toegestaan te beleggen in effecten, fondsen of andere waardepapieren zonder kapitaalgarantie. Artikel 33 Kind en Gezin erkent één dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie per werkgebied. Dit neemt niet weg dat de activiteiten van de dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie op verschillende locaties kunnen plaatsvinden. De erkenning zal toegekend worden voor een duur van minimaal twee en maximaal vijf jaar. Onder de huidige regelgeving zijn er vijf diensten voor maatschappelijk onderzoek erkend. Dit besluit brengt dit aantal terug naar drie erkende diensten: één per werkingsgebied. Hierdoor worden de teams groter, kunnen schommelingen in het aantal dossiers worden opgevangen, is stabiliteit en een professionele teamwerking beter gegarandeerd net zoals de multidisciplinaire aanpak bij onvoorziene uitval van een werknemer. De werkingsgebieden werden afgebakend op basis van geografische spreiding en het aantal tussenvonnissen in de verschillende provincies. Hieronder gaat een tabel met het aantal tussenvonnissen per provincie vanaf 2006. Vanaf 2010 wordt er een onderscheid gemaakt tussen reguliere maatschappelijke onderzoeken (G) en maatschappelijke onderzoeken tot verlenging van het geschiktheidsvonnis (V). Deze laatsten worden gesubsidieerd voor drie vierde van een regulier maatschappelijk onderzoek. We laten ze bijgevolg voor 75% meetellen in onderstaande tabel. Aantal per provincie G V Totaal Totaal % Antwerpen 687 19 701,25 27% Brabant/ Brussel 644 19 658,25 25% Limburg 357 16 369 14% Oost-Vlaanderen 550 12 559 21% West-Vlaanderen 333 10 340,5 13% TOTAAL 2571 76 2628 100% Pagina 9 van 17

Artikel 34 In dit besluit wordt, in navolging van de aanbevelingen in de studie van professor Johan Put inzake het overheidsinstrumentarium in de zorgsector, een onderscheid gemaakt tussen erkenningsvoorwaarden dit zijn de voorwaarden waaraan een voorziening moet voldoen op het ogenblik dat de erkenning wordt aangevraagd - en de erkenningsvoorschriften de voorwaarden om de erkenning te behouden. Om erkend te worden moeten de diensten voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie voldoen aan de erkenningsvoorwaarden uit het decreet van 20 januari 2012 en moeten ze beschikken over een multidisciplinair team. De vereiste van het multidisciplinair team werd opgenomen in functie van de kwaliteit van de onderzoeken en om de interbeoordelingsbetrouwbaarheid te verhogen. Artikel 35 Om erkend te blijven of opnieuw erkend te worden moeten de diensten voor maatschappelijk onderzoek voldoen aan de bepalingen van dit artikel. Elke dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie bezorgt Kind en Gezin jaarlijks, ten laatste op 31 maart een inhoudelijk jaarverslag. Dit artikel bepaalt wat er minstens moet worden opgenomen in dit jaarverslag. Artikel 36 De uitwerking van het kwaliteitsdecreet gebeurt in het Ministerieel besluit betreffende de kwaliteitszorg in het Steunpunt Adoptie en de diensten voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie. Artikel 37 Elke dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie ontvangt een basissubsidie voor personeels- en werkingskosten van 286.000 euro. Zolang een dienst voor maatschappelijk onderzoek erkend is door Kind en Gezin en voldoet aan de subsidievoorschriften in artikel 39 tot 43 van dit besluit, behoudt het zijn recht op een subsidie. De basissubsidie van 286.000 euro is gebaseerd op de teamsamenstelling opgenomen in artikel 34 van voorliggend besluit. Hierin wordt gesteld dat het team minimaal moet worden samengesteld uit twee psychologen en twee maatschappelijke assistenten. Door een team te subsidiëren en niet per dossier willen we de professionaliteit en de stabiliteit van een team garanderen onafhankelijk van het aantal dossiers dat jaarlijks zal moeten afgewerkt worden. Om een goede doorstroom van de kandidaat-adoptanten door deze fase te bekomen, moeten deze teams steeds beschikbaar zijn om elk dossier binnen de wettelijke termijn te kunnen afwerken. Voor de samenstelling van de basissubsidie gaan we er hier vanuit dat het team idealiter (inclusief de coördinator) bestaat uit vier voltijds equivalenten (VTE), Pagina 10 van 17

waarvan twee VTE maatschappelijk assistenten (MV1 van PC 319.01) en twee VTE psychologen (L1 van PC 319.01). Gelet op de huidige gemiddelde anciënniteit van de medewerkers van de diensten voor maatschappelijk onderzoek die onder het decreet van 15 juli 2005 erkend worden gemiddeld 14,72 jaar in 2011 baseren we ons voor de subsidieberekening op een anciënniteit van 15 jaar. Als werkingskosten nemen we 15% van de personeelskosten. Dit geeft, aan het huidige barema van PC 319.01, het volgende resultaat: VTE in basisteam Functie Barema Anciënniteit Loonkost volgens VTE in basisteam Werkingskosten (15%) Basissubsidie 2 Psycholoog L1 15 139.415,10 20.912,26 160.327,36 2 MA MV1 15 108.586,00 16.287,90 124.873,90 4 totaal 285.201,26 Dit bedrag, naar boven afgerond, geeft ons een basissubsidie van 286.000 euro. Met deze subsidie kan een dienst voor maatschappelijk onderzoek 88 maatschappelijke onderzoeken uitvoeren. Daarbij merken we op dat de onderzoeken vermeld in artikel 37 3 slechts voor 75% worden aangerekend. Voor elk bijkomend onderzoek bovenop de 88 dossiers gevat onder de basissubsidie ontvangt de dienst voor maatschappelijk onderzoek een extra subsidie van 3.250 euro. Dit bedrag is afgeleid door de basissubsidie te delen door 88 wat een concreet resultaat geeft van 3.241 euro. De bedragen vermeld in dit artikel worden jaarlijks geïndexeerd in overeenstemming met de bepalingen van artikel 71 van voorliggend besluit. Artikel 38 Dit artikel regelt de uitbetaling van het voorschot en de eventuele bijkomende subsidies. De uitbetaling van de subsidie kan geheel of gedeeltelijk opgeschort worden wanneer een aanmaning bezorgd wordt aan de dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie. Wanneer deze maatregel genomen wordt, moet deze vermeld worden in de aanmaning. Artikel 39 Deze regelgeving beoogt een optimale besteding van beschikbare middelen. Optimale besteding van middelen impliceert dat de diensten voor maatschappelijk onderzoek de hen toegekende middelen zo effectief mogelijk inzet. Artikel 40 Er worden i.v.m. de boekhouding geen extra verplichtingen opgelegd dan degene in de toepasselijke regelgeving. Pagina 11 van 17

Artikel 41 De diensten voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie moeten tenminste 70% van zijn subsidie-enveloppe besteden aan personeelskosten. Dit artikel bepaalt wat onder personeelskosten verstaan wordt. In functie van artikel 42 is deze bepaling ook belangrijk, aangezien het de kans op overdreven reservevorming verkleint. Artikel 42 en 43 De nieuwe regelgeving zal eveneens de mogelijkheid bieden om reserves aan te leggen. Onder reserve wordt het overschot verstaan dat ontstaat wanneer de reële uitgaven van een dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie in een boekjaar, lager liggen dan de ontvangen subsidies van Kind en Gezin voor dat boekjaar. De reserve moet aangewend worden voor dezelfde doeleinden en onder dezelfde voorwaarden als de subsidie. Het spreekt voor zich dat subsidies van andere entiteiten en giften niet onder deze bepaling vallen. Er wordt een maximumbedrag aan reservevorming bepaald. De totale reserves die een dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie heeft opgebouwd sedert 1 januari 2013, mag niet hoger zijn dan de jaarsubsidie die de dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie ontvangt van Kind en Gezin. Jaarlijks kan er maximaal met een overschot van 50% van de jaarsubsidie, die de dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie ontvangt van Kind en Gezin, reserves worden opgebouwd. Indien er meer reserves worden opgebouwd, wordt het bedrag in meer teruggestort aan Kind en Gezin. Als de dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie zijn erkenning verliest, worden de opgebouwde reserves die overblijven na aftrek van ontslagpremies en kosten, integraal teruggestort aan Kind en Gezin. Het is de diensten voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie niet toegestaan te beleggen in effecten, fondsen of andere waardepapieren zonder kapitaalgarantie. Artikel 44, 45 en 46 Kind en Gezin doet het toezicht op de naleving van de bepalingen in dit besluit, dit gaat zowel over de inhoudelijke aspecten als over de correcte besteding van de toegekende subsidies. De voorzieningen verlenen hun medewerking aan de uitoefening van dit toezicht. De controle gebeurt zowel op stukken als ter plaatse. Kind en Gezin doet de controle op stukken, het baseert zich hiervoor op het inhoudelijk en financieel verslag die elk jaar moeten bezorgd worden door het Steunpunt Adoptie en de diensten voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie. Zorginspectie doet de controle ter plaatse, de personeelsleden van Zorginspectie hebben daarvoor toegang tot de boekhouding en alle relevante documenten. Pagina 12 van 17

Artikel 47 Conform het koninklijk besluit van 27 september 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 juni 2003 betreffende de vereenvoudigde boekhouding van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen, moeten de voorzieningen de bewijsstukken 7 jaar ter plaatse bewaren. Artikel 48 Dit artikel bepaalt welke elementen minstens moeten opgenomen worden in de aanvraag tot erkenning. Deze aanvraag bezorgen aan Kind en Gezin met een aangetekende brief of tegen ontvangstbevestiging is de eerste stap in de procedure tot het verkrijgen van een erkenning. Artikel 49 Kind en Gezin onderzoekt binnen 30 kalenderdagen, na ontvangst van een aanvraag tot erkenning, de ontvankelijkheid van de aanvraag en brengt de aanvrager hiervan op de hoogte. Bij ontvangst begint ook de termijn van drie maanden, die Kind en Gezin heeft om een aanvraag te behandelen, te lopen. Artikel 50 Kind en Gezin kan, indien nodig, aanvullende informatie vragen aan de aanvrager van een ontvankelijke aanvraag. De termijn van drie maanden, waarbinnen Kind en Gezin een beslissing moet nemen over de aanvraag, wordt in dit geval geschorst voor maximum 15 kalenderdagen. Indien de aanvrager geen aanvullende informatie bezorgd aan Kind en Gezin binnen de 15 kalenderdagen, dan neemt Kind en Gezin een voorgenomen beslissing zonder aanvullende informatie. Artikel 51,52 en 53 Het gemotiveerd voornemen tot erkenning of tot weigering van de erkenning wordt door Kind en Gezin genomen op basis van de bereikbaarheid en ligging van de voorziening, op basis van de motivering van de aanvraag door de aanvrager en op basis van het ingediende beleidsplan. Kind en Gezin brengt de aanvrager op de hoogte van de voorgenomen beslissing. De aanvrager heeft 30 kalenderdagen de tijd om beroep aan te tekenen tegen deze voorgenomen beslissing. Indien er geen beroep wordt aangetekend binnen deze termijn, krijgt de voorgenomen beslissing van rechtswege een definitief karakter. Artikel 54 en 55 De procedure tot hernieuwing van de erkenning verloopt hetzelfde als de procedure tot het verkrijgen van een erkenning. Enige verschil is de inhoud van de Pagina 13 van 17

aanvraag die bezorgd moet worden aan Kind en Gezin. De elementen die in de aanvraag minstens moeten opgenomen worden, staan in artikel 57. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning dient uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de lopende erkenning te worden ingediend bij Kind en Gezin. Artikel 56 en 57 Indien het Steunpunt Adoptie of een dienst voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie niet meer voldoet aan de erkenningsvoorschriften in dit besluit, kan Kind en Gezin de erkenning intrekken. Hierbij zal een procedure gevolgd worden, waarbij conform aan het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin eerst een intentie tot intrekking wordt uitgesproken. Dit gebeurt onder de vorm van een aanmaning, die door middel van een aangetekende zending of bij deurwaardersexploot bezorgd wordt aan de voorziening. Deze procedure wordt niet gevolgd wanneer de grondrechten van de cliënten in het gedrang zijn. Dan kan er overgegaan worden tot onmiddellijke intrekking van de erkenning. Artikel 58, 59 en 60 Indien de voorziening de tekorten, vermeld in de aanmaning, niet binnen de vooropgestelde termijn heeft weggewerkt, dan neemt Kind en Gezin een voorgenomen beslissing tot intrekking van de erkenning. Hiertegen kan de betrokken voorziening beroep aantekenen, deze mogelijkheid wordt ook vermeld in de voorgenomen beslissing. Kind en Gezin brengt de voorziening op de hoogte van de voorgenomen beslissing. De voorziening heeft 30 kalenderdagen de tijd om beroep aan te tekenen tegen deze voorgenomen beslissing. Indien er geen beroep wordt aangetekend binnen deze termijn, krijgt de voorgenomen beslissing van rechtswege een definitief karakter. Artikel 61, 62 en 63 De voorziening kan beroep aantekenen tegen de voorgenomen beslissingen vermeld in artikel 61. De voorziening heeft 30 kalenderdagen om het beroepschrift met minstens de elementen uit artikel 63 te bezorgen aan Kind en Gezin. Het beroepschrift moet met een aangetekende zending of door afgifte worden bezorgd aan Kind en Gezin. Artikel 64 en 65 Deze artikelen zijn conform artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- Pagina 14 van 17

en welzijnsaangelegenheden. Kind en Gezin heeft na ontvangst van een beroepschrift 15 kalenderdagen tijd om te onderzoeken of het beroepschrift ontvankelijk is, de aanvrager hiervan op de hoogte te brengen en het beroepschrift samen met het volledige administratieve dossier en eventuele verweermiddelen aan de adviserende beroepscommissie te bezorgen. Tegelijkertijd stuurt Kind en Gezin een kopie van het beroepschrift naar de minister. Artikel 66 Hoofdstuk II en III van het huidig besluit worden opgeheven. Artikel 67 Het decreet van 20 januari 2012 treedt ten laatste op 1 januari 2013 in werking. In dit decreet wordt bepaald dat de voorbereidingsattesten nog slechts één jaar geldig zijn. De attesten die onder de huidige regelgeving uitgereikt werden, waren onbeperkt geldig. Deze bepaling zorgt ervoor dat vanaf 2014 iedereen een voorbereidingsattest heeft met een geldigheid van één jaar. Dit is van belang in kader van het instroombeheer, om de doorstroom te kunnen bepalen. Artikel 68 De huidige erkenning van de voorbereidingscentra loopt af op 31 december 2012. Hun taken zullen in de toekomst opgenomen worden door het Steunpunt Adoptie. Artikel 69 De huidige erkenning van de diensten voor maatschappelijk onderzoek inzake interlandelijke adoptie loopt af op 30 juni 2013. Dit artikel bepaalt de subsidie die de diensten krijgen voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 30 juni 2013. Artikel 70 Het instroombeheer, als vermeld in artikel drie, treedt in werking vanaf 1 januari 2014. Voor 2013 wordt het aantal doorstromers bepaald op basis van gedeeltelijk andere criteria. Tot eind 2012 wordt de voorbereiding immers gegeven op basis van de bepalingen in het huidig besluit, dus zonder instroombeheer. Dit zorgt ervoor dat er eind 2012 kandidaat-adoptanten zullen zijn die de voorbereiding hebben afgerond maar nog niet op een wachtlijst bij een adoptiedienst staan. Opdat het instroombeheer optimaal zou kunnen werken, is het nodig dat deze groep mensen toegang krijgen tot een wachtlijst bij een adoptiedienst, alvorens er nieuwe kandidaat-adoptanten hun voorbereiding afronden. Artikel 71 De bedragen, vermeld in dit besluit zullen de evolutie van het gezondheidsindexcijfer volgen. Pagina 15 van 17

Artikel 72 Dit artikel regelt de inwerkingtreding van dit besluit. Artikel 73 Dit artikel behoeft geen commentaar. 3. Wetgevingstechnisch- taaladvies Het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering, dat als bijlage gaat, is aangepast volgens wetgevingstechnisch en taalkundig advies met volgnummer 9362 van 11 mei 2012. 4. Advies van de Inspectie van Financiën De Inspectie van Financiën verleende op 30 mei 2012 een gunstig advies aan voorliggend voorontwerp van besluit. 5. Begrotingsakkoord Het akkoord van de Vlaamse Minister van Begroting werd gegeven op. 6. Weerslag op personeelskader en personeelsbudgetten Het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op het personeelsbestand en op het personeelsbudget, zodat het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, niet vereist is. 7. Weerslag op lokale besturen a) personeel: het voorstel heeft geen weerslag op gebied van personeelsinzet; b) werkingsuitgaven: het voorstel heeft geen weerslag op de lopende uitgaven; c) investeringen en schuld: het voorstel heeft geen investeringen als gevolg; d) ontvangsten: het voorstel resulteert niet in bijkomende ontvangsten; e) conclusie: het voorstel heeft geen weerslag op de werking van de lokale besturen. 8. Reguleringsimpactanalyse (RIA) De reguleringsimpactanalyse is niet vereist. Het opmaken van een Joker-toets is niet verplicht voor het opmaken van een besluit van de Vlaamse Regering. Pagina 16 van 17

9. Raad van State Na principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering zal het advies van de Raad van State aangevraagd worden. 10. Voorstel van beslissing De Vlaamse Regering beslist: 1. haar principiële goedkeuring te hechten aan het voorontwerp van besluit van de Vlaamse Regering betreffende de voorbereiding en de nazorg bij interlandelijke adoptie; 2. de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, te gelasten over voornoemd voorontwerp van besluit het advies in het winnen van de Raad van State, met verzoek het advies mee te delen binnen een termijn van dertig dagen, zoals bepaald in artikel 84, 1, eerste lid, 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Jo VANDEURZEN Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Pagina 17 van 17