Externe kwaliteitszorg in het hoger onderwijs: voorstel vereenvoudiging en overgang naar een meer geïntegreerd systeem

Vergelijkbare documenten
nr. 120 van TINE SOENS datum: 25 november 2014 aan HILDE CREVITS

Standpunt van de VLIR betreffende de visitatie van het onderwijs aan de universitaire instellingen in Vlaanderen

Advies over de aanpassingen aan het kwaliteitszorgsysteem hoger onderwijs

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Kwaliteitscode - Vlaanderen

Biomedisch Onderwijs in de weegschaal

INSTELLINGSREVIEW

Kwaliteitszorg en accreditatie

Voorontwerp van decreet houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

Nieuw accreditatiestelsel: de opleidingsbeoordeling

INSTELLINGSREVIEW

Kader Opleidingsaccreditatie. - Vlaanderen

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

Een nieuw stelsel van kwaliteitszorg en. Vlaanderen. NVAO-najaarscongres Vlaanderen, 16 november Micheline Scheys Secretaris-generaal

Accreditatiestelsel hoger onderwijs Vlaanderen Kader voor de opleidingsaccreditatie 2 de ronde

ONTWERP VAN DECREET houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs MEMORIE VAN TOELICHTING

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

ONTWERP VAN DECREET houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs MEMORIE VAN TOELICHTING

Advies over het nieuwe NVAO-reglement

Standpunt Kwaliteitszorg

VLAAMSE REGERING Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel. Conceptnota

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Visitaties in de hogescholen en universiteiten. VEP 7 december 2012

Decretale evaluatie van het stelsel van kwaliteitszorg en accreditatie in het hoger onderwijs

Deze notitie schetst op hoofdlijnen de opbouw en inrichting van dat stelsel.

Advies over de hervorming van het kwaliteitszorgstelsel hoger onderwijs

Instellingstoets kwaliteitszorg (ITK)

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

Kader Toets Nieuwe Opleiding. - Vlaanderen

Standpunt nieuw accreditatiestelsel

Toetsingskader HBO 5 Toets Nieuwe Opleiding (omvorming)

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

VLAAMS PARLEMENT. COMMISSIEVERGADERING HANDELINGEN Nr. 50 Commissie voor Onderwijs 6 november 2014 Uittreksel

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

MEMORIE VAN TOELICHTING

Bijlage I. Ervaren regeldruk rond kwaliteitszorg in het hoger onderwijs

Toetsing en beoordeling en de beperkte opleidingsbeoordeling

Kader Instellingsreview. - Vlaanderen

Beoordelingskader instellingsreview hoger onderwijs Vlaanderen 1 ste Ronde. 2d r 2 de ronde

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs Vlaanderen 2 de ronde

BEOORDELING OPLEIDING MET LICHTERE OPLEIDINGSACCREDITATIE

Toetsing aan de praktijk: bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs Richtlijn

Accreditatiestelsel 3.0

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

bijlage 1 bij agendapunt 4.2/15DB12 HERSTELPLAN OPLEIDING COMMUNICATIEMANAGEMENT HOGESCHOOL WEST-VLAANDEREN

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

Kader Toets Nieuwe HBO5-Opleiding. Omvorming

Draaiboek Uitgebreide Instellingsreview. - Vlaanderen

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Brussel, 5 februari _Advies_Huizen_van_het_Nederlands. Advies. over het voorontwerp van decreet betreffende de Huizen van het Nederlands

Hoe kan IR de Instellingstoets Kwaliteitszorg verbeteren? Alexander Babeliowsky Kennissessie DAIR-seminar 1 november 2017

Handleiding VOOR DE EXTERNE KWALITEITSZORG IN HET VLAAMSE HOGER ONDERWIJS

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Advies over het NVAO-voorstel voor een nieuw accreditatiestelsel

Advies over het voorontwerp van decreet tot aanpassing van het stelsel van kwaliteitszorg en accreditatie in het hoger onderwijs in Vlaanderen

Wat kunnen we daaruit leren? Opleidingsbeoordelingen: de eerste reeks in het NAS. 1. Voorjaar 2013: start van het NAS

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Bijzonder kenmerk Duurzaam hoger onderwijs

Toetsingskaders opleidingsschool en academische kop 2013

NVAO Strategie

De Voorzitter van de Staten Generaal Postbus EA Den Haag.. Datum 16 december 2015

Inhoud. Woord vooraf

Format informatiedossier accreditatieaanvraag steunend op een buitenlandse accreditatie

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2017/18

zorgen voor kwaliteit altijd, overal en door iedereen

Kader Toets Nieuwe Opleiding. Specificatie Educatieve Graduaatsopleiding. Educatieve Masteropleiding

Handleiding voor de externe kwaliteitszorg in het Vlaamse hoger onderwijs

Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijzondere kenmerken Nadere uitwerking

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST

Protocol voor Nederlandse aanvragen Toets Nieuwe Opleiding leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010

Het belang van goed geformuleerde learning outcomes in het kader van accreditatie en erkenning

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Mededeling Vlaamse Regering. Vlaams statistisch programma: samenstelling en goedkeuringsproces

INFOSESSIE DE OPLEIDINGSBEOORDELING IN HET NIEUWE

Protocol voor Nederlandse Aanvragen Accreditatie leidend tot een Joint degree. 7 juni 2010

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS VLAANDEREN

VR DOC.0178/1

Addendum (april 2014) bij de Handleiding onderwijsvisitatie Specifieke lerarenopleiding, Brussel, 2009

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van xxx, nr. xxx);

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

Gelet op de artikelen 1.7a, eerste en tweede lid, en 5a.2, eerste lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

NVAO Congres 2017: Kwaliteit in de praktijk - Katalysator voor kwaliteitscultuur Donderdag

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Protocol TNO Educatieve Master

KWALITEITSCULTUUR EN DE MEDISCHE PROFESSIONAL

Advies over het voorontwerp van decreet betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Accreditatie 3.0 en peer review

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Datum 3 mei 2016 Betreft Reactie op vragen pilot instellingsaccreditatie n.a.v. verslag van een schriftelijk overleg

Vrijstellingsregels Open Universiteit: procedure voor het verlenen van vrijstelling

Transcriptie:

Concept na bespreking 4 november 2014 Externe kwaliteitszorg in het hoger onderwijs: voorstel vereenvoudiging en overgang naar een meer geïntegreerd systeem Inleiding en context Het regeerakkoord wijst terecht op de belangrijke stap die de kwaliteitszorg binnen het hoger onderwijs zet met de invoering van de instellingsreview. Daarbij is het aan de universiteiten en hogescholen om te bewijzen dat ze waken over de kwaliteit van hun opleidingen en daartoe de nodige processen opzetten. Een dergelijke aanpak past in de visie van de minister om vertrouwen en verantwoordelijkheid te geven. De beleidsnota gaat in op de overgang naar dit nieuwe systeem en streeft naar een zo beperkt mogelijke administratieve en financiële last. Zoals momenteel gepland zouden universiteiten en hogescholen de komende vijf jaar twee instellingsreviews moeten ondergaan terwijl intussen ook de opleidingsvisitaties zouden blijven lopen. De instellingen hebben bij de minister aangekaart dat die opeenstapeling voor zo n grote workload zou zorgen dat de kwaliteitszorg er eerder onder zou lijden dan beter van worden. Alle actoren hebben daarbij aangegeven dat er ruimte is voor vereenvoudiging. Bovendien kent de externe kwaliteitszorg in het hoger onderwijs een hele dynamiek. Meer dan tien jaar geleden waren externe visitaties een nieuw en onwennig gegeven, nu zijn ze een evidentie waarop heel wat interne processen van de universiteiten en hogescholen zich hebben geënt. Er is dus geleidelijk een echte kwaliteitscultuur ontstaan die toelaat om verdere stappen te zetten in het responsabiliseren van instellingen. Externe verantwoording gaat daarbij hand in hand met vertrouwen en autonomie. Om deze problematiek snel aan te pakken is een task force samengesteld met vertegenwoordigers van de betrokken stakeholders (de NVAO, de universiteiten en hogescholen, de studenten, de cel kwaliteitszorg van de VLUHR, de administratie en het kabinet). Onderhavige tekst bevat de voorstellen besproken door deze task force tijdens de maand in de periode oktober-november 2014. Autonomie en verantwoordelijkheid De kern van de voorstellen in deze nota is de overgang naar een meer geïntegreerd systeem voor externe kwaliteitszorg in het hoger onderwijs. Die overgang volgt de decretale bepalingen van het stelsel dat de vorige jaren tot stand kwam, maar ook de filosofie om de verantwoordelijkheid van de instelling als geheel expliciet een plaatste geven. Deze evolutie past ook in de Europese tendens om externe kwaliteitszorg op het niveau van de instelling te organiseren. Het meer geïntegreerde systeem heeft als doel de autonomie van de instellingen fundamenteel te versterken en hen de mogelijkheid te geven om de verantwoordelijkheid voor het eigen interne kwaliteitsbeleid te staven. Het voorstel houdt in dat in de toekomst de accreditatie daarom op het niveau van de instellingen zal plaatsvinden. De instellingen worden op die manier nog meer zelf verantwoordelijk voor het borgen en verbeteren van de kwaliteit van hun opleidingen. Ze nemen daartoe de regie voor deze borging in handen. In een stelsel van instellingsaccreditatie worden de opleidingen van een geaccrediteerde instelling niet bijkomend extern beoordeeld en geaccrediteerd. Om een instellingsaccreditatie te verkrijgen, zal naast de kwaliteit van het onderwijsbeleid, zoals momenteel bepaald pagina 1 van 13

voor de instellingsreview, tevens de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen beoordeeld worden. Om de overgang naar instellingsaccreditatie mogelijk te maken, zullen pilots opgezet worden. De universiteiten en hogescholen die daarvoor kiezen, krijgen de ruimte om de regie in handen te nemen. Deze instellingen kunnen die regie als pilot vormgeven en deze pilot extern laten beoordelen in de geplande instellingsreviews. De instellingen die deze regie in handen nemen worden tijdelijk vrijgesteld van opleidingsvisitatie en accreditatie. Zorgvuldig overgaan De universiteiten en hogescholen kunnen in de periode 2016-2017 kiezen om de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen vorm te geven via pilots. Elke instelling krijgt de mogelijkheid om een pilot of meerdere pilots te ontwikkelen; dit kan van kleinschalig (groep opleidingen, departement/faculteit) tot instellingsbreed. Op basis van het eigen kwaliteitszorgbeleid kunnen de instellingen zelf de vorm van hun pilot(s) kiezen, dus ook de betrokken opleidingen. In dit voorstel hebben de instellingen zelf de keuze. Indien een instelling geen pilot ontwikkelt en laat beoordelen, dan lopen voor die instelling de opleidingsvisitaties en accreditaties door naast de geplande instellingsreview. In het huidige decretale kader vinden in de periode 2015-2017 de eerste instellingsreviews plaats. Deze instellingsreviews zijn opgevat als een nulmeting en hebben dus geen rechtsgevolgen. De nulmeting betreft de vier reeds decretaal bepaalde onderwerpen op het vlak van onderwijs(beleid): visie en beleid, beleidsuitvoering, evaluatie en monitoring en verbeterbeleid. Voor de instellingen die ervoor kiezen pilots te ontwikkelen, zal er naast deze vier onderwerpen de decretale mogelijkheid gecreëerd worden om een bijkomende beoordeling te laten uitvoeren op de manier waarop de instelling via de pilot(s) de regie voert van de borging van de kwaliteit van de eigen opleidingen. Deze beoordeling van de regie krijgt de vorm van een review trail. De huidige instellingsreview kent reeds twee van deze trails: een verticale trail waarin bij twee of meer opleidingen onderzocht wordt in hoeverre een element van instellingsvisie en -beleid daadwerkelijk wordt uitgevoerd en een horizontale trail waarbij een beleidsthema of accent wordt onderzocht. De beoordeling van de regie vormt dus een derde review trail. De instellingen die vooraan in de kalender van de instellingsreview zijn opgenomen zullen hun pilot waarschijnlijk kleinschaliger vormgeven. Dit ondermijnt echter niet de waarde van deze pilots en de meerwaarde die de externe beoordeling ervan zal hebben. Ten behoeve van het experimentele karakter ontstaan er best verschillende modellen van regie. In alle gevallen dient de manier waarop het instellingsbestuur omgaat met kwaliteitszorg ten aanzien van opleidingen (de zogenaamde bestuurlijke PDCA) zichtbaar te worden: Wie stelt de tekorten vast en hoe gaat het bestuurlijk niveau om met vastgestelde tekorten? Om de alle instellingen de kans te geven om pilot(s) te ontwikkelen en laten beoordelen, wordt de kalender van de reeds geplande instellingsreviews herbekeken. Deze blijven plaatsvinden binnen de timing die in het decreet voorzien is (2015-2017) maar kunnen voor sommige instellingen een latere startdatum krijgen. Zoals decretaal bepaald, blijven de instellingsreviews in de periode 2015-2017 zonder gevolg. Toch kunnen deze beoordelingen verbetersuggesties opleveren. Deze verbetersuggesties spelen dan een rol bij een volgende beoordeling van de instelling ( Zijn de verbetersuggesties beantwoord en zijn verbeteringen waargemaakt? ). Aangezien niet alle verbetersuggesties noodzakelijk gevolgd worden (omdat ze pagina 2 van 13

bijvoorbeeld niet passen bij de keuzes van de instelling), kunnen instellingen hier een formeel antwoord op formuleren. Op die manier worden de verbetersuggesties gekaderd in de context van de betrokken instelling en kunnen ze bij de volgende beoordeling van de instelling op adequate wijze een rol spelen. Bovendien zullen de resultaten van de beoordelingen en de verbeterplannen een impact hebben op de kalender van toekomstige beoordelingen. Alle belanghebbenden zullen rekening houden met deze resultaten en waar nodig instellingen eerder in de beoordelingskalender opnemen. Ruimte geven Om instellingen de kans te geven de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen via pilots vorm te geven, dienen ze ook de nodige ruimte te krijgen. De overgang naar instellingsaccreditatie via bovenstaande pilots kan enkel slagen indien de opleidingsbeoordelingen al volledig onder de regie van de instellingen worden beschouwd. Deze beoordelingen verlopen dan niet meer via opleidingsvisitatie en ten behoeve van opleidingsaccreditatie. De instellingen de ruimte geven betekent hen vrijstellen van opleidingsvisitatie en accreditatie. Dit geldt uitdrukkelijk enkel voor de instellingen die ervoor kiezen een bijkomende beoordeling laten uitvoeren van de manier waarop ze via de pilot(s) de regie voert. De bijkomende beoordeling van deze regie is dus de voorwaarde om vrijgesteld te worden van opleidingsvisitatie en accreditatie. Deze vrijstelling wordt decretaal vormgegeven via de verlenging van de huidige termijnen van opleidingsaccreditaties vanaf september 2015 en dit met een periode van acht jaar, ervan uitgaande dat de instelling op dat moment overstapt op een systeem met instellingsaccreditatie (waarbij de einddatum vervalt cf. infra), dan wel terugvalt op het systeem met opleidingsaccreditaties op basis van de termijnen die vanaf 2023 terug aflopen. De vrijstelling van opleidingsvisitatie en accreditatie geldt uitdrukkelijk niet voor de volgende opleidingen: - De opleidingen waarvan de geldigheidsduur van de accreditaties werden beperkt omdat de opleiding of een opleidingsvariant niet voldeed aan alle generieke kwaliteitswaarborgen (i.e. de opleidingen in herstel); - De opleidingen die via Besluit van de Vlaamse regering als nieuw erkend zijn of dienen te worden (i.e. nieuwe opleidingen en de eerste accreditatie van nieuwe opleidingen); - De opleidingen die als geaccrediteerd worden geacht op basis van de selectie overeenkomstig de bepalingen van een Europees financieringsprogramma ter bevordering van de internationale samenwerking in het hoger onderwijs en waarbinnen multi- of gezamenlijke diplomering (i.e. de eerste accreditatie van internationale gezamenlijke opleidingen). Bovendien geldt de vrijstelling van opleidingsvisitatie en accreditatie niet voor de opleidingen van een instelling die geen pilot(s) wenst te ontwikkelen. Deze instelling kan natuurlijk geen bijkomende beoordeling laten uitvoeren van de manier waarop ze (via een pilot) de regie voert van de borging van de kwaliteit van de eigen opleidingen. Ten slotte zijn een aantal instellingen decretaal vrijgesteld van de instellingsreview. Deze instellingen kunnen niet voldoen aan bovenstaande voorwaarde tot vrijstelling van opleidingsvisitatie en accreditatie. Het gaat met name om de geregistreerde instellingen, de instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, pagina 3 van 13

wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, en de erkende faculteiten der protestantse godgeleerdheid. Evalueren en bijsturen De periode 2015-2017 legt de basis voor de overgang naar een systeem van instellingsaccreditatie. Dit voorstel wijzigt daarom niets aan de decretale evaluatie opgenomen in de regelgeving. Dit betekent dat er een evaluatie gebeurt die leidt tot decretale bijsturingen tegen eind juni 2018. De evaluatie zal incrementeel worden aangepakt en dus per beoordeling naar een algemene evaluatie toe werken. Op die manier zullen alle beoordelingen bijdragen tot de evaluatie en kan de werklast over de hele periode gespreid worden. Bij deze evaluatie wordt bijzonder veel waarde gehecht aan de rol van de hele hogeronderwijsgemeenschap. Dit betekent dat alle stakeholderorganisaties dienen bij te dragen tot deze evaluatie en de daaruit voortvloeiende voorstellen tot decretale bijsturing; zeker aangezien deze bijsturing de definitieve vorm van de instellingsaccreditatie zal vastleggen. De overgang waarmaken Dit voorstel gaat uit van een definitieve overgang naar instellingsaccreditatie in 2020. Op basis van de instellingsreview in de periode 2015-2017 en de decretale bijsturing in juni 2018, krijgen de instellingen een volledig beeld van wat instellingsaccreditatie in hun geval betekent. In juni 2018 zal elke instelling kunnen kiezen of ze in de periode 2020-2022 beoordeeld wil worden met het oog op instellingsaccreditatie. Indien een instelling daar niet voor kiest, komen de afzonderlijke opleidingsvisitaties terug in beeld. Om een instellingsaccreditatie te krijgen zal de kwaliteit van het onderwijsbeleid en de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen beoordeeld worden. Op basis van een positieve beoordeling krijgt een instelling dan de instellingaccreditatie voor een termijn van zes jaar. Vanaf dan vallen de opleidingen volledig onder de bevoegdheid van de instelling (onder de instellingsaccreditatie) en dienen deze dus geen aparte accreditatie meer te krijgen. Door het aanvangen van de instellingsaccreditatie vervallen dan de einddata van de accreditatietermijnen van de opleidingen van deze instelling. Indien de instellingsaccreditatie in de periode 2020-2022 niet behaald wordt of na een termijn van zes jaar vervalt en niet vernieuwd wordt, dan dienen de opleidingen van deze instelling opnieuw apart beoordeeld en geaccrediteerd te worden. De opleidingsaccreditatie start terug vanaf het derde academiejaar na het niet behalen of het einde van de instellingsaccreditatie. De keuze voor vanaf het derde academiejaar volgt uit de redenering dat een opleiding een jaar nodig heeft voor het uitvoeren van een zelfevaluatie, inclusief opmaken zelfevaluatierapport, gevolgd door nog een jaar waarin de externe beoordeling en accreditatie plaatsvindt. Alle opleidingen van de betrokken instelling krijgen daartoe opnieuw een einddatum voor hun accreditatietermijnen. Als algemeen principe geldt dat het de bedoeling is om de opleidingen die het langst geleden een opleidingsvisitatie en accreditatie kregen als eerste opnieuw te beoordelen. Deze opleidingen krijgen als einddatum van hun accreditatietermijn het einde van het tweede academiejaar volgende op het einde van de instellingsaccreditatie. Daarnaast stelt de werkgroep voor om de instellingen de vrijheid te geven om op basis van bovenstaand principe een voorstel van kalender voor de opleidingsbeoordelingen op te maken. Indien die beoordelingskalender wordt pagina 4 van 13

aanvaard, zullen de lopende accreditatietermijnen in overeenstemming worden gebracht. Instellingen die in de periode 2015-2017 een bijkomende beoordeling hebben laten uitvoeren op de manier waarop ze de regie voeren van de borging van de kwaliteit van de eigen opleidingen, kunnen in juni 2018 toch nog beslissen niet beoordeeld te willen worden met het oog op instellingsaccreditatie. Hier geldt dan ook bovenstaand principe dat de opleidingsaccreditatie terug start vanaf het derde academiejaar na deze keuze in 2018. Vanaf 2020-2021 vallen de opleidingen van deze instellingen terug onder het systeem van opleidingsbeoordelingen en accreditatie. Op basis van de ingangsdata van de oorspronkelijke accreditatietermijnen worden de opleidingen die het langst geleden een accreditatie kregen als eerste opnieuw beoordeeld. Het stelsel vervolledigen Kwaliteitszorgsystemen waarin de focus op de instellingsaccreditatie ligt, gebruiken op risico gebaseerde procedures en systeembrede analyses om het stelsel aan te vullen. Deze procedures en analyses vervolledigen het kwaliteitszorgstelsel omdat ze de mogelijkheid geven om in te spelen op onverwachte, tijdelijke of nieuwe ontwikkelingen die een risico of een uitdaging vormen voor een bepaald aspect van kwaliteit in het hoger onderwijs. Bovendien beantwoorden deze procedures aan vragen van externe stakeholders en dragen ze zo bij tot het verder uitbouwen en behouden van hun vertrouwen en tot het benchmarken van de kwaliteit van het hoger onderwijs. Vanaf 2020 zullen er daarom risico-analyses en systeembrede analyses worden uitgevoerd. Dit gebeurt in een samenwerking van de stakeholderorganisaties en met behulp van externe input (informatie, data). Hierbij zal zo veel mogelijk uitgegaan worden van bestaande en reeds beschikbare data. Als gevolg van deze risico-analyses en systeembrede analyses kunnen waar nodig aanvullende vragen worden gesteld. Indien deze vragen niet bevredigend beantwoord worden, kunnen aanvullende beoordelingen uitgevoerd worden. Deze beoordelingen kunnen opleidingsspecifiek, thematisch en systeembreed zijn. Zulke procedures leiden dus niet automatisch tot het instellen van commissies en het uitvoeren van locatiebezoeken. Bovendien zijn ze te allen tijde op verbetering gericht. Een code voor kwaliteit Voor de beoordeling van de regie in de derde reviewtrail wordt niet vertrokken van standaarden maar zal beroep worden gedaan op een kwaliteitscode. Een kwaliteitscode maakt duidelijk aan welke verwachtingen een instelling zou moeten beantwoorden bij het invullen en staven van haar regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen. Deze kwaliteitscode omvat drie elementen. Ten eerste, verzorgt de kwaliteitscode de aansluiting bij de Standards and Guidelines for Quality Assurance in the European Higher Education Area. Enkel op deze manier zal de instellingsaccreditatie door onze Europese partners als conform aan de huidige Europese eisen ten aanzien van kwaliteitszorg worden beschouwd. Ten tweede beschrijft de kwaliteitscode de betrokkenheid van interne en externe stakeholders en de inzet van experten en/of peers. Hierbij gaat de nodige aandacht uit naar de betrokkenheid van de studenten bij de borging van de kwaliteit. De kwaliteitscode legt, ten derde, de link met de Vlaamse Kwalificatiestructuur en de Europese kwalificatieraamwerken. Hierbij wordt ook de link gelegd naar de voorwaarden die gelden voor de toegang tot bepaalde ambten of beroepen. pagina 5 van 13

Hierbij moet worden benadrukt dat het dus niet gaat om een beoordelingskader met standaarden maar om een code die het de instellingen mogelijk maakt de eigen regie te staven. Bij de beoordeling van een instelling kan dan via een derde review trail op een meer specifieke en diepgaande wijze de praktijk van de regie in het licht van de kwaliteitscode getoetst worden. Verlichten en vereenvoudigen Er zullen nog steeds opleidingen extern beoordeeld en geaccrediteerd worden. Het gaat dan met name om (1) de opleidingen waarvoor de vrijstelling van opleidingsvisitatie en accreditatie niet geldt, (2) de opleidingen van instellingen die geen bijkomende beoordeling laten uitvoeren van de manier waarop ze de regie voeren van de borging van de kwaliteit van de eigen opleidingen en (3) de opleidingen van instellingen die decretaal vrijgesteld zijn van de instellingsreview, (4) de opleidingen van instellingen die na 2020 niet voor instellingsaccreditatie kiezen of deze niet behalen. Een aantal maatregelen kunnen nu reeds een verlichting en vereenvoudiging van het huidige systeem van opleidingsvisitatie en accreditatie betekenen. Deze maatregelen zouden vanaf de zelfevaluatierapporten van juni 2015 ingaan. - De zelfevaluatierapporten die de opleidingen opmaken, worden beperkt in omvang (met een maximum aantal pagina s en woorden). Per generieke kwaliteitswaarborg zal de opleiding dienen te focussen op de kritische zelfreflectie en daarbij de algemene beschrijving van processen en procedures kunnen vermijden. Een minimum aan feitelijke informatie blijft hierbij natuurlijk wenselijk. Daarnaast worden de bijlagen beperkt zowel in aantal als in omvang per bijlage. - De visitatiecommissies worden beperkt tot maximum vier leden per opleidingsbeoordeling, waarbij er wel meer leden kunnen optreden voor volledige clusters. De onderwijs(des)kundigheid binnen de commissies vormt hierbij een belangrijk aandachtspunt. De verdere uitbreiding van een visitatiecommissie zal enkel kunnen na instemming van het betrokken instellingsbestuur.. Wanneer de opleidingen niet tot een consensus komen over de samenstelling van de visitatiecommissies kan de voorzitter leden voordragen. De expertise, het profiel en de onafhankelijkheid van de leden wordt tevens geëxpliciteerd. - Daarnaast worden duidelijke en bindende afspraken gemaakt met betrekking tot vergoedingen en verblijfkosten van commissieleden, inclusief logistieke kosten met betrekking tot hotels en restaurants. Hierbij wordt tevens gestipuleerd dat er geen bijkomende kosten aan de instellingen kunnen worden aangerekend en dat de commissies de vergaderlokalen van de instellingen gebruiken. - Het locatiebezoek dient tevens een betere focus te krijgen. Daartoe wordt de doelstelling verduidelijkt als het verifiëren en toetsen van het zelfevaluatierapport. Dit betekent dat het onderzoek niet ter plaatse gebeurd maar op basis van het zelfevaluatierapport. Hiertoe wordt de reikwijdte van het locatiebezoek beperkt. Die beperking betreft met name de documenten ter inzage, de duur en het programma. Op die manier kan de visitatiecommissie ter plaatse focussen op het gesprek met de opleiding. - Momenteel worden de opleidingen getoetst aan de hand van generieke kwaliteitswaarborgen. De domeinspecifieke leerresultaten uit de eerste generieke kwaliteitswaarborg zal worden vervangen door de wijze waarop de niveaudescriptoren zijn vertaald in opleidingspecifieke leerresultaten die pagina 6 van 13

voldoen aan de internationale eisen met betrekking tot de inhoud, het niveau en de oriëntatie. Daarnaast dienen de verbeteracties voortkomend uit kwaliteitszorg opgenomen in de tweede generieke kwaliteitswaarborg te worden verwijderd. Verbeteracties en kwaliteitszorg maken reeds expliciet onderdeel van de instellingsreview. En ten slotte kunnen de kwantitatieve elementen uit de generieke kwaliteitswaarborgen verwijderd worden. Het gaat om doorstroomrendement in de tweede generieke kwaliteitswaarborg en diplomarendement in de derde generieke kwaliteitswaarborg. Die vormen volgens de task force wel een indicator maar kunnen niet op zichzelf beoordeeld worden. - De differentiatie op het niveau van de generieke kwaliteitswaarborgen en op het niveau van de opleiding worden gewijzigd in een binair oordeel (voldoende onvoldoende). - Ten slotte stelt de task force voor niet langer verifieerbare feiten bij de accreditatieaanvraag te eisen. Die verifieerbare feiten komen reeds aan bod tijdens de opleidingsvisitatie en spelen geen bijkomende rol bij de accreditatie. Naast de maatregelen ter verlichting en vereenvoudiging van het huidige systeem van opleidingsvisitatie en accreditatie, stelt de task force twee maatregelen voor bij de huidige versie van de instellingsreview. Het gaat ten eerste om de schrapping van de twaalf beleidsthema s. De instelling kan deze natuurlijk nog wel aan bod laten komen maar dit wordt niet opgelegd. Ten tweede stelt de task force voor de verplichte documentatie te versoberen en terug te brengen tot zes elementen. De student voor het voetlicht De betrokkenheid van studenten bij de kwaliteit van het onderwijs en de beoordeling van opleidingen is een wezenlijk onderdeel van het Europese hoger onderwijs. Er wordt terecht veel belang gehecht aan de rol van de studenten en hun vertegenwoordigers op alle niveaus van het hoger onderwijs, binnen de instellingen en binnen het kwaliteitszorgstelsel. Het is ten eerste vanzelfsprekend dat van alle commissies die beoordelingen uitvoeren een student deel uitmaakt. Ten tweede dient wat betreft de kwaliteit van de opleidingen in de kwaliteitscode verduidelijkt te worden op welke manier de instellingen studenten betrekken bij de borging van die kwaliteit op opleidingsniveau. Ook bij de beoordeling van de instellingen is de betrokkenheid van de studenten essentieel. Die betrokkenheid kan, ten derde, gegarandeerd worden via input van de studentenraad. Deze input kan gezien worden als aanvulling op de kritische zelfreflectie van de instelling. pagina 7 van 13

Besluit Bovenstaand voorstel kwam tot stand na grondig overleg met alle stakeholders binnen de opgerichte task force (de NVAO, de universiteiten en hogescholen, de studenten, de cel kwaliteitszorg van de VLUHR, de administratie en het kabinet). Hoewel niet over alle aspecten unanimiteit is bereikt, appreciëren de leden van de task force uitdrukkelijk de constructieve aanpak. Het uiteindelijke voorstel gaat uit van vertrouwen en autonomie, en responsabiliseert de instellingen om keuzes te maken omtrent hun kwaliteitszorgsystemen en daarover verantwoording af te leggen. Die verantwoording blijft expliciet gekoppeld aan externe kwaliteitszorg, zowel op instellingsniveau (via de instellingsreview en later de instellingsaccreditatie), als op opleidingsniveau (via de borging waarvoor de instelling zelf verantwoordelijk wordt of via de opleidingsvisitaties in de gevallen waar die blijven doorlopen). Gelet op de beoogde systeemovergang en de decretaal voorziene doorlooptijd van de verschillende fases (instellingsreviews zonder rechtsgevolgen in 2015-2017, decretale evaluatie in 2017-2018, instellingsreviews met rechtsgevolgen vanaf 2020), is het belangrijk om op korte termijn tot de nodige aanpassingen te komen van de betreffende decretale bepalingen en opgestelde kaders. Het voorstel is om de decreetswijzigingen te beperken tot de overgangsfase, met een definitieve verankering van het toekomstige systeem in het vooruitzicht na de voorziene evaluatie. pagina 8 van 13

Bijlage 1: schematische voorstelling + toelichting pagina 9 van 13

De huidige regelgeving met betrekking tot externe kwaliteitszorg gaat uit van twee periodes. De eerste periode (2015-2017) bestaat uit een instellingsreview die is opgevat als een nulmeting, dus zonder gevolgen, met daarnaast de combinatie opleidingsvisitatie en accreditatie. De tweede periode (2019-2021) bestaat uit een instellingsreview met gevolgen. Indien een instelling een voldoende krijgt op de instellingsreview ( voldoen aan alle onderwerpen ) leidt dit tot de combinatie opleidingsdossier en accreditatie. In de andere gevallen blijft de combinatie opleidingsvisitatie en accreditatie in voege. Tussen deze periodes vindt er een decretale evaluatie plaats tegen eind juni 2018. Het voorstel voor het nieuwe systeem sluit nauw aan bij de huidige regelgeving. In het voorstel krijgen de universiteiten en hogescholen in feite twee keuzemogelijkheden. Elke keuzemogelijkheid bestaat telkens uit twee luiken: beoordelingen op het niveau van de instellingen en beoordelingen op het niveau van de opleidingen. Vanaf 2016 krijgen instellingen in de eerste lijn zelf de verantwoordelijkheid voor de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen. De opleidingen komen zo onder de regie van de instellingen. Dit maakt opleidingsvisitaties en accreditaties overbodig. Net zoals in de huidige regelgeving wordt bij de instellingsreview de kwaliteit van het onderwijsbeleid van deze instelling getoetst. Deze beoordeling wordt in dit geval aangevuld met een beoordeling van de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen. Deze regie kan in deze fase als pilot worden vormgegeven. Vanaf 2016 bestaat de tweede lijn uit de instellingsreview en opleidingsbeoordelingen. Beide beoordelingen gebeuren volgens het bestaande decretale stelsel maar worden wel verlicht en vereenvoudigd. Er volgt in 2017-2018 een evaluatie op niveau van het hele kwaliteitszorgstelstel. Deze evaluatie leidt waar nodig tot bijsturingen en legt de definitieve vorm vast van het extern kwaliteitszorgstelsel na 2020. Op basis van deze evaluatie kunnen instellingen in 2018 kiezen voor een stelsel van instellingsaccreditatie of een stelsel van instellingsreview. Vanaf 2020 vallen de instellingen in de eerste lijn onder het stelsel van instellingsaccreditatie. Daartoe zal de kwaliteit van het onderwijsbeleid en de regie van de borging van de kwaliteit van de opleidingen beoordeeld worden. Vanaf een positieve beoordeling vallen de opleidingen volledig onder de bevoegdheid van de instelling (onder de instellingsaccreditatie) en dienen deze dus geen aparte accreditatie meer te krijgen. Vanaf 2020 vallen de instellingen in de tweede lijn onder het stelsel van instellingsreview. Deze review focust op de kwaliteit van het onderwijsbeleid. Daarnaast worden de opleidingen van deze instelling apart beoordeeld en geaccrediteerd. pagina 10 van 13

Bijlage 2: Wijzigingen regelgeving in overeenkomstig met het voorstel Voorzien mogelijkheid derde trail met tijdelijke vrijstelling van visitaties (verlenging accreditatietermijnen) als consequentie In artikel II.122 van de Codex Hoger Onderwijs: a) 1 en 2 worden vervangen door wat volgt: 1. De instellingen, vermeld in artikel II.1, zorgen voor de interne en externe kwaliteitszorg van de onderwijsactiviteiten. Ze zien permanent en op eigen initiatief toe op de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten. Ze betrekken studenten, alumni, externe deskundigen uit het beroepenveld en internationale deskundigen bij de processen van interne en externe kwaliteitsbewaking. Zij voorzien in een regelmatige externe beoordeling van de kwaliteit van hun onderwijsactiviteiten, naargelang van het geval per opleiding of per cluster van opleidingen. 2. Indien een instelling, vermeld in artikel II.1, overeenkomstig artikel II.126, 2, tweede lid, geen bijkomende beoordeling heeft gevraagd van de manier waarop de instelling de regie voert van de borging van de kwaliteit van haar opleidingen, wordt de externe beoordeling uitgevoerd door een visitatiecommissie die het geheel van haar werkzaamheden afrondt binnen een bestek van 12 maanden. Van de visitatiecommissie maakt ten minste 1 student uit. b) In 3 worden tussen het woord beoordelingen en worden de woorden zoals bedoeld in 2, ingevoegd. In artikel II.126: a) 2 wordt aangevuld met een tweede lid dat luidt als volgt: In aanvulling van de onderwerpen in eerste lid kan een instelling vragen een bijkomende beoordeling uit te voeren van de manier waarop de instelling de regie voert zij het in de eerste ronde instellingsreviews bij wijze van proef van de borging van de kwaliteit van haar opleidingen. b) 3, 1 wordt aangevuld met de volgende zinsnede: en de criteria van de bijkomende beoordeling bedoeld in 2, tweede lid. Toevoegen overgangsbepaling In Deel 2, Titel 8, Hoofdstuk 3: nieuwe afdeling 6 Overgangsregeling met betrekking tot de accreditatie in de tweede ronde opleidingsaccreditaties (2013-2014 tot en met 2020-2021) Nieuw artikel II.387/1: Indien een instelling gebruik maakt van de mogelijkheid bedoeld in artikel II.126, 2, tweede lid, wordt de geldigheidsduur van de accreditatie van haar opleidingen die in het kader van de accreditatieprocedure na 16 december 2014 een zelfevaluatierapport moeten indienen, van rechtswege verlengd met acht academiejaren. Deze verlenging slaat niet op de volgende gevallen: 1 De opleidingen die geaccrediteerd zijn overeenkomstig artikel II.153, 8; 2 De opleidingen die geaccrediteerd zijn overeenkomstig artikel II.151, eerste lid; 3 De opleidingen waarvan de geldigheidsduur van de accreditaties beperkt werd in toepassing van artikel II. 147, 3. pagina 11 van 13

Uitstel tweede ronde instellingsreviews naar 2020-2021 en 2021-2022 In artikel II.127, 1: de woorden 2019-2020 en 2020-2021 vervangen door de woorden 2020-2021 en 2021-2022 ; Schrappen voorziene proefprojecten met opleidingsdossiers In artikel II.131, tweede lid: tweede volzin opgeheven. Verduidelijking instellingsreviews met en zonder rechtsgevolgen In artikel II. 132, eerste lid, eerste volzin: tussen het woord instellingsreview en het woord afrondt de woorden met rechtsgevolgen ingevoegd. Domeinspecifieke leerresultaten In artikel II.140: a) 1, eerste lid, 1 wordt vervangen door wat volgt: 1 het beoogde eindniveau van de opleiding dat bepaald wordt aan de hand van de wijze waarop de niveaudescriptoren beschreven in artikel II. 141, zijn vertaald in opleidingspecifieke leerresultaten die voldoen aan de internationale eisen met betrekking tot de inhoud, het niveau en de oriëntatie ; b) 1, eerste lid, 2 wordt vervangen door wat volgt: 2 de onderwijsleeromgeving: het programma, het personeel en de opleidingspecifieke voorzieningen die het studenten mogelijk maken het beoogde eindniveau te realiseren; c) 1, tweede lid, 2 en 3 worden opgeheven. Verifieerbare feiten In artikel II. 142, 1, tweede lid: de woorden als vermeld in artikel II. 140, 1, tweede lid, 3 vervangen door de woorden zoals opgenomen in het zelfevaluatierapport of geverifieerd tijdens de visitatie. pagina 12 van 13

Bijlage 3: Timing decreet Voorontwerp van decreet: midden november 2014 Legistiek traject: - IF - Akkoord begroting Eerste principiële goedkeuring VR: voor eind 2014 - Advies VLOR Tweede principiële goedkeuring VR: midden/eind februari 2015 - Advies Raad van State Derde principiële goedkeuring VR: voor eind maart/midden april 2015 Behandeling in Commissie en plenaire vergadering Vlaamse Parlement: Aanpassing kaders: mei-juni 2015 zoveel mogelijk parallel met het decreet en goedkeuring VR voor eind juli 2015? pagina 13 van 13