SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 492 van EMMILY TALPE datum: 14 maart 2017 aan JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN Beleidsmaatregelen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders - Beleidsdomein Welzijn Uit nieuwe cijfers van het Federaal Planbureau blijkt andermaal wat al vaker werd vastgesteld, namelijk dat het aantal singles zeer uitgesproken blijft stijgen. Volgens de prognoses zal tegen 2060 de helft van alle Belgische huishoudens uit één persoon bestaan. Vandaag is dat één op drie. Amper 25 jaar geleden was dat 29 procent. Het maakt de verwachte stijging des te opmerkelijker. Het beleid houdt te weinig rekening met alleenstaanden, vooral dan met de kinderlozen. Alleenstaande ouders kunnen wel rekenen op een aantal sociale voordelen, die overigens niet eens onterecht zijn gelet op het verhoogde risico op armoede dat deze categorie loopt. De vraag naar een mindswitch bij beleidsmakers door bij hen bij nieuwe maatregelen een singlereflex te ontwikkelen om rekening te houden met de impact van de beslissingen op de alleenstaanden mét, maar ook zonder kinderen, groeit. De singlereflex mag niet worden verward met de singletoets, die vooral kan leiden tot onnodige bijkomende administratieve rompslomp. Alleszins is het duidelijk dat de stijging van het aantal eenpersoonshuishoudens verregaande gevolgen kan hebben op zowat alle beleidsdomeinen, waaronder Welzijn. Gelet op het groot aantal alleenstaande ouderen zijn er onder meer vragen naar mantelzorg. 1. Welke conclusies trekt de minister uit de cijfers van het Planbureau voor de bijsturing van het welzijnsbeleid? 2. Welke inspanningen heeft de minister al gedaan om meer rekening te houden met de impact van beleidsbeslissingen voor kinderloze alleenstaanden en alleenstaande ouders? 3. Heeft de minister reeds een oplijsting laten maken van de concrete problemen en ongelijkheden waarmee kinderloze alleenstaanden en alleenstaande ouders worden geconfronteerd voor zijn bevoegdheden? Zo ja, welke concrete problemen en ongelijkheden werden vastgesteld? Graag een overzicht per beleidsdomein. Zo neen, zal de minister deze oefening op korte termijn maken?
4. Zal de minister een singlereflex ontwikkelen bij het nemen van nieuwe beleidsmaatregelen? Vragen over hetzelfde onderwerp werden gesteld aan de ministers Liesbeth Homans (485), Ben Weyts (969), Jo Vandeurzen (492), Philippe Muyters (435), Joke Schauvliege (474).
JO VANDEURZEN VLAAMS MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN ANTWOORD op vraag nr. 492 van 14 maart 2017 van EMMILY TALPE 1. Voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is het belangrijk om alle demografische ontwikkelingen van nabij op te volgen en het beleid daarop aan te passen. In de omgevingsanalyse van de beleidsnota 2014-2019, vindt u onder de titel vergrijzing, verzilvering, vergroening en verdunning de uitdagingen die we formuleerden op dit vlak. We geven daarbij aan dat de groep alleenstaanden zal vervrouwelijken en verouderen. In die zin spreken we liever niet van een bijsturing van het beleid, maar is het rekening houden met deze demografische ontwikkeling een permanent aandachtspunt. 2. Alleenstaanden en alleenstaande ouders worden waar wenselijk als bijzondere doelgroep mee in rekening genomen bij het uittekenen van beleidsmaatregelen. In een groot deel van onze sectorale regelgeving wordt bepaald dat het aanbod zich in het bijzonder moet richten tot sociaal kwetsbare personen, bijvoorbeeld binnen het Algemeen welzijnswerk en de Centra voor Geestelijk Gezondheidszorg. In de eerder vermelde omgevingsanalyse, opgenomen in de beleidsnota, wordt aangegeven dat alleenstaande ouders en vooral alleenstaande moeders, een risicogroep vormen voor psychische problemen en kansarmoede. Ook met het ruimere beleidskader vermaatschappelijking van de zorg wensen we een antwoord te bieden op deze uitdaging. Zonder volledig te kunnen zijn, schetsen we hieronder nog enkele specifieke beleidsmaatregelen gericht op alleenstaanden. Kinderopvang ALLEENSTAANDEN ZIJN GEVAT IN DE VOORRANGSREGELS VOOR KINDEROPVANG (VAN BABY S EN PEUTERS) MET SUBSIDIES VOOR INKOMENSTARIEF (TRAP 2). Met het decreet kinderopvang baby s en peuters, zijn er specifieke voorrangsregels gekoppeld aan het subsidieniveau, waarin ook rekening wordt gehouden met alleenstaande ouders. De kinderopvang die subsidie voor inkomenstarief (IKT) ontvangt, moet voorrang geven aan bepaalde gezinnen, waaronder gezinnen van alleenstaanden. Daarbij zorgt de organisator ervoor dat minstens 20% van alle kinderen die op jaarbasis opgevangen worden, kinderen zijn van gezinnen die beantwoorden aan voorrangskenmerken. Als deze opvang bovendien ook plussubsidie krijgt ter ondersteuning van kwetsbare gezinnen om zo mee armoede in die gezinnen te bestrijden door realisatie van toegang voor die gezinnen tot kinderopvang met inkomenstarief, dan moeten minstens 30% van de opgevangen kinderen uit een kwetsbaar gezin komen. Een kwetsbaar gezin beantwoordt aan meerdere criteria, waaronder éénoudergezin zijn. het inkomen in aanmerking komt voor de bepaling van het inkomenstarief. IN DE PROGRAMMATIE VOOR HET TOEKENNEN VAN SUBSIDIES VOOR NIEUWE PLAATSEN (IN KINDEROPVANG VAN BABY S EN PEUTERS): De programmatie gaat in de eerste plaats uit van de raming van de potentiële nood aan kinderopvang: de geraamde behoefte wordt vergeleken met het bestaande aanbod. Om deze behoefte te ramen, wordt gekeken naar de parameters waarvan
wetenschappelijk is aangetoond dat ze de belangrijkste factoren zijn tot voorspelling van een vraag naar kinderopvang, nl. het aantal werkende moeders met jonge kinderen en het aantal alleenstaande ouders met jonge kinderen. IN DE BEREKENING VAN HET INKOMENSTARIEF (IN KINDEROPVANG VAN BABY S EN PEUTERS): Het inkomenstarief (IKT) is impliciet gunstig voor een gezin van een alleenstaande, maar tegelijk worden er ter zake ook wel een aantal aandachtspunten gemeld. Voor de berekening van het IKT wordt rekening gehouden met het gezinsinkomen. Voor een twee-ouder-gezin is dit het inkomen van beide ouders; voor een gezin met een alleenstaande ouder dus enkel het inkomen van de alleenstaande ouder. Bijgevolg ligt het IKT bij een alleenstaande ouder gemiddeld een stuk lager dan bij een tweeoudergezin. Tegelijk echter maakt het standaardminimumtarief geen onderscheid tussen een gezin met twee ouders dan wel een gezin van een alleenstaande ouder. De impact van de optrekking van dit minimumtarief vanaf 2016 (van 1,57 naar -vandaag- 5,07) op de toegankelijkheid van kinderopvang voor gezinnen met laag inkomen, weegt extra door voor alleenstaande gezinnen. Dit is een aandachtspunt. Er zijn echter wel meerdere mogelijkheden tot verminderd tarief: het normaal berekende tarief wordt dan gehalveerd, of herleid tot het standaardminimumtarief, of tot een uitzonderlijk minimum lager dan het standaardminimumtarief. Alleenstaande ouder zijn is op zich geen criterium voor vermindering, maar de verminderingsmogelijkheden kunnen zeker ook alleenstaande ouders een oplossing geven. Deze vermindering kan worden toegestaan door het OCMW dat de financiële haalbaarheid van het IKT voor het gezin nagaat, of in bepaalde administratief aantoonbare situaties. Hoewel de stap naar het OCMW soms wel een drempel is, stellen we wel vast dat het aantal toegekende OCMW-tarieven stijgt en dus toegankelijker is dan voorheen, wat de betaalbaarheid van kinderopvang ook voor alleenstaande gezinnen kan verbeteren. Eén van de administratieve mogelijkheden tot verminderen van het IKT is er als het inkomen van een ouder gedurende minstens 12 maanden is gedaald met minstens 50%. In een tweeoudergezin volstaat het als dit gebeurt bij één van beide ouders (en de andere ouder niet méér is gaan verdienen). In een éénoudergezin heeft een daling met minstens 50% van het inkomen de éénouder echter een veel aanzienlijker impact. Ook dit is dus een punt voor beleidsverbetering. Mantelzorg Alleenstaanden en alleenstaande ouderen blijven het meest verstoken van mantelzorg. Minder dan één op de vijf mantelzorgers helpt een buur en/of een vriend. Door de stijging van het aantal alleenstaande ouderen zal dit cijfer nog meer dalen. De stijging van het aantal alleenstaanden en alleenstaande ouderen en de impact hiervan op mantelzorg werd echter nog niet onderzocht. In 2016 zijn er reeds enkele studies over mantelzorg gepubliceerd, met name de studie van de Koning Boudewijnstichting, van de UCL en het onderzoek naar duurzame mantelzorg in Vlaanderen. Deze studies brengen de huidige situatie van thuiswonende zorgbehoevenden en hun mantelzorger in kaart. Het Vlaamse mantelzorgplan heeft als doel om mantelzorgers te erkennen en in te zetten op een betere ondersteuning om de balans tussen de draagkracht en de draaglast van de mantelzorger te optimaliseren. Met het mantelzorgplan stelt Vlaanderen actiepunten om onder andere de sociale cohesie van de zorgbehoevende personen te versterken. Bijgevolg wordt het welzijn van deze doelgroep geoptimaliseerd en kan dit eveneens meer buurtzorg tot gevolg hebben. Door meer in te zetten op buurtzorg worden de meest kwetsbare burgers binnen een wijk, zoals
bijvoorbeeld alleenstaande ouderen en zorgbehoevende personen zonder familie, gedetecteerd en kan er ondersteuning op maat aangeboden worden zodat ook zij langer in hun thuisomgeving kunnen blijven wonen. Buurtzorg zet ook in op het versterken van de sociale cohesie. Naar aanleiding van de conceptnota Ouderenzorg Dichtbij en integraal is er een werkgroep zorgzame buurt gevormd, die het verder pad zal uittekenen voor de implementatie van buurtgerichte zorg in Vlaanderen. Jeugdhulp Voor wat de jeugdhulp betreft, wordt geen specifiek beleid gevoerd voor de doelgroep van alleenstaande ouders met kinderen. We zijn ervan overtuigd dat de bestaande structuren voldoende uitgerust zijn om deze doelgroep te begeleiden. We verwijzen hiervoor naar het generieke aanbod van de organisaties voor bijzondere jeugdzorg, de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, en in het bijzonder naar de centra voor integrale gezinszorg die zich vanuit hun basisprofilering richten op kwetsbare (alleenstaande) ouders. Anderzijds zullen de evoluties inzake het jeugdhulpaanbod het versterken van het werken met de context, de kracht- en netwerkgerichte aanpak, de uitbouw van een laagdrempelig en toegankelijk rechtstreeks toegankelijk begeleidingsaanbod ook alleenstaande ouders met opvoedingsproblemen ten goede komen. 3. We hebben geen specifieke oplijsting gemaakt van alle mogelijke aandachtspunten of concrete problemen. Zoals eerder aangegeven zijn heel wat acties gericht op een brede kwetsbare doelgroep. Daar waar het om echt specifieke knelpunten gaat, zoals in vraag 2 aangehaald voor de kinderopvang, wordt dit wel verder opgevolgd. 4. Als coördinerend minister voor het gezinsbeleid hou ik rekening met de verschillende evoluties en tendensen die zich op het vlak van gezinssamenstelling voordoen. De zogenaamde singlereflex past daarin, naast de aandacht voor bijzondere noden van andere doelgroepen.