niet verbeterde kopie

Vergelijkbare documenten
Rolnummer Arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 9/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 108/2014 van 17 juli 2014 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

Rolnummer Arrest nr. 135/2014 van 25 september 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 84/2007 van 7 juni 2007 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Rolnummer Arrest nr. 43/2014 van 13 maart 2014 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 579, 1, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Bergen.

Rolnummer Arrest nr. 9/2008 van 17 januari 2008 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1675/13bis van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Bergen.

Rolnummer Arrest nr. 169/2005 van 23 november 2005 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 68/2011 van 5 mei 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 172/2009 van 29 oktober 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 13/2007 van 17 januari 2007 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 110/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 34/2011 van 10 maart 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 84/2005 van 4 mei 2005 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Vrederechter van het kanton Eupen.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Antwerpen.

Rolnummer Arrest nr. 67/2015 van 21 mei 2015 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 68/2016 van 11 mei 2016 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 191/2014 van 18 december 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 85/2009 van 14 mei 2009 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Rolnummer Arrest nr. 184/2014 van 10 december 2014 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 178/2014 van 4 december 2014 A R R E S T

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 39/2012 van 8 maart 2012 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 78/2010 van 23 juni 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 200/2005 van 21 december 2005 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 121/2011 van 30 juni 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 86/2013 van 13 juni 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 62/2012 van 3 mei 2012 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 65/2010 van 27 mei 2010 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen.

Rolnummer Arrest nr. 57/2004 van 24 maart 2004 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 10/2000 van 2 februari 2000 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

Rolnummer Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 86/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 69/2014 van 24 april 2014 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 145, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Rolnummer Arrest nr. 33/2008 van 28 februari 2008 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 24/2012 van 16 februari 2012 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Bergen.

Rolnummer Arrest nr. 182/2011 van 1 december 2011 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 61/2009 van 25 maart 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 8/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 18/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 55/2014 van 27 maart 2014 A R R E S T

Rolnummers 4519 en Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 18/2002 van 17 januari 2002 A R R E S T

Arbeidshof te Brussel

Rolnummer Arrest nr. 50/2013 van 28 maart 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 29/2007 van 21 februari 2007 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 109/2003 van 22 juli 2003 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 151/2012 van 13 december 2012 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 70/2007 van 26 april 2007 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 93/98 van 15 juli 1998 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 80/2007 van 16 mei 2007 A R R E S T

Rolnummers 4767 en Arrest nr. 53/2010 van 6 mei 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 155/2011 van 13 oktober 2011 A R R E S T

niet verbeterde kopie

Rolnummer Arrest nr. 10/2010 van 4 februari 2010 A R R E S T

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1056, 2, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Brussel.

Rolnummer Arrest nr. 36/2010 van 22 april 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 76/2016 van 25 mei 2016 A R R E S T

Rolnummers 4284, 4290 en Arrest nr. 162/2007 van 19 december 2007 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 160/2008 van 20 november 2008 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 50/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

Grondwettelijk Hof, arrest van 22 september 2016

Rolnummer Arrest nr. 49/2010 van 29 april 2010 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 12/2017 van 9 februari 2017 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 60/2006 van 26 april 2006 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 113/2002 van 26 juni 2002 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 62/2013 van 8 mei 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 15/2009 van 5 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 161/2013 van 21 november 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 46/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 27/2013 van 28 februari 2013 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 200/2009 van 17 december 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 136/2007 van 7 november 2007 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 150/2013 van 7 november 2013 A R R E S T

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F.

Rolnummer Arrest nr. 100/2014 van 10 juli 2014 A R R E S T

Transcriptie:

Rolnummer 4851 Arrest nr. 47/2010 van 29 april 2010 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Arbeidsrechtbank te Luik. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit emeritus voorzitter P. Martens, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, en voorzitter M. Bossuyt, en de rechters A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter P. Martens, wijst na beraad het volgende arrest : * * *

2 I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 16 december 2009 in zake L.M. en C.C., in aanwezigheid van Mr. C. Vanlangenacker, schuldbemiddelaar, en van verschillende schuldeisers, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 19 januari 2010, heeft de Arbeidsrechtbank te Luik de volgende prejudiciële vragen gesteld : 1. «Schendt artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek, dat aan de rechter de bevoegdheid verleent om de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid uit te spreken, in samenhang gelezen met artikel 1675/14, 2, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de zaak op de rol van de arbeidsrechtbank ingeschreven blijft, ook in geval van beschikking van toelaatbaarheid in hoger beroep, en in die zin geïnterpreteerd dat het de rechter ertoe machtigt de herroeping uit te spreken van de beschikking van toelaatbaarheid die door het arbeidshof in hoger beroep tegen een door de rechtbank gewezen vonnis van niet-toelaatbaarheid is gewezen, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet?»; 2. «Schendt artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek, dat aan de rechter de bevoegdheid verleent om de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid uit te spreken, in samenhang gelezen met artikel 1675/14, 2, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de zaak op de rol van de arbeidsrechtbank ingeschreven blijft, ook in geval van beschikking van toelaatbaarheid in hoger beroep, en in die zin geïnterpreteerd dat het de rechter ertoe machtigt de herroeping uit te spreken van de beschikking van toelaatbaarheid die door het arbeidshof in hoger beroep tegen een door de rechtbank gewezen vonnis van niet-toelaatbaarheid is gewezen, artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens?». Op 18 januari 2010 hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Moerman en A. Alen, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. De bepalingen van dezelfde bijzondere wet met betrekking tot de rechtspleging en het gebruik van de talen werden toegepast. II. In rechte - A - Bij beschikking van 18 februari 2010 hebben de rechters-verslaggevers aan de partijen conclusies meegedeeld waarin werd aangegeven dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht om, met toepassing van artikel 72 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof voor te stellen de zaak af te doen met een arrest van onmiddellijk antwoord. De partijen voor de verwijzende rechter hebben geen memorie ingediend met toepassing van het voormelde artikel 72.

3 - B B.1.1. Aan het Hof wordt de vraag gesteld over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek, geïnterpreteerd in die zin dat het de arbeidsrechtbank ertoe machtigt de herroeping uit te spreken van een beschikking van toelaatbaarheid tot de procedure van collectieve schuldenregeling die door het arbeidshof in hoger beroep tegen een door de arbeidsrechtbank gewezen vonnis van niet-toelaatbaarheid is gewezen, en in samenhang gelezen met artikel 1675/14, 2, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de zaak op de rol van de arbeidsrechtbank ingeschreven blijft, ook in geval van beschikking van toelaatbaarheid in hoger beroep. Het Hof wordt bovendien verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van dezelfde wettelijke bepaling met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. B.1.2. Luidens artikel 26, 1, 3, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, is het Hof bevoegd om zich uit te spreken over de schending door een wet, een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet, van de artikelen van titel II «De Belgen en hun rechten» en van de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet. Het Hof is niet bevoegd om wetskrachtige normen rechtstreeks te toetsen aan verdragsbepalingen. Tot de bij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet gewaarborgde rechten en vrijheden behoren evenwel de rechten en vrijheden die voortvloeien uit internationale verdragsbepalingen die België binden. Dat is het geval voor artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, dat de verwijzende rechter in zijn tweede prejudiciële vraag beoogt. B.1.3. De prejudiciële vragen moeten bijgevolg in die zin worden gelezen dat het Hof wordt ondervraagd over de schending, door artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek, van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

4 B.2. Het voormelde artikel 1675/15 bepaalt : «1. De herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid of van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling kan worden uitgesproken door de rechter, aan wie de zaak, door een eenvoudige schriftelijke verklaring neergelegd ter griffie of aan de griffie verzonden, opnieuw wordt voorgelegd, op verzoek van de schuldbemiddelaar of van een belanghebbende schuldeiser wanneer de schuldenaar : 1 hetzij onjuiste stukken heeft afgegeven met de bedoeling aanspraak te maken op de procedure van gezamenlijke schuldenregeling of deze te behouden; 2 hetzij zijn verplichtingen niet nakomt, zonder dat zich nieuwe feiten voordoen die de aanpassing of herziening van de regeling rechtvaardigen 3 hetzij onrechtmatig zijn lasten heeft verhoogd of zijn baten heeft verminderd; 4 hetzij zijn onvermogen heeft bewerkt; 5 hetzij bewust valse verklaringen heeft afgelegd. De griffier stelt de schuldenaar en de schuldeisers in kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt. 2. Elke schuldeiser kan vanaf het einde van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling die een kwijtschelding van schulden in hoofdsom inhoudt, gedurende een periode van vijf jaar aan de rechter een herroeping van de regeling vragen omwille van een bedrieglijke handeling in zijn nadeel gesteld door de schuldenaar. 3. In geval van herroeping herwinnen de schuldeisers individueel het recht hun vordering uit te oefenen op de goederen van de schuldenaar voor de inning van het niet betaalde deel van hun schuldvorderingen». De verwijzende rechter verbindt de in het geding zijnde bepaling aan artikel 1675/14 van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt : «1. De schuldbemiddelaar wordt belast met de opvolging en de controle van de in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling bepaalde maatregelen. De schuldenaar stelt de schuldbemiddelaar onverwijld in kennis van iedere wijziging van zijn vermogenstoestand die optrad na de indiening van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4. 2. De zaak blijft ingeschreven op de rol van de arbeidsrechtbank, ook in geval van beschikking van toelaatbaarheid in hoger beroep, tot het einde of de herroeping van de regeling. Artikel 730, 2, a, eerste lid, is niet van toepassing.

5 Bij moeilijkheden die de uitwerking of de uitvoering van de regeling belemmeren of wanneer nieuwe feiten zich voordoen terwijl de regeling opgesteld wordt of die feiten de aanpassing of de herziening van de regeling rechtvaardigen, laat de schuldbemiddelaar, de arbeidsauditeur, de schuldenaar of elke belanghebbende schuldeiser, door een eenvoudige schriftelijke verklaring, die ter griffie neergelegd wordt of aan de griffie verzonden wordt, de zaak opnieuw voor de rechter brengen. De griffier stelt de schuldenaar en de schuldeisers in kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt. 3. De schuldbemiddelaar doet onverwijld op het bericht van collectieve schuldenregeling de vermeldingen aanbrengen als bedoeld in artikel 1390quater, 2». Te dezen werd de beschikking van toelaatbaarheid van de vordering tot collectieve schuldenregeling die oorspronkelijk door de verzoekende partijen voor de verwijzende rechter werd neergelegd, genomen door het Arbeidshof te Luik, in hoger beroep tegen een vonnis van niet-toelaatbaarheid dat door de Arbeidsrechtbank te Luik werd gewezen. B.3. Bij de verwijzende rechter werd een vordering tot herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid tot de procedure van collectieve schuldenregeling aanhangig gemaakt. Hij is, bij lezing van de artikelen 1675/14 en 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek, van mening dat hem kennelijk de bevoegdheid wordt toevertrouwd om de herroeping uit te spreken van een arrest van toelaatbaarheid dat door het Arbeidshof in hoger beroep werd gewezen tegen een vonnis van niet-toelaatbaarheid dat door de Arbeidsrechtbank werd gewezen en hij ondervraagt het Hof over het verschil in behandeling dat daaruit zou voortvloeien ten aanzien van de rechtzoekende die met een dergelijke procedure te maken krijgt in vergelijking met de rechtzoekende die aan een klassieke procedure wordt onderworpen en die een dubbele aanleg geniet. B.4.1. Te dezen heeft de vordering tot herroeping die bij de rechter aanhangig werd gemaakt betrekking op de uitvoering van de procedure van collectieve schuldenregeling en niet op de toelaatbaarheid tot een dergelijke procedure. Een dergelijke beschikking kan overigens enkel worden genomen wanneer wordt voldaan aan één van de gevallen opgesomd in artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek, waaruit een foutief gedrag of nalatigheid van de schuldenaar blijkt in het raam van het verloop van die procedure.

6 Luidens artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek kan tegen die beschikking hoger beroep worden ingesteld. De rechtzoekende geniet bijgevolg in dat stadium van de procedure een dubbele aanleg, net zoals hij over de mogelijkheid beschikt om hoger beroep in te stellen tegen een beschikking van niet-toelaatbaarheid van de oorspronkelijke vordering tot collectieve schuldenregeling. B.4.2. Aangezien de rechtzoekenden over een dubbele aanleg beschikken, zowel in het stadium van de toelaatbaarheid van de vordering tot collectieve schuldenregeling als in het stadium van de herroeping van de beslissing van toelaatbaarheid, is het door de verwijzende rechter aangeklaagde verschil in behandeling onbestaande. B.5. De prejudiciële vragen dienen ontkennend te worden beantwoord.

7 Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 29 april 2010. De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux P. Martens