Reguleringsimpactanalyse voor

Vergelijkbare documenten
VR DOC.0282/1BIS

Reguleringsimpactanalyse voor Pendelfonds: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering

nr. 709 van MARTINE TAELMAN datum: 13 september 2016 aan PHILIPPE MUYTERS Dienstenchequeondernemingen - Opleidingsfonds

Aandeel elektronische dienstencheques 37,44% Groei uitgegeven cheques ten opzichte van jaar voordien 2. Bron: Sodexo, DWSE

1 Gegevens van het advies. 1.1 Gegevens van de regelgeving. 1.2 Gegevens van de aanvrager. 2 Titel en fase

Reguleringsimpactanalyse voor het invoegen van een garantieregeling voor aardwarmteprojecten in de diepe ondergrond.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Dienstencheques Situatie eind februari 2017 Aangekochte cheques tijdens de maand Aan de ondernemingen

Dienstencheques Situatie eind januari 2017 Aangekochte cheques tijdens de maand Aan de ondernemingen

Dienstencheques Situatie eind maart 2017 Aangekochte cheques tijdens de maand Aan de ondernemingen

Dienstencheques Situatie eind mei 2017 Aangekochte cheques tijdens de maand Aan de ondernemingen

Dienstencheques Situatie eind juni 2017 Aangekochte cheques tijdens de maand Aan de ondernemingen

Dienstencheques Situatie eind oktober 2017 Aangekochte cheques tijdens de maand Aan de ondernemingen

Dienstencheques Situatie eind februari 2019 Aangekochte cheques

Dienstencheques Situatie eind augustus 2017 Aangekochte cheques tijdens de maand Aan de ondernemingen

Dienstencheques Situatie eind december 2017 Aangekochte cheques tijdens de maand Aan de ondernemingen uitbetaalde cheques tijdens

Dienstencheques Situatie eind februari 2018 Aangekochte cheques

Dienstencheques Situatie eind november 2018 Aangekochte cheques

Minister Didier Gosuin. Aanvraag behandeld door Commissie Economie-Werkgelegenheid- Fiscaliteit-Financiën

Sinds 1 januari 2014 is het Vlaamse Gewest bevoegd voor de dienstencheques aangekocht in Vlaanderen.

VR DOC.0097/4

Reguleringsimpactanalyse voor besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorwaarden voor het rijonderricht en de erkende rijscholen

MEMORIE VAN TOELICHTING

nr. 46 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 14 oktober 2014 aan PHILIPPE MUYTERS Dienstencheques - Gebruikers

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

b) Hoeveel gebruikers van dienstencheques (aantal en aandeel) kiezen voor elektronische resp. papieren cheques?

2. Hoeveel ondernemingen werden in de eerste negen maanden van 2014 erkend door de RVA? Graag een overzicht per provincie.

1. Hoeveel dienstenchequebedrijven telt Vlaanderen op dit moment? Graag ook cijfers voor de laatste vijf jaar, per maand en per provincie.

VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

MEMORIE VAN TOELICHTING

VR DOC.0658/1

VR DOC.0827/2

Koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques (BS )

VR DOC.0797/1

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0271/5

Evaluatie van het Brusselse dienstenchequestelsel Oktober 2017

nr. 491 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 18 april 2018 aan PHILIPPE MUYTERS Dienstencheques - Vervaldatum

< Reguleringsimpactanalyse voor de reorganisatie van het centraal examen voor energiedeskundigen en verslaggevers

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0085/1

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling "Sociale Zekerheid"

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1027/2

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

A ESR. Minister Gosuin. Aanvrager. Aanvraag ontvangen op 18 mei Aanvraag behandeld door

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

ADVIES. Voorontwerp van ordonnantie tot wijziging van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen

A D V I E S Nr Zitting van dinsdag 16 juli

Reguleringsimpactanalyse voor

DE VLAAMSE MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE en SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport

VR DOC.0987/2BIS

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

nr. 673 van SONJA CLAES datum: 23 juni 2015 aan PHILIPPE MUYTERS Dienstencheque-ondernemingen - Sanctioneringen

Directeur van het Werkloosheidsbureau Adviescommissie erkenningen. Directie Reglementering tijdskrediet en Buurtdiensten Afdeling Buurtdiensten

VR DOC.0281/1BIS

Reguleringsimpactanalyse voor het decreet houdende diverse wijzigingsbepalingen betreffende het decreet betreffende de

VR DOC.1187/1BIS

Advies. Ervaringsfonds - aanvraagprocedures. Brussel, 6 juli 2015

Nr december 2015

1. Hoeveel bedroeg het budget van Screen Flanders de voorbije vijf jaar. 2. Hoeveel projecten/films konden met dit budget ge(co)financierd worden?

14/04/2016. Persconferentie Dienstencheques. Conférence de presse Titres-services

Joker. 1 Titel. Ontwerp van decreet houdende een circusbeleid

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0290/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op xxx;

JOKER. 1 Titel. 2 Samenvatting

NIEUWSBRIEF APRIL 2015

MEMORIE VAN TOELICHTING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0769/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 26 maart 2019;

VR DOC.0633/1BIS

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

REGULERINGSIMPACTANALYSE VOOR ONTWERP VAN BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING BETREFFENDE WIJK-WERKEN 2017/189

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1004/1BIS

ADVIES. Voorontwerp van besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de premies om het duaal leren te stimuleren.

Het nieuwe Vlaamse doelgroepenbeleid vanaf 1 juli 2016

Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor de specifieke dienstverlening

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA EN TOERISME

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 7 oktober 2003

Reglement op de subsidiëring van de tewerkstelling van sportcoördinatoren

VR DOC.0161/1

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Transcriptie:

Reguleringsimpactanalyse voor Aanpassing verdeelsleutel voor het budget opleidingsfonds dienstencheques 1 Gegevens van het advies 1.1 Gegevens van de regelgeving nummer taalen wetgevingstechnisch advies bevoegde minister(s) van de regelgeving Advies nr. 2016/475 van 8 december 2016 Minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport RIA en JoKER Advies RIA van 7 maart 2017 1.2 Gegevens van de aanvrager e-mailadres organisatie beleidsdomein entiteit joseph.remy@wse.vlaanderen.be. Departement WSE Werk en sociale economie Juridische diensten en erkenningen 2 Titel en fase Deze RIA betreft het ontwerp van Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, wat betreft de verdeelsleutel voor het budget van het opleidingsfonds dienstencheques. Het ontwerp bevindt zich heden in de fase van de redactie van de tekst. 3 Samenvatting 1

Het opleidingsfonds dienstencheques (OFDC) heeft tot doel de opleidingsgraad van de dienstenchequewerknemers te verhogen. De erkende dienstencheque-onderneming die één of meer goedgekeurde opleidingen organiseert voor haar personeel, kan bij het OFDC de opleidingskosten gedeeltelijk terugbetaald krijgen. Het OFDC wordt beheerd door een secretariaat OFDC binnen het Departement WSE dat instaat voor de administratieve opvolging en terugbetaling van de dossiers. Alle ondernemingen die erkend zijn als dienstencheque-onderneming kunnen beroep doen op dit fonds. Het secretariaat van het OFDC kent jaarlijks een opleidingsbudget toe aan elke erkende dienstenchequeonderneming. Het toegekende budget wordt berekend op basis van het aantal ingediende cheques in het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor het opleidingsbudget wordt goedgekeurd. Het opleidingsbudget van een onderneming die in het voorgaande kalenderjaar over een erkenning beschikte, bedraagt minstens 1.000. Ook ondernemingen die pas erkend zijn, krijgen een opleidingsbudget toegekend : 1.000 bij erkenning tijdens het eerste kwartaal van het jaar, 750 bij erkenning tijdens het tweede kwartaal van het jaar, 500 bij erkenning tijdens het derde kwartaal van het jaar en 250 bij erkenning tijdens het vierde kwartaal van het jaar. Voor het jaar 2015 werd het budget nog federaal verdeeld en moest na de overdracht elk gewest enkel de opleidingen terugbetalen die werden georganiseerd door ondernemingen met een maatschappelijke zetel binnen het eigen gewest. Voor de verdeling van het budget 2016 koos Vlaanderen ervoor om de bestaande reglementering strikt te volgen wat betekende dat iedere in Vlaanderen erkende dienstencheque-onderneming recht had op een minimumbudget van 1000. Omwille van de overdracht van federale naar regionale erkenningen betekende dit dat elke dienstencheque-onderneming in België recht had op dit minimumbudget. Elke onderneming die federaal erkend was ontving namelijk een Vlaamse erkenning. Dit betekende ook dat Waalse of Brusselse ondernemingen die geen enkele activiteit in Vlaanderen zouden uitoefenen recht hadden op dit budget. Het resterende budget werd verdeeld op basis van het aantal aan de onderneming terugbetaalde cheques van Vlaamse gebruikers in 2015. In tegenstelling tot Vlaanderen heeft het Brussels Gewest de opleidingsbudgetten verdeeld onder de ondernemingen met een maatschappelijke zetel binnen het eigen gewest, terwijl het Waalse Gewest de budgetten verdeelde op basis van de exploitatiezetel. Gevolg hiervan was dat de Vlaamse dienstencheque-ondernemingen een lager opleidingsbudget ontvingen dan in 2015. Het Vlaamse budget werd immers over heel België verdeeld, maar de Vlaamse ondernemingen kwamen niet in aanmerking voor de budgetten van de andere gewesten. Om te voorkomen dat dit in 2017 opnieuw het geval zal zijn, wordt er voor het jaar 2017 voorgesteld om het budget van het Vlaams opleidingsfonds te verdelen over de maatschappelijke zetels van alle actieve dienstenchequeondernemingen in België die een minimum aantal aan Vlaamse cheques hebben ingediend in het vorige kalenderjaar. Er wordt geen minimumbudget van 1000 meer toegekend en er wordt enkel nog een opleidingsbudget toegekend aan een dienstencheque-onderneming die minimum 2000 Vlaamse dienstencheques indiende in het afgelopen kalenderjaar. Het minimumbudget voor nieuw erkende ondernemingen blijft behouden. 4 Probleembeschrijving Voor 2016 werd het budget toegekend op basis van het aantal cheques dat door de dienstenchequeondernemingen voor terugbetaling bij het uitgiftebedrijf Sodexo werden ingediend en die afkomstig waren van gebruikers met een hoofdverblijfplaats in het Vlaams gewest. In tegenstelling tot Vlaanderen heeft het Brussels Gewest de opleidingsbudgetten verdeeld onder de ondernemingen met een maatschappelijke zetel binnen het eigen gewest, terwijl het Waalse Gewest de budgetten verdeelde op basis van de exploitatiezetel. VR 2017 2403 DOC. OPLEIDINGSFONDS DC - 5 RIA 2

Vlaanderen koos ervoor om de bestaande reglementering strikt te volgen wat betekende dat iedere in België actieve dienstencheque-onderneming recht had op een minimumbudget vanuit het OFDC. Het secretariaat OFDC heeft bijgevolg het Vlaamse budget ( 4.339.000) verdeeld over alle in België actieve dienstencheque-ondernemingen. Bovenop het minimumbudget voor alle ondernemingen, werd het resterende budget verdeeld op basis van het aantal aan de onderneming terugbetaalde cheques van Vlaamse gebruikers in 2015. Deze intergewestelijke discrepantie bij de verdeling van de budgetten voor 2016 had tot gevolg dat de Vlaamse dienstenchequeondernemingen een opleidingsbudget ontvingen dat tussen de 20 en 35% lager lag dan het budget dat ze voor 2015 kregen. 5 Beleidsdoelstelling De beleidsdoelstelling bestaat erin de voor de Vlaamse dienstencheque-ondernemingen in 2016 nadelige verdeling van de budgetten opleidingsfonds dienstencheques te vervangen door een meer rechtvaardige verdeling voor 2017 zodat de Vlaamse dienstencheque-ondernemingen over een budget kunnen beschikken dat vergelijkbaar is met het hun in 2015 toegekende budget en er geen minimumbudget meer wordt toegekend aan dienstenchequeondernemingen met weinig of geen activiteit in Vlaanderen. Het gekozen verdelingscriterium moet zowel de toets van de wettelijkheid als de toets van de billijkheid doorstaan. 6 Opties Nuloptie: voorzetting van een bestaande toestand Behoud van de bestaande verdeelsleutel Het opleidingsbudget van een onderneming die in het voorgaande kalenderjaar over een erkenning beschikte, bedraagt minstens 1.000. Voor elke dienstencheque-onderneming die in het voorgaande kalenderjaar over een erkenning in het kader van de dienstencheques beschikte, wordt de volgende berekening gemaakt: a x b/c a = het voor dat kalenderjaar beschikbare totaalbudget van het Opleidingsfonds dienstencheques (verminderd met een reserve om de ondernemingen die in de loop van dat jaar erkend worden ook een opleidingsbudget te geven); c = het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig Voor de erkende ondernemingen waarvoor de uitkomst van deze berekening minder is dan of gelijk is aan 1.000, wordt het opleidingsbudget vastgelegd op 1.000. De ondernemingen waarvoor de uitkomst van deze berekening hoger is dan 1.000, hebben bovenop de reeds toegekende 1.000 recht op een bijkomend bedrag. Dat wordt als volgt berekend: d x b/e d = het voor dat kalenderjaar beschikbare totaalbudget van het Opleidingsfonds dienstencheques verminderd met het reeds toegekende gedeelte ( 1.000 per onderneming, reserve voor de nieuwe ondernemingen); VR 2017 2403 DOC. OPLEIDINGSFONDS DC - 5 RIA 3

e = het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar verminderd met het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar aan de ondernemingen die slechts recht hebben op een budget van 1.000. Ook ondernemingen die pas zijn erkend, krijgen een opleidingsbudget toegekend:( 1.000 bij erkenning tijdens het eerste kwartaal van het jaar, 750 bij erkenning tijdens het tweede kwartaal van het jaar, 500 bij erkenning tijdens het derde kwartaal van het jaar en 250 bij erkenning tijdens het vierde kwartaal van het jaar). Optie 2: Afschaffen minimumbedrag en invoeren minimumdrempel gekozen optie Het budget verdelen over de maatschappelijke zetels van alle actieve dienstencheque-ondernemingen in België die tijdens het vorige kalenderjaar een minimum aantal Vlaamse cheques hebben ingediend en afschaffen van het minimumbedrag van 1.000. In dit scenario wordt er geen minimumbudget van 1000 meer toegekend en wordt enkel een opleidingsbudget toegekend aan de dienstencheque-ondernemingen die minstens 2000 Vlaamse cheques hebben ingediend in het afgelopen kalenderjaar. Voor elke erkende onderneming die in het vorige kalenderjaar over een erkenning in het kader van de dienstencheques beschikte en waarvoor het aantal door de uitgiftemaatschappij uitbetaalde dienstencheques in het vorige kalenderjaar minstens 2000 dienstencheques bedroeg, wordt de volgende berekening gemaakt : a x b/c a = het voor het kalenderjaar beschikbare budget betreffende het opleidingsfonds dienstencheques c = het totaal aantal door het uitgiftebedrijf in het vorige kalenderjaar betaalde dienstencheques verminderd met het totaal aantal door het uitgiftebedrijf in het vorige kalenderjaar betaalde dienstencheques aan de ondernemingen waarvoor minder dan 2000 dienstencheques werden uitbetaald. Het minimumbudget voor nieuw erkende ondernemingen blijft behouden. Optie 3: Beperken maatregel tot Vlaamse ondernemingen Het budget verdelen over de maatschappelijke zetels van alle actieve dienstencheque-ondernemingen die één of meerdere exploitatiezetels hebben in Vlaanderen In dit scenario wordt geen minimumbudget van 1000 meer toegekend aan alle actieve dienstenchequeondernemingen. Het budget zal verdeeld worden op basis van het aantal terugbetaalde Vlaamse dienstencheques per vestigingszetel. Ondernemingen die ook Vlaamse dienstencheques hebben ingediend, maar geen vestiging hebben in het Vlaams Gewest komen derhalve niet in aanmerking voor een opleidingsbudget. Het minimumbudget voor nieuw startende ondernemingen die een nieuwe erkenning aanvragen in Vlaanderen en er ook een vestigingszetel hebben, wordt wel behouden. Optie 4: Behoud minimumbedrag en invoeren minimumdrempel Het budget verdelen over de maatschappelijke zetels van alle actieve dienstencheque-ondernemingen in België die tijdens het vorige kalenderjaar een minimum aantal Vlaamse cheques hebben ingediend en afschaffen van het minimumbedrag van 1.000. VR 2017 2403 DOC. OPLEIDINGSFONDS DC - 5 RIA 4

Het opleidingsbudget van een onderneming die in het voorgaande kalenderjaar minstens 2.000 Vlaamse dienstencheques heeft ingediend, bedraagt minstens 1.000. Voor elke dienstencheque-onderneming die in het voorgaande kalenderjaar minstens 2.000 Vlaamse dienstencheques heeft ingediend, wordt de volgende berekening gemaakt: a x b/c a = het voor dat kalenderjaar beschikbare totaalbudget van het Opleidingsfonds dienstencheques (verminderd met een reserve om de ondernemingen die in de loop van dat jaar erkend worden ook een opleidingsbudget te geven); c = het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig Voor de erkende ondernemingen waarvoor de uitkomst van deze berekening minder is dan of gelijk is aan 1.000, wordt het opleidingsbudget vastgelegd op 1.000. De ondernemingen waarvoor de uitkomst van deze berekening hoger is dan 1.000, hebben bovenop de reeds toegekende 1.000 recht op een bijkomend bedrag. Dat wordt als volgt berekend: d x b/e d = het voor dat kalenderjaar beschikbare totaalbudget van het Opleidingsfonds dienstencheques verminderd met het reeds toegekende gedeelte ( 1.000 per onderneming, reserve voor de nieuwe ondernemingen); e = het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar verminderd met het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar aan de ondernemingen die slechts recht hebben op een budget van 1.000. Ook ondernemingen die pas zijn erkend, krijgen een opleidingsbudget toegekend:( 1.000 bij erkenning tijdens het eerste kwartaal van het jaar, 750 bij erkenning tijdens het tweede kwartaal van het jaar, 500 bij erkenning tijdens het derde kwartaal van het jaar en 250 bij erkenning tijdens het vierde kwartaal van het jaar). 7 Analyse van de effecten Doelgroepen De voor de Vlaamse dienstencheque-ondernemingen in 2016 nadelige verdeling van de budgetten opleidingsfonds dienstencheques vervangen door een meer rechtvaardige verdeling voor 2017. Het is de bedoeling dat de Vlaamse dienstencheque-ondernemingen in 2017 opnieuw over een opleidingsbudget zullen beschikken vergelijkbaar met de in 2015 toegekende bedragen en dat er geen minimumbudget meer wordt toegekend aan dienstenchequeondernemingen met weinig of geen activiteit in Vlaanderen. Nuloptie Effectbeschrijving Dit scenario zal bij het voortbestaan van de discrepantie tussen de gewesten bij het verdelen van de budgetten, opnieuw voor gevolg hebben dat de Vlaamse dienstencheque-ondernemingen in 2017 een lager opleidingsbudget zullen ontvangen dan in 2015. Optie 2: Afschaffen minimumbedrag en invoeren minimumdrempel gekozen optie Effectbeschrijving VR 2017 2403 DOC. OPLEIDINGSFONDS DC - 5 RIA 5

Dit scenario zorgt ervoor dat er geen opleidingsbudget meer verloren gaat aan de minimumbudgetten die worden toegekend aan ondernemingen met maatschappelijke zetel in het Brusselse of Waalse gewest die nooit Vlaamse dienstencheques indienen. Daarnaast sluit dit scenario ook uit dat er budget wordt toegekend aan DCondernemingen met maatschappelijke zetel in het Brusselse of Waalse gewest die slechts heel occasioneel Vlaamse dienstencheques hebben ingediend (vb. wanneer er ergens een buitenverblijf van een Vlaamse gebruiker in Wallonië werd gekuist of wanneer één van hun DC-werknemers slechts enkele uurtjes actief was net over de grens in het Vlaamse gewest) Het budget van de ondernemingen die via deze verdeelsleutel recht hebben op een opleidingsbudget zal hoger liggen dan het opleidingsbudget dat ze voor het kalenderjaar 2016 kregen. Daarnaast zullen de grotere ondernemingen met een maatschappelijke zetel in het Brusselse (en/of Waalse) gewest die ook actief zijn in Vlaanderen en die beduidend minder opleidingsbudget vanuit het Brussels (en/of Waals) gewest ontvangen dan vroeger (federaal) en de ondernemingen die zich net buiten de grens met Vlaanderen situeren en een aanzienlijk aandeel gebruikers en werknemers uit Vlaanderen hebben, via deze werkwijze toch nog een budget vanuit Vlaanderen krijgen op basis van het aantal ingediende Vlaamse cheques. Op deze manier zal het verlies aan opleidingsbudget in de andere Gewesten minstens gedeeltelijk gecompenseerd worden. Door het afschaffen van het minimumbedrag van 1.000 kunnen de middelen ook gerichter worden ingezet op ondernemingen die meer werknemers tewerkstellen. Immers uit voorgaande jaren blijkt duidelijk dat ondernemingen die slechts een minimumbudget van 1000 euro toegekend kregen, hier heel weinig gebruik van maakten. Volgens deze optie zullen de toegekende middelen dus beter benut worden en efficiënter gebruikt worden voor het bereiken van de doelstelling van het OFDC. Optie 3: Beperken maatregel tot Vlaamse ondernemingen Effectbeschrijving Door naar het verbruik van Vlaamse dienstencheques per vestigingszetel te kijken bij de toekenning van een opleidingsbudget, kunnen ondernemingen zonder activiteiten in Vlaanderen geen misbruik maken van het systeem door enkel een vestiging in Vlaanderen op te richten. Het budget wordt dus uitsluitend toegekend aan ondernemingen die actief zijn in Vlaanderen (exploitatiezetel) en terugbetalingsdossiers kunnen enkel worden ingediend door ondernemingen met één of meerdere Vlaamse vestiging(en). Dit scenario vertoont enkele nadelen. Om het budget te verdelen over de ondernemingen met exploitatiezetel in Vlaanderen moeten eerst de betrokken bedrijven kunnen geïdentificeerd worden. De vestigingseenheden zijn echter niet gekend door het secretariaat OFDC. Bovendien heeft Sodexo enkel gegevens m.b.t. het aantal ingediende cheques per gewest en per maatschappelijke zetel en niet per vestiging. Zonder dergelijke gegevens is het onmogelijk om het budget per vestiging te berekenen. Alternatieve bronnen zoals het VKBO, RSZ en KSZ beschikken niet altijd over de meest recente informatie of kunnen maar gegevens beschikbaar stellen met ruime vertraging op de realiteit. Administratief gezien is deze piste dus weinig realistisch. Dienstencheque-werknemers die aan opleidingen deelnemen waarvoor een terugbetaling wordt gevraagd, kunnen uit een vestiging gelegen in een ander gewest komen. Dit valt moeilijk te controleren door het secretariaat OFDC. Uit analyses blijkt dit voorstel vooral nadelig voor de grotere DC-ondernemingen met een maatschappelijke zetel in het Brusselse gewest en de ondernemingen actief in de grensregio s, die duidelijk een kleiner budget zouden krijgen dan de voorgaande jaren. Optie 4: Behoud minimumbedrag en invoeren minimumdrempel Dit scenario zorgt ervoor dat er geen opleidingsbudget meer verloren gaat aan de minimumbudgetten die worden toegekend aan ondernemingen met maatschappelijke zetel in het Brusselse of Waalse gewest die nooit Vlaamse dienstencheques indienen. Daarnaast sluit dit scenario ook uit dat er budget wordt toegekend aan DC- VR 2017 2403 DOC. OPLEIDINGSFONDS DC - 5 RIA 6

ondernemingen met maatschappelijke zetel in het Brusselse of Waalse gewest die slechts heel occasioneel Vlaamse dienstencheques hebben ingediend (vb. wanneer er ergens een buitenverblijf van een Vlaamse gebruiker in Wallonië werd gekuist of wanneer één van hun DC-werknemers slechts enkele uurtjes actief was net over de grens in het Vlaamse gewest) Het budget van de ondernemingen die via deze verdeelsleutel recht hebben op een opleidingsbudget zal hoger liggen dan het opleidingsbudget dat ze voor het kalenderjaar 2016 kregen. Daarnaast zullen de grotere ondernemingen met een maatschappelijke zetel in het Brusselse (en/of Waalse) gewest die ook actief zijn in Vlaanderen en die beduidend minder opleidingsbudget vanuit het Brussels (en/of Waals) gewest ontvangen dan vroeger (federaal) en de ondernemingen die zich net buiten de grens met Vlaanderen situeren en een aanzienlijk aandeel gebruikers en werknemers uit Vlaanderen hebben, via deze werkwijze toch nog een budget vanuit Vlaanderen krijgen op basis van het aantal ingediende Vlaamse cheques. Op deze manier zal het verlies aan opleidingsbudget in de andere Gewesten gedeeltelijk gecompenseerd worden. Door het behoud van het minimumbedrag van 1.000 euro kunnen ook kleinere ondernemingen beschikken over een voldoende budget om opleidingen aan te bieden. Er ontstaat ook geen discriminatie van deze ondernemingen ten opzichte van nieuwe ondernemingen die in optie 2 wel 1.000 euro blijven ontvangen terwijl zij geen activiteiten bewijzen. Dit scenario vertoont evenwel ook een nadeel. Door het behouden van het minimumbudget, zal een aanzienlijk deel van het budget waarschijnlijk onbenut blijven. Uit gegevens van voorgaande jaren blijkt dat de ondernemingen die slechts een minimumbudget van 1000 euro toegekend kregen, deze budgetten slechts in beperkte mate benutten. Hierdoor gaat een aanzienlijk deel van het totaalbudget verloren, dat niet meer aangewend kan worden voor om de doelstelling van het OFDC te bereiken. 8 Vergelijking van de opties Optie 2 beantwoordt veruit het best aan de doelstelling om tot een meer billijke en wettelijke verdeling te komen van de budgetten bestemd voor het opleidingsfonds dienstencheques zodat de Vlaamse dienstenchequeondernemingen opnieuw over een opleidingsbudget zullen kunnen beschikken dat vergelijkbaar is met het hun toegekende budget in 2015. 9 Uitvoering Het besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2017. Dit zal operationeel worden toegepast door de dienst dienstencheques. Zij kunnen hiertoe de nodige aanpassingen aanbrengen aan hun systeem. 10 Administratieve lasten Voorliggend besluit legt geen bijkomende administratieve lasten op. 11 Handhaving Er worden geen handhavingsbepalingen gewijzigd of toegevoegd. VR 2017 2403 DOC. OPLEIDINGSFONDS DC - 5 RIA 7

12 Evaluatie Jaarlijks evalueert de Commissie opleidingsfonds dienstencheques het opleidingsfonds dienstencheques, inzonderheid wat betreft de werking en de modaliteiten ervan en de opleidingen die wel of niet goedgekeurd worden. 13 Consultatie Het voorstel werd overlegd met het kabinet van Minister Muyters, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport. De gekozen optie werd ook voorgelegd aan het Waalse en Brusselse Gewest op de intergewestelijke vergadering van 22 september 2016.Zowel het Brusselse als het Waalse Gewest hebben op deze vergadering bevestigd dat het Vlaamse voorstel met betrekking tot de verdeling van het budget 2017 ook zal toegepast worden in hun Gewest. De gekozen optie werd ook besproken met de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers in de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. Ze reageerden positief op de gekozen optie omdat nagenoeg geen enkele dienstencheque-onderneming tevreden was over de in 2016 toegepaste verdeling, terwijl de gekozen optie er zal voor zorgen dat in 2017 voor de meeste dienstencheque-ondernemingen de budgetten terug op het niveau van 2015 zullen liggen. 14 Contactinformatie Luc CUYT, Departement Werk en Sociale Economie e-mail : luc.cuyt@wse.vlaanderen.be tel. 02 553 10 56 Joseph REMY, Departement Werk en Sociale Economie e-mail : joseph.remy@wse.vlaanderen.be tel. 02 553 10 73 VR 2017 2403 DOC. OPLEIDINGSFONDS DC - 5 RIA 8