HA56.L2.3542-14 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN BEKLAAGDE A. A., geboren te Beringen op ( ), wonende te ( ), Belg. In persoon. TENLASTELEGGINGEN Verdacht van : te Lommel, op 3 augustus 2014 minderjarige kinderen, nader geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal, te hebben bedreigd met een aanslag op personen of op eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is, namelijk: "vuile Joden, ga terug want als ik jullie hier nog zie dan ga ik jullie kapot maken.. te B. In de omstandigheden genoemd in artikel 444 van het Strafwetboek, namelijk hetzij in openbare bijeenkomsten of plaatsen, hetzij in tegenwoordigheid van verscheidene personen, in een plaats die niet openbaar is, maar toegankelijk voor een aantal personen die het recht hebben er te vergaderen of ze te bezoeken, hetzij in om het even welke plaats, in tegenwoordigheid van de beledigde en voor getuigen, hetzij door geschriften, al dan niet gedrukt, door prenten of zinnebeelden, die aangeplakt, verspreid of verkocht, te koop geboden of openlijk tentoongesteld worden, hetzij ten slotte door geschriften, die niet openbaar gemaakt, maar aan verscheidene personen toegestuurd of meegedeeld worden, te hebben aangezet tot discriminatie of tot segregatie jegens een groep, een gemeenschap of de leden ervan wegens hun nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische
afstamming, en dit, zelfs buiten de in artikel 5 van de Racismewet d.d. 30 juli 1981 bedoelde domeinen, namelijk door: in het openbaar, in aanwezigheid van getuigen, jegens M. F., M. S. en 21 minderjarige kinderen, nader geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal de volgende zaken te hebben geroepen: - "vuile Joden, ga terug want als ik jullie hier nog zie dan ga ik jullie kapot maken..." - "terroristen, jullie zijn een slecht volk" - "jullie zijn niet welkom in Lommel, jullie moeten terug vertrekken" geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal, te hebben bedreigd met een aanslag op personen of op eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is, namelijk door: met zijn voertuig bedreigend in de richting van de groep te hebben gereden tot over het fietspad en na het uitstappen hun te hebben bespuwd. HERKWALIFICATIE Te Lommel, op 3 augustus 2014 minderjarige kinderen, nader geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal, te hebben bedreigd met een aanslag op personen of op eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is en dit onder de omstandigheden zoals omschreven in artikel 330 bis S.w., namelijk: "vuile joden, ga terug want als ik jullie hier nog zie dan ga ik jullie kapot maken..", te B.. geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal, te hebben bedreigd met een aanslag op personen of eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is en dit onder de omstandigheden zoals omschreven in artikel 330 bis S.W., namelijk door: "met zijn voertuig bedreigend in de richting van de groep te hebben gereden tot over het fietspad en na het uitstappen hun hebben bespuwd". PROCEDURE 1. De zaak werd behandeld op de openbare zitting van 21.09.2017. De rechtbank nam kennis van de stukken van de rechtspleging en hoorde het Openbaar Ministerie en de aanwezige partij. 2
2. De rechtbank is verplicht aan de feiten die haar voorgelegd worden, een juiste kwalificatie te geven. Rekeninghoudend met de voorliggende onderzoeksgegevens is de rechtbank van oordeel dat zij aan de feiten onder de tenlasteleggingen A en C de hiernavolgende kwalificatie moet geven: minderjarige kinderen, nader geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal, te hebben bedreigd met een aanslag op personen of op eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is en dit onder de omstandigheden zoals omschreven in artikel 330 bis S.w., namelijk: "vuile joden, ga terug want als ik jullie hier nog zie dan ga ik jullie kapot maken..", te B. geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal, te hebben bedreigd met een aanslag op personen of eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is en dit onder de omstandigheden zoals omschreven in artikel 330 bis S.W., namelijk door: "met zijn voertuig bedreigend in de richting van de groep te hebben gereden tot over het fietspad en na het uitstappen hun hebben bespuwd". Deze nieuwe omschrijving omvat dezelfde feiten als diegene die aan de grondslag lagen van de vervolging door het openbaar ministerie onder de voorziene tenlasteleggingen A en C. Ter zitting van 21.09.2017 werd beklaagde in kennis gesteld van deze mogelijke herkwalificatie, zodat hij zich daarover heeft kunnen verdedigen. BEOORDELING OP STRAFGEBIED Grond van de zaak De ten laste van beklaagde A. A. gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding onder de tenlastelegging B en zoals hiervoor geherkwalificeerd voor de tenlasteleggingen A en C zijn genoegzaam naar eis van recht bewezen door het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. 3
De voorliggende feiten worden door beklaagde bovendien niet ernstig betwist en worden bevestigd door de voorliggende verklaringen, onder meer deze van de getuige T. M.. Straftoemeting De ten laste van beklaagde bewezen verklaarde feiten, zoals omschreven onder de tenlasteleggingen van de dagvaarding, zijn door eendaadse samenloop verbonden dan wel de opeenvolgende en voortgezette uitvoering van eenzelfde misdadig opzet, zodat in toepassing van artikel 65 Sw. slechts één bestraffing, te weten de zwaarste, wordt uitgesproken. De werkstraf werd niet gevraagd door beklaagde noch gevorderd door het Openbaar Ministerie en de Rechtbank heeft de toepassing ervan niet overwogen. Een bestraffing van beklaagde, zoals volgt in het beschikkend gedeelte, komt de rechtbank gepast voor, gelet op enerzijds de aard en de ernst van de gepleegde feiten en de omvang ervan en rekening houdend anderzijds met het strafrechtelijk verleden van deze beklaagde. De duur van de vervangende gevangenisstraf is aangepast aan de omvang van de opgelegde geldboete. Aan beklaagde kan nog wel het voordeel van het probatie-uitstel van de strafuitvoering worden toegekend, nu hij vroeger nog geen enkele veroordeling tot een criminele straf of een hoofdgevangenisstraf van meer dan 3 jaar heeft opgelopen. Gelet op het strafrechterlijk verleden van beklaagde komt het de rechtbank gepast voor aan beklaagde het voordeel van het uitstel van de tenuitvoerlegging van een deel van de opgelegde straffen toe te staan voor een periode van drie jaar. Dit voordeel zal voor beklaagde immers een bijkomende aansporing zijn om zich in de toekomst te onthouden dergelijke feiten te plegen, daar hij moet weten dat bij een volgende veroordeling het thans verleende uitstel kan verloren gaan. Het komt evenwel aangewezen voor, zo niet noodzakelijk, ter ondersteuning van beklaagde in zijn reclasseringsinspanningen, deze genademaatregel afhankelijk te stellen van de hierna vermelde probatievoorwaarden. Op de zitting van 21.09.2017, heeft beklaagde zich akkoord verklaard met probatievoorwaarden. BEOORDELING OP BURGERLIJK GEBIED Gelet op het bestaan van mogelijk reële schade veroorzaakt door de bewezen verklaarde misdrijven past het de burgerlijke belangen aan te houden. TOEGEPASTE WETTEN 4
Er werd rekening gehouden met volgende wettelijke bepalingen: Wetboek strafvordering art. 162,185,194,197, Strafwetboek art. 25, 38, 40, 65, 327, 329, 330 bis, 331 Wet 30.07.1981 Wet 29.06.1964 art. 8,9 Wet 05.03.1952 art.l, Wet 28.12.2011 art. 2 en Wet 25.12,2016 art. 59 Wet 01.08.1985 art. 29 gewijzigd door Wet 22.04.2003 art. 3 gewijzigd door KB. 31.10.2005 art. 1 KB. 28.12.1950 art. 91 al. l KB. 28.12.1950 art. 91 al.2, gewijzigd bij art. 1 KB. 13.11.2012 Wet van 19.03.2017 art. 4 2 Wet 15.06.1935 art. 13, 14, 31-41 De wetsbepalingen zoals vermeld in de gedinginleidende akte en de wetsbepalingen aangehaald in dit vonnis. UITSPRAAK De rechtbank beslist OP TEGENSPRAAK, OP STRAFGEBIED Beklaagde A. A. Herkwalificeert de aan beklaagde onder de tenlasteleggingen A en C ten laste gelegde feiten als volgt: minderjarige kinderen, nader geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal, te hebben bedreigd met een aanslag op personen of op eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is en dit onder de omstandigheden zoals omschreven in artikel 330 bis S.w., namelijk: "vuile joden, ga terug want als ik jullie hier nog zie dan ga ik jullie kapot maken..", te B geïdentificeerd in het aanvankelijk proces-verbaal, te hebben bedreigd met een aanslag op personen of eigendommen, waarop een criminele straf gesteld is en dit onder de omstandigheden zoals omschreven in artikel 330 bis S.W., namelijk door: "met zijn voertuig bedreigend in de richting van de groep te hebben gereden tot over het fietspad en na het uitstappen hun hebben bespuwd". 5
De rechtbank verklaart de beklaagde schuldig voor de feiten van de tenlastelegging B zoals omschreven in de dagvaarding en voor de feiten van de tenlasteleggingen A en C, zoals geherkwalificeerd. De rechtbank veroordeelt de beklaagde voor de bewezen verklaarde feiten samen tot een HOOFDGEVANGENISSTRAF van VIJFTIEN MAANDEN en een GELDBOETE van TWEEHONDERD EURO, verhoogd met 50 opdeciemen (x6) tot DUIZEND TWEEHONDERD EURO, met een vervangende gevangenisstraf van ZESTIG DAGEN. De rechtbank verleent de beklaagde UITSTEL voor de helft van de hoofdgevangenisstraf en de helft van de geldboete voor een periode van DRIE JAAR, op voorwaarde dat de beklaagde volgende voorwaarden naleeft: - zich te laten begeleiden door de justitie-assistent(e) en de richtlijnen van deze stipt te volgen; - zich onthouden van het plegen van strafbare feiten; - een vaste verblijfplaats hebben en iedere adreswijziging onmiddellijk meedelen aan de justitie-assistent(e) die met de begeleiding is belast; - gevolg te geven aan de oproepingen van de probatiecommissie en aan die van de justitie-assistent(e) die met de begeleiding is belast; - onmiddellijk aan het werk gaan of zich onmiddellijk bij een interimbureau inschrijven en werk zoeken en hiervan een getuigschrift uitgaande van de werkgever of interimbureau over te leggen aan de justitie-assistent(e); - bij gebreke aan het vinden van werk binnen een termijn van 3 maanden na het in kracht van gewijsde treden van huidig vonnis, in overleg met en onder toezicht van de justitie-assistent(e) een passende beroepsopleiding te volgen bij de VDAB. Verplicht de veroordeelde om bij wijze van bijdrage tot de financiering van het bijzonder fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders een bedrag te betalen van 25 euro te verhogen met 70 opdeciemen en alzo gebracht op 200,00 euro, Legt aan de veroordeelde in toepassing van art. 91 K.B. van 28.12.1950, gewijzigd bij art. 1 KB 13.11.2012, de verplichting op tot het betalen van een geïndexeerde vergoeding van 51,20 euro. Verplicht de veroordeelde om bij wijze van bijdrage ten bate van het begrotingsfonds voor juridische tweedelijnsbijstand een bedrag te betalen van 20,00 euro. 6
Kosten Veroordeelt beklaagde tot de kosten van de publieke vordering, in totaal begroot op de som van 28.46 euro. OP BURGERLIJK GEBIED De rechtbank houdt de beslissing over de burgerlijke belangen aan. Alles gebeurde in de Nederlandse taal overeenkomstig de wet van 15 juni 1935. Dit vonnis is in openbare zitting uitgesproken op 19 oktober 2017 door de rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, 16 D kamer, samengesteld uit : Mevr. A. T., rechter, alleenzetelend rechter In aanwezigheid van dhr. R. G., substituut procureur des Konings m.o., en Met bijstand van de griffier J. V. 7