Nota van B&W. onderwerp Implementatie Huisvestingsverordening

Vergelijkbare documenten
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer stelt de volgende beleidsregel vast:

BESLUIT: vast te stellen de navolgende Regionale beleidsregels urgentie Stadsregio Amsterdam 2015.

Beleidsregels urgentie, rolstoelwoningen en aanleunwoningen. gelet op de gewijzigde Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013,

onderwerp Beleidsregels urgentie, rolstoelwoningen en aanleunwoningen

Beleidsregels urgenties woonruimteverdeling per 1 juli 2015(3b, 2015, 159)

Regionale Beleidsregels Woonurgentie Uitwerking gemeente Aalsmeer. Juli 2015

Uitvoeringsbesluit Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,

Nota van B&W. Urgentieregeling woningzoekenden

Bijlage I: Urgentie- en herhuisvestingssysteem. Paragraaf 1. Algemeen

Uitvoeringsinstructie 5

Huisvestingsverordening gemeente Heusden 2016

ECLI:NL:RVS:2017:1848

1 Algemene bepalingen

Uw huidige woning is ongeschikt om te blijven wonen vanwege:

gelet op de artikelen 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 18, 19 en 20 van de Huisvestingswet 2014 en de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

Huisvestingsverordening artikel Urgent woningzoekenden 1. Burgemeester en wethouders kunnen een in het register* ingeschreven woningzoekende

Het Vierde Huis. Workshop Huisvestingswet: Urgentieverlening en mandatering. Gerard Scholten Advocaat bij Tomlow advocaten. Hafida El Mariaoui

Verseon DSO/2012/ svdz. Nadere regels urgentie. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere,

INFORMATIEBLAD. Huisvestingswet en huisvestingsverordening 2019

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Overzicht wijzigingen van de huisvestingsverordening per 1 juli 2017

Beleidsregels indicatiestelling aangepaste woningen gemeente Zaanstad 2015

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. XXXXXX 2015, nr. XXXXXX;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2015, nr. B ;

GEMEENTEBLAD. Dit is besloten in de openbare vergadering van de raad op 15 juni 2017.


Toelichting bij de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013, geldend vanaf 1 juli 2015

De huisvestingsverordening gemeente Epe 2015 vast te stellen.

Openbaar. Onderwerp Evaluatie mantelzorgurgenties. Wonen Zorg & Welzijn. Portefeuillehouder B. Velthuis B. Frings

VERORDENING TOT WIJZIGING VAN DE HUISVESTINGSVERORDENING REGIO UTRECHT 2015 GEMEENTE BUNNIK

agendanummer Gelezen het voorstel van het college van de gemeente Albrandswaard met kenmerk d.d. 17 februari 2015;

TOELICHTING op de Huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek

Beleidsregels indicatiestelling aangepaste woningen gemeente Zaanstad 2016

Registratienummer sector Ede, MWES 7 mei 2013

Huisvestingsverordening Papendrecht 2005

Gemeente Opmeer. besluit vast te stellen de 'HUISVESTINGSVERORDENING 2015 REGIO WEST-FRIESLAND Gemeente Opmeer 2015'

Gemeente Papendrecht

Onderwerp: vaststellen Huisvestingsverordening Alblasserwaard- Vijfheerenlanden Gemeente Zederik 2015.

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Soest houdende regels omtrent huisvesting (Huisvestingsverordening Soest 2019)

Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Haarlemmerliede en Spaarnwoude 2015

Huisvestingsverordening Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gemeente Gorinchem

HUISVESTINGSVERORDENING ALBLASSERWAARD-VIJFHEERENLANDEN

ONDERWERP Huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland/IJmond: Heemstede 2017

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Haarlemmermeer houdende regels omtrent huisvesting Huisvestingsverordening Haarlemmermeer 2018

Huisvestingsverordening Alblasserwaard-Vijfheerenlanden gemeente Hardinxveld-Giessendam 2015

In deze bijlage zijn een aantal terugkerende en veelgestelde vragen in willekeurige volgorde opgenomen.

Huisvestingsverordening Krimpenerwaard 2015

Bijlage 3 Was/Wordt tabel 1e wijziging Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015

MET VOORRANG EEN ANDER HUIS

VERSLAG 2014 (inclusief vergelijking met de jaren ) URGENTIECOMMISSIE WOONRUIMTEVERDELING HOUTEN

Wijziging Model Huisvestingsverordening Leeswijzer modelbepalingen

Modelraadsbesluit tot vaststelling van de Verordening woonruimtebemiddeling regio Rotterdam 2015

Toelichting Huisvestingsverordening Elburg Algemeen

De Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 Gemeente Nieuwegein wordt als volgt gewijzigd:

Raadsvoorstel

Toelichting Huisvestingsverordening Diemen 2016 Versie 22 oktober 2015

10 woningcorporaties

{ Leusden. Huisvestingsverordening Leusden 2015

BIJLAGE 3 behorend bij Huisvestingsverordening Heiloo UITVOERINGSVOORSCHRIFT URGENTIEBEPALING. 1. Inleiding

Kennissessie Spoedzoekers In samenwerking met gemeente Utrecht

Beleidsregel urgentieverklaringen Den Haag 2019

Bijlage 1. Toelichting bij de Huisvestingsverordening Berg en Dal 2020.

MET VOORRANG EEN ANDER HUIS

Namen + geboortedata:

Postbus 150, 3830 AD Leusden, telefoon 14033,

Onderwerp Aanpassing Huisvestingsverordeningen per 1 juli 2017

heeft het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 mei 2019 gelezen en neemt de onderbouwing daarvan over;

MET VOORRANG EEN ANDER HUIS

Urgentieregeling s-hertogenbosch Mei 2017

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere

=CONCEPT= Beleidsregels voor urgentie

Huisvestingsverordening gemeente Losser (urgentieregeling)

Urgentieverklaring. Voor een huurwoning

a. werkzaam is in de gemeente; ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente is opgenomen;

Het aanvragen van een urgentieverklaring Wat is een urgentieverklaring en aan welke voorwaarden moet u voldoen?

Bijlage 3 Toelichting wijzigingen ten opzichte van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2015 Gemeente Montfoort (aangepast per 1 juli 2017)

Was/wordt tabel Huisvestingsverordening Holland Rijnland. Zuiver technische aanpassingen aan de verordening zijn in dit overzicht niet meegenomen.

HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE UITHOORN gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 juni 2017 nr.

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Urgentieverordening Gemeente Opmeer

Nota van B&W. onderwerp Ontwerp - Huisvestingsverordening 2018

ECLI:NL:RBNHO:2016:10295

Was/Wordt tabel 1e wijziging Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2015

GEMEENTEBLAD. Nr Huisvestingsverordening Diemen 2017 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Advies aan de gemeenteraad

Uitvoeringsbesluit kamerverhuurpanden Voorne Putten 2014

de hierna volgende Verordening woonruimtebemiddeling en woonruimtevoorraadbeheer regio Rotterdam 2015 als huisvestingsverordening vast te stellen.

Concept-zienswijze uitgangspunten nieuwe Huisvestingsverordening Documentnummer INT Notitie voor de IJmondraadscommissie van 17 februari 2015

zoon/dochter/toegewezen kind vriend/kennis

BELEIDSREGEL NIET-ZELFSTANDIGE WOONRUIMTEN (KAMERVERHUUR)

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 mei 2015;

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Cromstrijen houdende regels omtrent huisvesting Huisvestingsverordening Cromstrijen

Regionaal model huisvestingsverordening

Urgentie aanvragen. In deze brochure vindt u informatie over het aanvragen van urgentie voor een woning van Vallei Wonen.

VERSLAG 2017 (inclusief vergelijking met de jaren ) URGENTIECOMMISSIE WOONRUIMTEVERDELING HOUTEN

Urgentieverklaring Voor een huurwoning

Regionale Huisvestingsverordening Waterland 2016

MEMO. Van : College van B&W Datum : 14 augustus 2018 Afdeling : - Onderwerp : Evaluatie Huisvestingsverordening 2015

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2015

Denkt u met voorrang in aanmerking te komen voor een woning? In deze folder vindt u informatie over de voorwaarden en de procedure voor een urgentie.

Transcriptie:

tjemeente Haarlemmermeer Nota van B&W onderwerp Implementatie Huisvestingsverordening Portefeuillehouder dr. Tom Hom Collegevergadering 30 juni 2015 inlichtingen Jan Vijfhuizen (023 5676174) Registratienummer 2015.0026738 Samenvatting Teneinde bij de komst van de nieuwe huisvestingsverordening toch zoveel mogelijk elementen van de huidige kostenefficiënte wijze van werken te kunnen handhaven, is het nodig de in onze gemeente werkzame corporaties, Ymere en Woonzorg, te mandateren voor het verlenen van de huisvestingsvergunningen aan hun nieuwe huurders en Woonservice en Ymere te mandateren voor het afhandelen van de verschillende urgentieaanvragen. Deze insteek is mede ingegeven, omdat het voor ons nog niet vast staat of deze nieuwe verordening in de nu voorliggende vorm ook na 1 januari 2016, wanneer het vaststellen van een huisvestingsverordening weer onze gemeentelijke bevoegdheid wordt, nog zal gelden. Tevens dienen als uitvloeisel van de regionale verordening, die door de regioraad van de stadsregio is vastgesteld, door ons nog de beleidsregels met betrekking tot de aanvragen om een urgentieverklaring vastgesteld te worden. Inleiding Per 1 januari van dit jaar is de nieuwe Huisvestingswet van kracht geworden met daarin opgenomen een overgangstermijn van een halfjaar. Belangrijke consequentie van de wet is dat de woonruimteverdeling in de sociale huursector niet meer privaatrechtelijk (= met een convenant), maar alleen nog publiekrechtelijk (= met een verordening) geregeld kan worden. De Stadsregio, die tot het einde van jaar nog de bevoegdheid heeft om voor de inliggende gemeenten een verordening vast te stellen, heeft dan ook op 16 juni jl. een nieuwe verordening vastgesteld, die in tegensteling tot de vorige nu ook in onze gemeente van kracht zal worden en wel per 1 juli 2015. Voor ons staat nog niet vast of deze nieuwe verordening in de nu voorliggende vorm ook na 1 januari 2016, wanneer het vaststellen van een huisvestingsverordening weer onze gemeentelijke bevoegdheid wordt, nog zal gelden. Bij de afwegingen, die wij met betrekking tot de implementatie van deze verordening gemaakt hebben, heeft dit ook een rol gespeeld. Bij deze implementatie is ons uitgangspunt geweest dat wij zoveel mogelijk willen aansluiten bij de huidige werkwijze met betrekking tot zowel de sociaal-medische woningzoekenden, die een beroep doen op de urgentieregeling, als tot de andere urgente woningzoekenden, zoals de vergunninghouders en uitstromers uit instellingen. Die werkwijze heeft de afgelopen jaren haar waarde bewezen.

onderwerp Volgvel 2 Implementatie Huisvestingsverordening Van convenant naar verordening De huisvestinqsverqunninq Zoals gezegd is een belangrijke consequentie van de nieuwe huisvestingswet dat de woonruimteverdeling met ingang van 1 juli 2015 met een verordening en bijbehorend vergunningenstelsel geregeld zal gaan worden. Sinds jaar en dag was de woonruimteverdeling in onze gemeente geregeld in een convenant met de corporaties en de huisvestingsvergunning is dan ook voor ons een nieuw fenomeen. Afhankelijk van hoeveel energie we willen steken in het beoordelen van de aanvragen, zou dat zeker enige ambtelijke capaciteit vragen. De huisvestingswet geeft echter de mogelijkheid dat wij het afgeven van de huisvestingsvergunningen kunnen mandateren aan de corporaties. Om praktische redenen willen wij van die mogelijkheid gebruik maken en het verstrekken van een huisvestingsvergunning aan de nieuwe huurder van een woning van Ymere of Woonzorg mandateren aan de betreffende corporaties. Net zoals nu al het geval is, zullen wij jaarlijks een verantwoording krijgen over de toewijzingen. Op basis van hetzelfde vertrouwen dat aan het convenant ten grondslag lag, gaan wij ervan uit dat de corporaties de vrijkomende woningen in overeenstemming met de nieuwe huisvestingsverordening zullen toewijzen. Dat betekent ook dat het er voor ons geen werkzaamheden aan het afgeven van de huisvestingsvergunningen zijn verbonden. Wij hebben er dan ook van afgezien om voor het verlenen van een huisvestingsvergunning leges te innen. De urqentiereqelinq Een andere consequentie van de overgang van een convenant naar een verordening is dat de urgentieregeling onder onze verantwoordelijkheid komt te vallen en niet meer de verantwoordelijkheid van Ymere is. Voorlopig willen wij vooral ter wille van de continuïteit de werkwijze, die Ymere hanteerde, voortzetten. Dat betekent dat het urgentieloket blijft en dat respectievelijk Woonservice en Het Vierde Huis, zij het nu in onze opdracht, alle werkzaamheden, die verbonden zijn aan de urgentieregeling voor wat betreft de sociaal - medische urgenties urgenties blijven uitvoeren. Het Vierde Huis verricht daarbij de frontoffice werkzaamheden en Woonservice verzorgt de beoordeling van de urgentieaanvragen. Woonservice zal door ons gemandateerd worden om de urgentieaanvragen toe- of af te wijzen. Er is nog wel overwogen om het traject van de urgentieaanvragen in het sociale domein onder te brengen, zodat problemen als dreigende dakloosheid al of niet gepaard met andere problematiek, binnen het sociale domein integraal opgepakt zouden kunnen worden. Vooral gezien de organisatorische consequenties hebben wij daar op dit moment van afgezien, maar op termijn willen wij daartoe wel komen. Bezwaar en beroep Omdat de woonruimteverdeling niet meer privaatrechtelijk, maar publiekrechtelijk geregeld gaat worden, kan de huidige geschillencommissie haar werkzaamheden binnenkort beëindigen. Voor de woningzoekenden staat vanaf 1 juli 2015 immers de gebruikelijke rechtsgang open en zij kunnen zich tot de Commissie van Bezwaar en beroep wenden. Woonservice zal gemachtigd zijn om ons daarbij te vertegenwoordigen.

onderwerp Volgvel 3 Implementatie Huisvestingsverordening Regionaal karakter urgentieregeling Qua proces zal er voor de woningzoekenden, die een beroep willen doen op de urgentieregeling niet veel veranderen. Inhoudelijk zou er wel wat kunnen veranderen en wel omdat de urgentieregeling een regionaal karakter krijgt. Dat houdt in dat een woningzoekende met een door de gemeente afgegeven urgentieverklaring in principe ook in de andere gemeenten van de Stadsregio voorrang kan krijgen. Dat heeft met zich meegebracht dat de urgentieregels in elke gemeente gelijkluidend moeten zijn. Die nieuwe urgentieregeling ziet er heel anders uit dan waar de afgelopen jaren in onze gemeente mee gewerkt is. Om te bewerkstelligen dat in elke gemeente "de lat even hoog gelegd wordt" zijn in de nieuwe regeling een groot aantal voorwaarden, criteria, afwijzingsgronden en andere regels opgenomen, die wij een aantal jaren geleden juist hebben afgeschaft, omdat bij de beoordeling van een urgentieaanvraag de persoonlijke situatie voorop moest staan. De nieuwe regionale urgentieregeling is vervat in een stelsel van beleidsregels, die door elk van de 16 gemeenten in de Stadsregio vastgesteld moet worden. Zoals gezegd sluiten deze nieuwe beleidsregels niet aan bij de huidige wijze van werken waarbij de urgentieaanvragen beoordeeld worden op basis van de persoonlijke omstandigheden van de woningzoekende. Deze werkwijze willen wij echter wel continueren en dat kan er toe leiden dat wij een urgentieverklaring gerechtvaardigd vinden, maar dat dat in strijd zou zijn met een regel in de verordening of de beleidsregels. In een dergelijke situatie zullen wij altijd de persoonlijke omstandigheden laten prevaleren boven de regels en op basis van de hardheidsclausule beoordelen of men in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De nieuwe regionale opzet van de urgentieregeling houdt ook in dat urgenten in principe voorrang kunnen krijgen in elk van de 16 gemeenten. Dat kan echter niet zomaar. Daarvoor is op grond van artikel 2.6.4 4 van de verordening toestemming nodig van de gemeente, waar een urgente naar toe wil verhuizen. In de verordening is daarover opgenomen dat in het geval een urgente van buiten onze gemeente zich daartoe tot ons wendt, wij dat verzoek kunnen weigeren als naar ons oordeel de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van de schaarste aan goedkope woningen daartoe nopen. Het zal duidelijk zijn dat wanneer één urgente van buiten zich in onze gemeente wil vestigen dat geen noemenswaardig effect heeft op onze woningmarkt. Het is ook moeilijk om aan te geven wanneer dat wei het geval zal zijn. Het opstellen van een afwegingskader achten wij voorlopig dan ook niet zinvol. Dit zal er op neerkomen dat wij in bijzondere situaties dergelijke verzoeken niet zullen afwijzen. Wel zullen wij nauwgezet volgen welk beslag de urgenten van buiten onze gemeente op de beschikbare sociale huurwoningen gaan leggen in relatie tot het beslag dat de urgenten uit onze eigen gemeente daar op leggen. Verplichte urgentiecategorieën In de Huisvestingswet is ook een aantal zogeheten verplichte urgentiecategorieën opgenomen. Dat houdt in dat die categorieën van woningzoekenden in de urgentieregeling moeten worden opgenomen en dat aan hen geen bindingseisen mogen worden gesteld. Eén van die categorieën zijn de mantelzorgontvangers en mantelzorgverleners. Zowel mantelzorgontvangers als mantelzorgverleners kunnen bij de toewijzing van sociale huurwoningen voorrang krijgen en dat ongeacht hun huidige woonplaats. Wel zijn de andere regels, die ook voor (veel van) de andere urgentiecategorieën gelden, op hen van toepassing. Voor wat onder mantelzorg verstaan moet worden, wordt aangesloten bij de definitie in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

onderwerp Volgvel 4 Implementatie Huisvestingsverordening In de verordening is opgenomen dat woningzoekenden waarvan de voorziening in de behoefte aan woonruimte als gevolg van het verlenen of ontvangen van mantelzorg naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor aanvrager dringend noodzakelijk is, voor een urgentieverklaring in aanmerking kunnen komen. De betreffende aanvragen zullen dan ook inhoudelijk beoordeeld moeten worden. De procedure zal daarbij hetzelfde zijn als bij de sociaal-medische urgenten met dit verschil dat Mantelzorg & Meer, het mantelzorgsteunpunt, de advisering aan Woonservice op zich zal nemen. Bij die beoordeling zal eerst vastgesteld worden of er al sprake is van mantelzorg en indien nog niet, of dat wel reëel is, waarbij ook gekeken zai worden naar mogelijke andere oplossingen. Bij de afweging of woonruimte in onze gemeente voor het verienen of ontvangen van mantelzorg dringend noodzakelijk is, zal het primair gaan om de mate van mantelzorg, afgezet tegen de reistijd van de mantelzorgverlener. Hoe zwaarder de zorg en hoe langer de reistijd, hoe meer een urgentieverklaring gerechtvaardigd zal zijn. Dit zullen voor ons de belangrijkste afwegingscriteria zijn. Omstandigheden zoals het al of niet tijdelijke karakter van de mantelzorg kunnen daarnaast ook nog een rol spelen, maar aspecten als dat de huidige woonsituatie niet (geheel) adequaat is, zullen niet bij de afweging betrokken worden. Het is natuurlijk ook mogelijk dat een inwoner van onze gemeente een beroep doet op deze regeling. Daarbij zal dan dezelfde afweging gemaakt worden als bij een aanvraag van buiten onze gemeente. Voorlopig willen wij het bij dit afwegingskader iaten. Mocht straks in de praktijk blijken dat we hiermee toch niet uit de voeten kunnen, dan kan er altijd nog een aanvulling op dit afwegingskader opgesteld worden. Mogelijk is er dan ook al enige jurisprudentie. De tweede categorie zijn de woningzoekenden die verblijven in een blijf-van-mijn-lijfhuis. Enige voorwaarde waaraan voldaan moet worden is dat zij daadwerkelijk daar verblijven. Als dat het geval is, zal zonder verdere afwegingen de urgentie verleend worden. Een derde categorie zijn de statushouders. Die worden nu al met voorrang door Ymere gehuisvest op basis van directe bemiddeling, zonder dat ze formeel urgent verklaard worden. Het formeel toekennen van een urgentie voegt echter niets toe en leidt alleen maar tot extra administratieve lasten. Wij willen dan ook de formele urgentieverklaringen aan Ymere mandateren, zodat die urgentieverklaringen door Ymere gelijk met de aanbieding van woonruimte administratief afgehandeld kunnen worden. Hetzelfde willen wij doen met betrekking tot de uitstromers uit instellingen, zoais de maatschappelijke opvang, en de stadsvernieuwingsurgenten. Ook zij worden nu zonder dat ze formeel urgent verklaard worden, door Ymere direct bemiddeld worden en dat zal niet gaan veranderen.

onderwerp Volgvel 5 Implementatie Huisvestingsverordening Vervolgtraject Zoals bekend ontstaat er per 1 januari 2016 een nieuwe situatie, omdat dan de bevoegdheid om een huisvestingsverordening vast te stellen bij de gemeente komt te liggen. Het voert te ver om alle mogelijke scenario's te schetsen, maar wij willen al wel aangeven wat onze inzet zal zijn bij het overleg dat hierover met de overige stadsregio-gemeenten gevoerd gaat worden. Onze inzet zal zijn om de komende tijd te gaan werken aan een door de gemeenten gedragen regionaal raamwerk op basis waarvan de verschillende gemeenten na 1 januari 2016 de woonruimteverdeling in hun gemeente kunnen regelen. Dat kan dan heel goed in de vorm van op elkaar afgestemde verordeningen. Bij die opzet hoeft er dan geen nieuwe regionale verordening meer te worden vastgesteld. Zonder dat wij nu al precies willen aangeven hoe dat raamwerk er uit zou moeten zien, zou het wel gebaseerd moeten zijn op twee uitgangspunten. Ten eerste een open en transparant systeem met zo min mogelijk belemmeringen voor het merendeel van de woningzoekenden, die zelfredzaam zijn en binnen het systeem hun eigen weg moeten zoeken bij de zoektocht naar een woning. Dat kan dan betekenen dat er afgesproken wordt welke (hoofd)regels er bij het woningaanbod voor deze woningzoekenden in de betreffende gemeenten zullen gaan gelden. Te denken valt daarbij aan het volgordecriterium, maar in gezamenlijk overleg kan een en ander verder ingevuld worden. Het tweede uitgangspunt zou moeten zijn dat er op gemeentelijk niveau ruimte moet zijn voor de corporaties om aan de woningzoekenden, voor wie bij de zoektocht naar een passende woning enige ondersteuning wenselijk of zelfs noodzakelijk is, die ondersteuning te kunnen leveren. Vanzelfsprekend behoren de urgenten tot deze categorie, maar ook voor ouderen met een zorgindicatie kan enige ondersteuning, belangrijk zijn. De ondersteuning kan middels maatwerk geboden te worden, maar dat zou natuurlijk ook kunnen door aanvullende regelgeving op lokaal niveau. Vanzelfsprekend moet er in elk geval kwantitatief een balans zijn tussen deze twee uitgangspunten en daarover zouden dan ook nadere afspraken gemaakt kunnen worden. Communicatie Onze opzet is dat de woningzoekenden zo weinig mogelijk gaan merken van de komst van de huisvestingsverordening en de daaraan verbonden nieuwe urgentieregeling. De communicatie over deze nieuwe verordening, die voorlopig ook maar tot 1 januari 2016 geldt, zal daaraan aangepast worden. Dat woningzoekenden, die door ons urgent verklaard worden, ook voorrang kunnen krijgen in een van de andere gemeenten in de stadsregio, kan wanneer zij daadwerkelijk urgent verklaard worden, aan hen gecommuniceerd worden. Het enige nieuwe aspect, waaraan wij wel ruime bekendheid willen geven, is dat als de reisafstand het verlenen van mantelzorg moeilijk of zelfs onmogelijk maakt, de mantelzorgveriener of -ontvanger met voorrang voor een sociale huurwoning in aanmerking kan komen.

onderwerp Volgvel 6 Implementatie Huisvestingsverordening Middelen In de Voorjaarsrapportage 2015 zijn middelen opgenomen om vanaf 1 juli 2015 de uitvoering van de urgentieregeling door Woonservice en Het Vierde Huis te kunnen bekostigen. Juridische aspecten Op grond van de artikelen 2.1.2 en 2.2.6 1 van de nieuwe verordening is het college bevoegd om te beslissen op aanvragen om een huisvestingsvergunning. Deze bevoegdheid impliceert ook de bevoegdheid tot het verrichten van handelingen ter voorbereiding van deze beslissingen en ter uitvoering van deze beslissingen, zoals het bekendmaken van beslissingen. Dergelijke handelingen zijn onder meer het de aanvrager verzoeken om aanvulling van de door hem ingediende aanvraag, het met toepassing van artikel 4:5 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling laten van een onvolledige aanvraag, het toepassen van in de verordening opgenomen voorrangsregelingen in verband met de aard, grootte of prijs van de te huur aangeboden woonruimte of het toepassen van eveneens in de verordening opgenomen voorrangsregelingen voor woningzoekenden met lokale of regionale binding. Artikel 10:3 1 van de Awb bepaalt dat bestuursorganen mandaat kunnen verlenen, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet. Hetgeen inzake mandaat bepaald is in onder meer artikel 10:3 1 van de Awb is van overeenkomstige toepassing, indien een bestuursorgaan aan een ander, werkend onder zijn verantwoordelijkheid, machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn. Dit betreft de handelingen ter voorbereiding van de beslissing op een aanvraag om een huisvestingsvergunning. Ingevolge artikel 10:9 1 van de Awb kan het bestuursorgaan toestaan dat ondermandaat wordt verleend. Ingevolge het tweede van dit artikel zijn op ondermandaat de overige artikelen van afdeling 10.1 van de Awb van toepassing. Het college is een bestuursorgaan. Er zijn geen wettelijke voorschriften die het college beletten om de hem in het kader van de uitvoering van de urgentieregeling toekomende bevoegdheden te mandateren. Evenmin verzet de aard van de bevoegdheden zich tegen mandaatverlening. Ditzelfde geldt voor de bevoegdheden van het college tot het verrichten van handelingen, niet zijnde het nemen van besluiten, ter voorbereiding en uitvoering van besluiten ter uitvoering van de urgentieregeling. Gelet op artikel 10 :4 van de Awb moet er wel sprake zijn van instemming zijn van de gemandateerde. Overige informatie In de oude verordening was opgenomen dat voor het omzetten van woningen in onzelfstandige woonruimtes in onze gemeente een vergunning nodig is. Dit is ook in de nieuwe verordening opgenomen, zodat in elk geval tot 1 januari 2016 het omzetten van woningen in onzelfstandige woonruimtes nog vergunningplichtig is.

onderwerp Volgvel 7 Implementatie Huisvestingsverordening Besluit Op grond van het voorgaande hebben wij besloten om: 1. de regiomanager Haarlemmermeer, in dienst bij woningcorporatie Ymere, en de clustermanager Haarlemmermeer e.o., in dienst bij woningcorporatie Woonzorg Nederland, mandaat te verlenen voor het besluiten op een aanvraag om huisvestingsvergunning (de bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.1.2 en 2.2.6 1 van de Regionale Huisvestingsverordening Stadsregio Amsterdam 2013); 2. dat de onder 1. bedoelde personen bevoegd zijn om medewerkers van de corporatie ondermandaat te verlenen voor het besluiten op een aanvraag om een huisvestingsvergunning; 3. de onder 1. bedoelde personen een machtiging als bedoeld in artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht te verlenen voor het verrichten van alle handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover deze handelingen nodig zijn ter voorbereiding van of ter uitvoering van de onder 1. bedoelde besluiten; 4. dat de onder 1. bedoelde personen bevoegd zijn is om medewerkers van de corporatie een machtiging te verlenen voor het verrichten van alle handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover deze handelingen nodig zijn ter voorbereiding van of ter uitvoering van de onder 1. bedoelde besluiten. 5. de regiomanager Haarlemmermeer, in dienst bij woningcorporatie Ymere mandaat te verlenen voor het besluiten op een aanvraag om een urgentieverklaring van vergunninghouders, uitstromers uit instellingen en stadsvernieuwingsurgenten (de bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.6.6 2 en 2.6.7. 1 en 2.6.8 1, sub c van de Verordening); 6. dat de onder 5. bedoelde persoon bevoegd is om medewerkers van de corporatie ondermandaat te verlenen voor het besluiten op een aanvraag om een urgentieverklaring; 7. de onder 5. bedoelde persoon een machtiging als bedoeld in artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht te verlenen voor het verrichten van alle handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover deze handelingen nodig zijn ter voorbereiding van of ter uitvoering van de onder 5. bedoelde besluiten; 8. dat de onder 1. bedoelde persoon bevoegd is om medewerkers van de corporatie een machtiging te verlenen voor het verrichten van alle handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover deze handelingen nodig zijn ter voorbereiding van of ter uitvoering van de onder 5. bedoelde besluiten. 9. de manager, in dienst bij Woonservice, mandaat te verlenen voor het besluiten op een aanvraag om een urgentieverklaring van urgenten uit een blijf van mijn lijfhuis, mantelzorgverlenersz-ontvangers, calamiteitsurgenten en sociaal-medische urgenten, (de bevoegdheid als bedoeld in artikel 2.6.6 1, sub a en b. en 2.6.8 1, sub a en b van de Verordening); 10. de manager, in dienst bij Woonservice, te machtigen ons bij de Commissie van Bezwaar en Beroep te vertegenwoordigen bij de beroepszaken waar Woonservice op grond van aan haar verleende mandaat toe besloten heeft; 11. dat de onder 9. bedoelde persoon bevoegd is om medewerkers van Woonservice ondermandaat te verlenen voor het besluiten op een aanvraag om een urgentieverklaring;

onderwerp Volgvel 8 Implementatie Huisvestingsverordening 12. de onder 9. bedoelde persoon een machtiging als bedoeld in artikel 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht te verlenen voor het verrichten van alle handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover deze handelingen nodig zijn ter voorbereiding van of ter uitvoering van de onder 9. bedoelde besluiten; 13. dat de onder 9. bedoelde persoon bevoegd is om medewerkers van Woonservice een machtiging te verlenen voor het verrichten van alle handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover deze handelingen nodig zijn ter voorbereiding van of ter uitvoering van de onder 9. bedoelde besluiten; 14. de clustermanager Maatschappelijke en Economische Ontwikkeling mandaat te verlenen voor het besluiten op verzoeken als bedoeld in artikel 2.6.4 4. van de Verordening; 15. met betrekking tot de aanvragen om een urgentieverklaring, bedoeld in paragraaf 2.6. van de verordening, vast te stellen de Regionale beleidsregels urgentie; 16. deze nota ter informatie te zenden aan de raad. Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, namens dezen, de portefeuillehouder. Bijlage(n): Beleidsregels

Regionale beleidsregels urgentie 1. Inleiding en algemene bepalingen 1.1. Inleiding In deze beleidsregels wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders de in paragraaf 2.6 de regionale huisvestingsverordening opgenomen regels over het verlenen en intrekken van urgentieverklaringen uitvoert. De juridische basis voor de huisvestingsverordening is de Huisvestingswet 2014. De wettelijke grondslag voor het vaststellen van beleidsregels is neergelegd in artikel 4:81 1 van de Algemene wet bestuursrecht. 1.2. Definities In deze beleidsregels worden dezelfde begrippen gehanteerd als in de regionale huisvestingsverordening, met uitzondering van de volgende begrippen: Awb: Algemene wet bestuursrecht; regio: de regio bestaande uit de gemeenten die deel uitmaakten van de voormalige Stadsregio Amsterdam; verordening: de in de gemeente geldende huisvestingsverordening als bedoeld in artikel 4 van de Huisvestingswet 2014; urgentie: de beschikking waarmee een woningzoekende in een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, tweede, van de Huisvestingswet 2014 wordt ingedeeld; urgentiegronden: de urgentiecategorieën bedoeld in artikel 2.6.6 tot en met 2.6.8 van de verordening. 1.3. Relatie met andere regelingen In andere gemeentelijke documenten dan deze regionale beleidsregels - bijvoorbeeld: werkinstructies of gemeentelijk beleid waarin is beschreven wanneer men in aanmerking komt voor een aanleunwoning - kunnen de in deze beleidsregels neergelegde uitgangspunten voor de verlening en intrekking van urgentieverklaringen nader uitgewerkt worden, zolang dat maar niet leidt tot een doorkruising van het bepaalde in deze beleidsregels. Als de inhoud van de beleidsregels onverhoopt strijdig is met de huisvestingsverordening of de Huisvestingswet 2014, prevaleren de bepalingen van de huisvestingsverordening of de Huisvestingswet 2014. Bepaalde onderwerpen komen in deze regionale beleidsregels niet aan bod. Voor die onderwerpen geldt dat het college van burgemeester en wethouders eigen, dat wil zeggen: niet-regionaal afgestemde en regionaal gelijkluidende, beleidsregels kan vaststellen. Het gaat in ieder geval om de volgende onderwerpen: het in het zoekprofiel van de urgentieverklaring op te nemen woningtype; wanneer als gevolg van mantelzorg sprake is van een urgent huisvestingsprobleem. 1.4. Stappen in de behandeling van een aanvraag De juridische behandeling van een aanvraag om een urgentie doorloopt de volgende stappen: 1. de aanvraag wordt getoetst op volledigheid, zie artikel 2.6.2 van de verordening; 2. is de aanvraag volledig, dan wordt de aanvraag inhoudelijk getoetst aan de voor die aanvraag geldende algemene weigeringsgronden genoemd in artikel 2.6.5 van de verordening; 3. doet geen van de toepasselijke algemene weigeringsgronden zich voor, dan wordt beoordeeld of één van de urgentiegronden genoemd in artikel 2.6.6 tot en met 2.6.8 van de verordening van toepassing is; 4. is inderdaad één van die urgentiegronden van toepassing, dan wordt het zoekprofiel, met daarin het zoekgebied en het woningtype, bepaald, zie artikel 2.6.3 en 2.6.4. van de verordening. Opmerking bij stap 1: 1

Een aanvraag is onvolledig als er onvoldoende gegevens bij de aanvraag ingediend zijn om haar te kunnen beoordelen. Dat is in ieder geval zo, als de aanvraag niet voldoet aan het in artikel 2.6.2 van de verordening bepaalde. Een onvolledige aanvraag kan buiten behandeling gelaten worden als de aanvrager de gelegenheid heeft gekregen om de aanvraag aan te vullen, zie artikel 4:5 van de Awb. Die gelegenheid moet de aanvrager schriftelijk geboden worden. Daarbij wordt de aanvrager vermeld binnen welke redelijke termijn hij of zij de aanvraag moet aanvullen. Wat een redelijke termijn is, hangt af van de tijd die het de aanvrager naar verwachting mag kosten om de aanvraag aan te vullen. In het algemeen zal een termijn van 2 weken redelijk zijn. Op grond van de legesverordening kunnen leges geheven worden voor het behandelen van een aanvraag om een urgentie. Het niet-betalen van de leges is, gelet op de Algemene wet bestuursrecht, geen reden om een aanvraag niet in behandeling te nemen. Opmerking bij stap 2 en 3: Is één van de algemene weigeringsgronden van toepassing, of is geen van de urgentiegronden van toepassing, dan wordt de aangevraagde urgentie geweigerd. Dit moet schriftelijk gebeuren. Een weigering is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Een weigeringsbesluit moet uitleggen waarom de urgentie geweigerd wordt. In zo'n uitleg, een motivering, wordt aan de hand van het dossier van aanvrager aangegeven waarom - en aan welke - door de huisvestingsverordening gestelde en in beleidsregels uitgewerkte eisen hij of zij niet voldoet. Tegen een weigeringsbesluit kan de aanvrager bezwaar maken. Ook de toekenning van de gevraagde urgentie is een besluit: de toekenning moet ook schriftelijk gebeuren. Ook tegen de toekenning kan de aanvrager strikt genomen bezwaar maken. 2. Algemene weigeringsgronden 2.1. Inleiding Een aanvraag wordt getoetst aan de algemene weigeringsgronden. Doet zich tenminste één weigeringsgrond voor, dan wordt de aangevraagde urgentie geweigerd. Als zich geen algemene weigeringsgrond voordoet wordt vervolgens beoordeeld of er een urgentiegrond aanwezig is dat wil zeggen: of aanvrager in een specifieke omstandigheid verkeert die aanleiding kan zijn voor toekenning van een urgentieverklaring. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders de aanvraag toetsen aan de in artikel 2.6.5 van de huisvestingsverordening opgenomen algemene weigeringsgronden. Let op: niet alle algemene weigeringsgronden zijn van toepassing op alle urgentiegronden. Zie daarvoor artikel 2.6.5 1 van de verordening en de artikelen in de verordening waarin de specifieke urgentiegronden geregeld zijn! In de bijlage bij deze beleidsregels is een tabel opgenomen waarin aangegeven is welke algemene weigeringsgrond van toepassing is op welke urgentiecategorie. 2.2. Uitwerking algemene weigeringsgronden Hieronder wordt eerst cursief de in de verordening opgenomen algemene weigeringsgrond geciteerd. Daarna wordt de in deze beleidsregels gegeven uitwerking weergegeven. Burgemeester en wethouders weigeren de urgentieverklaring indien naar hun oordeel sprake is van één of meerdere van de volgende omstandigheden (cursief wordt de desbetreffende bepaling uit de verordening geciteerd): a. het huishouden van de aanvrager voldoet niet aan de in artikel 2.2.1genoemde eisen; Het huishouden van aanvrager moet voldoen aan de voorwaarden voor wat betreft leeftijd en verblijfsstatus. Inkomen en vermogen moet worden aangetoond door middel van het meest recent te verkrijgen inkomensverklaring van de Belastingdienst (thans: het IBRI- formulier). b. er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem; 2

Er is sprake van een urgent huisvestingsprobleem als het huishouden van aanvrager dakloos is of zeer binnenkort dakloos zal worden. Met dakloosheid wordt gelijkgesteld de situatie waarin het huishouden van aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders als gevolg van een probleem met de huisvesting redelijkerwijs geen gebruik meer geacht wordt te kunnen maken van de tot dan toe bewoonde woning. In de volgende gevallen is in ieder geval op zichzelf staand geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem: de huidige woning verkeert in slechte staat; het huishouden van aanvrager is te klein of te groot behuisd; de aanvrager is als gevolg van medische klachten niet meer in staat om de huidige woning of de daarbij behorende tuin zelf te onderhouden; de aanvrager wil of moet vanwege zijn werk naar de regio verhuizen; de aanvrager woont op dit moment bij een ander huishouden in; de aanvrager gaat scheiden of is gescheiden maar bewoont nog met de (ex-)partner één woning; de aanvrager wordt uit detentie vrijgelaten; de aanvrager bewoont thans woonruimte op grond van een tijdelijke huurovereenkomst, welke binnenkort afloopt of bewoonde woonruimte op grond van een inmiddels afgelopen tijdelijke huurovereenkomst. c. de aanvrager kon het huisvestingsprobleem redelijkerwijs voorkomen of kan het huisvestingsprobleem redelijkerwijs op een andere wijze oplossen; Hiervan is in ieder geval sprake als: de aanvrager er niet alles wat redelijkerwijs tot zijn mogelijkheden behoort aan heeft gedaan om het huisvestingsprobleem te voorkomen of op te lossen; de aanvrager in de periode dat aannemelijk werd dat hij een huisvestingsprobleem zou gaan krijgen, tot een jaar voorafgaand aan zijn aanvraag, een, ook voor zijn huidige situatie, passende regulier aangeboden woning heeft geweigerd; in de twee jaar direct voorafgaand aan zijn aanvraag een urgentie heeft gekregen voor hetzelfde huisvestingsprobleem als dat nu aan zijn aanvraag ten grondslag ligt; de aanvrager heeft gelet op zijn inkomen of vermogen de middelen om zelf in een oplossing voor het huisvestingsprobleem te voorzien; aanvrager in de periode dat aannemelijk werd dat hij een huisvestingsprobleem zou gaan krijgen niet zo vaak als mogelijk op via het reguliere aanbod van corporaties aangeboden voor hem passende woonruimte heeft gereageerd. De zinsnede "zo vaak als mogelijk" in de vorige zin moet gelezen worden als "tenminste twee maal per week, voor zover er tenminste twee keer per week voor hem passende woonruimte werd aangeboden"; aanvrager binnen een, gelet op de aard en ernst van het huisvestingsprobleem, binnen een redelijke termijn zelf, gelet op zijn inschrijfduur als woningzoekende, geacht wordt een woning te kunnen vinden. d. het huisvestingsprobleem kon worden voorkomen of kan worden opgelost door gebruik te maken van een voorliggende voorziening; Een voorliggende voorziening is een voorziening die gelet op haar aard en doel, wordt geacht voor het oplossen van het huisvestingsprobleem van belanghebbende toereikend en passend te zijn. e. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem is ontstaan als gevolg van een verwijtbaar doen of nalaten van aanvrager of een van zijn huishouden; Hiervan is in ieder geval sprake: bij woninguitzetting wegens huurschuld of overlast, veroorzaakt door één of meerdere leden van het huishouden van aanvrager. Eventueel kan in het kader van een lokaal "laatste kans"-beleid toch besloten worden tot verlening van een urgentie aan het desbetreffende huishouden. als aanvrager zonder eerst te zorgen voor adequate woonruimte voor hem en zijn huishouden naar de desbetreffende gemeente is verhuisd. f. het aan de aanvraag ten grondslag liggende huisvestingsprobleem kan niet of in onvoldoende mate opgelost worden met verhuizing naar (andere) zelfstandige woonruimte; Voor sommige woningzoekenden zal verhuizing naar (andere) zelfstandige woonruimte geen 3

adequate oplossing bieden voor het huisvestingsprobleem. Het gaat dan onder andere in het bijzonder om mensen met een complexe zorgvraag. In een dergelijk geval zal geen urgentie verleend worden. Zie overigens ook de relatie met de onder d. genoemde weigeringsgrond: vaak zal in dergelijke gevallen een voorliggende voorziening, bijvoorbeeld: de Wmo of de Awbz, een meer adequate oplossing kunnen bieden. g. de aanvraag is ingediend binnen twee jaar nadat een eerder aan aanvrager of een van zijn huishouden verleende urgentieverklaring is ingetrokken met toepassing van artikel 2.6.10, tweede, aanhef en onder a en d; Het betreft hier intrekking in verband met verwijtbaar handelen van de zijde van de woningzoekende (intrekking wegens een onjuiste of onvolledige aanvraag of wegens het weigeren van passende woonruimte). In zoverre is dit een verbijzondering van de onder e. genoemde weigeringsgrond. h. de aanvrager is niet in staat om in zijn bestaan of in de kosten van bewoning van zelfstandige woonruimte te voorzien Een woningzoekende die niet tenminste in zijn bestaan kan voorzien lost zijn huisvestingsprobleem niet op door verhuizing naar een zelfstandige woonruimte. Zie voor een verdere invulling de paragrafen 3.3.3.2 en 3.3.3.3. i. de aanvrager in de periode direct voorafgaand aan het indienen van de aanvraag niet tenminste twee jaar onafgebroken in de gemeente waar de urgentieverklaring wordt aangevraagd woonachtig was. De woonplaats zoals vermeld in de Basisregistratie (BRP) is hierbij in beginsel leidend. Aanvrager wordt geacht verantwoordelijk te zijn voor de juistheid van zijn inschrijving in de BRP. j. Indien de aanvraag betrekking heeft op indeling in een urgentiecategorie bedoeld in artikel 2.6.8, eerste, kunnen burgemeester en wethouders vervolgens het aangevraagde weigeren indien de aanvrager gedurende de in het vorige, onder i, bedoelde termijn niet heeft gewoond in een zelfstandige en krachtens een besluit op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor permanente bewoning bestemde woonruimte. Woont een aanvrager van een urgentieverklaring gedurende de periode van twee jaar direct voorafgaand aan de aanvraag niet in een zelfstandige en volgens het bestemmingsplan voor permanente bewoning geschikte woning, dan kan de urgentieverklaring geweigerd worden. Van deze weigeringsgrond is in ieder geval sprake als: het huisvestingsprobleem het gevolg is van het bewonen van onzelfstandige woonruimte, ongeschikt voor het huishouden van aanvrager; het huisvestingsprobleem het gevolg is van het bewonen van niet voor bewoning geschikte gebouwen of bouwwerken; het huisvestingsprobleem het gevolg is van het bewonen van gebouwen die ingevolge de Wet ruimtelijke ordening niet bewoond mogen worden. Deze weigeringsgrond heeft tot doel te voorkomen dat woningzoekenden kiezen voor bewoning van daarvoor niet geschikte objecten, daardoor een huisvestingsprobleem krijgen en vervolgens via een urgentie voorrang op de woningmarkt kunnen krijgen. Daarmee is deze weigeringsgrond verwant aan de onder e. genoemde weigeringsgrond (verwijtbaarheid). 3. Specifieke gevallen 3.1. De wettelijk verplichte urgentiegronden Als een gemeente regels over urgentie in de huisvestingsverordening opneemt, dan moet daarin in ieder geval iets geregeld zijn voor de zogenoemde "wettelijke urgentiecategorieën". Dit zijn: uitstromers uit voorzieningen voor tijdelijke opvang van personen die in verband met problemen van relationele aard of geweld hun woonruimte hebben verlaten. Hierna wordt deze categorie woningzoekenden aangeduid als "slachtoffers huiselijk geweld"; uitstromers uit COA-voorzieningen. Deze uitstromers worden ook wel "statushouders", of in de nieuwe Huisvestingswet 2014 "vergunninghouders", genoemd; ontvangers of verleners van mantelzorg. 4

Deze wettelijke urgentiecategorieën hebben een plek gekregen in artikel 2.6.6 van de regionale huisvestingsverordening. Het eerste van dat artikel bevat de urgentiegronden voor slachtoffers van huiselijk geweld en verleners en ontvangers van mantelzorg. Het tweede van dat artikel bevat de urgentiegrond voor vergunninghouders. Dit document bevat geen beleidsregels ten aanzien van de wettelijk verplichte urgentiecategorieën. Hieronder, in de paragrafen 3.1.1 tot en met 3.1.3, zijn geen beleidsregels opgenomen maar uitsluitend een toelichtende tekst op het bepaalde in de verordening. 3.1.1. Slachtoffers van huiselijk geweld Dit betreft mensen die als gevolg van aangetoond huiselijk geweld rechtstreeks vanuit de woonsituatie waar het geweld plaatsvond, zijn gevlucht en in één van de erkende instellingen voor mishandelde mannen of vrouwen verblijven (zoals de Blijfgroep). Het college van burgemeester en wethouders zal hierbij een maatwerkbeoordeling maken. Het staat de afzonderlijke colleges van burgemeester en wethouders vrij om eigen beleidsregels vast te stellen waarin beschreven wordt wanneer men op grond van deze urgentiegrond in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De in artikel 2.6.5 1 aanhef en onder a tot en met h en j van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing op deze urgentiegrond. 3.1.2. Ontvangers en verleners van mantelzorg Het verlenen of ontvangen van mantelzorg kan tot gevolg hebben dat er, naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders, een urgent huisvestingsprobleem ontstaat. Het college zal hierbij vrijwel altijd een maatwerkbeoordeling maken. Het staat de afzonderlijke colleges van burgemeester en wethouders vrij om eigen beleidsregels vast te stellen waarin beschreven wordt wanneer men als gevolg van een mantelzorgsituatie in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De in artikel 2.6.5 1 aanhef en onder a tot en met h en j van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing op deze urgentiegrond. 3.1.3. Vergunninghouders Op grond van artikel 2.6.6 2 van de huisvestingsverordening komen vergunninghouders die gehuisvest moeten worden in het kader van de taakstelling van de desbetreffende gemeente in aanmerking voor een urgentieverklaring als zij: nog niet eerder door het COA bij een andere gemeente zijn voorgedragen voor huisvesting; en, niet eerder aangeboden woonruimte (dat kan ook onzelfstandige woonruimte zijn) hebben geweigerd. Aan al deze voorwaarden dient voldaan te zijn. De in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn niet van toepassing op deze urgentiegrond. 3.2. Uitstroom-urgentie Artikel 2.6.7 bevat een urgentiegrond voor situaties waarin een woningzoekende als gevolg van zijn aanstaande uitstroom uit een instelling voor maatschappelijke opvang, uit een psychiatrische instelling of uit een erkende hulp- of dienstverleningsinstelling gehuisvest moet worden in zelfstandige woonruimte. Om als gevolg van deze situaties in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring dient aanvrager in ieder geval te voldoen aan de volgende voorwaarden: burgemeester en wethouders van de regiogemeente waar de vestiging van de instelling waar aanvrager verblijft staat, beslissen over de verlening van de urgentieverklaring; de aanvrager keert terug naar de regiogemeente waar hij direct voorafgaand aan het verblijf in de instelling tenminste twee jaar onafgebroken woonde. Die gemeente wordt dus in het zoekprofiel opgenomen. Indien het, gelet op de problematiek van aanvrager, onwenselijk is dat hij naar die regiogemeente terugkeert, wordt een andere regiogemeente als zoekgebied in de urgentieverklaring opgenomen. Burgemeester en wethouders overleggen dat wel eerst met de desbetreffende regiogemeente. Het woningtype wordt vervolgens door het college van ontvangende gemeente vastgesteld. Zie daarvoor verder artikel 2.6.7 van de verordening. De aanvrager is in voldoende mate zelfredzaam. Dat kan eventueel ook betekenen dat aanvrager de begeleiding krijgt die nodig is om de zelfredzaamheid te bevorderen en eventuele overlast voor anderen te voorkomen. Als sprake is van begeleiding, moet aanvrager verklaren dat hij daarmee instemt. 5

Burgemeester en wethouders zullen vaak geadviseerd worden door deskundigen over a) de vraag of aanvrager kan uitstromen, b) of uitstroom naar de oorspronkelijke woongemeente wenselijk is, en c) of en zo ja welke begeleiding gedurende welke periode noodzakelijk is. De algemene weigeringsgronden genoemd in artikel 2.6.5, 1, aanhef en onder a, c, d, f, h en j van de verordening zijn van toepassing. 3.3 De regionale urgentiegronden In artikel 2.6.8 zijn de overige regionaal geldende urgentiegronden opgenomen. Deze zijn, soms in aangepaste vorm, overgenomen uit de vorige regionale huisvestingsverordening en het daarbij behorende convenant. Het betreft de volgende urgentiegronden: woningzoekenden die in een acute noodsituatie verkeren. Deze urgentiegrond wordt aangeduid als "calamiteiten-urgentie"; woningzoekenden die als gevolg van een medische of sociale reden dringend woonruimte nodig hebben (en niet uitstromen uit een hulpverleningsinstelling). Deze urgentiegrond wordt aangeduid als "sociale-medische urgentie"; woningzoekenden die een in het kader van stadsvernieuwing te slopen of te renoveren complex bewonen. Deze urgentiegrond wordt aangeduid als "SV-urgentie". 3.3.1. Calamiteiten-urgentie Het huishouden waarvan de zelfstandige woonruimte binnen deze gemeente door een calamiteit (brand, ernstige waterschade, explosie of acuut ernstige funderingsgebreken) ongeschikt is voor bewoning, kan gelet op artikel 2.6.8 1 aanhef en onder a van de huisvestingsverordening in aanmerking voor een urgentie als in ieder geval aan de volgende voorwaarden is voldaan: a. de ongeschiktheid voor bewoning wordt vastgesteld door of in opdracht van, een daarvoor bevoegd gemeentelijk toezichthouder (dit betreft de toezichthouder die bevoegd is toe te zien op de naleving van de ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet vastgestelde bouwregelgeving). b. het herstel van de woning duurt langer dan vier maanden, volgens de toezichthouder; c. alleen de, volgens de BRP, legaal wonende hoofdbewoner komt in aanmerking van urgentie; inwoners hebben geen recht op een zelfstandige woning, zij verhuizen mee met de hoofdbewoner. d. de calamiteit is niet met opzet veroorzaakt door de aanvrager. De in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden zijn van toepassing, met uitzondering van de in artikel 2.6.5 1 aanhef en onder j van de verordening genoemde inkomensnorm: voor deze urgentiegrond geldt geen inkomenseis. 3.3.2. Sociaal-medische urgentie: inleiding en ernstige medische redenen 3.3.2.1. Inleiding Om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring om medische en/of sociale redenen zoals bedoeld in artikel 2.6.8 1 aanhef en onder b van de verordening, moet in ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: a. er is op grond van medische en/of sociale omstandigheden sprake van een levensontwrichtende woonsituatie die alleen opgelost kan worden met (andere) zelfstandige huisvesting; van levensontwrichting is sprake wanneer de aanvrager (of een van de leden van het huishouden), in samenhang met ernstige woonproblemen, niet meer in staat is zelfstandig te functioneren. Een zelfstandige woning is in dat geval (een substantieel deel van) de oplossing; b. de aanvrager dient zelf zijn levensontwrichtende woonsituatie aan te tonen en te zorgen voor bewijsmateriaal; Tot levensontwrichtende woonsituaties worden gerekend: I. ernstige medische redenen; II. dakloosheid met de zorg voor minderjarige kinderen; III. geweld of bedreiging. c. de aanvrager is financieel in staat om een zelfstandig huishouden te voeren. Voor de eventueel aanwezige schulden heeft de aanvrager een zodanige sanering geregeld dat een financieel zelfstandig huishouden mogelijk is; d. de aanvrager is in staat om zelfstandig te kunnen wonen. 6

Voor het overige zijn ook de in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing. 3.3.2.2. Ernstige medische redenen Onder medische redenen waarom iemand dringend woonruimte nodig heeft wordt een woonsituatie verstaan die om medische redenen levensontwrichtend is voor één of meer leden van het huishouden. Het huishouden is niet in staat het dringende woonprobleem door ernstige medische redenen zelf op te lossen. In ieder geval wordt geen urgentieverklaring verleend: a. als er sprake is van (psychische) problemen als gevolg van de slechte inwoonsituatie, echtscheiding of te klein wonen. b. als de belanghebbende deze aanvraagt vanwege een lichamelijke aandoening en/of een psychische stoornis tenzij kan worden aangetoond dat de betreffende aandoening en/of stoornis chronisch is en overwegend wordt veroorzaakt door de woonsituatie, dan wel dat de behandeling van de aandoening/ stoornis in hoge mate ongunstig wordt beïnvloed door de woonsituatie. Dat laatste moet blijken uit een schrijven van professionele medische, psychiatrische en/of sociale hulpverleners, waarin de betreffende aandoening of stoornis wordt benoemd, die een relatie heeft met het woonprobleem van betrokkene. Om op grond van artikel 2.6.8 1 aanhef en onder a van de verordening in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: 1. de aanvrager of een van de gezinsleden is onder behandeling van een erkend medisch specialist in Nederland of onder behandeling van de huisarts in Nederland voor dit specifieke probleem; 2. bij psychische problemen is de aanvrager of een van de gezinsleden langer dan zes maanden onder behandeling van een GGZ-instelling of vrijgevestigde psychiater; 3. Als blijkt dat er medische problemen zijn, dan kan aan een arts van de (gemeentelijke) keuringsdienst of een andere door de gemeente aangewezen deskundige advies worden gevraagd. Om urgentie te verlenen moet er sprake zijn van een aan de woonsituatie gerelateerde onverantwoorde medische situatie die niet langer mag blijven voortbestaan. 4. Indien wordt overwogen vanwege een (chronische) psychische stoornis een urgentie af te geven kan aan de belanghebbende de voorwaarde worden opgelegd dat hij psychiatrische begeleiding aanvaardt en daarmee voorafgaand aan het afgeven van de urgentie schriftelijk akkoord gaat. Indien de belanghebbende weigert vooraf schriftelijk akkoord te gaan met de voorgestelde begeleiding, wordt geen urgentie afgegeven. Voor het overige zijn ook de in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing. 3.3.2.3. Geweld of bedreiging Een levensbedreigende situatie door stelselmatig geweld of bedreiging maakt dat sprake kan zijn van een urgent huisvestingsprobleem waarvoor, als voldaan is aan de volgende voorwaarden, op grond van artikel 2.6.8 1 aanhef en onder a een urgentieverklaring verleend kan worden: de aanvrager heeft zijn of haar woning als gevolg van een levensbedreigende situatie door stelselmatig geweld of bedreiging acuut moeten verlaten; van de aanvrager mag niet worden gevergd dat hij of zij naar de verlaten woning terugkeert of dat hij of zij deze opeist; en, de levensbedreigende situatie moet blijken uit een proces verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld door gegevens van justitie. Indien sprake is van een levensbedreigende situatie door stelselmatig geweld of bedreiging door een ander dan een huisgenoot, moet daarnaast nog aan de volgende voorwaarde worden voldaan: Uit een verklaring van de politie blijkt dat de aanvrager om veiligheidsredenen niet langer in de huidige woning kan blijven wonen, ook niet na een opgelegd of eventueel op te leggen straatverbod, huisverbod of contactverbod. Voor het overige zijn ook de in artikel 2.6.5 genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing. 7

3.3.3. Sociaal-medische urgentie: Dakloosheid of dreigende dakloosheid met de zorg voor minderjarige kinderen Er wordt geen urgentieverklaring verleend vanwege het enkele feit dat het huwelijk of de samenwoningsrelatie wordt ontbonden. De gemeente vindt het onwenselijk als niet voorzien is in woonruimte voor minderjarige kinderen. Hieronder wordt beschreven wanneer een sociaal-medische urgentie grond van artikel 2.6.8 1 aanhef en onder a verleend kan worden wanneer sprake is van ontbinding van een huwelijk of samenwoningsrelatie, waarbij de kinderen deel gaan uitmaken van het huishouden van één van de (ex-)partners. Voor alle gevallen geldt dat de in artikel 2.6.5 van de verordening genoemde algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. 3.3.3.1. Verbroken samenwoning, echtscheiding en ontbinden van geregistreerd partnerschap De gemeente gaat er vanuit dat de woning waar men direct voorafgaand aan de verbroken samenwoning, echtscheiding of ontbinding van het geregistreerd partnerschap woonde, primair beschikbaar blijft voor de kinderen. Er is dan geen urgentie nodig. Alleen in uitzonderlijke situaties kan, met inachtneming van het hieronder beschrevene, ten behoeve van de kinderen urgentie worden verstrekt. Geen urgentieverklaring wordt verleend: a. in geval van co-ouderschap, wanneer de kinderen over tenminste één woning kunnen beschikken; b. als op basis van een convenant of een ouderschapsplan de kinderen "verdeeld" zijn over beide voormalige partners en minimaal één van de voormalige partners over woonruimte beschikt; c. wanneer de rechter in verband met een verzoek om echtscheiding of beëindiging van een geregistreerd partnerschap de aanvrager niet of nog niet heeft opgedragen de echtelijke of gemeenschappelijke woning onmiddellijk te verlaten; d. wanneer niet aangetoond kan worden dat het partnerschap (de duurzaam gemeenschappelijk gevoerde huishouding) is geëindigd; e. die wordt aangevraagd in verband met de zwangerschap van aanvrager; f. aan de aanvrager die als medehuurder het huurrecht van de voormalige echtelijke of gezamenlijk gehuurde woning heeft kunnen opeisen, maar dit heeft nagelaten. De belanghebbende die zich als medehuurder heeft kunnen laten erkennen, maar dit heeft nagelaten, wordt voor de toepassing van dit beleid aangemerkt als medehuurder Uitzonderlijke situaties waarin tot verlening van een urgentieverklaring kan worden overgegaan zoals bedoeld in de eerste alinea van deze paragraaf zijn: a. De situatie waarin een ouder met de dagelijkse zorg over de kinderen is gevlucht voor huiselijk geweld. Dit moet blijken uit een proces verbaal van de politie, zo mogelijk aangevuld door gegevens van justitie. b. De situatie waarin de ouder met de dagelijkse zorg de huur of hypotheek niet kan opbrengen, waarbij is onderzocht of de ex-partner in de vorm van alimentatie kan bijdragen in de woonlasten. Daarbij moet wel voldaan zijn aan de volgende voorwaarden: I. aangetoonde dagelijkse zorg over de kinderen die bij de betreffende ouder in de BRP staan geregistreerd; II. de samenwoning in de regio bestond minimaal twee jaar; III. de samenwoning is korter dan zes maanden geleden verbroken; IV. als er geen echtscheidingsvonnis is moet de verbroken relatie zijn aangetoond: de betreffende ouder is tenminste drie maanden weg van het samenwoonadres en met de kinderen geregistreerd in de BRP op het feitelijk inwoonadres in de desbetreffende regiogemeente; V. als de woning is verkocht moet de eindafrekening met de eventuele restschuld of overwaarde worden getoond, zie hieronder Schulden. 8