Zellik - Aloïs De Deckerstraat / Galgenberg

Vergelijkbare documenten
Programma van maatregelen: Londerzeel - Bloemstraat

Programma van maatregelen: Sint-Kwintens-Lennik (Lennik) Veldstraat

Programma van maatregelen: Waasmunster - Schrijbergstraat

Programma van maatregelen: Muizen (Mechelen) - Spreeuwenhoek

Programma van maatregelen: Ekeren Bredestraat 57

Programma van maatregelen: Kampenhout - Haachtsesteenweg

Programma van maatregelen: Turnhout - Hoveniersstraat

Programma van maatregelen: Bouwel (Grobbendonk) Vrijheidsstraat 5

Programma van maatregelen: Muizen (Mechelen) - Leemputstraat

Programma van maatregelen: Gent Nieuwewandeling

Archeologienota Baron Descampslaan 44 te Wijgmaal (Vlaams-Brabant).

Archeologienota Roeselare Klaproosstraat

ARCHEOLOGIENOTA. MELLE ROOTPUTTE (prov. 00ST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

ARCHEOLOGIENOTA. ROESELARE HONZEBROEKSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN VOOR UITGESTELD VOOR- ONDERZOEK MET INGREEP IN DE BODEM

ARCHEOLOGIENOTA. LIEDEKERKE ROZENLAAN (prov. VLAAMS-BRABANT) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Programma van maatregelen: Aalter Sint-Jozefstraat

SINT-PIETERS-LEEUW GROOT- BIJGAARDENSTRAAAT. Archeologienota [2017B C C358] DEEL 3: Programma van Maatregelen. Gunther.

Archeologienota: Het archeologisch bureauonderzoek aan de Hermansstraat te Werchter Annelies De Raymaeker

INTERPRETATIE VAN DE CRITERIA UIT HOOFDSTUK 5.2 VAN DE CODE VAN GOEDE PRATIJK

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE-HEIST GEMEENTEPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Uitbreiding Gemeentelijke begraafplaats Sint-Bernardusstraat (Fase 4) Hechtel-Eksel

ARCHEOLOGIENOTA. LEUVEN HERTOGENSITE SINT-RAFAEL (prov. VLAAMS-BRABANT) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeologienota:! de! bouw! van! een! stal! te! Groesaard! in! Poederlee!(gemeente!Lille)!! !!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Aldi-Kattestraat te Sint-Truiden (gem. Sint-Truiden) Programma van Maatregelen

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN AARTSELAAR LINDENBOSLAAN

Realisatie van appartementen langsheen de Arkenvest Halle

ARCHEOLOGIENOTA. ZOTTEGEM LEEUWERGEMSTRAAT (prov. OOST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

ARCHEOLOGIENOTA. KORTRIJK LANGEMEERSSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Dennenstraat te Eksel (gem. Hechtel-Eksel) Programma van Maatregelen

Archeologienota: Het archeologisch bureauonderzoek aan de Rozenstraat te Niel Annelies De Raymaeker Caroline Dockx

Bortierlaan te Diksmuide (gem. Diksmuide) Programma van Maatregelen

Verkaveling De Bos te Heist-op-den- Berg (gem. Heist-op-den-Berg) Programma van Maatregelen

ARCHEOLOGIENOTA. MOERBEKE-WAAS FAZANTENLAAN (prov. OOST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Schoten Afkoppeling RWA Bloemendaal-DWA Jozef Jennesstraat (23.126) Programma van Maatregelen. Amsterdam 2017 VUhbs archeologie

Grote Baan, Weverstraat en Bessenstraat (gem. Meeuwen-Gruitrode) Programma van Maatregelen

ARCHEOLOGIENOTA. WEVELGEM NIEUWSTRAAT (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeologienota:!De!verkaveling!aan!de!Struikheidestraat!te! Muizen!(gemeente!Mechelen)!

ARCHEOLOGIENOTA RONSE GROTE MARKT (prov. OOST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN HASSELT SASPUT

Kamerstraat te Hechtel (gem. Hechtel- Eksel) Programma van Maatregelen

ARCHEOLOGIENOTA. KNOKKE- HEIST KRAAIENNESTPLEIN (prov. WEST-VLAANDEREN) VERSLAG VAN RESULTATEN BUREAUONDERZOEK

Poperinge - Afkoppeling Vleterbeek HB Programma van Maatregelen

ARCHEOLOGIENOTA LIER PAUL KRUGERSTRAAT PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Aanleg van parkeerplaats en regularisatie van tennisvelden. T.C. Wingfield, Vrouwvlietstraat 65, Mechelen. Programma van maatregelen. E.N.A.

Archeologienota:! Bouw! van! een! woonzorgcentrum! aan! het! Betsveld!te!Landen!!

PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ZAVENTEM KLEINENBERGSTRAAT

Archeologienota:! Het! archeologisch! vooronderzoek! aan! de! Boombosstraat!te!Kalken!(Laarne)!!

Ezaart 147 te Ezaart (gem. Mol) Programma van Maatregelen

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN WUUSTWEZEL NOORDWATERINGSWEG

HEMBYSE ARCHEOLOGIE TIELT, SHAMROCK HOTEL

#GOEDINERFGOED. Projectcode 2017C283. Archeologienota Ninove Abdij. Deel 3: Programma van Maatregelen. Davy Herremans

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

2016/22. Stokveldepad zn, 8200 St-Michiels Prospectie zonder ingreep in de bodem (bureauonderzoek) Frederik Roelens.

ARCHEOLOGIENOTA. KORTRIJK DRIE HOFSTEDEN (prov. WEST-VLAANDEREN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Vernieuwbouw WZC Zonnewende, Kapellen. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut Met bijdrage van M.J. Nicasie

Edingseweg (Geraardsbergen, Oost-Vlaanderen)

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan het Paardenstraatje te Mechelen Vanessa Vander Ginst

STADEN RENOVATIE RWZI Aquafinproject

ARCHEOLOGIENOTA. ANTWERPEN DE DAMES (prov. ANTWERPEN) PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

Archeologienota Hoogstraatsebaan te Brecht (Antwerpen).

Macieberg (Oostkamp, West-Vlaanderen)

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN BORNEM INDUSTRIEWEG

Karel Steverlyncklaan (Ieper, West-Vlaanderen)

Ommegangsdreef (Meulebeke, West-Vlaanderen)

Walplein 28 (Brugge, West-Vlaanderen)

nr. 33 van TINNE ROMBOUTS datum: 12 oktober 2016 aan GEERT BOURGEOIS Stedenbouwkundige vergunningsaanvragen - Archeologienota's

ARCHEOLOGIENOTA NIJLEN KLEINE PUTTINGBAAN PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

RAPPORTEN VAN ERFPUNT CEL ONDERZOEK 26

Archeologienota Lokeren Sterrestraat 96

Archeologienota De Pauwstraat te Zottegem (Oost- Vlaanderen)

Archeologienota. Zoutleeuw, Dungelstraat 24

Archeologienota:! bouw! van! appartementen! aan! de! Kanunnik!Davidlaan!te!Lier! !!!!!!!!!!!!!!!!!!!

Koning Albert I-laan 293 (Brugge, West-Vlaanderen)

Bavikhove, Eerste Aardstraat

ARCHEOLOGIENOTA PROGRAMMA VAN MAATREGELEN ANTWERPEN DELWAIDEDOK

Programma van maatregelen: Antwerpen - Cadixstraat

Uitbreiding van een bedrijfsruimte en verharding aan de Sint-Lenaartseweg 42-44A te Hoogstraten. Programma van Maatregelen. E.N.A.

Boerderijstraat, Venetiëlaan, Spoor- Wegstraat en Politieke gevangenenstraat (gem. Harelbeke) Programma van maatregelen

Brouwerijsite (Kortemark, West-Vlaanderen)

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Amandinestraat (Oostende, West-Vlaanderen)

Bouw van opslagtanks aan de Beliweg te Antwerpen. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Bouw van opslagtanks aan de Leon Bonnetweg te Antwerpen. Archeologienota. Programma van Maatregelen. E.N.A. Heirbaut M.J. Nicasie

Archeologienota light: Het archeologisch bureauonderzoek van de Kerkstraat te Heusden-Zolder Wouter Yperman

Stationsplein (Beveren-Waas, Oost-Vlaanderen)

Post X, facilitair gebouw Berchem

Bouwen van een magazijn en regularisatie van parkeerplaatsen aan de Drijhoek 44 te Rijkevorsel. Programma van Maatregelen

RAAP België - Rapport 027 Rupelmonde Kleine Gaanweg, aanleg visvijver (gemeente Kruibeke)

Archeologienota François Benardstraat te Gent (Oost-Vlaanderen).

DEEL 3: PROGRAMMA VAN MAATREGELEN

RAAP België - Rapport 85 Bouw twee handelspanden aan de Hendrik Consciencelaan (Waarschoot)

Aanpassingen Code van Goede Praktijk versie 4.0: toelichting

Archeologienota Heidestraat te Merelbeke (Oost-Vlaanderen). Programma van Maatregelen.

Vanessa Vander Ginst Laurane Dupont Ludo Fockedey. Kessel-Lo, 2016 Studiebureau Archeologie bvba

Schiervelde te Roeselare (gem. Roeselare) Programma van Maatregelen

Programma van maatregelen bij Archeologienota : Uitbreiding woonzorgcentrum Meredal, Erpe-Mere, Vijverstraat 38, Oost-Vlaanderen

Lijn 50A Brussel-Gent: verbetering waterhuishouding en langswerken, KP 34,6-36,8 Gemeente Lede en Sint-Lievens-Houtem

Ontbossing lus R6/N16, Mechelen-Noord

STADSARCHEOLOGIE GENT Archeologienota projectcode 2016K97

Archeologienota:! Het! archeologisch! vooronderzoek! aan! de! Buitensingel!te!Lommel!!

Transcriptie:

Programma van maatregelen Archeologienota Zellik - Aloïs De Deckerstraat / Galgenberg (prov. Vlaams-Brabant) Projectcode: 2016K99 1

Administratieve gegevens Initiatiefnemer: Evillas nv, Petrus Huysegomsstraat 6 B-1600 Sint-Pieters-Leeuw BE 0894.873.696 Erkende archeoloog: Kristine Magerman 2015/00032 Locatie van het plangebied: Vlaams-Brabant, Zellik (Asse) Galgenberg (rapport resultaten bureauonderzoek figuur 1) Toponiem: Bounding box: Galgenberg punt 1: 143256,15 m - 175230,15 m punt 2: 143392,97 m - 175370,39 m Kadastrale ligging plangebied: Asse 6 de afdeling Zellik sectie B nrs 88r3, 94d, 95k, 95r (rapport resultaten bureauonderzoek figuur 2) Auteurs: Walter Sevenants & Kristine Magerman 2016 Triharch onderzoek & advies bvba Triharch aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd of aangepast worden, opgeslagen worden in een geautomatiseerd gegevensbestand, en/of openbaar gemaakt worden in enige vorm of wijze ook, elektronisch, mechanisch, door fotokopie of enige andere wijze, zonder voorafgaandelijk toestemming van Triharch. 2

Inhoud 1 Resultaten van het vooronderzoek zonder ingreep in de bodem... 4 2 Gemotiveerd advies voor de afweging van de noodzaak voor verder vooronderzoek... 4 3 Bepaling van de onderzoeksstrategie voor verder vooronderzoek... 5 3.1 Evaluatie van de keuze van elke methode zonder ingreep in de bodem.... 5 3.1.1 Landschappelijk bodemonderzoek (boringen & profielputten)... 5 3.1.2 Geofysisch onderzoek... 6 3.1.3 Veldkartering... 6 3.2 Evaluatie van de keuze van elke methode met ingreep in de bodem.... 6 3.2.1 Verkennend en waarderend archeologisch booronderzoek... 6 3.2.2 Proefsleuven en proefputten... 6 3.2.3 Proefputten i.f.v. steentijdsites... 7 3.3 Evaluatie van de keuze door combinatie van methodes.... 7 4 Argumentatie van de keuze van uitgesteld (voor)onderzoek zonder & met ingreep in de bodem... 7 5 Programma van maatregelen voor uitgesteld vooronderzoek zonder ingreep in de bodem... 9 5.1 Afbakening van het archeologisch onderzoeksgebied... 9 5.2 Vraagstelling en onderzoeksdoelen... 9 5.3 Onderzoeksstrategie, -methode en -technieken... 10 5.3.1 Landschappelijk bodemonderzoek... 10 5.3.2 Archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem.... 11 5.4 Voorziene afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk... 12 3

1 Resultaten van het vooronderzoek zonder ingreep in de bodem Zie het rapport van de resultaten van het bureauonderzoek. 2 Gemotiveerd advies voor de afweging van de noodzaak voor verder vooronderzoek Dit gemotiveerd advies is gebaseerd op de resultaten van een als volledig uitgevoerd beschouwd bureauonderzoek. Er werden (nog) geen verdere archeologische vooronderzoeken zonder of met ingreep in de bodem uitgevoerd. Het bureauonderzoek voor dit project toont een potentiele aanwezigheid van archeologische sites binnen het plangebied. Momenteel is onvoldoende informatie beschikbaar over de aard, de bewaringstoestand en de juiste (diepte)ligging van eventueel aanwezige archeologische sites. Op basis van het bureauonderzoek kunnen nog geen zones van het plangebied beschouwd worden als zone waar geen archeologie meer verwacht mag worden en/of geen kennisvermeerdering meer kan gehaald worden. Wel is de noordelijke helft van het plangebied mogelijk sterk verstoord (figuur 35). Toch is onvoldoende bekend wat de impact van historische verstoringen is geweest op het potentieel aanwezig (geweest) archeologisch bodemarchief. Bijgevolg kan momenteel nog geen uitspraak gedaan worden over de reële aan- of afwezigheid van archeologische sites en het potentieel (gebrek) aan kennisvermeerdering binnen het plangebied. Verder vooronderzoek is dus nodig, startend met een landschappelijk bodemonderzoek, om een antwoord te kunnen bieden op de doelstellingen van een archeologisch vooronderzoek. Het volledig plangebied moet in dit stadium van het onderzoek beschouwd worden als zone waar archeologisch erfgoed niet uit te sluiten valt en vervolgvooronderzoek dus noodzakelijk wordt geacht. 4

Archeologienota Zellik - Aloïs De Deckerstraat/Galgenberg Figuur 35. Plan 24 Afbakening van mogelijk verstoorde zone in het plangebied en oriëntatie voor de inplanting van de boorraaien en proefsleuven (bron: www.agiv.be) 3 Bepaling van de onderzoeksstrategie voor verder vooronderzoek 3.1 Evaluatie van de keuze van elke methode zonder ingreep in de bodem. 3.1.1 Landschappelijk bodemonderzoek (boringen & profielputten) Het is NUTTIG deze methode toe te passen om een antwoord te krijgen op volgende vragen: Wat is de bodemkundige variabiliteit binnen het plangebied? Wat is de ruimtelijke omvang (horizontaal en verticaal) van de vroegere werfzone en eventueel andere verstoringen? Zijn andere verstoringen merkbaar, o.a. zand-, leem- en/of steenontginning? Wat is de bewaringstoestand van de bodem in het plangebied? Wat is de impact van de bodemkundige vaststellingen op het potentieel aanwezig (geweest) archeologisch bodemarchief? Het is MOEILIJK om deze methode toe te passen op het deel van het terrein met pioniersbosvegetatie en braamstruiken. De toepassing van deze methode is niet SCHADELIJK voor het bodemarchief op dit terrein. Vanuit een kosten-batenanalyse is het NOODZAKELIJK deze methode toe te passen op dit terrein. De resultaten van het landschappelijk bodemonderzoek (zie hierboven NUTTIG) bepalen namelijk de verdere onderzoeksstrategie én de informatie die een landschappelijk bodemonderzoek kan opleveren, kan niet door middel van andere methodes ingezameld worden. 5

3.1.2 Geofysisch onderzoek Het is NIET NUTTIG deze methode toe te passen gezien de kleine oppervlakte van de archeologische onderzoekszones. Een geofysisch onderzoek is niet MOGELIJK op het terrein omwille van de aanwezige bosvegetatie. De toepassing van deze methode is niet SCHADELIJK voor het bodemarchief op dit terrein. Vanuit een kosten-batenanalyse is het NIET NOODZAKELIJK deze methode toe te passen op dit terrein. De archeologische indicatoren die een geofysisch onderzoek zouden opleveren, zouden toch moeten geverifieerd worden door middel van een onderzoeksmethode met ingreep in de bodem (vb. proefsleuven). 3.1.3 Veldkartering Het is NUTTIG deze methode toe te passen om archeologische indicatoren op te sporen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van archeologische steentijdsites, sites bestaande uit grondsporen en/of gebouwde archeologische structuren. Het is echter NIET MOGELIJK om veldkartering toe te passen op het terrein, rekening houdend met de aanwezige vegetatie. De toepassing van veldkartering en metaaldetectie is niet SCHADELIJK voor het bodemarchief op dit terrein. Vanuit een kosten-batenanalyse is het NIET NOODZAKELIJK deze methode toe te passen omdat de archeologische indicatoren die deze methode zouden opleveren, toch moeten gewaardeerd worden door middel van een onderzoeksmethode met ingreep in de bodem (vb. proefsleuven). 3.2 Evaluatie van de keuze van elke methode met ingreep in de bodem. 3.2.1 Verkennend en waarderend archeologisch booronderzoek Het is NUTTIG deze methode toe te passen om: na te gaan of steentijd artefactensites aanwezig zijn én wat de bewaringstoestand hiervan is; een (voornamelijk verticaal) ruimtelijk inzicht in potentieel aanwezige archeologische site(s) te verwerven; de karakteristieken, de bewaringstoestand, de relatie met het landschap en de waarde van de vastgestelde archeologische site(s) vast te leggen, en hoe ermee moet omgegaan worden in het kader van geplande bodemingrepen. Het is MOEILIJK om deze methode toe te passen op het deel van het terrein met pioniersbosvegetatie en braamstruiken. De toepassing van deze methode is NIET overdreven SCHADELIJK voor het bodemarchief op dit terrein. Rekening houdend met de lage archeologische verwachting voor goed bewaarde steentijd- en sporensites in het plangebied én het noodzakelijk inzicht in de bewaringstoestand en ruimtelijke variabiliteit van de bodem in het plangebied door een landschappelijk bodemonderzoek, is het potentieel NIET NOODZAKELIJK deze methode toe te passen op het terrein. 3.2.2 Proefsleuven en proefputten Het is NUTTIG om de methode van de proefsleuven toe te passen om: archeologische indicatoren, artefacten, sporen en structuren vast te stellen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van archeologische site(s) bestaande grondsporen en/of gebouwde archeologische structuren, maar ook (hoewel minder effectief) steentijdsites; een (voornamelijk horizontaal) inzicht in potentieel aanwezige archeologische sites te verwerven; 6

de karakteristieken, de bewaringstoestand, de relatie met het landschap en de waarde van de vastgestelde archeologische site(s) vast te leggen, en hoe ermee moet omgegaan worden in het kader van geplande bodemingrepen. Het is MOGELIJK om deze methode toe te passen op het terrein na de bovengrondse verwijdering van de pioniersbosvegetatie. De toepassing van deze methode is op dit terrein NIET overdreven SCHADELIJK voor het bodemarchief. Op basis van de resultaten van een landschappelijk bodemonderzoek zal uitgemaakt kunnen worden of het NOODZAKELIJK is deze methode toe te passen op het terrein. 3.2.3 Proefputten i.f.v. steentijdsites Het is NUTTIG deze methode toe te passen om: uitspraken te kunnen doen over de waarde van vastgestelde steentijdsite(s) op het terrein INDIEN een verkennend & waarderend archeologisch booronderzoek zou uitgevoerd worden én wanneer dit booronderzoek goed bewaarde archeologische steentijdsite(s) zou hebben vastgesteld; een (voornamelijk verticaal) ruimtelijk inzicht in de potentieel aanwezige steentijdsites te verwerven; hoe ermee moet omgegaan worden in het kader van geplande bodemingrepen. Het is MOEILIJK om deze methode toe te passen op het deel van het terrein met pioniersbosvegetatie en braamstruiken. De toepassing van deze methode is NIET overdreven SCHADELIJK voor het bodemarchief op dit terrein. Op basis van de resultaten van een landschappelijk bodemonderzoek zal uitgemaakt kunnen worden of het NOODZAKELIJK is deze methode toe te passen op het terrein. 3.3 Evaluatie van de keuze door combinatie van methodes. Rekening houdend met: de hoge verwachting voor de aanwezigheid van archeologische sites bestaande uit grondsporen en/of gebouwde archeologische structuren van het neolithicum tot en met de de middeleeuwen; het bureauonderzoek geen uitsluitsel kon geven over de bewaringstoestand van de bodemtypes (o.a. podzolbodems) en de ruimtelijke variabiliteit van de bodemtypes op het terrein; inzicht in de bewaringstoestand van de bodem cruciaal is voor de bepaling van de verdere onderzoeksstrategie; en de evaluatie van de verschillende methodes; de uitvoering van een archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem steeds de uitvoering van een vooronderzoek met ingreep in de bodem vooraf gaat 1 wordt eerst een landschappelijk bodemonderzoek geadviseerd over het terrein (zie figuur 35). In functie van de resultaten van dit landschappelijk bodemonderzoek wordt dit mogelijk gevolgd door een vooronderzoek met ingreep in de bodem bestaande uit volgende onderzoeksmethodes: Proefsleuven en/of proefputten. 4 Argumentatie van de keuze van uitgesteld (voor)onderzoek zonder & met ingreep in de bodem Artikel 5.4.5 van het Onroerend Erfgoeddecreet stelt het volgende: Als het onmogelijk of juridisch, economisch of maatschappelijk onwenselijk is om voorafgaand aan het aanvragen van de 1 Code van Goede Praktijk, 2015, versie 1.0, p.31. 7

stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uit te voeren, dient de erkende archeoloog de resultaten van het archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem bij het agentschap in als te bekrachtigen archeologienota overeenkomstig onderafdeling 7 en volgt verder de procedure omschreven in die onderafdeling. In onderafdeling 7 (art. 5.4.12) wordt dit vervolgt: In het geval dat er alleen een archeologisch vooronderzoek zonder ingreep in de bodem plaatsvond omdat een archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem onmogelijk of juridisch, economisch of maatschappelijk onwenselijk was voorafgaand aan het aanvragen van de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning bezorgt de door de initiatiefnemer aangestelde erkende archeoloog een archeologienota aan het agentschap per beveiligde zending.( ) De Memorie van Toelichting stelt bij voormeld artikel 5.4.5 van het Onroerend Erfgoeddecreet: Het Onroerend Erfgoeddecreet gaat uit van het principe dat het archeologisch vooronderzoek, zowel de fase zonder ingreep in de bodem als de fase met ingreep in de bodem, plaatsvindt voorafgaand aan de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning. Dit biedt immers de grootste rechtszekerheid aan de initiatiefnemer (noodzaak tot verder onderzoek, kosten, termijnen, ), en tevens de grootste garantie op een optimale omgang met eventuele archeologische sites en artefacten (fysiek behoud, planaanpassing, opgraving, ). In uitzonderlijke gevallen is het echter niet mogelijk of opportuun om reeds ingrepen uit te voeren op het terrein. Daarom kan de erkende archeoloog uitzonderlijk voorstellen het archeologisch onderzoek met ingreep in de bodem pas uit te voeren na het verkrijgen van de vergunning. De redenen hiervoor dienen uitvoerig te worden gemotiveerd in de archeologienota die het resultaat is van een vooronderzoek zonder ingreep in de bodem. Het kan bv. onmogelijk zijn om het terrein te onderzoeken wanneer dit nog bebouwd is of de initiatiefnemer nog niet de zakelijk rechthouder is, of onwenselijk het onderzoek uit te voeren indien er grote onzekerheid bestaat over het verkrijgen van de vergunning of de ingrepen plaatsvinden in een waardevol gebied waar eerst andere sectorale afwegingen gemaakt dienen te worden." Indien geopteerd wordt om het vooronderzoek met ingreep in de bodem pas uit te voeren na het verkrijgen van de stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsvergunning, dient de uitzonderingsprocedure gevolgd te worden zoals omschreven in onderafdeling 7." (eigen onderlijning) Conform art. 5.4.5 van het Onroerend Erfgoeddecreet is het in onderhavig geval niet mogelijk/wenselijk om al het noodzakelijke archeologisch vooronderzoek uit te voeren voorafgaand aan de aanvraag van een stedenbouwkundige vergunning, en dit om zowel juridische als economisch/maatschappelijke redenen, zoals hieronder wordt verduidelijkt. Onmogelijkheid om het terrein te onderzoeken: Een groot deel van het terrein is bedekt met een pioniersbos en braamstruiken. Hierdoor is een efficiënte en doeltreffende uitvoering van een landschappelijk bodemonderzoek (d.m.v. landschappelijke boringen en profielputten) én archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem (d.m.v. archeologisch booronderzoek, proefsleuven en proefputten en proefputten i.f.v. steentijdsites) zonder bovengrondse verwijdering van de hinderlijke vegetatie zeer moeilijk. Juridisch: Heden zijn de gronden in het plangebied niet in eigendom of ter beschikking van de initiatiefnemer. Bij het indienen van de vergunningsaanvraag zal de initiatiefnemer dus nog niet eigenaar geworden zijn van het perceel, nodig voor het project. In de Memorie van Toelichting bij het Onroerend Erfgoed Decreet wordt als voorbeeld van een juridische reden om een ingreep in de bodem pas uit te voeren na het verkrijgen van de vergunning opgegeven dat het "bv. onmogelijk kan zijn om het terrein te onderzoeken wanneer ( ) de 8

initiatiefnemer nog niet de zakelijk rechthouder is". In casu is de initiatiefnemer nog niet de eigenaar van het plangebied. Conform artikel 5.4.5 van het Onroerend Erfgoed Decreet opteren wij daarom op gemotiveerde wijze om uitstel van het archeologisch vooronderzoek zonder én met ingreep in de bodem tot na de verlening van de stedenbouwkundige vergunning. Het is immers nog niet mogelijk nu reeds de nodige ingrepen te doen, nu het plangebied niet in eigendom is van de initiatiefnemer. 5 Programma van maatregelen voor uitgesteld vooronderzoek zonder ingreep in de bodem 5.1 Afbakening van het archeologisch onderzoeksgebied Het archeologisch onderzoeksgebied omvat het volledig plangebied met een oppervlakte van ca. 1,5 ha. (zie figuur 35). Deze zone kan verkleind worden indien dit op basis van de resultaten van een uitgevoerde onderzoeksmethode (zonder of met ingreep in de bodem zie verder) voldoende gemotiveerd kan worden op basis van de bepalingen van de Code van Goede Praktijk. 5.2 Vraagstelling en onderzoeksdoelen Doel van archeologisch vooronderzoek zonder én mét ingreep in de bodem is een archeologische evaluatie van het terrein. Dit houdt in dat het archeologisch erfgoed opgespoord, geregistreerd, gedetermineerd en gewaardeerd wordt en dat de potentiële impact van de geplande werken op de archeologische resten wordt bepaald. Onderdeel van de evaluatie is dat er maatregelen gezocht worden om in situ-behoud te bewerkstelligen en, indien dit niet kan, er maatregelen worden geformuleerd voor ex situ-behoud. Doel van het landschappelijk bodemonderzoek is de aardkundige opbouw en ontstaansgeschiedenis van de ondergrond en het landschap te kennen door een gerichte staalname. Voor het verder archeologisch vooronderzoek gelden volgende generieke onderzoeksvragen: M.b.t. het archeologisch potentieel voor het plangebied: o Zijn er aanwijzingen dat er geen archeologisch erfgoed meer te verwachten valt of dat er geen potentieel tot kennisvermeerdering te verwachten valt binnen (een deel van) het plangebied? Gebieden met uitgegraven en/of sterk verstoorde bodems? Kan dit gebied ruimtelijk (oppervlakte en diepte) afgebakend worden (incl. de argumentatie)? o Indien er aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische sites in het plangebied, Kunnen archeologische sites in tijd, ruimte en functie afgebakend worden (incl. de argumentatie)? Kunnen de karakteristieken van elke archeologische site beschreven worden? Wat is de bewaringstoestand van elke archeologische site? Wat is de waarde van elke archeologische site? M.b.t. de geplande bodemingrepen o Welke bodemingrepen gaan gepaard met dit project? Met betrekking tot de voorbereiding en uitvoering van de werken? Met betrekking tot tijdelijke werkzones? o Wat is de impact van deze bodemingrepen op het archeologisch bodemarchief? o Kan de potentiële impact van deze bodemingrepen op het archeologisch bodemarchief vermeden en/of beperkt worden door wijziging van het ontwerp en/of de uitvoeringswijze van de geplande ruimtelijke ontwikkeling (door behoud in situ)? 9

Voor het landschappelijk bodemonderzoek gelden volgende specifieke onderzoeksvragen: Wat is de bodemkundige variabiliteit binnen het plangebied? Wat is de ruimtelijke omvang (horizontaal en verticaal) van de vroegere werfzone en eventueel andere verstoringen? Zijn andere verstoringen merkbaar, o.a. zand-, leem- en/of steenontginning? Wat is de bewaringstoestand van de bodem in het plangebied? Wat is de impact van de bodemkundige vaststellingen op het potentieel aanwezig (geweest) archeologisch bodemarchief? Wat is de stand van het grondwater? 5.3 Onderzoeksstrategie, -methode en -technieken 5.3.1 Landschappelijk bodemonderzoek Vóór de uitvoering van het landschappelijk bodemonderzoek wordt de hinderlijke vegetatie bovengronds verwijderd. De boomstronken worden nog niet verwijderd. Om de bodemopbouw en -evolutie binnen het plangebied te achterhalen, adviseren we een manueel landschappelijk booronderzoek over heel het onderzoeksgebied, waarbij rekening moet gehouden worden met volgende technische bepalingen: Uitvoeringswijze: manueel te zetten boringen. Type en diameter grondboor: zie Code van Goede Praktijk. Patroon van de boringen, afstand tussen de boorraaien en afstand tussen boringen in een raai (grid): een verspringend 20m x 25m driehoeksgrid (om de 20m een boring op de lijn, met een tussenafstand van 25m tussen de lijnen). Dit komt overeen met ca. 30 boringen voor dit onderzoeksgebied (1,5 ha aan 20 boringen/ha). Oriëntatie van de boringen (lokalisering): het grid dient zo optimaal mogelijk ingepland te worden om de specifieke onderzoeksvragen voor het landschappelijk bodemonderzoek te beantwoorden (zie 5.2). Rekening houdend met de sterke hellingsgraad van west naar oost, worden de boorraaien parallel met de helling gezet (dus van west naar oost - figuur 35). Diepte van de boringen (boordiepte): zie Code van Goede Praktijk. Boorbeschrijving: zie Code van Goede Praktijk. Verwerking en interpretatie: zie Code van Goede Praktijk. Het landschappelijk bodemonderzoek wordt uitgevoerd onder leiding van een (assistent-) aardkundige met afdoende ervaring in landschappelijk bodemonderzoek op leemgronden (minstens 20 terreinwerkdagen aantoonbare ervaring met betrekking tot aardkundig onderzoek bij vooronderzoek met ingreep in de bodem en/of opgravingen in de Vlaamse leemstreek). Indien het landschappelijk bodemonderzoek de afwezigheid van archeologische sites voldoende kan onderbouwen en/of het ontbreken van potentieel op kennisvermeerdering afdoende staaft, moet geen archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem uitgevoerd worden. Deze regel kan gedifferentieerd toegepast worden i.f.v. soort archeologische site (steentijdsite, site met grondsporen, ), archeologische periode en onderzoeksmethode. De Code van Goede Praktijk is van toepassing m.b.t. de te hanteren onderzoekstechnieken voor het landschappelijk bodemonderzoek. 10

5.3.2 Archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem. Na verdere afweging van de noodzaak tot verder vooronderzoek én van de opportuniteit van de diverse methoden van verder vooronderzoek, wordt in het onderzoeksgebied een onderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd (met aanname dat het sites zonder complexe verticale stratigrafie betreft). In functie van een optimale afweging tussen efficiëntie en doeltreffendheid van het onderzoek, moet het onderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd worden rekening houdend met volgende technische kenmerken: Patroon en oriëntatie van de proefsleuven: continue, parallelle sleuven over het volledige oppervlak van het archeologisch onderzoeksgebied. Rekening houdend met de sterke hellingsgraad van west naar oost, worden de proefsleuven parallel met de helling gezet (dus van west naar oost - figuur 35). De afstand tussen de proefsleuven (sleufinterval) bedraagt niet meer dan 15 m (van middenpunt tot middenpunt). Op basis van het huidig inzicht zijn er geen redenen om een ander sleufinterval voor te stellen; De proefsleuven zijn tussen 1,80 en 2 m breed. Op basis van het huidig inzicht zijn er geen redenen om een andere breedte voor te stellen; Dekkingsgraad: zie Code van Goede Praktijk. Op basis van het huidig inzicht zijn er geen redenen om af te wijken van de standaard technische kenmerken van de Code van Goede Praktijk. Vóór de uitvoering van proefsleuven- en/of proefputtenonderzoek wordt bepaald of men te maken heeft met een site met of zonder complexe verticale stratigrafie. Voor de uitvoering en verwerking van de vooronderzoeken voorziet de uitvoerder voldoende expertise op basis van het voortschrijdend inzicht in de uitvoering (strategie, methode & technieken) en resultaten van het vooronderzoek. De veldwerkleider en de assistent-archeoloog zijn samen permanent aanwezig op het terrein tijdens het terreinwerk. De veldwerkleider heeft minstens 20 terreinwerkdagen aantoonbare ervaring met betrekking tot de uitvoering van proefsleuvenonderzoek en/of opgravingen in de Vlaamse leemstreek op archeologische sites met sporen en/of gebouwde archeologische structuren uit de periode neolithicum middeleeuwen als veldwerkleider. De assistent-archeoloog heeft minstens 20 terreinwerkdagen aantoonbare ervaring met betrekking tot de uitvoering van proefsleuvenonderzoek en/of opgravingen in de Vlaamse leemstreek op archeologische sites met sporen en/of gebouwde archeologische structuren uit de periode neolithicum middeleeuwen. De aardkundige heeft minstens 20 terreinwerkdagen aantoonbare ervaring met betrekking tot aardkundig onderzoek bij vooronderzoek met ingreep in de bodem en/of opgravingen in de Vlaamse leemstreek. Voorafgaand aan de aanleg van de proefsleuven wordt minimum één proefput gegraven. Op basis van de bodemkundige analyse wordt het niveau van de sleuven bepaald en wordt een inschatting gegeven van de mogelijke bewaring van archeologische sporen. Indien aanwijzingen worden aangetroffen voor de aanwezigheid van steentijd artefactensite(s), wordt de onderzoeksmethode bijgestuurd op basis van de richtlijnen van de Code van Goede Praktijk. De Code van Goede Praktijk is van toepassing m.b.t. de te hanteren onderzoekstechnieken. 11

Het onderzoek is succesvol wanneer aan de doelstellingen van het onderzoek aantoonbaar is voldaan en de generieke en specifieke onderzoeksvragen zijn beantwoord. 5.4 Voorziene afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk M.b.t. de uitvoering van het landschappelijk bodemonderzoek zijn geen afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk voorzien. M.b.t. archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem is momenteel (m.a.v. vóór de uitvoering van het landschappelijk bodemonderzoek) nog niet gekend of afwijkingen ten aanzien van de Code van Goede Praktijk voorzien moeten worden. Dit wordt bepaald na uitvoering van elke onderzoeksmethode. 12