Kabinet van de Minister van Pensioenen Karmelietenstraat 15 1000 Brussel 02 501 38 55 Cabinet du Ministre des Pensions Rue des Petits Carmes 15 1000 Bruxelles 02 501 38 55 Brussel, 16 oktober 2015 Nota aan het Gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten Betreft: VOORONTWERP VAN WET tot aanvulling van artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. 1. Inleiding Het arrest nr. 103/2014 van het Grondwettelijk Hof van 10 juli 2014 heeft voor de leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie de preferentiële leeftijden geschrapt om met vervroegd pensioen te vertrekken, maar heeft een overgangsmaatregel voorzien die de gevolgen van de geschrapte bepaling behoudt wat betreft de pensioenen die al waren ingegaan op de datum van de uitspraak van het arrest enerzijds en de pensioenaanvragen die al waren goedgekeurd op het moment van de uitspraak van het arrest anderzijds, zelfs als het rustpensioen op zich pas later ingaat. De wet van 21 mei 2015 tot wijziging van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen wat betreft bepaalde personeelsleden van de geïntegreerde politie heeft uitvoering gegeven aan het regeerakkoord door het voordeel van de preferentiële maatregelen ten gunste van leden van de geïntegreerde politie te behouden op voorwaarde dat zij ten laatste op 10 juli 2015 de leeftijds- en loopbaanvoorwaarden vervullen zoals vastgelegd in de wet van 30 maart 2001. Voor de politieagenten die voorgoed het voordeel van de preferentiële leeftijden hebben verloren, zal zeer binnenkort een eindeloopbaanregeling worden ingesteld door het ontwerp van koninklijk besluit houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie. Dit ontwerp van koninklijk besluit voorziet in het bijzonder dat voor deze politieagenten een betaalde afwezigheid bij non-activiteit wordt ingesteld die ingaat vanaf het moment waarop de personeelsleden de leeftijd van 58 jaar bereiken (60 jaar voor de officieren) en ten vroegste op het moment waarop zij minder dan 4 jaar verwijderd zijn van de mogelijkheid om met vervroegd pensioen te gaan.
2. Toelichting Deze eindeloopbaanregeling die momenteel voor de politieagenten door middel van een ontwerp van koninklijk besluit wordt ingevoerd, vereist een aanpassing van de pensioenwetgeving wat betreft de periodes waarin de personeelsleden voorafgaand aan hun pensioen in non-activiteit waren gesteld. Het is immers zo dat op basis van de wetgeving die thans van kracht is, dit type afwezigheid niet in aanmerking wordt genomen om na te gaan of de loopbaanvoorwaarde om met vervroegd pensioen te vertrekken is vervuld. Dit voorontwerp van wet laat toe deze periodes van non-activiteit wat hun feitelijke duur betreft te laten meetellen en dit enkel om na te gaan of de loopbaanvoorwaarde is vervuld. Deze periodes zullen niet meetellen voor de berekening van het pensioenbedrag. 3. Onderzoek bij hoogdringendheid Het onderzoek bij hoogdringendheid wordt gerechtvaardigd door het feit dat de maatregel een impact heeft op de loopbaanduur die in rekening wordt genomen om met vervroegd pensioen te vertrekken en derhalve ook op de datum vanaf dewelke een politieagent in aanmerking kan komen voor betaalde afwezigheid voorafgaand aan het rustpensioen krachtens het ontwerp van koninklijk besluit houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie. Dit ontwerp van koninklijk besluit dat betaalde non-activiteit toekent, dient zeer binnenkort in werking te treden, maar kan geen gevolgen hebben zolang als het voorontwerp van wet niet is aangenomen. Het is daarom absoluut noodzakelijk dat de politieagenten die hun preferentiële regeling om met vervroegd pensioen te gaan hebben verloren ingevolge het arrest nr. 103/104 van het Grondwettelijk Hof van 10 juli 2014, zo snel mogelijk kunnen genieten van deze betaalde non-activiteit voorafgaand aan het rustpensioen. Daniel BACQUELAINE, Minister van Pensioenen
Version 0.1bis 07/07/2015 ROYAUME DE BELGIQUE KONINKRIJK BELGIE SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID AVANT-PROJET DE LOI complétant l article 46 de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d harmonisation dans les régimes de pensions. VOORONTWERP VAN WET tot aanvulling van artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. Exposé des motifs Memorie van toelichting Suite à l arrêt n 103/2014 de la Cour Constitutionnelle, un régime transitoire pour le secteur police, comportant deux volets, est mis sur pied : outre l insertion d un nouvel article 88/1 dans la loi du 28 décembre 2011 portant des dispositions diverses, il est créé un régime réglementaire de non-activité préalable à la pension. Pour que cette non-activité préalable à la pension puisse être prise en compte pour la détermination du droit à la pension, une disposition légale spécifique est nécessaire, la loi du 10 janvier 1974 réglant l admissibilité de certains services et de périodes assimilées à l activité de service pour l octroi et le calcul des pensions à charge du Trésor public ne s appliquant pas aux situations de non-activité. Ces périodes de non-activité sont valorisées pour leur durée réelle, sans application du coefficient multiplicateur prévu par le 3/1 de l article 46 de la loi du 15 mai 1984, son alinéa 2 ne visant pas la non-activité. Par ailleurs, elles ne sont pas prises en compte pour le calcul de la pension. De ce fait, pour l établissement du traitement de référence qui sert de base au calcul de la pension, ce sera le traitement perçu pendant les années avant le début de la période de non-activité qui entrera en ligne de compte. De ingevolge het arrest nr 103/2014 van het Grondwettelijk Hof ontworpen overgangsregeling voor de politiesector, berust op twee luiken : enerzijds de invoering van een nieuw artikel 88/1 in de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen en anderzijds een reglementair regime van non-activiteit voorafgaand aan de pensionering. Om de voormelde non-activiteit voorafgaand aan de pensionering mee in rekening te kunnen nemen voor de bepaling van het recht op pensioen, dringt een specifieke wettelijke bepaling zich op. Immers, de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de in aanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde perioden voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Staatskas, vindt geen toepassing op situaties van non-activiteit. Deze periodes van non-activiteit worden voor hun reële duur aangerekend, zonder toepassing van de vermenigvuldigingscoëfficiënt bedoeld in 3/1 van artikel 46 van de wet van 15 mei 1984, aangezien het tweede lid ervan de non-activiteit niet beoogt. Bovendien komen zij niet in aanmerking voor de berekening van het pensioen. Het is dus de wedde ontvangen in de jaren vóór de aanvang van de non-activiteit die als referentiewedde zal dienen voor de berekening van het pensioen. Le Ministre des Pensions De Minister van Pensioenen Daniel BACQUELAINE
Version 0.1bis 15/10/2015 ROYAUME DE BELGIQUE KONINKRIJK BELGIE SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID AVANT-PROJET DE LOI complétant l article 46 de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d harmonisation dans les régimes de pensions. VOORONTWERP VAN WET tot aanvulling van artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. PHILIPPE, Roi des Belges, FILIP, Koning der Belgen, A tous, présents et à venir, SALUT, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, ONZE GROET, Sur la proposition du Ministre des Pensions, Op de voordracht van de Minister van Pensioenen, NOUS AVONS ARRETE ET ARRETONS: HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ : Le Ministre des Pensions est chargé de présenter en Notre nom aux Chambres législatives et de déposer à la Chambre des représentants le projet de loi dont la teneur suit : Article 1er La présente loi règle une matière visée à l article 74 de la Constitution. De Minister van Pensioenen is ermee belast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers in te dienen : Artikel 1 Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. Article 2 L article 46, 1er, alinéa 2, de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d harmonisation dans les régimes de pensions, modifié par la loi du 13 décembre 2012, est complété par un 3, rédigé comme suit : «3 également prises en considération les périodes passées en non-activité préalable à la pension par le membre du cadre opérationnel de la police intégrée accordée en vertu de l article XII.XIII.1. de l arrêté royal du portant dispositions relatives au régime de fin de carrière pour Artikel 2 Artikel 46, 1, tweede lid, van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, zoals gewijzigd bij de wet van 13 december 2012, wordt aangevuld met een bepaling onder 3, luidende : 3 eveneens in aanmerking genomen de periodes doorgebracht in non-activiteit voorafgaand aan de pensionering door een lid van het operationeel kader van de geïntegreerde politie verleend krachtens artikel XII.XIII.1. van het koninklijk besluit. houdende bepalingen
2 des membres du personnel du cadre opérationnel de la police intégrée.». inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie.". Article 3 La présente loi sort ses effets à la date d entrée en vigueur de l arrêté royal du portant dispositions relatives au régime de fin de carrière pour des membres du personnel du cadre opérationnel de la police intégrée. Artikel 3 De huidige wet heeft uitwerking met ingang op de datum van inwerkingtreding van van het koninklijk besluit. houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie. Donné à Gegeven te Par le Roi : Van Koningswege : Le Ministre des Pensions De Minister van Pensioenen Daniel BACQUELAINE