Toelichting op de Verordening op de bestuurscommissies 2013

Vergelijkbare documenten
Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam

Toelichting op de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam

Voordracht voor de raadsvergadering van 12 februari 2014

Voordracht voor de raadsvergadering van <datum onbekend>

Voordracht voor de raadsvergadering van 7 en 8 november 2012

Verboden handelingen en gedragscode raadsleden Artikel 15 Opleggen geheimhoudingsplicht Artikel 25

Verordening Adviesraad Sociaal Domein Vught

besluit van de gemeenteraad

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit vast te stellen de:

in te stellen een Stedelijk Adviesorgaan Interculturalisatie onder de navolgende bepalingen:

Reglement van Orde van het college

VERORDENING BESTUURSCOMMISSIE OPENBAAR BASISONDERWIJS WEERT

Toelichting op gemeenschappelijke regeling

VERORDENING WERKGEVERSCOMMISSIE EX ARTIKEL 83 GEMEENTEWET. De raad van de gemeente Leeuwarden;

Het bestuur van het bij artikel 2a van de Wet op de architectentitel ingestelde bureau architectenregister,

Gemeente Albrandswaard

Reglement Territoriaal Adviescommissie Wageningse Eng (TAWE)

Tekstuitgave van de verordening op de rekenkamercommissie

Gemeenschappelijke regeling Natuur- en recreatieschap IJsselmonde

Wijzigingsbesluit Gemeenschappelijke regeling voor het recreatiegebied Voorne-Putten

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland

Gewijzigde verordening op de rekenkamercommissie Zeist 2011

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Aa en Hunze, ieder zoveel het hun bevoegdheden betreft,

Reglement commissie cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren

Besluit van Gedeputeerde Staten van 20 mei 2014 tot vaststelling van het Reglement behandeling bezwaarschriften Zuid-Holland

REGELING INZAKE DE BEHANDELING VAN BEZWAARSCHRIFTEN PERSONEEL

GEHEIMHOUDING EN DE GEMEENTERAAD DE REGELS

Gemeenschappelijke regeling Uitvoeringsorganisatie Jeugdzorg IJsselland

Verordening cliëntenparticipatie sociaal domein gemeente Mook

Bodegraven-Reeuwijk, Gouda en Waddinxveen

VERORDENING WERKGEVERSCOMMISSIE GRIFFIE. De raad van de gemeente Montfoort;

Verordening rekenkamercommissie gemeente Hengelo 2005, gedeeltelijk gewijzigd op 21 februari 2012

Verordening commissie bezwaarschriften Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant 2010

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en wethouders;

Verordening organisatie griffie en ondersteuning raad gemeente Maastricht

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht; ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Verordening Rekenkamer Utrecht (2013)

Handleiding besloten vergaderingen en het opleggen van geheimhouding

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2002 Nr. 29

De raad, de werkgeverscommissie, het college van burgemeester en wethouders, en de burgemeester van de gemeente Apeldoorn;

VERORDENING OP DE REKENKAMERCOMMISSIE GEMEENTE MONTFERLAND vast te stellen de Verordening op de rekenkamercommissie gemeente Montferland 2018

MEMO WGR. 1. Inleiding

Handreiking geheimhouding. Gemeente Oostzaan 2011

Verordening op de gezamenlijke rekenkamercommissie Gemert-Bakel en Laarbeek

VERORDENING regelende de taken, de bevoegdheden, de werkwijze en de samenstelling van de commissie voor beroepen bijzondere bezwaarschriften.

De raad, het college en de burgemeester van de gemeente Roermond,

Reglement inzake de behandeling van bezwaarschriften

DORDRECHT. Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT; gezien het voorstel 24 november 2009 inzake Regeling Sportraad;

Verordening op de controle commissie en de commissie van voorbereiding van Provinciale Staten

Reglement Dienstraden

Gemeenschappelijke regeling voor het toezicht op het openbaar. primair en speciaal onderwijs te Bodegraven, Gouda, Reeuwijk en Waddinxveen.

VERORDENING RECHTSPOSITIE WETHOUDERS, RAADS- EN COMMISSIELEDEN GEMEENTE DALFSEN 2014

BESLUIT: vast te stellen het navolgende Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van het college.

Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie 2009

Reglement ondernemingsraad Hogeschool Leiden

Artikel 4 Eed/gelofte Ten aanzien van de leden is artikel 81 g van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Gemeente Hattem Verordening op de raadscommissies gemeente Hattem. gelezen het voorstel van het presidium d.d. 16 februari 2017,

Ondernemingsraad gemeente Nissewaard - REGLEMENT VAN DE ONDERNEMINGSRAAD GEMEENTE NISSEWAARD

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

Artikel 3. Taken voorzitter

Onderwerp : Verordening commissie bezwaarschriften 2012

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies presidium Het presidium adviseert positief ten aanzien van dit voorstel en stelt voor dit als hamerstuk te beschouwen.

Verordening op de commissie planning en control van de gemeente Dalfsen

Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe

Gemeenschappelijke regeling voor het toezicht op het openbaar primair en speciaal onderwijs.

gelet op artikel 84 van de Gemeentewet; gelezen het voorstel van het presidium d.d. 7 november 2005, nr. 57;

Wijziging Verordening op de raadscommissiescapelle aan den IJssel 2014

Aan de commissie Algemeen Bestuur en Middelen

Doel cliëntenparticipatie (Bergeijk, Bladel, Eersel en Oirschot)

Gemeenschappelijke orgaan openbaar primair onderwijs Noord Groningen

Verordening bestuurscommissie Inkoop Jeugdhulp Zeeland

Gelet op artikel 14 van de gemeenschappelijke regeling Randstedelijke Rekenkamer,

Verordening rechtspositie wethouders, raadsleden Gemeente Landgraaf 2015.

Gemeenschappelijke regeling Noaberkracht Dinkelland Tubbergen

Verordening rekenkamer Giessenlanden 2017

VERORDENING BESTUURSCOMMISSIE REGIO TWENTE-NETWERKSTAD. Vastgesteld door de regioraad op 21 maart 2007

20 december 2016 Motie Commissie bezwaarschriften Pagina 1 van 5. gelezen het advies van de commissie Werken en Besturen van 30 november 2016,

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

VERORDENING op de Rekenkamer voor Lelystad

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Verordening Onderzoeksrecht van Provinciale Staten 2007

Gelet op de artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen en artikel 19 van de BESLUIT

VERORDENING bezwaarschriften 2011

dat de wijze van ondersteuning van de rekenkamercommissie is gewijzigd; Verordening Rekenkamercommissie Koggenland 2010

1 De (gemeentelijke) overheid

Verordening rechtspositie wethouders, raad- en commissieleden van gemeente Maasdriel 2014

TOELICHTING op de Verordening op de rekenkamercommissie Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest.

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

Verordening cliëntenparticipatie Werk en Inkomen Rotterdam 2015

CVDR. Nr. CVDR35796_1. Enquêteverordening

Artikel 4. Samenstelling De colleges van de deelnemende gemeenten wijzen elk twee leden aan voor het Algemeen Bestuur.

1 sub g Voorzitter: de voorzitter als bedoeld in artikel 12 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

Vaststelling van een nieuwe Verordening gemeentelijke rekenkamercommissie.

Verordening Participatieraad Sociaal Domein 2015 gemeente Losser

verordening op het raadspresidium

Gemeenschappelijk orgaan

Transcriptie:

Toelichting op de Verordening op de bestuurscommissies 2013 Versie 6 maart 2013 I. Algemene toelichting Binnen de gemeente Amsterdam vormen de stadsdelen een onmisbare schakel tussen het gemeentebestuur en de burgers en ondernemers in de stad. De stadsdelen kunnen enerzijds de stedelijk vastgestelde kaders naar de situatie binnen het stadsdeel vertalen en zo oplossingen bieden voor de verschillen die er tussen de maatschappelijke opgaven in de stad zijn. Anderzijds kunnen de stadsdelen bij het opstellen van stedelijk beleid en regelgeving belangen en standpunten voor dat specifieke deel van de stad inbrengen en ervoor zorgen dat het beleid en de regelgeving aansluit op de wensen en behoeften die er bij de burgers en ondernemers zijn. Het wordt dan ook van belang geacht dat er, nadat de mogelijkheid om deelgemeenten in te stellen in de Gemeentewet is geschrapt, een stadsdeelstelsel is en dat de ervaringen die de afgelopen decennia met het bestuurlijk stelsel zijn opgedaan worden gebruikt om een nieuw stelsel neer te zetten. Een stelsel waarin de stad en de stadsdelen binnen de aan hen gegeven kaders optimaal hun taken kunnen uitvoeren en hun bevoegdheden kunnen uitoefenen. Deze verordening heeft als doel daar vorm en inhoud aan te geven. Dit gebeurt in de eerste plaats door voor elk stadsdeel een bestuurscommissie in de zin van artikel 83 van de Gemeentewet in te stellen en de formele inrichting daarvan te regelen. Daarnaast door in grote lijnen te bepalen welke taken en bevoegdheden door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders aan de bestuurscommissies worden gedelegeerd en aldus te bepalen wat de reikwijdte van de bevoegdheden van de bestuurscommissies is. Daarmee wordt invulling gegeven aan het besluit van de gemeenteraad inzake de hoofdlijnen van het bestuurlijk stelsel van 28 november 2012. In aanvullende verordeningen wordt invulling gegeven aan het budget dat daar voor de bestuurscommissies bij hoort en de financiële verhouding die er daarbij met de stad is. Tot slot is in deze verordening in overgangsrecht voorzien. De Wet tot wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met het afschaffen van de bevoegdheid van gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen (verder: Wet afschaffing deelgemeenten) treedt met de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 in werking. Daarmee komen de deelgemeenten van rechtswege te vervallen en komen alle aan hen toegekende bevoegdheden weer bij de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders te liggen. In de verordening wordt daar een voorziening voor getroffen. De verordening treedt tegelijk met de Wet afschaffing deelgemeenten in werking. II. Toelichting per artikel Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen Artikel 1: de stadsdelen 1

Het eerste lid geeft aan hoeveel en welke stadsdelen er binnen de gemeente Amsterdam zijn. De letters achter de namen van de stadsdelen verwijzen naar de codes die voor de stadsdelen op de bij de verordening behorende kaart opgenomen zijn. De grenzen van de stadsdelen zijn vastgesteld zoals die op deze kaart zijn aangegeven. Ook binnen het nieuwe stelsel wordt van stadsdelen gesproken. Met de inwerkingtreding van de Wet afschaffing deelgemeenten is er nog de vrijheid de stad in verschillende gebieden in te delen. Alleen de mogelijkheid om voor die gebieden deelgemeenten in te stellen vervalt. Artikel 2: begripsbepalingen Op verschillende plaatsen in de verordening zijn de bepalingen uit de Gemeentewet en de Kieswet van overeenkomstige toepassing verklaard. Met deze bepaling wordt duidelijk gemaakt hoe die bepalingen moeten worden gelezen. Hoofdstuk 2 De inrichting en samenstelling van de bestuurscommissie De Gemeentewet biedt de mogelijkheid om verschillende commissies in te stellen. Op grond van artikel 83 van de Gemeentewet kunnen daarbij bestuurscommissies worden ingesteld. Dat zijn commissies die bevoegdheden kunnen uitoefenen die door de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester aan hen zijn overgedragen. Een bestuurscommissie vormt nadrukkelijk geen zelfstandige bestuurslaag en bezit dus geen rechtspersoonlijkheid. Ook niet in civielrechtelijke en strafrechtelijke zin. Op grond van de Gemeentewet moet een bestuurcommissie worden ingesteld door het orgaan dat de bevoegdheden aan de bestuurscommissie overdraagt. Het orgaan moet daarbij de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de commissie regelen en vaststellen op welke wijze verantwoording wordt afgelegd. Verder moet geregeld worden op welke wijze het orgaan dat de bestuurscommissie heeft ingesteld inzage heeft in de stukken waaromtrent door de bestuurscommissie geheimhouding is opgelegd. In dit hoofdstuk wordt daar uitvoering aan gegeven. Artikel 3: de bestuurscommissie Met het eerste lid van artikel 3 wordt er door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders per stadsdeel een bestuurscommissie ingesteld. In het algemeen wordt er bij bestuurscommissies een onderscheid gemaakt tussen functionele en territoriale bestuurscommissies. In de praktijk worden bestuurscommissies vooral door de grote gemeenten ingesteld. Functionele bestuurscommissies behartigen een specifiek belang en worden meestal gebruikt om beleid en uitvoering van elkaar te scheiden. Zo worden bijvoorbeeld functionele bestuurscommissies ingesteld om het openbaar onderwijs in een gemeente te besturen of bibliotheken, musea of sportvoorzieningen te beheren. Territoriale bestuurscommissies worden ingesteld om de belangen van een specifiek gebied te behartigen. Daar is in het geval van de stadsdelen sprake van. De bestuurscommissies worden ingesteld om de belangen van dat specifieke deel van de gemeente te behartigen. Daarbij moet worden opgemerkt dat het niet om de behartiging van alle belangen van het stadsdeel kan gaan. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het samenstel van de overgedragen taken en bevoegdheden niet zodanig mag zijn dat aan de bestuurcommissie een aanzienlijk 2

deel van de belangen van het desbetreffende deel van de gemeente is opgedragen. Anders is er volgens de wetsgeschiedenis alsnog sprake van een deelgemeente en een deelgemeentebestuur. In het tweede lid van artikel 3 is bepaald dat de bestuurscommissies bestaan uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan het voorschrift in artikel 83 van de Gemeentewet dat de instellende organen de inrichting van de bestuurscommissie moeten regelen. Artikel 4: samenstelling algemeen bestuur In het eerste lid is bepaald dat het algemeen bestuur van een bestuurscommissie uit 13, 14 of 15 leden bestaat. Dit afhankelijk van het aantal inwoners dat een stadsdeel heeft. Bij het van kracht worden van deze verordening betekent dit dat het algemeen bestuur in Centrum, Noord en Zuidoost over 13 leden beschikt, het algemeen bestuur in Oost over 14 leden en dat het algemeen bestuur in Nieuw West, Zuid en West uit 15 leden bestaat. Er is voor gekozen om voor de samenstelling van het algemeen bestuur verkiezingen te houden. Deze verkiezingen vinden elke vier jaar, tegelijkertijd met de verkiezingen voor de gemeenteraad, plaats. Artikel 5: verkiezingen algemeen bestuur In het eerste lid is geregeld dat op de verkiezingen voor het algemeen bestuur van de bestuurscommissie de bepalingen van de Kieswet inzake de verkiezing van de leden van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betekent niet alleen dat de verkiezingen op dezelfde wijze worden georganiseerd als de verkiezingen die voor de gemeenteraad worden gehouden, maar ook dat het kiesstelsel gelijk is aan het stelsel dat voor de stadsdeelraden werd gehanteerd toen de stadsdelen nog deelgemeenten waren. De kiezer is in grote lijnen dus reeds met het stelsel bekend. Dit betekent bovendien dat bij de verkiezingen een lijstenstelsel wordt gehanteerd. De kandidaten worden dus in lijsten gerangschikt zoals bij elke verkiezing in Nederland inmiddels gebruik is. De lijsten vertegenwoordigen een programma. Er wordt een stem uitgebracht op een lijst met een programma en niet op een bepaald persoon zoals bij een personenstelsel het geval is. Voordeel hiervan is dat de kiezer niet met alle kandidaten bekend hoeft te zijn. Tegelijkertijd kan er wel een voorkeursstem worden uitgebracht. Indien de kiezer dat wil, kan de persoon van de kandidaat dus nog wel een rol spelen. In het tweede lid wordt een belangrijke uitzondering op de Kieswet gemaakt. Daar wordt de kring van kiesgerechtigden in die zin uitgebreid dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie en rechtmatig in Nederland verblijft, al mag stemmen indien hij gedurende een onafgebroken periode van drie jaar in Nederland woont. In de Kieswet wordt uitgegaan van een periode van vijf jaar. Opmerking verdient wel dat deze eis van ingezetenschap alleen geldt voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn gelden geen eisen, die hebben onmiddellijk stemrecht. 3

Voor wat betreft de voorschriften die voor deze verkiezingen gelden is van belang dat niet alleen politieke partijen aan de verkiezingen kunnen meedoen, maar ook andere groeperingen zoals bewonersverenigingen en buurtcomités. In aanvulling op de bepaling in de Kieswet dat een politieke groepering die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is zich voor de verkiezingen kan laten registreren, in het derde lid bepaald dat ook nietpolitieke groeperingen en stichtingen zich voor de verkiezingen voor de bestuurscommissies kunnen laten registreren. Zij kunnen dan eveneens onder een bepaalde naam aan de verkiezingen meedoen. De regeling betekent overigens niet dat groeperingen die geen vereniging of stichting zijn niet aan de verkiezingen kunnen meedoen. Zij kunnen zich alleen niet registreren en kunnen dus niet onder een bepaalde naam aan de verkiezingen deelnemen. Zij kunnen echter wel een blanco lijst vormen. Op grond van het vierde lid kan het college van burgemeester en wethouders nadere regels voor de verkiezingen vaststellen. Dit betreft technische voorschriften zoals bepalingen over het nummeren van kandidatenlijsten, een bepaling dat groeperingen die al voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn geregistreerd zich niet apart voor de verkiezingen voor de bestuurscommissies hoeven te registreren en voorschriften die ertoe strekken dat de bestuurscommissies zelf verantwoordelijk blijven voor de registratie, kandidaatstelling en verwerking van de verkiezingsuitslagen. Het vijfde lid van artikel 5 behoeft geen toelichting. Artikel 6: passief kiesrecht algemeen bestuur Om als lid van het algemeen bestuur van een bestuurscommissie te kunnen worden gekozen moet op grond van deze bepaling worden voldaan aan de vereisten voor het lidmaatschap van de gemeenteraad. Deze zijn opgenomen in artikel 10 van de Gemeentewet. In aanvulling daarop is gesteld dat de kandidaat ingezetene van het desbetreffende stadsdeel is. Er wordt op de toepasselijkheid van artikel 10 van de Gemeentewet wel één uitzondering gemaakt. Dit betreft de eis die in artikel 10, tweede lid, onder b van de Gemeentewet opgenomen is. Daar is geregeld dat een ingezetene, die afkomstig is uit een land dat geen lid is van de Europese Unie, gedurende de eerste vijf jaar van zijn ingezetenschap geen passief kiesrecht heeft. Voor de bestuurscommissie wordt deze periode verkort tot drie jaar. Na drie jaar is een ingezetene van buiten de Europese Unie zich dus al voor de bestuurscommissies verkiesbaar. Opmerking verdient wel dat deze eis alleen geldt voor hen die geen onderdaan van een EU-lidstaat zijn. Voor de ingezetenen die uit EU-lidstaten afkomstig zijn is geen periode van onafgebroken verblijf vereist. Zij bezitten onmiddellijk passief kiesrecht. Artikel 7: onverenigbare betrekkingen In de Gemeentewet is voor leden van de gemeenteraad een lijst met onverenigbare betrekkingen opgenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld geen minister, lid van de Raad van State, gedeputeerde of lid van de rekenkamer zijn. Verder is bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken en is een aantal verboden handelingen opgenomen. In de Gemeentewet staat dat voor het wethouderschap dezelfde vereisten gelden als voor het lidmaatschap van de gemeenteraad (artikel 36b van de Gemeentewet). Verder gelden voor 4

hen dezelfde onverenigbare betrekkingen als voor raadsleden (artikel 41c van de Gemeentewet). Voor wat betreft de nevenfuncties is bepaald dat een wethouder geen nevenfuncties mag vervullen die met het oog op een goede vervulling van het wethouderschap ongewenst zijn, dat nevenfuncties en neveninkomsten openbaar moeten worden gemaakt en dat het voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie aan de gemeenteraad moet worden gemeld (artikel 41b van de Gemeentewet). In dit artikel is voor de leden van het algemeen bestuur ook een regeling inzake de vereisten voor het lidmaatschap, nevenfuncties en incompatibiliteiten opgenomen. Dit om (de schijn van) belangenverstrengeling te voorkomen. Aangezien de leden van het algemeen bestuur ook de bevoegdheden van het college van burgemeester en wethouders uitoefenen, is voorstel om voor de inhoud van die regeling aan te sluiten bij de regeling voor wethouders. Het risico op integriteitskwesties is in dat geval immers groter. Dit rechtvaardigt striktere regels. Verder wordt toegevoegd dat artikel 11 van de Gemeentewet van toepassing is. Dit om te voorkomen dat een lid waarvan het lidmaatschap sinds de verkiezingen vervallen is verklaard, op grond van de Kieswet wordt benoemd ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats. Tot slot is voor de onverenigbare betrekkingen van belang dat in de Gemeentewet staat dat in een door de gemeenteraad ingestelde bestuurscommissie geen leden van het college van burgemeester en wethouders zitting kunnen hebben en in een door het college van burgemeester en wethouders ingestelde bestuurscommissie geen leden van de gemeenteraad (artikel 83, tweede lid van de Gemeentewet). In dit geval worden de bestuurscommissies zowel door de gemeenteraad als het college van burgemeester en wethouders ingesteld. Er kunnen in de bestuurscommissies dus geen leden van het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad zitting hebben. Artikel 8: eed of belofte leden algemeen bestuur De leden van het algemeen bestuur dienen een eed of belofte af te leggen. Vanuit de gedachte dat er sprake is van één Amsterdam en dat de bestuurscommissies ook onderdeel uitmaken van het bestuur van de gemeente, leggen de leden van het algemeen bestuur hun belofte of eed op grond van het eerste lid tegelijkertijd met de leden van de nieuwe gemeenteraad en ten overstaan van de burgemeester af. Alleen bij een tussentijdse benoeming wordt de belofte of eed in handen van de voorzitter van de bestuurscommissie afgelegd (derde lid). Artikel 9: beëindiging lidmaatschap en tijdelijke vervanging leden algemeen bestuur Voor de beëindiging van het lidmaatschap van het algemeen bestuur gelden dezelfde voorschriften als er voor de beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenteraad gelden. Op dat punt wordt verwezen naar bepalingen in de Kieswet. Om ervoor te zorgen dat de belemmeringen voor vrouwen worden weggenomen om ten aanzien van het algemeen bestuur hun passief kiesrecht uit te oefenen en de leden van het algemeen bestuur bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid is daarnaast, in lijn met hetgeen voor raadsleden geregeld is, voorzien in tijdelijke vervanging bij zwangerschap en bevalling of ziekte. 5

Artikel 10: reglement van orde algemeen bestuur In lijn met hetgeen in artikel 16 van de Gemeentewet is bepaald, is in dit artikel geregeld dat het algemeen bestuur een reglement van orde voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden vaststelt. Onder andere werkzaamheden wordt bijvoorbeeld het bekendmaken van besluiten verstaan waarin niet op andere wijze is voorzien. Artikel 11: vergaderingen algemeen bestuur Op grond van het eerste lid zijn op de vergaderingen van het algemeen bestuur de bepalingen inzake de vergaderingen van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat dezelfde voorschriften gelden voor de oproeping van de leden (artikel 19 van de Gemeentewet), het quorum (artikel 20 van de Gemeentewet), het verschoningsrecht (artikel 22), het vergaderen met gesloten deuren (artikel 24 van de Gemeentewet) en het opleggen van geheimhouding (artikel 25 van de Gemeentewet). In afwijking van hetgeen in artikel 25 van de Gemeentewet is bepaald, is in het tweede lid opgenomen dat de opgelegde geheimhouding niet geldt voor de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Dit vanzelfsprekend voor zover de stukken zien op bevoegdheden die door hen aan de bestuurscommissie zijn toegekend. Het inzagerecht van de gemeenteraad is dus beperkt tot de stukken die zien op bevoegdheden die door de gemeenteraad aan de bestuurscommissie zijn toegekend. Het recht strekt zich niet uit over de stukken die zien op bevoegdheden van het college of de burgemeester. Voor de stemmingen binnen het algemeen bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die voor de stemmingen in de gemeenteraad gelden. Dit met dien verstande dat in afwijking van artikel 32 van de Gemeentewet is bepaald dat als de stemmen binnen het algemeen bestuur staken, de voorzitter een doorslaggevende stem heeft. Artikel 12: samenstelling dagelijks bestuur In het eerste lid is bepaald dat het dagelijks bestuur uit drie leden bestaat: één voorzitter en twee andere leden. In het tweede lid wordt daaraan toegevoegd dat de leden van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur uit hun midden worden benoemd. Dit betekent dat er binnen de bestuurscommissies sprake is van monisme. De leden van het dagelijks bestuur maken ook onderdeel uit van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur zijn dus geen nevengeschikte organen met een eigenstandige positie zoals dat bij de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders wel het geval is. Tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bestaat een hiërarchische verhouding, het dagelijks bestuur is aan het algemeen bestuur ondergeschikt. Aan het dagelijks bestuur worden dus geen eigen taken en bevoegdheden overgedragen. Zij voeren de taken uit en oefenen de bevoegdheden uit die door het algemeen bestuur aan hen zijn gemandateerd. Uitgangspunt is dat het mandaat dat daarbij door de verschillende algemene besturen aan het dagelijks bestuur wordt verleend in grote lijnen gelijk is, maar het blijft mogelijk om hier tot op zekere hoogte eigen afwegingen in te maken. Artikel 13: benoeming dagelijks bestuur 6

In het eerste lid is bepaald dat het algemeen bestuur na de verkiezingen eerst een voorzitter benoemt. Dit gebeurt onder leiding van de demissionaire voorzitter. Daarna worden onder leiding van de nieuwe voorzitter de overige twee leden van het dagelijks bestuur benoemd. Over de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur wordt gestemd (tweede lid). Voor het overige is voor de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur in grote lijnen aangesloten bij de procedure die er voor de benoeming van wethouders geldt (derde lid). Artikel 14: ontslag en tijdelijke vervanging leden dagelijks bestuur Voor wat betreft het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur wordt bij de regeling voor wethouders aangesloten. Geregeld is dat een lid van het dagelijks bestuur te allen tijde zelf ontslag kan nemen (eerste lid) en dat een lid van het dagelijks bestuur door het algemeen bestuur kan worden ontslagen indien het voor de functie noodzakelijke vertrouwen ontbreekt (tweede lid). Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat er binnen de bestuurscommissies sprake is van monisme. Een lid van het dagelijks bestuur dat ontslag neemt of wordt ontslagen blijft dus in beginsel wel lid van het algemeen bestuur. Geregeld is dat artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht op het ontslagbesluit niet van toepassing is. Dit betekent dat een lid van het dagelijks bestuur niet voorafgaand aan het ontslag hoeft te worden gehoord. Verder is bepaald dat de rechter niet in de beoordeling treedt van de gronden waarop het algemeen bestuur tot het ontslag van een lid van het dagelijks bestuur heeft besloten. Dit is een zuiver bestuurlijke afweging. Dit is in lijn met hetgeen voor het ontslag van wethouders is bepaald. Tot slot kan een lid van het dagelijks bestuur op grond van het vierde lid bij zwangerschap en bevalling of ziekte verlof opnemen en gedurende die periode door een ander lid worden vervangen. Dit om belemmeringen voor vrouwen bij het aanvaarden van een functie binnen het dagelijks bestuur weg te nemen en de leden van het dagelijks bestuur bij ziekte in de gelegenheid te stellen prioriteit te geven aan hun gezondheid. Voor de inhoud van de regeling wordt aangesloten bij wat er in de Gemeentewet voor de tijdelijke vervanging van wethouders geregeld is. Artikel 15: taken voorzitter In dit artikel is vastgelegd wat de taken van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn. Daarbij is aangesloten bij de bepalingen die in dat verband in de Gemeentewet zijn opgenomen. Bijvoorbeeld over de opneming en ondertekening van stukken (artikelen 32a, 59a en 77 van de Gemeentewet) en de oproeping voor de vergadering (artikel 53 van de Gemeentewet). Daarnaast is expliciet bepaald dat de voorzitter van het dagelijks bestuur ook de voorzitter van het algemeen bestuur is. De Gemeentewet biedt de gemeenteraad nog wel de mogelijkheid om een andere voorzitter te kiezen, maar gezien de monistische verhoudingen binnen de bestuurscommissie wordt daar hier geen aanleiding toe gezien. Artikel 16: verhindering of ontstentenis voorzitter en leden dagelijks bestuur Dit artikel voorziet in de vervanging van de voorzitter bij verhindering of ontstentenis.. Indien de voorzitter afwezig is en zijn functie moet worden waargenomen, dan wordt dit in beginsel door een van de andere leden van het dagelijks bestuur gedaan. Als die ook verhinderd zijn, neemt een door het algemeen bestuur aangewezen lid van het algemeen bestuur waar. 7

Artikel 17: reglement van orde dagelijks bestuur Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar hetgeen ten aanzien van artikel 10 van de verordening is opgemerkt. Dit met dien verstande dat deze bepaling in lijn is met artikel 52 van de Gemeentewet en dat onder andere werkzaamheden in dit geval bijvoorbeeld de schriftelijke afdoening van zaken via parafering en circulatie kan worden verstaan. Artikel 18: vergaderingen dagelijks bestuur Op grond van deze bepaling zijn op de vergaderingen van het dagelijks bestuur de bepalingen inzake de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders van overeenkomstige toepassing. Dit betekent bijvoorbeeld dat de vergaderingen besloten zijn (artikel 54 van de Gemeentewet), dat het vergaderquorum gelijk is (artikel 56 van de Gemeentewet) en dat de leden van het dagelijks bestuur immuniteit genieten (artikel 57 van de Gemeentewet). Voor de stemmingen binnen het dagelijks bestuur gelden eveneens dezelfde bepalingen als die op de stemmingen binnen het college van burgemeester en wethouders van toepassing zijn. De bepaling inzake het opleggen van geheimhouding (artikel 55 van de Gemeentewet) is eveneens van overeenkomstige toepassing verklaard. In afwijking van hetgeen in artikel 55 van de Gemeentewet is bepaald, is echter in het tweede lid opgenomen dat de opgelegde geheimhouding niet geldt voor de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Zij hebben, ook als er geheimhouding is opgelegd, wel recht op inzage in de stukken. Dit vanzelfsprekend voor zover de stukken zien op bevoegdheden die door hen aan de bestuurscommissie zijn toegekend. Het inzagerecht van het college van burgemeester en wethouders is dus beperkt tot de stukken die zien op bevoegdheden die door het college aan de bestuurscommissie zijn toegekend. Het recht strekt zich niet uit over de stukken die zien op bevoegdheden van de gemeenteraad of de burgemeester. Artikel 19: voorbereidende commissies De Gemeentewet kent een open commissiestelsel. Het is in beginsel aan de organen binnen de gemeente zelf om te bepalen welke commissies zij instellen. Ook de bestuurscommissies kunnen een commissiestructuur in het leven roepen. Er kunnen door een bestuurscommissie alleen geen raadscommissies of eigen bestuurscommissies worden ingesteld. Om enerzijds onnodige bestuurlijke drukte te voorkomen en de structuur overzichtelijk te houden en anderzijds zorgvuldige besluitvorming binnen het algemeen bestuur te faciliteren, is in artikel 20 geregeld dat het algemeen bestuur maximaal drie commissies kan instellen die de besluitvorming in het algemeen bestuur voorbereiden. Te denken valt aan een commissie fysiek, sociaal en algemeen. Bepaald is dat het algemeen bestuur zelf de taken en bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie regelt (eerste lid). In het tweede lid is bepaald dat het algemeen bestuur bij de samenstelling van de voorbereidende commissies moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in het algemeen bestuur vertegenwoordigde groeperingen. 8

Het derde en het vierde lid behoeven geen nadere toelichting. Artikel 20: adviescommissies De huidige deelraden en dagelijks besturen van de stadsdelen beschikken over het algemeen over verschillende adviesorganen. Denk aan een ouderenraad, een jeugdraad, maar ook aan een sportadviesraad of een welstandscommissie. Om deze organen binnen het nieuwe stelsel een plek te kunnen geven, is in het eerste lid bepaald dat het algemeen bestuur adviescommissies kan instellen. Daarbij moet worden opgemerkt dat ook bijvoorbeeld wijkraden of bewonerscomités als adviescommissie kunnen worden aangewezen. Het is immers denkbaar dat het algemeen bestuur niet alleen over specifieke belangen maar ook over de belangen van een specifieke wijk of buurt wil worden geadviseerd. Artikel 21: vergoedingen bestuurscommissie De huidige deelraadsleden zijn in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden gelijkgesteld aan raadsleden. Ze ontvangen een vaste maandelijkse vergoeding en een onkostenvergoeding. De dagelijks bestuurders van de huidige deelgemeenten zijn gelijkgesteld aan wethouders en ontvangen een bezoldiging en een onkostenvergoeding op grond van het rechtspositiebesluit wethouders. Daarnaast kunnen de dagelijks bestuurders aanspraak maken op pensioen en wachtgeld op grond van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De leden van de bestuurscommissies zijn niet gelijkgesteld aan raadsleden of wethouders en vallen niet onder de Appa. Zij zijn commissieleden in de zin van het rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en ontvangen in beginsel uitsluitend een vergoeding per vergadering. De hoogte van deze vergoeding moet bij verordening worden vastgesteld. Als de bijzondere deskundigheid van het commissielid of de zwaarte van de taak daartoe aanleiding geeft, kan in bepaalde gevallen in een vaste vergoeding worden voorzien, maar dan dient daar bij verordening een regeling voor te worden getroffen. Dit artikel biedt de basis voor een dergelijke verordening. In die verordening zal vorm en inhoud aan de rechtspositie van de leden van het algemeen en het dagelijks bestuur worden gegeven. Artikel 22: secretaris bestuurscommissie In het eerste lid is bepaald dat elke bestuurscommissie over een secretaris beschikt. Deze wordt door het college van burgemeester en wethouders aangesteld. Aangezien de secretaris van de bestuurscommissie ambtelijk ondergeschikt is aan de gemeentesecretaris, maar wel tot taak heeft de bestuurscommissie bij te staan, is bepaald dat de aanstelling op voordracht van de gemeentesecretaris en in overeenstemming met de bestuurscommissie plaatsvindt. Verder is bepaald dat de secretaris de voorzitter, het dagelijks bestuur, het algemeen bestuur en de door hen ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. In die zin heeft de secretaris een vergelijkbare functie als een stadsdeelsecretaris en is naar analogie in het tweede lid bepaald dat het eerste en het tweede lid van artikel 15 van de Gemeentewet inzake de verboden handelingen van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 101 van de Gemeentewet). Tot slot is in het derde lid bepaald dat het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de taken en bevoegdheden van de secretaris nadere regels kan stellen. 9

Hoofdstuk 3 De taken en bevoegdheden van de bestuurscommissie In dit hoofdstuk is in algemene zin bepaald welke taken en bevoegdheden de bestuurscommissies hebben. Daarnaast is expliciet bepaald wat het karakter van een bestuurscommissie is en welke positie zij in het gemeentelijk bestel innemen. Artikel 23: karakter van de bestuurscommissie In de toelichting bij de Wet afschaffing deelgemeenten is gesteld dat de deelgemeenten steeds meer trekken van een zelfstandige bestuurslaag zijn gaan vertonen. De wetgever heeft dit onwenselijk geacht en om die reden de bevoegdheid voor gemeentebesturen om deelgemeenten in te stellen geschrapt. De mogelijkheid om bestuurscommissies in te stellen is niet gewijzigd. Er is echter wel expliciet bepaald dat aan een bestuurscommissie niet de behartiging van een aanzienlijk deel van de belangen van de gemeente kan worden overdragen. Bovendien kan er op grond van de Gemeentewet op het niveau van de bestuurscommissies geen systeem van checks and balances zijn. Er wordt uiteindelijk namelijk altijd verantwoording afgelegd aan het orgaan dat de commissie heeft ingesteld. Dit maakt dat een bestuurscommissie expliciet een vorm van verlengd bestuur is. Het is ook geen algemeen vertegenwoordigend lichaam meer waar op basis van de Grondwet verkiezingen voor moeten worden gehouden. Er kan wel voor worden gekozen om voor de bestuurscommissies verkiezingen te houden, maar een bestuurscommissie ontleent zijn democratische legitimatie uiteindelijk altijd aan de organen die de commissie hebben ingesteld. Om die reden zijn in de Gemeentewet beperkingen gesteld aan de bevoegdheden die aan de bestuurscommissie kunnen worden overgedragen. De mogelijkheid om bestuurscommissies in te stellen is in 1966 in de Gemeentewet ingevoerd. Destijds was er echter meer ruimte om aan bestuurscommissies taken en bevoegdheden over te dragen dan nu het geval is. Dit komt doordat, toen in 1994 de mogelijkheid voor gemeenten is opgenomen om deelgemeenten in te stellen, de mogelijkheden om bevoegdheden aan een bestuurscommissie over te dragen nadrukkelijk zijn beperkt. Er werd met de invoering van de deelgemeenten in 1994 dus een splitsing gemaakt tussen bestuurscommissies met een zwaar takenpakket (de deelgemeenten) en bestuurscommissies met een aanmerkelijk lichter takenpakket. Met de invoering van het dualisme in 2002 is dit nog nadrukkelijker tot uitdrukking gebracht. Er is nu expliciet per orgaan (gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders en burgemeester) benoemd welke bevoegdheden niet aan een bestuurscommissie kunnen worden gedelegeerd. Daarbij is aangegeven dat een bevoegdheid niet kan worden overgedragen indien de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Voor wat betreft de bevoegdheden van de gemeenteraad is gesteld dat dit in elk geval betekent dat de volgende bevoegdheden niet kunnen worden overgedragen: (1) de instelling van een rekenkamer of het bij verordening stellen van regels voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie; (2) de instelling van een raadsonderzoek; (3) de vaststelling of wijziging van de begroting; 10

(4) de vaststelling van de jaarrekening; (5) het stellen van straf op overtreding van de gemeentelijke verordeningen; (6) de vaststelling van de verordeningen die zien op het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie alsmede de controle daarop; (7) de heffing van andere belastingen dan de parkeerbelasting, de precariobelasting, de rioolheffing, de rechten voor het gebruik en genot van gemeentelijke voorzieningen, de rechten waarvan de heffing geschiedt krachtens andere wetten dan de Gemeentewet en de heffing huishoudelijk afval. (8) de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen, door strafbepaling of bestuursdwang te handhaven, kan de gemeenteraad slechts overdragen voor zover het betreft de vaststelling van nadere regels met betrekking tot bepaalde door hem in zijn verordeningen aangewezen onderwerpen. Deze lijst met uitgezonderde bevoegdheden brengt tot uitdrukking dat aan een bestuurcommissie geen kaderstellende bevoegdheden kunnen worden toegekend. Die bevoegdheden worden in de Gemeentewet expliciet aan de gemeenteraad voorbehouden. Dit is een democratisch gelegitimeerd orgaan en de bevoegdheden van de bestuurscommissie kunnen daar alleen van zijn afgeleid. Om die reden kunnen door een bestuurscommissie geen algemeen verbindende voorschriften worden vastgesteld die tegenover burgers en ondernemers met strafbepaling en bestuursdwang worden gehandhaafd, behalve voor zover de gemeenteraad daar voor de invulling van de verordeningen ruimte voor heeft gegeven middels de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen. Om dit in de verordening tot uitdrukking te brengen is in het eerste lid expliciet bepaald dat een bestuurscommissie een vorm van verlengd bestuur is. In het tweede lid wordt daar vervolgens aan toegevoegd dat een bestuurscommissie geen rechtspersoonlijkheid bezit. Artikel 24: taken en bevoegdheden algemeen bestuur In dit artikel is in algemene zin verwoord wat de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn. Gesteld is dat het algemeen bestuur alle taken uitvoert en bevoegdheden uitoefent die door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders aan hem zijn opgedragen. Voor de concrete invulling van de aan het algemeen bestuur overgedragen taken en bevoegdheden wordt verwezen naar de bijlage. Daar staan de taken en bevoegdheden in grote lijnen opgesomd. Op grond van het tweede lid kan het algemeen bestuur binnen de door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders gestelde kaders alles doen wat hij nodig oordeelt om deze taken en bevoegdheden uit te oefenen. Ten aanzien van de bevoegdheden die door het college van burgemeester en wethouders zijn gedelegeerd is in het derde lid geregeld dat enkele bepalingen uit de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing zijn. Dit betreft onder andere de mogelijkheid een politieambtenaar of een lid van het college van burgemeester en wethouders te machtigen om besluiten te nemen (artikelen 166 en 168 van de Gemeentewet). Artikel 25: bevoegdheden dagelijks bestuur Deze bepaling betreft in algemene zin de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur. Geregeld is dat het dagelijks bestuur is belast met de dagelijkse bestuur- en beheerstaken van de bestuurscommissie (eerste lid), dat de beslissingen van het algemeen bestuur worden 11

voorbereid en uitgevoerd (tweede lid) en dat namens de bestuurscommissie rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures worden gevoerd (derde lid). Zoals gezegd is het echter uiteindelijk aan het algemeen bestuur om het daadwerkelijke takenpakket van het dagelijks bestuur te bepalen. De taken en bevoegdheden worden door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders aan de bestuurscommissies gedelegeerd en vervolgens is het aan het algemeen bestuur om te bepalen voor welke taken en bevoegdheden een mandaat aan het dagelijks bestuur wordt verleend. In grote lijnen zal dit mandaat voor alle dagelijkse besturen hetzelfde zijn, maar er blijft ruimte voor het algemeen bestuur om daar op basis van de situatie binnen het stadsdeel afwegingen in te maken. Voor wat betreft de invulling van het mandaat moet worden benadrukt dat er binnen de bestuurscommissie een monistische verhouding is. De leden van het dagelijks bestuur zijn tevens lid van het algemeen bestuur en nemen dus aan de beraadslaging in het algemeen bestuur deel. Op grond van het vierde lid zijn de bepalingen uit de Gemeentewet inzake het machtigen van leden van het college van burgemeester en wethouders (artikel 168 van de Gemeentewet) en de verantwoordings- en inlichtingenplicht (artikel 169 van de Gemeentewet) op het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing. Artikel 26: bevoegdheden voorzitter dagelijks bestuur De bevoegdheden van de voorzitter van het dagelijks bestuur zijn opgenomen in artikel 28. Geregeld is dat de voorzitter de leiding heeft over de vergaderingen, zowel die van het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur (eerste lid). Daarnaast dient de voorzitter toezicht uit te oefenen, dit onder andere op de tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het gemeentelijk beleid en de daaruit voortvloeiende besluiten (artikel 170, eerste lid, onder a van de Gemeentewet), de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie (artikel 170, eerste lid, onder c van de Gemeentewet) en de zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften en klachten (artikel 170, eerste lid, onder d en e van de Gemeentewet). Artikel 27: bekendmaking besluiten bestuurscommissie Bepaald is dat de besluiten van de bestuurscommissie op dezelfde wijze bekend worden gemaakt als de besluiten van het gemeentebestuur. Hoofdstuk 4 De verhouding tot het stedelijk bestuur Dit hoofdstuk bevat bepalingen inzake de verhouding tussen het gemeentebestuur en de bestuurscommissies, de inbreuken die op de bevoegdheden van de bestuurscommissies kunnen worden gemaakt en de correctiemechanismen. Er zijn geen bepalingen opgenomen over het overleg dat tussen het gemeentebestuur en de bestuurscommissies plaatsvindt. Dit neemt echter niet weg dat binnen het nieuwe stelsel actief de samenwerking wordt gezocht en dat er een overlegstructuur in het leven wordt geroepen. Er wordt geen aanleiding gezien dit bij verordening te regelen. Dit is inherent aan het nieuwe bestuurlijk stelsel en de plaats die de bestuurscommissies daarin innemen. Artikel 28: advies bestuurscommissies 12

In dit artikel staat dat de bestuurscommissies door de stad moeten worden betrokken bij het opstellen van stedelijke kaders en dat zij advies moeten kunnen geven en gehoord moeten kunnen worden als er over die kaders besluitvorming plaatsvindt. In dat verband is bovendien aangegeven welke informatie bij het verzoek moet worden verstrekt (derde lid) en dat er door het college een termijn moet worden gesteld waar binnen de bestuurscommissies moeten adviseren (vierde lid). Tot slot is in het vijfde lid aangegeven dat alleen gemotiveerd van een advies van de bestuurscommissie kan worden afgeweken. Artikel 29: toelichting bestuurscommissies Als in een raadscommissie of in de gemeenteraad wordt gesproken over een onderwerp waarover de bestuurscommissie advies heeft uitgebracht of waarbij de belangen van de bestuurscommissie betrokken zijn, kan een lid van de bestuurscommissie de behandeling bijwonen en het standpunt van de bestuurscommissie toelichten. Dit kan zowel op verzoek van de gemeenteraad als op verzoek van de bestuurscommissie. Artikel 30: inlichtingen stedelijk bestuur Op grond van het eerste lid kunnen de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester inlichtingen vragen aan de bestuurscommissies of hun secretarissen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester horen. De inlichtingen kunnen zowel mondeling als schriftelijk worden gevraagd en dienen op grond van het tweede lid binnen vier weken te worden verstrekt, tenzij dit om bepaalde redenen niet mogelijk is. Tot slot biedt het derde lid de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester de bevoegdheid om de bestuurscommissies op te dragen periodiek informatie te verstrekken. Artikel 31: terugnemen bevoegdheden bestuurscommissies In de verordening is voorzien in correctiemechanismen. In de eerste plaats is bepaald dat bevoegdheden van de bestuurscommissies kunnen worden teruggenomen. Dit kan incidenteel (bijvoorbeeld in verband met een grootschalig project), maar daartoe kan ook structureel worden besloten. Op grond van het tweede lid moet in het besluit tot intrekking van de delegatie aandacht worden besteed aan de taken en bevoegdheden waar het besluit op ziet, voor welke periode het besluit geldt, welke bestuurscommissies het betreft, op welke ambtelijke capaciteit het besluit ziet en hoe daarbij de kosten worden verdeeld. In het derde lid is bepaald dat over het terugnemen van de taken en bevoegdheden vooraf overleg met de betrokken bestuurscommissies plaatsvindt. Artikel 32: indeplaatsstelling bestuurscommissies Nieuw voor wat betreft de correctiemechanismen is dat de verordening ook de mogelijkheid biedt om in de plaats te stellen. Voor de invulling van deze mogelijkheid is aansluiting gezocht bij de bepalingen die op dit punt in de Gemeentewet opgenomen zijn. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat er, anders dan bij hetgeen in de Gemeentewet geregeld is, in dit geval niet op de beslissingsbevoegdheid van een andere zelfstandige bestuurslaag wordt ingegrepen. Dit veronderstelt dat in beginsel minder terughoudend met het middel kan worden omgegaan. 13

Kort gezegd kan het college van burgemeester en wethouders tot indeplaatsstelling overgaan indien een bestuurscommissie een gevorderde beslissing niet of niet naar behoren neemt, een gevorderde handeling niet of niet naar behoren verricht of een andere gevorderd resultaat niet, niet tijdig of niet naar behoren tot stand brengt. Het college van burgemeester en wethouders voorziet daar dan namens en ten laste van de bestuurscommissie in. In het tweede, derde en vierde lid zijn in dat verband wel een aantal procedurele voorschriften opgenomen. Bijvoorbeeld over de termijn die de bestuurscommissie moet worden gegund om een verzuim te herstellen. Artikel 33: schorsing en vernietiging Tot slot voorziet de verordening in de mogelijkheid om de besluiten van de bestuurscommissie te vernietigen wegens strijd met het recht of met het algemeen stedelijk belang. Ook voor dit correctiemechanisme geldt dat voor de invulling aansluiting is gezocht bij hetgeen op dit punt in de Gemeentewet geregeld is, maar dat er geen sprake is van het ingrijpen op de bevoegdheden van een andere bestuurslaag. Het middel kan binnen het nieuwe stelsel dus in beginsel breder worden ingezet. Verder geldt voor vernietiging eveneens dat procedurele voorschriften zijn opgenomen. Daarbij is met name van belang dat een besluit op grond van het tweede lid, hangende het onderzoek naar de vernietiging, kan worden geschorst en dat de bestuurscommissies, op grond van het vierde lid, voorafgaand aan de vernietiging de gelegenheid tot overleg moet worden geboden. Hoofdstuk 5 De financiën van de bestuurscommissie In dit hoofdstuk wordt op de financiële verhouding tussen het gemeentebestuur en de bestuurscommissies ingegaan. Voor een deel wordt de financiële verhouding ook in andere verordeningen ingevuld. Artikel 34: fonds voor de bestuurscommissies De bestuurscommissies ontvangen jaarlijks een budget. De hoogte van dat budget wordt vastgesteld op basis van de verordening [PM] en daarop rustende uitvoeringsvoorschriften. Artikel 35: ontwerpbegroting De begrotingen van de bestuurscommissies maken onderdeel uit van de gemeentebegroting. De bestuurscommissies dienen de begroting voor het stadsdeel echter wel voor te bereiden. Daarom is bepaald dat er door de bestuurscommissies op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum een ontwerpbegroting moet worden aangeleverd en dat deze aan de door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde voorschriften dient te voldoen. Vervolgens wordt deze begroting in de gemeentebegroting opgenomen en ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd. Artikel 36: ontwerpjaarstukken Ook voor de jaarstukken van de bestuurscommissies geldt dat deze onderdeel uitmaken van de gemeentelijke jaarstukken, maar dat deze wel door de bestuurscommissies moeten worden voorbereid. Op een door het college van burgemeester en wethouders te bepalen datum leveren de bestuurscommissies de ontwerpjaarstukken aan. Deze dienen aan de door 14

het college van burgemeester en wethouders vastgestelde voorschriften te voldoen. Verder is ook voorgeschreven welke stukken daarbij dienen te worden gevoegd. Vervolgens worden deze ontwerpjaarstukken in de gemeentelijke jaarstukken opgenomen en ter vaststelling aan de gemeenteraad voorgelegd. Artikel 37: verordening ex artikel 212 Gemeentewet Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. Hoofdstuk 6 Slot- en overgangsbepalingen Artikel 38: overgangsbepaling geldende voorschriften Met de inwerkingtreding van de Wet afschaffing deelgemeenten worden de bestaande deelgemeenten van rechtswege opgeheven en komen alle bevoegdheden die aan de stadsdelen waren toegekend weer bij de stad te liggen. Om het gemeentebestuur en de bestuurscommissies de tijd te geven om in dat verband zicht te krijgen op het volledige pakket van taken en bevoegdheden, voor zover dat nog niet is gebeurd afspraken te maken over de verdeling van de taken en bevoegdheden binnen het nieuwe stelsel en ten aanzien van deze taken en bevoegdheden nieuwe voorschriften vast te stellen is een overgangsbepaling opgenomen. Voor wat betreft de inhoud van die overgangsbepaling is aansluiting gezocht bij de bepalingen in de Wet algemene regels herindeling. In het eerste lid is bepaald dat alle voorschriften die op de dag voorafgaand aan de datum van de inwerkingtreding van de Wet afschaffing deelgemeenten gelding hadden tot twee jaar na de inwerkingtreding hun rechtskracht behouden tenzij deze voorschriften vervallen worden verklaard. Het overgangsrecht heeft dus in beginsel een zogenaamde eerbiedigende werking voor de voorschriften die ten tijde van het oude bestuurlijk stelsel zijn gegeven. Gevolg hiervan is dat er binnen de stad voor bepaalde bevoegdheden verschillende voorschriften kunnen gelden. Ook voor die bevoegdheden die bij de stad worden belegd en waarvan is vastgesteld dat het in de rede ligt dat er stedelijke voorschriften worden gesteld. Dit kan tot onwenselijke situaties leiden. Bepaald is dus dat er slechts gedurende twee jaar sprake is van eerbiedigende werking. Daarna komen de voorschriften te vervallen. In het tweede lid wordt een uitzondering gemaakt voor de vastgestelde structuurvisies, bestemmingsplannen, beheersverordeningen en exploitatieplannen en besluiten waarbij gronden worden aangewezen tot gebied waarop een voorkeursrecht rust zelfs. Ten aanzien van die besluiten is bepaald dat deze hun rechtskracht altijd behouden, tenzij anders wordt bepaald. Dit met name omdat dergelijke besluiten zich vaak over hele lange periodes uitstrekken en heroverweging dus minder in de rede ligt. Artikel 39: overgang beslissingsbevoegdheden en administratiefrechtelijke procedures In dit artikel is een overgangsbepaling voor administratieve procedures opgenomen. In het eerste lid is geregeld dat de administratieve procedures van de deelgemeenten in beginsel door de bestuurscommissies worden voortgezet. In het tweede lid wordt daar voor wat betreft de subsidies aan toegevoegd dat dit alleen geldt als het voor de subsidiëringstaak 15

beschikbare budget aan de bestuurscommissie is overgedragen. Tot slot kan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester tot een jaar na de installatie van het algemeen bestuur bepalen dat de administratieve procedure door een ander orgaan wordt voortgezet. Artikel 40: citeertitel Dit artikel behoeft geen nadere toelichting. 16

Bijlage: Toelichting bevoegdheden In de verordening worden op hoofdlijnen de bevoegdheden opgenomen die aan de bestuurscommissies worden toegekend. Deze bijlage bevat een toelichting op de bevoegdheden van de bestuurscommissies, zoals kort genoemd in de verordening. In deze bijlage komen ook stedelijke bevoegdheden voor, maar dit is uitsluitend als hulpmiddel voor een goed begrip en afbakening van de bevoegdheden van de bestuurscommissies. Alle bevoegdheden zijn immers in beginsel stedelijk in de nieuwe situatie. Bij het definitieve besluit worden deze bevoegdheden nog nader juridisch uitgewerkt door de bij de bevoegdheden behorende wetsartikelen te vermelden. Overigens maken de bevoegdheden van de burgemeester inzake de openbare orde en veiligheid geen onderdeel uit van de verordening. Hier wordt door middel van mandatering vorm en inhoud aan gegeven. 1. Gebiedsontwikkeling Voor gebiedsontwikkeling geldt dat de bestuurscommissies verantwoordelijk worden voor projecten tot een bepaalde omvang en een bepaalde complexiteit. Stadsdeelgebonden projecten krijgen zo één eigenaar. De bevoegdheden voor gebiedsontwikkeling omvatten in dat geval: a. lokale bestemmingsplannen voorbereiden en (bij voorkeur) vaststellen binnen stedelijke beleidskaders. b. gebiedsontwikkeling en -uitvoering tot een bepaalde omvang (tot 5 miljoen en tussen 5 en indicatief 25 miljoen)en complexiteit. c. gronduitgiftes en erfpachtbeheer binnen stedelijke beleidskaders. Bij projecten groter dan 5 miljoen blijft het penningmeesterschap stedelijk en wordt verplicht stedelijke capaciteit/expertise ingehuurd voor onderhandelingen en contractering. Voor erfpachtbeheer- en uitgifte wordt altijd (ongeacht de omvang) verplicht stedelijke expertise ingehuurd. d. de hiermee samenhangende vergunningverlening en handhaving. Uitgangspunt is dat bevoegdheden op één plek worden belegd. Bevoegdheden van college en raad enerzijds en van de bestuurscommissies anderzijds moeten dus ook duidelijk worden afgebakend. In de omschrijving van deze bevoegdheid is geprobeerd daar vorm en inhoud aan te geven. Uit de tekst volgt dat de bevoegdheid tot het vaststellen van een structuurvisie stedelijk is en blijft. Ook de bevoegdheden tot het vaststellen van overige beleidskaders voor ruimtelijke ordening (uitwerkingen structuurvisie) zijn stedelijk. Nieuw is de afspraak dat lokaal geen aanvullende beleidskaders meer worden gemaakt. Voorwaarde hiervoor is dat de stedelijke kaders concreter en scherper worden dan nu het geval is, zodat nadere invulling ook niet nodig is. De bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen ligt nu zowel bij de stadsdelen als bij de centrale stad. Inzet in het nieuwe stelsel is dat deze bevoegdheid bij de bestuurscommissies komt te liggen, tenzij sprake is van een stedelijk plan. Zoals aangegeven blijkt echter uit het advies van de VU dat delegatie van deze bevoegdheid aan een bestuurscommissie niet mogelijk is. Er wordt binnen de kaders van de wet dus nog gezocht naar een oplossingsrichting die de inzet van het college materieel het dichtst benadert. De bevoegdheid tot het stellen van stedelijke (beleids)kaders en regels voor grondzaken op het terrein van erfpacht, eigendomsoverdracht, grondexploitaties en selectie marktpartijen is en blijft stedelijk. De bevoegdheid voor gebiedsontwikkeling voor projecten tot een bepaalde omvang en complexiteit ligt bij de bestuurscommissies. Stadsdeelgebonden projecten krijgen zo één eigenaar. Ook voor wat betreft de hiermee samenhangende vergunningverlening en handhaving. Bij het (aangescherpt) strategiebesluit wordt bepaald of een project bij de bestuurscommissies ligt of stedelijk wordt. Voor projecten boven de 5 miljoen geldt dat het penningmeesterschap stedelijk blijft en dat ook verplicht stedelijke capaciteit en/of expertise wordt ingehuurd voor onderhandelingen en contractering. Voor erfpachtbeheer- en uitgifte wordt altijd (ongeacht de omvang) verplicht stedelijke expertise ingehuurd. De wethouder grondzaken fungeert in deze gevallen als 17