Pagina:1 Her.1.1 Inleiding Dit een herhalingsles. In deze les herhalen we de beangrijkste zaken uit les 1 t/m 5. We beginnen met het herhalen van de naamvallen. Leest u voordat u verder gaat met deze les eerst de theorie van de lessen 1 / tm5 nog eens grondig door! Her.1.2 Naamvallen Er zijn heel wat woorden die verbogen worden als (zie 2.2./3.1) Bijvoorbeeld het woord (angst, vrees) Deze woorden zijn manlijk. Opdracht 1 Schrijf alle naamvallen van met lidwoord op. Doe dat zo: enkelvoud:, meervoud : Ook een manlijk woord is. Er zijn vele woorden die net zo verbogen worden. (zie 5.8) Bijvoorbeeld het woord (leugenaar) Opdracht 2 Schrijf alle naamvallen met lidwoord op. Doe dat op de zelfde manier als in opdracht 1. Er zijn ook heel wat woorden die verbogen worden als (zie 2.2/3.1) Bijvoorbeeld het woord (huis). Deze woorden zijn vrouwelijk. Opdracht 3 Schrijf alle naamvallen van met lidwoord op. Doe dat op dezelfde manier als in opdracht 1. Ook is een vrouwelijk woord. Vele woorden worden net als verbogen. (zie 2.2/3.1) Dat is ook het geval met (gevecht) Opdracht 4 Verbuig opdezelfde manier als in opdracht 1. Nog een vrouwelijk woord is Er zijn nog heel wat andere woorden die zo verbogen worden. (zie 5.8.) Bijvoorbeeld het woord.
Pagina:2 Opdracht 5 Verbuig opdezelfde manier als in opdracht 1. Tenslotte. Het woord (werk) is een onzijdig woord. Het woord wordt net zo verbogen als. (zie 2.2/3.1) Opdracht 6 Verbuig opdezelfde manier als in opdracht 1. Her.1.3 werkwoorden prs. = hij maakt los imp... = hij maakte los aor... = hij maakte los, hij heeft/ had losgemaakt. prs. = hij zegt imp... = hij zei aor... = hij zei, hij heeft/ had gezegd. Opdracht 7 Doe als boven met de volgende werkwoorden:,,, Opdracht 8 Vertaal de volgende zinnetjes Onthoud: = niet meer..
Pagina:3 Herhaling participium prs.act. (zie 2.6) = zeggen = zeggend = degene die zegt, wie zegt = liefhebben = liefhebbend ( de verdwijnt ) = degene die lief heeft, wie liefheeft Opdracht 9 = geloven = =... = Voorbereiding opdracht 10 Bekijk het volgende goed! = vader (nom.) = vader (acc.) = moeder (nom.) = moeder (acc.) = dochter (nom.) = dochter (acc.) = vader of moeder =... is Mij niet waardig = zoon = volgen = achter Opdracht 10 Vertaal het volgende bijbelgedeelte (boven) (Mij) (wie)
Pagina:4 Opdracht 11 woordkennis Vetaal: (Vertaal de werkwoordsvormen met het hele werkwoord: = zeggen) Antwoorden Opdracht 1 Schrijf alle naamvallen van met lidwoord op. enkelvoud:, meervoud : Opdracht 2 Verbuig op de zelfde manier als in opdracht 1. enkelvoud: meervoud : Opdracht 3 Verbuig op dezelfde manier als in opdracht 1. enkelvoud: meervoud : Opdracht 4 Verbuig opdezelfde manier als in opdracht 1. enkelvoud: meervoud : Opdracht 5 Verbuig opdezelfde manier als in opdracht 1. enkelvoud: meervoud :
Pagina:5 Opdracht 6 Verbuig opdezelfde manier als in opdracht 1. enkelvoud: meervoud : Opdracht 7 Doe als boven met de volgende werkwoorden: = hij vlucht = hij vluchtte = hij vluchtte (aor.) = hij leidt hij leidde hij leidde (aor.) = hij kijkt = hij keek = hij keek (aor.) = hij bedroog hij bedroog = hij bedroog (aor.) Opdracht 8 Vertaal de volgende zinnetjes Johannes doopte Paulus schreef een brief Abraham offerde Het licht schijnt in de duisternis. Zeg mij, wie is Paulus? De dief vlucht. In het begin was het woord. Zoals Abraham geloofde in God En de zee was / is niet meer.. De slaaf wil geen wijn brengen/dragen. Opdracht 9 = gelovende = degene die gelooft / wie gelooft = Wie gelooft dat Jezus is de Christus
Pagina:6 Opdracht 10. Vertaal het volgende bijbelgedeelte (boven) (Mij) Wie vader of moeder lief heeft boven Mij, is Mij niet waardig. en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig (wie) en wie zijn kruis niet opneemt en achter mij volgt, is mij niet waardig. Opdracht 11 Woordkennis = schrijven = de broer = de zoon = het leven = de dode = de wijn = de stem = het schaap = het onrecht = de kracht = zoals = menen = de zee = gooien, werpen = gaan, komen = het bloed = niets = de naam = de leugenaar = de doper = het geloof = het eiland = de stad = begrijpen Hebt u al een gift overgemaakt?