ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/

Vergelijkbare documenten
Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/

ARREST In de zaak A 2012/3. Inzake: Leunis Fr. tegen: Gewestelijk Stedenbouwkundige Inspecteur. ARRET Dans l affaire A 2012/3

Arrêt du 25 mai 1999 dans l affaire A 97/

Arrest van 25 juni 2002 in de zaak A 2000/ Arrêt du 25 juin 2002 dans l affaire A 2000/

ARREST van 20 oktober 1997 in de zaak A 96/ ARRET du 20 octobre 1997 dans l affaire A 96/

ARREST van 17 december 1998 in de zaak A 97/ College van Burgemeester en Schepenen van de stad Gent 2.

A 94/4/9. Arrest van 12 februari 1996 in de zaak A 94/ Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen

BENELUX ~ A 2009/1/10 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 20 april 2010 in de zaak A 2009/1. Inzake. BOUSSE-GOVAERTS e.a. tegen COLORA BOELAAR

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/1 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR. Arrêt du 11 février 2011 dans l affaire A 2010/1

BENELUX ~ A 2003/2/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : TEXACO BELGIUM SA. contre COUCKY SPRL

ARRET Dans l affaire A 2012/1. En cause: ESPAL S.A. contre: SYNDICAT DES COPROPRIETAIRES ILOT DU NORD. Langue de la procédure : le français

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/4. Inzake: GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR Tegen: SILECI Procestaal: Nederlands

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/6 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR. Arrêt du 11 février 2011 dans l affaire A 2010/2

~ A 2007/2/11. ARREST van 27 juni 2008 BVBA OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP. ARRET du 27 juin 2008 SPRL OOSTERBOSCH RENE ELITE VLOER-TUINSHOP

BENELUX ~ A 2004/4/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRET du 24 octobre En cause. Etat belge. contre. De La Fuente

Arrest van 11 februari 2011 in de zaak A 2010/5 GEWESTELIJK STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VANDERPERREN - JACQUEMAR

BENELUX ~ A 2003/3/7 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF ARRET. du 24 mai En cause : COMMERZBANK A.G. contre SABENA INTERSERVICE CENTER

Arrest van 15 december 2003 in de zaak A 2002/2 BENELUX-MERKENBUREAU VLAAMSE TOERISTENBOND. Procestaal : Nederlands

ARREST van 19 december 1996 in de zaak A 95/

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/2

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2006/5/12. ARREST van 29 april Inzake PET CENTER BVBA. tegen. Willem SCHOUTEN. Procestaal : Nederlands

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2009/2/6 ARRET. En cause : FAUCON B. c.s. contre BRAINE-L ALLEUD SABLIERE S. A.

~ A 98/2/21. Arrest van 1 december 2004 in de zaak A 98/2 BENELUX MERKENBUREAU. Arrêt du 1 er décembre 2004 dans l'affaire A 98/2

Arrest van 2 oktober 2000 in de zaak A 98/ Arrêt du 2 octobre 2000 dans l affaire A 98/

HET BENELUX-GERECHTSHOF. in de zaak A 94/1

BENELUX. ~ A 2005/3/11 (Executive) COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARRÊT du 29 juin En cause : S.A. D'IETEREN. contre BUREAU BENELUX DES MARQUES

BENELUX ~ A 2004/1/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 16 december Inzake. Polygon Insurance Company Limited. tegen

ARREST van 6 december 1999 in de zaak A 98/ ARRÊT du 6 décembre 1999 dans l affaire A 98/

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2015/1/6 ARREST. Inzake: Naam : BVBA Upper At Home. Tegen: Naam : BVBA The Works. Procestaal: Nederlands ARRET

BENELUX ~ A 2004/2/6 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Arrest van 30 juni 2005 in de zaak A 2004/2. Inzake : OPENBAAR MINISTERIE. tegen.

~ A 2008/3/11. Arrest van 17 december 2009 in de zaak A 2008/3 STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VLAAMS GEWEST

Arrest van 28 februari 2003 in de zaak A 2001/

2. Overwegende dat uit het vonnis de navolgende feiten blijken: - de bromfiets van Patricia Jooris stond geparkeerd op de openbare weg;

Instantie. Onderwerp. Datum

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2010/8/10 ARREST. Inzake: Naam : Benelux Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Tegen:

COUR DE JUSTICE BENELUX GERECHTSHOF ~ Zaak A 2009/1 N.V. BOUSSE-GOVAERTS e.a. t. C.V.B.A. COLORA BOELAAR

~ A 2008/2/11. Arrest van 17 december 2009 in de zaak A 2008/2 STEDENBOUWKUNDIG INSPECTEUR VLAAMS GEWEST

Arrest van 25 september 2000 in de zaak A 97/

Hof van Cassatie van België

~ A 2003/1/13. Arrest van 25 juni 2004 in de zaak A 2003/1. Arrêt du 25 juin 2004 dans l'affaire A 2003/1. UNILEVER N.V. et IGLO-MORA GROEP B.V.

ARREST. Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom. Procestaal: Nederlands ARRET. Organisation Benelux de la Propriété intellectuelle

ARREST In de zaak A 2011/3. Inzake: Mercator Verzekeringen N.V. e.a. tegen: Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds e.a. ARRET Dans l affaire A 2011/3

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF A 2004/5/12. ARRET du 24 octobre En cause : DELHAIZE. contre DIOR. Langue de la procédure : le français

~ A 2005/1/16. ARREST van 28 juni Procestaal : Nederlands. ARRET du 28 juin 2007 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

Arrêt du 28 avril 2003 dans l affaire B 2001/ Langue de la procédure : le français

enkol ten titel van inlichting vrij afgeteverd {art. 792 Ger.W., 280, 2 W.reg.) Afgeleverd aan Referentie bestelling CD nummer RD nummer

COUR DE JUSTICE BENELUX

Conclusie van het Parket van het Benelux-Gerechtshof

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

A 2000/2/12. ARRET du 16 décembre 2002 dans l'affaire A 2000/2

ARRET Dans l affaire A 2011/1. En cause : ALLIANCE NATIONALE DES MUTUALITES CHRETIENNES contre: ASBL BUREAU BELGE DES ASSUREURS AUTOMOBILES

~ A 2005/1/9. ARREST van 29 juni Procestaal : Nederlands. ARRÊT du 29 juin 2006 BOVEMIJ VERZEKERINGEN N.V.

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ARREST van 16 december 1998 in de zaak A 95/ ARRET du 16 décembre 1998 dans l affaire A 95/

2. Overwegende dat de feiten waarop de door het Hof te geven uitleg moet worden toegepast, als volgt zijn samen te vatten :

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

IN NAAM DER KONINGIN

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

HET BENELUX-GERECHTSHOF. In de zaak A 98/5

BENELUX ~ A 2006/2/11 COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. ARREST van 19 maart Inzake METABOUW BOUWBEDRIJF B.V. tegen BELGISCHE STAAT

ARREST van 22 juni MULTIMEDIAMAATSCHAPPIJ VAN DE AUTEURS VAN DE VISUELE KUNSTEN, afgekort SOFAM CVBA, Procestaal : Nederlands

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

BENELUX A 96/2/12. Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Inzake : BEAPHAR. tegen NEDERMA. Procestaal : Nederlands

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

ECLI:NL:RBNHO:2017:3627

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Zaak A 98/2 Campina Melkunie / Benelux-Merkenbureau

ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7476 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2015:350

Rechtbank van Koophandel Antwerpen, afdeling Antwerpen

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2015:84

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBNHO:2016:5563 Permanente link: Uitspraak. Rechtbank Noord Holland

Arrest van het Hof (Zesde Kamer) 13 november 1990 *

ECLI:NL:GHAMS:2016:5635 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2011:BP4388

Zaak A 2005/1 - Bovemij Verzekeringen N.V. / Benelux-Organisatie voor de Intellectuele Eigendom


ECLI:NL:RBROT:2017:5084



Uitspraak. Vindplaatsen Rechtspraak.nl NJF 2013/114 S&S 2013/98 GERECHTSHOF AMSTERDAM DERDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BESCHIKKING.

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:GHLEE:2009:BK2993

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Transcriptie:

HET BENELUX-GERECHTSHOF LA COUR DE JUSTICE BENELUX A 96/1/7 ARREST van 12 mei 1997 in de zaak A 96/1 -------------------------- Inzake : BEVIER VASTGOED B.V. tegen GEBR. MARTENS BOUWMATERIALEN B.V Procestaal : Nederlands ARRET du 12 mai 1997 dans l affaire A 96/1 ---------------------------- En cause : BEVIER VASTGOED B.V. contre GEBR. MARTENS BOUWMATERIALEN B.V. Langue de la procédure : le néerlandais HET BENELUX-GERECHTSHOF

2 in de zaak A 96/1 1. Gelet op het op 12 januari 1996 door de Hoge Raad der Nederlanden uitgesproken arrest in de zaak nr. 15.865 van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BEVIER VASTGOED B.V., hierna te noemen : Bevier, gevestigd te Oeffelt, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid GEBR. MARTENS BOUWMATERIALEN B.V., hierna te noemen : Martens, gevestigd te Venray, waarbij overeenkomstig artikel 6 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof aan dit Hof vragen van uitleg van de Eenvormige Beneluxwet betreffende de dwangsom (hierna te noemen : de Eenvormige Wet) worden gesteld ; TEN AANZIEN VAN DE FEITEN : 2. Overwegende dat de Hoge Raad de feiten waarop de door het Benelux- Gerechtshof te geven uitleg moet worden toegepast, als volgt heeft omschreven : (i) Martens heeft in een geding voor de Rechtbank te s-hertogenbosch van Bevier een bedrag van ruim f 75.000,-- gevorderd ; ter verzekering van deze vordering had Martens ten laste van Bevier een aantal conservatoire beslagen doen leggen. Bevier heeft in dat geding in reconventie opheffing van de gelegde beslagen gevorderd. (ii) Bij vonnis van 12 april 1991 heeft de Rechtbank de vordering van Martens afgewezen en in reconventie Martens gelast binnen 4 dagen na betekening van dit vonnis de ten laste van Bevier gelegde conservatoire beslagen op te heffen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van f 5.000,-- voor iedere dag dat Martens in gebreke blijft daaraan te voldoen. (iii) Op 19 april 1991 heeft Bevier dit vonnis aan Martens doen betekenen met bevel om binnen vier dagen na heden de (...) gelegde conservatoire beslagen op te heffen. (iv) Op 22 april 1991 heeft Martens hoger beroep tegen voormeld vonnis ingesteld bij het Gerechtshof te s-hertogenbosch. Door dit hoger beroep werd ingevolge artikel 350 lid 1 Rv. de tenuitvoerlegging van het vonnis van de Rechtbank geschorst, nu de Rechtbank het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad had verklaard.

3 (v) Bij arrest van 22 januari 1992 heeft het Hof het vonnis van de Rechtbank bekrachtigd. (vi) Tijdens de appelprocedure heeft Bevier in een tegen Martens bij de President van de Rechtbank te Roermond gevoerd kort geding opheffing van de beslagen gevorderd, welke vordering door de President is afgewezen bij vonnis van 5 juli 1991. Nadat Bevier hiervan in hoger beroep was gekomen bij het Gerechtshof te s-hertogenbosch, heeft dit Hof bij arrest van 26 februari 1992 het vonnis van de President vernietigd en alsnog de opheffing van de beslagen bevolen binnen vier dagen na de betekening van dit arrest, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van f 5.000,-- per dag met een maximum van f 100.000,-- ; het Hof verklaarde dit arrest uitvoerbaar bij voorraad. (vii) Op 11 maart 1992 heeft Bevier de arresten van het Gerechtshof van 22 januari 1992 en 26 februari 1992 aan Martens doen betekenen met bevel om binnen vier dagen na heden de (...) gelegde conservatoire beslagen op te heffen. (viii) Op 16 maart 1992 heeft Martens voormelde conservatoire beslagen opgeheven. (ix) Vervolgens heeft Bevier aanspraak gemaakt op een bedrag van f 260.000,-- wegens verbeurde dwangsommen. Zij stelt zich op het standpunt dat Martens tot en met 23 januari 1992 de tijd had om aan het bevel te voldoen zonder dwangsommen te verbeuren. Op die dag zouden volgens de berekening van Bevier de voormelde vier dagen aflopen : tot de aanvang van de schorsing (22 april 1991) waren drie dagen verstreken na de betekening, zodat Martens na afloop van de schorsing (22 januari 1992) nog één dag over had om zonder het verbeuren van dwangsommen tot opheffing over te gaan. Met ingang van 24 januari 1992, aldus Bevier, ging Martens dus dwangsommen verbeuren, zodat verbeurd zijn de dwangsommen over 52 dagen (24 januari tot en met 16 maart 1992). (x) Martens stelt zich primair op het standpunt dat zij geen dwangsommen heeft verbeurd omdat ingevolge artikel 611a lid 3 Rv. een dwangsom eerst kan worden verbeurd na de betekening van het arrest waarbij het vonnis waarin het bevel op verbeurte van een dwangsom is gegeven, is bekrachtigd. 3. Overwegende dat de Hoge Raad de volgende vragen van uitleg van de Eenvormige Wet heeft gesteld : 1. Indien de rechter in eerste aanleg aan een door hem uitgesproken hoofdveroordeling een veroordeling tot betaling van een dwangsom heeft verbonden en vervolgens de rechter in hoger beroep de aan de veroordeelde

4 partij betekende uitspraak van de rechter in eerste aanleg - waarvan de nog niet voltooide tenuitvoerlegging door het hoger beroep was geschorst - heeft bekrachtigd, brengt dan het bepaalde in artikel 1 lid 3 van de Eenvormige Wet mee dat de bekrachtigde uitspraak opnieuw - al of niet te zamen met de uitspraak in hoger beroep - aan de veroordeelde partij moet worden betekend alvorens (opnieuw) dwangsommen kunnen worden verbeurd? 2. Indien bij een uitspraak in eerste aanleg als onder 1. bedoeld aan de veroordeelde partij een termijn is toegestaan waarbinnen zij aan de hoofdveroordeling kan voldoen alvorens dwangsommen te verbeuren, en vervolgens door het binnen deze termijn instellen van hoger beroep de tenuitvoerlegging van de uitspraak wordt geschorst en ook geen dwangsommen worden verschuldigd, brengt het bepaalde in artikel 1 lid 3 dan mee dat de bedoelde termijn niet doorloopt doch na het einde van de schorsing - en na een nieuwe betekening zo deze vereist mocht zijn volgens het antwoord op vraag 1. - opnieuw gaat lopen, dan wel verder doorloopt, zodat de veroordeelde partij niet terstond na het einde van de schorsing dwangsommen verbeurt? ; TEN AANZIEN VAN HET VERLOOP VAN HET GEDING : 4. Overwegende dat het Hof overeenkomstig artikel 6, vijfde lid, van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof, een door de Griffier voor conform getekend afschrift van het arrest van de Hoge Raad heeft gezonden aan de Ministers van Justitie van België, Nederland en Luxemburg ; 5. Overwegende dat partijen de gelegenheid hebben gekregen schriftelijke opmerkingen te maken over de aan het Hof gestelde vragen, dat

5 Martens een memorie heeft doen indienen door mr. R. Overeem, advocaat te s -Gravenhage en dat Bevier een memorie heeft doen indienen door mr E. van Staden ten Brink, advocaat te s-gravenhage ; 6. Overwegende dat de Advocaat-Generaal Th. B. ten Kate op 30 augustus 1996 schriftelijk conclusie heeft genomen ; TEN AANZIEN VAN HET RECHT : Betreffende de beide vragen : 7. Overwegende dat de vragen betrekking hebben op het geval dat de rechter in eerste aanleg aan een door hem uitgesproken hoofdveroordeling een veroordeling tot betaling van een dwangsom heeft verbonden en vervolgens de rechter in hoger beroep de aan de veroordeelde partij betekende uitspraak van de rechter in eerste aanleg heeft bekrachtigd ; 8. dat het Hof in zijn arrest van 15 april 1992 in de zaak A 91/2 (Wewer / Stichting Belangenbehartiging Participanten Wynnewood, Jurisprudentie 1992, blz. 89) heeft overwogen dat in een zodanig geval er aanleiding bestaat tot twijfel ten aanzien van de vraag wie in de zin van de artikelen 4 of 6 van de Eenvormige Wet heeft te gelden als de rechter die de dwangsom heeft opgelegd en dat deze twijfel zich ook kan voordoen met betrekking tot de vraag wat in de zin van artikel 1, lid 3, van de Eenvormige Wet heeft te gelden als de uitspraak waarbij de dwangsom is vastgesteld ; 9. dat het Hof in dat arrest voor recht heeft verklaard dat als regel de rechter in eerste aanleg heeft te gelden als de rechter die de dwangsom heeft opgelegd in de zin van de artikelen 4 en 6 van de Eenvormige Wet ; 10. dat in gelijke zin, gelet op het onder 8 overwogene, als de uitspraak waarbij de dwangsom is vastgesteld als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Eenvormige Wet, als regel geldt de uitspraak van de rechter in eerste aanleg ;

6 11. Overwegende dat uit de door de Hoge Raad omschreven feiten blijkt dat de rechter in eerste aanleg de hoofdveroordeling waaraan de dwangsom is verbonden, niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, zodat de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling wegens het instellen van het rechtsmiddel van hoger beroep is geschorst ; 12. dat het Hof in zijn arrest van 5 juli 1985 in de zaak A 84/3 (Liesenborghs-Thielens / Vandebril-Tielens, Jurisprudentie 1985, blz. 115) voor recht heeft verklaard dat de dwangsom niet wordt verbeurd gedurende de tijd dat wegens het instellen van een rechtsmiddel de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling is geschorst ; Betreffende de eerste vraag : 13. Overwegende dat artikel 1 lid 3 van de Eenvormige Wet bepaalt dat de dwangsom niet kan worden verbeurd vóór de betekening van de uitspraak waarbij zij is vastgesteld ; 14. dat dit lid volgens de Gemeenschappelijke Memorie van Toelichting een nadere voorwaarde inhoudt voor het verschuldigd worden van de dwangsom ; 15. dat deze nadere voorwaarde - zoals de Gemeenschappelijke Toelichting doet uitkomen - moet worden begrepen tegen de achtergrond van de regel dat een dwangsom slechts verschuldigd kan worden indien de hoofdveroordeling waaraan zij is verbonden, niet wordt nagekomen, waarvan - aldus die Toelichting - eerst sprake kan zijn wanneer de hoofdveroordeling uitvoerbaar is geworden, met andere woorden wanneer het vonnis of arrest waarin deze is vervat, voor tenuitvoerlegging vatbaar is ; 16. dat vorenbedoelde nadere voorwaarde, altijd nog volgens de Gemeenschappelijke Toelichting, ten doel heeft ter kennis van de schuldenaar te brengen dat de schuldeiser nakoming van de in de rechterlijke uitspraak vervatte hoofdveroordeling verlangt, voor hoedanig verlangen blijkens het vorenstaande rechtens eerst plaats is indien is voldaan aan alle voorwaarden die zijn gesteld aan de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling ;

7 17. dat, mede in verband met het belang dat beide partijen er bij hebben dat ter zake zo min mogelijk onzekerheden bestaan en nadere geschillen zoveel mogelijk worden voorkomen, uit een en ander volgt dat de betekening mede ertoe strekt de veroordeelde te doen blijken dat naar het oordeel van de schuldeiser aan de onder 16 bedoelde eisen voor de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling is voldaan ; 18. Overwegende dat, indien de gedwongen tenuitvoerlegging van de hoofdveroordeling is geschorst wegens het instellen van een rechtsmiddel, als een van de onder 16 bedoelde eisen geldt dat die schorsing is opgeheven, hetgeen bijvoorbeeld kan geschieden doordat, zoals de vraag tot uitgangspunt neemt, de uitspraak waarbij de dwangsom werd opgelegd, is bekrachtigd bij een naar aanleiding van het rechtsmiddel in hoger beroep gedane uitspraak ; 19. Overwegende dat uit het voorgaande volgt dat in het in de vraag bedoelde geval de bekrachtigde uitspraak tezamen met de uitspraak in hoger beroep moet worden betekend, alvorens (opnieuw) dwangsommen kunnen worden verbeurd ; Betreffende de tweede vraag : 20. Overwegende dat deze vraag betrekking heeft op de omstandigheid dat de rechter gebruik heeft gemaakt van de hem bij artikel 1 lid 4 van de Eenvormige Wet toegekende bevoegdheid om te bepalen dat de veroordeelde pas na verloop van een zekere termijn de dwangsom zal kunnen verbeuren ; 21. dat de Gemeenschappelijke Memorie van Toelichting de toepassing van deze bevoegdheid kenschetst als een door de rechter op te leggen nadere voorwaarde waaraan moet zijn voldaan, wil de dwangsom kunnen worden verbeurd, welke bevoegdheid haar grond vindt in billijkheidsoverwegingen ; 22. dat hieruit, gelet op het onder 16 tot 19 overwogene, voortvloeit dat - tenzij de rechter uitdrukkelijk anders heeft bepaald - de gehele door de rechter bepaalde termijn aan de schuldenaar wordt gegund vanaf de onder 19 bedoelde betekening waarmee de schorsing wordt beëindigd ;

8 23. Overwegende dat derhalve de vraag aldus moet worden beantwoord dat, na het einde van de in de vraag bedoelde schorsing, de krachtens artikel 1 lid 4 van de Eenvormige Wet bepaalde termijn opnieuw gaat lopen, tenzij de rechter uitdrukkelijk anders heeft bepaald ; TEN AANZIEN VAN DE KOSTEN : 24. Overwegende dat het Hof volgens artikel 13 van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof de kosten moet vaststellen welke op de behandeling voor het Hof zijn gevallen, welke kosten omvatten de honoraria van de raadslieden van partijen, voor zover dit in overeenstemming is met de wetgeving van het land waar het bodemgeschil aanhangig is ; 25. dat volgens de Nederlandse wetgeving het salaris van de raadslieden wordt begrepen in de kosten welke aan de in het ongelijk gestelde partij in rekening worden gebracht ; 26. dat, gelet op het vorenstaande, de kosten op de behandeling voor het Hof gevallen, moeten worden bepaald op f 2.000,-- voor elk van de partijen ; 27. Gelet op de conclusie van de Advocaat-Generaal Th.B. ten Kate ; 28. Uitspraak doende op de door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 12 januari 1996 gestelde vragen ;

9 VERKLAART VOOR RECHT : 29. Indien de rechter in eerste aanleg aan een door hem uitgesproken hoofdveroordeling een veroordeling tot betaling van een dwangsom heeft verbonden en vervolgens de rechter in hoger beroep de aan de veroordeelde partij betekende uitspraak van de rechter in eerste aanleg - waarvan de nog niet voltooide tenuitvoerlegging door het hoger beroep was geschorst - heeft bekrachtigd, brengt het bepaalde in artikel 1 lid 3 van de Eenvormige Wet mee dat de bekrachtigde uitspraak opnieuw, tezamen met de uitspraak in hoger beroep, aan de veroordeelde partij moet worden betekend alvorens (opnieuw) dwangsommen kunnen worden verbeurd ; 30. Indien bij een uitspraak in eerste aanleg als onder 29 bedoeld aan de veroordeelde partij een termijn is toegestaan waarbinnen zij aan de hoofdveroordeling kan voldoen alvorens dwangsommen te verbeuren, en vervolgens door het binnen deze termijn instellen van hoger beroep de tenuitvoerlegging van de uitspraak wordt geschorst en ook geen dwangsommen worden verschuldigd, brengt het bepaalde in artikel 1 lid 3 van de Eenvormige Wet mee dat de bedoelde termijn niet doorloopt doch na het einde van de schorsing - en na een nieuwe betekening volgens het hiervoor onder 29 voor recht verklaarde - opnieuw gaat lopen, zodat de veroordeelde partij niet terstond na het einde van de schorsing dwangsommen verbeurt. Aldus gewezen door de heren O. Stranard, president, F. Hess, tweede vice-president, P. Kayser, P. Marchal, F.H.J. Mijnssen, R. Gretsch, rechters, W.J.M. Davids, P. Neleman, en J. D Haenens, plaatsvervangende rechters, en uitgesproken ter openbare zitting te s-gravenhage op 12 mei 1997, door de heren W.J.M. Davids, voornoemd, in aanwezigheid van de heren Th.B. ten Kate, advocaat-generaal, en C. Dejonge, waarnemend hoofdgriffier. C. DEJONGE W.J.M. DAVIDS