NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Vergelijkbare documenten
VR DOC.1312/1BIS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0615/1BIS

VR DOC.0500/1BIS

VR DOC.0203/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 november 2018; Pagina 1 van 7

VR DOC.0263/1BIS

VR DOC.0566/1BIS

Besluit van de Vlaamse Regering over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden

VR DOC.1230/1TER

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0130/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 februari 2019;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1387/1BIS

VR DOC.1517/2BIS

VR DOC.1498/1BIS

VR DOC.1481/1

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Besluit van de Vlaamse Regering over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 december 2016;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0356/1BIS

BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 maart 2019;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen. Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

Contactpersoon Cluster Indicatiestelling en Prioritering Bijlagen 2

VR DOC.1472/1TER


Toeleiding naar ondersteuning

VR DOC.0161/1

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

1 er wordt een punt 2 /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: 2 /1 budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning: een budget voor niet-

VR DOC.0085/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

BISNOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

VR DOC.1456/1BIS

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0673/1

VR DOC.0309/2BIS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1281/1BIS

Publicatie B.S. : Inwerkingtreding : Hoofdstuk I. - ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

VR DOC.1472/2BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 december 2016;

VR DOC.0184/1

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 december 2018;

VR DOC.0394/1

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

4 besluit van 27 november 2015: over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en onders

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 14 mei 2018;

VR DOC.0522/2TER

VR DOC.1026/1

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg;

VR DOC.1167/1BIS

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0307/2

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Publicatie B.S.: Inwerkingtreding: Hoofdstuk I. ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1.

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 december 2016;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 juli 2017;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0136/2

VR DOC.1450/2BIS

VR DOC.1079/2BIS

Besluit van de Vlaamse Regering over de zorg en ondersteuning voor geïnterneerde personen met een handicap door vergunde zorgaanbieders

VR DOC.0633/1BIS

VR DOC.1517/1TER

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 17 juli 2018;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0282/1BIS

VR DOC.0400/1

VR DOC.0915/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 juli 2016;

VR DOC.0082/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op dd mm yyyy;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Transcriptie:

DE VLAAMSE MINISTER VAN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijkassistentiebudget aan personen met een handicap en het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijk assistentiebudget aan personen met een handicap, wat betreft de combinatie met andere zorgvormen, de spoedprocedure en diverse bepalingen en houdende de regeling van de inwerkingtreding van artikel 95 tot en met 98 van het decreet van 15 juli 2006 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Principiële goedkeuring. Bijlage: - ontwerp van besluit houdende wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap en houdende de inwerkingstelling van enkele bepalingen uit het decreet van 15 juli 2006 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; - het advies inspectie financiën van 30 juni 2016. 1. Aanleiding en inhoud. Het Persoonlijke-Assistentiebudget is een budget dat ter beschikking wordt gesteld aan de persoon met een handicap of zijn wettelijke vertegenwoordiger om de assistentie die nodig is opdat de persoon met een handicap thuis zou kunnen wonen, te organiseren en te financieren. Met het budget kunnen persoonlijke assistenten in dienst worden genomen die de persoon met een handicap ondersteunen in zijn thuissituatie. Met dit ontwerp van besluit worden verschillende wijzigingen aangebracht aan het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende de vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap. Pagina 1 van 9

1.1. Schrapping van de bepaling waarbij een programmatiecijfer wordt vastgesteld. Artikel 18 van Hoofdstuk IV van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap voorzag in artikel 18 onder meer dat met betrekking tot de toekening van persoonlijke assistentiebudgetten het maximale aantal budgetten dat het agentschap kan toekennen en de regels voor de evenwichtige spreiding van de budgetten deze worden vastgesteld in een programmatie. Het decreet van 25 april 2014 voorzag in artikel 31 in de vervanging van Hoofdstuk IV Het persoonsgebonden budget, het persoonlijke assistentiebudget en de behoeftegestuurde betoelaging van de voorzieningen van het voormelde decreet van 7 mei 2004. Hoofdstuk IV wordt vervangen door een hoofdstuk dat handelt over de toeleiding tot persoonsvolgende financiering. Deze vervanging is inwerking getreden op 1 april 2016. Artikel 4 van het PAB-besluit legde de programmatie voor de toekenning van persoonsvolgende budgetten vast. Met het decreet van 15 juli 2016 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt een hoofdstuk IV/1 ingevoegd dat handelt over de tenlasteneming van een persoonlijk-assistentiebudget in het kader van niet rechtsreeks toegankelijke jeugdhulpverlening. In deze regeling werd het vaststellen van een programmatie voor het toekennen van persoonlijke-assistentiebudgetten niet meer weerhouden. Intussen werd de persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap geïmplementeerd. Vanaf 1 april 2016 kunnen meerderjarige personen met een handicap een persoonsvolgend budget aanvragen en vervalt de mogelijkheid voor hen om een persoonlijk-assistentiebudget aan te vragen. Sinds 1 april 2016 kan een persoonlijkassistentiebudget alleen worden gevraagd door en toegekend aan minderjarige personen met een handicap en meerderjarige personen met een handicap die voortzetting van jeugdhulpverlening vragen. Aangezien decretaal niet langer wordt voorzien dat een programmatie moet worden vastgesteld wordt artikel 4 opgeheven. Artikel 1, 2 van het PAB-besluit bepaalt reeds dat de toegangspoort, binnen de kredieten die het agentschap hiervoor op zijn begroting heeft uitgetrokken, voor minderjarigen en voor meerderjarigen die een voortzetting van de jeugdhulpverlening hebben gevraagd als vermeld in artikel 18, 3 van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit aan de personen met een handicap een persoonlijk-assistentiebudget kan toekennen. 1.2. Opschorting van het PAB bij tussenkomst van een gemandateerde voorziening of jeugdrechtbank. Luidens artikel 2, 3, van het PAB-besluit kan geen PAB toegekend worden ten behoeve van minderjarigen waarvan het dossier bij de toegangspoort integrale jeudghulp is aangemeld door een gemandateerde voorziening, waarvoor bij de toegangspoort een verzoek van de jeugdrechter is ingediend of die door de jeugdrechtbank geplaatst zijn. Bij tussenkomst van een gemandeerde voorziening of de jeugdrechtbank wordt er immers reeds jeugdhulpverlening opgestart en bevindt de minderjarige persoon met een handicap zich niet noodzakelijk in een situatie waarin optimaal kan worden voldaan aan de uitgangspunten van de toekenning van een persoonlijke assistentiebudget. Het PAB is immers een budget dat wordt toegekend om de persoon met een handicap en in het geval van een minderjarige zijn wettelijk vertegenwoordiger, toe te laten vrij de nodige ondersteuning in de thuissituatie te organiseren. Pagina 2 van 9

Op grond van deze redenering lijkt het niet logisch dat het gebruik van het PAB zou worden verder gezet als een gemandateerde voorziening of de jeugdrechtbank tussenkomt voor een minderjarige persoon met een handicap aan wie reeds een PAB werd toegekend. Voor deze situatie is evenwel geen specifieke regeling opgenomen in het PAB-besluit. Het PAB-besluit voorziet wel dat het PAB niet gecombineerd kan worden met residentiële ondersteuning. Op grond van deze bepaling werd het PAB bij een residentiële opname van een jongere in een VAPH-voorziening (plaatsing jeugdrechtbank) stopgezet. Het is evenwel niet noodzakelijk de bedoeling dat het PAB wordt stopgezet bij plaatsing door de jeugdrechter maar wel dat het wordt opgeschort. Bovendien zou het PAB opgeschort moeten kunnen worden telkens wanneer een gemandateerde voorziening of de jeugdrechtbank tussenkomt, ook wanneer de jeudghulpverlening geen residentiële opname behelst. Om deze reden wordt met voorliggend ontwerpbesluit een specifieke regeling over de opschorting van het PAB bij tussenkomst van een gemandateerde voorziening of de jeugdrechtbank ingevoegd. Het PAB zal worden opgeschort vanaf het ogenblik dat jeugdhulpverlening (andere dan het PAB) opstart die het gevolg is van een aanmelding bij de toegangspoort door een gemandateerde voorziening, of die een maatregel betreft die door de jeugdrechter noodzakelijk wordt geacht en waarvoor hij een verzoek heeft ingediend bij de toegangspoort integrale jeudghulp of vanaf het moment van plaatsing door de jeugdrechter in een gesloten inrichting of wanneer de betrokken minderjarige wordt toevertrouwd aan een psychiatrische inrichting. 1.3. Aanpassing van de voorwaarden voor toekenning van een spoedpab aan minderjarige personen met een handicap. Kinderen met een degeneratieve spierziekte komen volgens de regelgeving omtrent het spoedpab in aanmerking voor de spoedprocedure als ze minstens 6 jaar oud zijn en in het afgelopen jaar één van volgende functies verloren zijn: zelf rechtstaan en stappen, zich wassen en aankleden, zelf naar toilet gaan, zelfstandig eten, ademhalen (moeten beademd worden). Vanuit de praktijk werd echter herhaaldelijk gewezen op de uitzonderlijke situatie van enkele kinderen die reeds van bij de geboorte zwaar getroffen zijn door een spierziekte en hierdoor reeds lang voor hun zes jaar deze zaken al niet meer zelf konden. In deze situaties is er dus naar de letter van de wet geen sprake van waarneembare achteruitgang terwijl naar de geest van de spoedprocedure deze kinderen eigenlijk wel in aanmerking zouden moeten kunnen komen. Artikel 8bis van het huidige PAB- besluit geeft aan dat aan elk van de volgende criteria voldaan moet zijn om een spoedpab te kunnen krijgen: - de minderjarige waarvoor het spoedpab wordt aangevraagd is ouder dan 6 jaar en jonger dan 21 jaar; - bij deze minderjarige moet een van volgende diagnoses zijn gesteld: a) een evolutieve neuromusculaire aandoening of b) een metabole stoornis met een ernstige en evolutieve weerslag op het algemeen functioneren; deze diagnose moet gestaafd worden aan de hand van een medisch attest van een specialist in de metabole aandoeningen; - bij deze minderjarige heeft over een periode van één jaar of minder, voorafgaand en aansluitend op de aanvraagdatum van het PAB, op een van de volgende domeinen een ontwikkeling plaatsgevonden zoals hieronder omschreven 1 domein verplaatsing: van zelfstandig stappen naar onmogelijkheid om zonder hulp van derden op te staan en zich te verplaatsen; 2 domein zich wassen en aankleden : van zich zelfstandig kunnen wassen en aankleden naar onmogelijkheid zich zelfstandig te wassen en aan te kleden; Pagina 3 van 9

3 domein eten: van zelfstandig kunnen eten naar onmogelijkheid om zelfstandig te kunnen eten; 4 domein toiletgang: van alleen naar toilet kunnen gaan en zich reinigen naar de noodzaak om volledig geholpen te worden om naar toilet te gaan en zich te reinigen. 5 domein ademhaling: de persoon kan niet meer zelfstandig ademen en heeft permanent toezicht nodig wegens de beademing. Rekening houdend met de probleemstelling zoals beschreven bij de probleemschets zou op het laatste criterium een uitzondering voorzien moeten worden voor de vermelde uitzonderlijke situaties. Er moet met andere woorden voor gezorgd worden dat als het gaat om kinderen die omwille van de vermelde aandoeningen reeds voor hun 6 jaar al quasi volledig afhankelijk zijn, toch een spoedpab kan worden toegewezen en ter beschikking gesteld. Deze situatie kan omschreven worden als een toestand die als volgt kan omschreven worden: betrokkene kan onmogelijk opstaan of kan zich onmogelijk verplaatsen zonder hulp van derden; EN betrokkene kan zich onmogelijk zelfstandig wassen en aankleden; EN betrokkene kan onmogelijk zelfstandig eten; EN Betrokkene dient volledig geholpen te worden om naar toilet te gaan en zich te reinigen. Deze activiteiten dienen volledig overgenomen te worden door derden. Deze toestand is bereikt tegen de leeftijd van 6 jaar en is van die aard dat er geen verdere ontwikkeling meer verwacht kan worden. De aanvraag kan pas vanaf de leeftijd van 6 jaar (en dus niet vroeger) gebeuren. Een PAB kan slechts tot de leeftijd van 18 jaar aangevraagd worden. Vanaf 18 jaar is de aanvraagprocedure voor meerderjarigen (PVB) van toepassing. Er wordt van uitgegaan dat de groep van personen die aan de hoger vermelde criteria voldoen zeer beperkt is. 1.4. Stopzetting van een beslissing van het VAPH tot toekenning van een PAB vanaf de leeftijd van 22 jaar. De personen met een handicap die ten laatste op 31 december 2016 18 jaar zijn geworden en die een beslissing PAB van het VAPH hebben, werden meegenomen in de transitie naar persoonsvolgende financiering. Met ingang van 1 januari 2017 werd hun PAB omgezet naar een persoonsvolgend budget volgens de principes bepaald voor de transitie. De personen met een handicap die een beslissing tot toekenning van een PAB van de integrale toegangspoort hebben kunnen aanspraak maken op dit PAB tot de leeftijd van 22 jaar. Een beslissing PAB van de toegangspoort is immers geldig tot en met 21 jaar. Om hun ondersteuning te kunnen continueren vanaf 22 jaar moeten deze personen met een handicap een aanvraag indienen voor een persoonsvolgend budget waarbij zij de volledige aanvraagprocedure moeten doorlopen. Enkel de meervraag t.o.v. het PAB moet evenwel geprioriteerd worden door de RPC. Het PVB ten bedrage van het PAB wordt automatisch ter beschikking gesteld. De procedure voor een PVB dient volledig doorlopen te zijn ten laatste als de persoon met een handicap 21 jaar is om een naadloze overgang te kunnen garanderen. Er is evenwel nog een groep van personen die op 1 januari 2017 jonger waren dan 18 jaar en die een PAB hebben dat werd toegewezen door het VAPH (voor de opstart van integrale jeugdhulp). Deze beslissingen tot toewijzing bevatten geen einddatum en lopen bijgevolg Pagina 4 van 9

door na de leeftijd van 22 jaar. Ook deze groep van personen met een handicap moet ingekanteld worden in persoonsvolgende financiering. Om deze reden wordt in voorliggend ontwerpbesluit voorzien dat de beslissingen van het VAPH tot toewijzing van een PAB zonder einddatum in principe vervallen met ingang van de leeftijd van 22 jaar. Om hun ondersteuning te continueren na de leeftijd van 22 jaar moeten zij eveneens een persoonsvolgend budget aanvragen. Enkel de meervraag t.o.v. het PAB moet evenwel geprioriteerd worden door de RPC. De procedure voor een PVB dient volledig doorlopen te zijn ten laatste als de persoon met een handicap 21 jaar is om een naadloze overgang te kunnen garanderen. 1.5. Juridisch technische aanpassingen als gevolg van de implementatie van persoonsvolgende financiering voor meerderjarige personen met een handicap Sinds 1 april 2016 kunnen meerderjarige personen met een handicap met een intensieve nood aan ondersteuning alleen nog aanspraak maken op een persoonsvolgend budget en niet langer gebruik maken van een PAB. Voor meer toelichting over deze juridisch technische aanpassingen wordt verwezen naar de artikelgewijze bespreking. 1.6. Opheffing van het hoofdstuk over zorgconsulentschap en het hoofdstuk over budgethoudersverenigingen Het PAB-besluit voorziet dat een PAB-budgethouder beroep kan doen op een zorgconsulent. De taak van de zorgconsulent bestond erin PAB-budgethouders te ondersteunen bij het opstellen, uitvoeren en opvolgen van hun persoonlijk assistentieplan. Het zorgconsulentschap kon opgenomen worden door een thuisbegeleidingsdienst of een budgethoudersvereniging. Zorgconsulenten werden erkend door het VAPH en vergoed door de PABbudgethouder. De vergoedingen kunnen betaald worden met het PAB. Een PAB-budgethouder had recht op een eenmalige aanvullende subsidie ten bedrage van 150 euro voor het voeren van een verkennend gesprek over zorgconsulentschap met een zorgconsulent. Daarnaast voorzag het PAB-besluit dat het VAPH budgethoudersverenigingen kon erkennen en subsidiëren. De taken van een budgethoudersvereniging werden als volgt omschreven: a) informatie te verlenen aan kandidaatbudgethouders en derden; b) advies en bijstand verlenen aan budgethouders; c) de belangen te behartigen van de individuele budgethouders; d) de belangen te behartigen van de persoon met een handicap die kiest voor zelfsturingsrecht. Iedere budgethouder ontvangt van het agentschap een bedrag van 50 euro boven op het hem toegekende persoonlijk-assistentiebudget. Hij kan dit bedrag aanwenden voor het betalen van het lidgeld van een budgethoudersvereniging of voor vergoedbare assistentie. Met ingang van 1 januari 2017 werd de werking van thuisbegeleidingsdiensten ingekanteld in de multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap enerzijds en in de werking van diensten die rechtstreeks toegankelijk hulp aanbieden anderzijds. De zorgvorm thuisbegeleidingsdiensten wordt met ingang van die datum opgeheven. Met ingang van 1 januari 2016 vergunt het VAPH bijstandsorganisaties conform het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering. De bijstandsorganisaties hebben een collectieve opdracht ten aanzien van budgethouders die ondermeer inhoudt dat zij budgethouders informeren en tools ontwikkelen die het Pagina 5 van 9

beheer van het budget vereenvoudigen enz. Daarnaast kunnen zij laagdrempelige individuele bijstand verlenen aan budgethouders. Het gaat hierbij o.a. om individueel advies op afstand en het aanbieden van vorming met als doel de budgethouder te versterken in de verschillende aspecten van het budgethouderschap. Tenslotte kunnen zij ook hoogdrempelige bijstand verlenen aan budgethouders. Dit slaat dan ondermeer op het actief zoeken van, selecteren van en onderhandelen met mogelijke zorgaanbieders, het verlenen van bijstand bij het afsluiten van contracten, het bijstaan bij contractueel en financieel beheer van het budget, enz. Bijstandsorganisaties kunnen ervoor kiezen om de laagdrempelige individuele bijstand enkel open te stellen voor hun leden. Zij kunnen een vergoeding vragen voor hoogdrempelige individuele bijstand. Bijstandsorganisaties hebben een opdracht ten aanzien van de houders van een persoonsvolgend budget maar tevens ten aanzien van de houders van een PAB. Sinds de vergunning van bijstandsorganisaties erkent het VAPH geen budgethoudersverenigingen meer aangezien hun taken werden overgenomen door de bijstandsorganisaties. Met voorliggend ontwerp van besluit worden de hoofdstukken over het zorgconsulentschap en over de erkenning en subsidiëring van budgethoudersverenigingen geschrapt. De aanvullende subsidie van 150 euro wordt behouden maar dan voor een verkennend gesprek met een bijstandsorganisatie. Het VAPH blijft eveneens 50 euro betalen bovenop het PAB voor het betalen van het lidgeld van een bijstandsorganisatie of voor het betalen van vergoedbare assistentie. Tevens wordt in het PAB-besluit geëxpliciteerd dat het PAB kan aangewend worden voor de vergoeding van de hoogdrempelige individuele bijstand die de bijstandsorganisatie op vraag van de budgethouder heeft verleend. 2. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING. Artikel 1 past een aantal definities aan: 1 in punt 3,dat het PAB definieert, wordt de decretale bepaling waarnaar wordt verwezen aangepast als gevolg van de inwerkingtreding van het nieuwe hoofdstuk IV/1 over PAB voor minderjarigen; 2 punt 4 definieert de budgethouder door te verwijzen naar de definitie in het decreet van 7.05.2004. Het nieuwe hoofdstuk IV/1 bevat geen definitie van het begrip budgethouder. In punt 4 wordt bijgevolg omschreven wie een budgethouder is; 3 in punt 5 wordt, om gelijkaardige redenen als hiervoren vermeld, een omschrijving van assistentie opgenomen. Hierbij wordt de definitie overgenomen die voorheen in het decreet van 7 mei 2004 werd gebruikt met name de handelingen van een persoonlijke assistent, gericht op het bijstaan en begeleiden van een persoon met een handicap bij het uitvoeren van de activiteiten met het oog op de organisatie van het dagelijks leven en de bevordering van de maatschappelijke integratie en participatie. Deze omschrijving past het best in de context waarin het begrip assistentie in het PAB-besluit wordt gebruikt. 4 de definitie van zorgconsulent wordt geschrapt. In de plaats wordt een definitie van jeudghulpverleningsbeslissing toegevoegd in het kader van de bepalingen over het opschorten van het PAB. 5 de definities van budgethoudersvereniging en regionale prioriteitencommissie worden geschrapt. Het VAPH erkent niet langer budgethoudersverenigingen. Het bestaan van de regionale prioriteitencommissie werd met de implementatie van persoonsvolgende financiering opgeheven. Artikel 2 de bepaling over de programmatie in artikel 4 van het PAB-besluit wordt geschrapt. Pagina 6 van 9

Artikel 3 In artikel 5 van het PAB-besluit wordt de bepaling die zegt dat het team indicatiestelling van de toegangspoort moet rekening houden met de programmatie geschrapt aangezien er geen programmatie meer is. Artikel 4 past artikel 8 van het PAB-besluit aan. Een eerste reeks van aanpassingen houden verband met het feit dat het voor meerderjarige personen met een handicap niet langer mogelijk is om een PAB aan te vragen of om er nog gebruik van te maken. De PAB s van alle meerderjarige personen met een handicap werden met ingang van 1 januari 2017 omgezet naar een persoonsvolgend budget. Alleen minderjarige personen met een handicap of meerderjarige personen met een handicap die voortzetting van jeugdhulpverlening vragen kunnen een PAB aanvragen of er gebruik van maken. De aanvraag voor een PAB verloopt bijgevolg steeds via de integrale toegangspoort. De deskundigencommissie heeft geen functie meer. Aan artikel 8 wordt een paragraaf toegevoegd die stelt dat het PAB dat was toegekend wordt opgeschort bij tussenkomst van een gemandateerde voorziening of van de jeugdrechtbank. Het PAB wordt opgeschort met ingang van de eerste dag van de vierde maand na de start van de jeugdhulp (andere dan het PAB) die werd gevraagd door een gemandateerde voorziening of wordt opgelegd door de jeugdrechtbank. Artikel 5 past artikel 8bis aan. Het spoedpab kan voortaan ook worden toegekend aan minderjarige personen die zich reeds voor de leeftijd van zes jaar in een situatie bevinden waarin zij niet meer in staat zijn om een aantal activiteiten zelfstandig uit te oefenen. Artikel 6 past artikel 10, 1, aan. In deze paragraaf is er nog sprake van budgethoudersverenigingen en zorgconsulentschap. Deze verwijzingen worden geschrapt. Er wordt toegevoegd dat de kosten voor de inzet van hoogdrempelige bijstand die wordt verleend door een bijstandsorganisatie worden beschouwd als personeelskosten en kunnen worden betaald met het PAB. Artikel 7 voegt een bepaling in die voorziet dat de aanvullende subsidie die voorheen werd toegekend voor een verkennend gesprek met een zorgconsulent nu kan worden aangewend voor een verkennend gesprek met een bijstandsorganisatie. Artikel 8 Een PAB-budgethouder ontvangt ook in de toekomst extra 50 euro bovenop zijn budget. Hij kan dit bedrag gebruiken om het lidgeld van een bijstandsorganisatie te betalen. Als hij geen gebruik wil maken van een bijstandsorganisatie kan hij het bedrag aanwenden voor assistentie. Artikel 9 heft het hoofdstuk over het zorgconsulentschap op. Artikel 10 heft het hoofdstuk over de budgethoudersverenigingen op. Artikel 11 past het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 aan. In 2012 werd de combinatieregel voor PAB aangepast. Initieel werd het PAB verminderd met een aantal schijven bij combinatie met een voorziening van het VAPH. In 2012 werd beslist de correctie te verbeteren en het PAB te verminderen met de verhouding tussen bepaalde kosten. Uit de cijfers bleek toen echter dat dit voor bepaalde personen een serieuze negatieve impact had op hun budget. Voor de personen die reeds ondersteuning van een voorziening combineerden met PAB voor 1/9/2012 werd een overgangsmaatregel voorzien. Deze overgangsmaatregel was voorzien tot de overstap naar persoonsvolgende financiering die zou plaatsvinden met ingang van 1 januari 2017. De overstap naar persoonsvolgend financiering werd inmiddels gerealiseerd doch alleen voor de meerderjarige personen met een handicap. De overstap voor minderjarigen is gepland op een later tijdstip. De Pagina 7 van 9

einddatum van voormelde overgangsmaatregel wordt geschrapt zodat de overgangsmaatregel verder van toepassing blijft voor de de betrokken personen met een handicap totdat zij de overstap maken naar persoonsvolgende financiering. Artikel 12 De beslissingen van het VAPH tot toekenning van een PAB van het VAPH aan personen met een handicap die op 1 januari 2017 nog geen 18 jaar waren, vervallen automatisch op het moment dat de betrokken persoon met een handicap 22 jaar wordt. Artikel 13 regelt de inwerkingtreding van voorliggend besluit. Artikel 14 behoeft geen commentaar. 3. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE BEGROTING VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP. Het voorliggend ontwerp van besluit heeft geen impact op de begroting van het agentschap. 1. Schrapping van de bepaling waarbij een programmatiecijfer wordt vastgesteld. Vanaf 1 april 2016 kan er alleen een PAB worden toegekend aan minderjarige personen met een handicap. Er wordt niet langer een programmatiecijfer vastgesteld aangezien dit decretaal niet meer wordt opgelegd. De toekenning van een PAB blijft evenwel slechts mogelijk voor zover er nog middelen voor de toekenning van een PAB aan minderjarige personen met een handicap over zijn. 2. Opschorting van het PAB bij tussenkomst van een gemandateerde voorziening of jeugdrechtbank. Bij tussenkomst van een gemandateerde voorziening of de jeugdrechtbank wordt het PAB niet stopgezet doch alleen opgeschort. De middelen voor de opgeschorte PAB s blijven gereserveerd. 3. Aanpassing van de voorwaarden voor toekenning van een spoedpab aan minderjarige personen met een handicap. De toekenning van een spoedpab gebeurt binnen de recurrente middelen die op de begroting van het VAPH zijn voorzien voor de toekenning van een PAB. Dit geldt eveneens voor wat betreft een spoedpab voor de nieuwe groep van minderjarigen. Het zou sowieso om een zeer beperkte groep gaan. 4. Stopzetting van een beslissing van het VAPH tot toekenning van een PAB vanaf de leeftijd van 22 jaar. Als de betrokken personen tijdig de aanvraagprocedure voor een PVB doorlopen zal het PVB ten bedrage van het vroegere PAB onmiddellijk ter beschikking gesteld worden als een PVB. Hierdoor komen middelen vrij om nieuwe PAB s toe te kennen. 6. Opheffing van het hoofdstuk over zorgconsulentschap en het hoofdstuk over budgethoudersverenigingen. PABbudgethouders blijven aanspraak maken op de eenmalige aanvullende subsidie van 150 euro en de extra 50 euro. Het VAPH heeft sinds de vergunning van de bijstandsorganisaties geen budgethoudersverenigingen meer erkend en gesubsidieerd. Het VAPH vergunt en subsidieert nu bijstandsorganisaties. Het gunstig advies van de inspecteur van Financiën werd verkregen op 30 juni 2016. Pagina 8 van 9

Het voorafgaand advies van de Vlaamse minister bevoegd voor financiën en begroting is niet vereist. 4. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE LOKALE BESTUREN. Het voorliggend ontwerpbesluit heeft geen weerslag op de werking van de lokale besturen. 5. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP HET PERSONEELSBESTAND EN DE PERSONEELSBUDGETTEN. Het ontwerpbesluit heeft geen effect op de personeelsformatie noch op het personeelsbudget. 6. KWALITEIT VAN DE REGELGEVING. Het ontwerpbesluit werd aangepast aan het wetgevingstechnisch en taalkundig advies nr 2017-205 van 15 juni 2017. 7. VOORSTEL VAN BESLISSING. De Vlaamse Regering beslist: 1 haar principiële goedkeuring te hechten aan het bijgaande ontwerpbesluit houdende de wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap en het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2012 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke assistentiebudget aan personen met een handicap, wat betreft de combinatie met andere zorgvormen, de spoedprocedure en diverse bepalingen en houdende de regeling van de inwerkingtreding van artikel 95 tot en met 98 van het decreet van 15 juli 2006 houdende diverse bepalingen betreffende het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; 2 de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin te gelasten over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering, vermeld in punt 1, het advies in te winnen van de Raad van State, met verzoek het advies mee te delen binnen een termijn van 30 dagen, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 2, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. Jo VANDEURZEN Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Pagina 9 van 9