1 RAAD VAN TOEZICHT VOOR Postbus GE RIJSWIJK DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Tel Fax

Vergelijkbare documenten
5 Op grond van art 23p ROW 1995 overweegt de voorzitter van de Raad het volgende:

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

1.2 C. heeft op 25 mei 2005 schriftelijk op die klacht gereageerd.

Rijswijk DE OCTROOIGEMACHTIGDEN telefoon fax Beschikking A. - B.

1.1 De Raad van Toezicht heeft kennis genomen van de volgende stukken:

RAAD VAN DISCIPLINE. De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 10 januari 2011 binnengekomen klacht van:

2. De Raad van Toezicht heeft op 6 juli 2006 een kopie van de klacht aan B. toegezonden met het verzoek op de klacht te reageren.

Waardebepaling tegen de zin van een van de twee opdrachtgevers gemeld.

RAAD VAN TOEZICHT VOOR Postbus GE RIJSWIJK DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Tel Fax

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM

Optie en Bod. Afbreken onderhandelingen. Contact opnemen met opdrachtgever van collega.

Rapport. Datum: 22 juli 2002 Rapportnummer: 2002/218

CR 10/2364 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

RvT Zwolle. Taxatie als deskundige. Noodzaak van plaatselijke bekendheid.

6. Bij brief van 15 mei 1998 is door Mw.Mr. Y. te S. aan de Raad van Toezicht

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/083

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

Rapport. Datum: 30 juni 2003 Rapportnummer: 2003/200

Raad van Toezicht Haarlem van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen en vastgoeddeskundigen NVM

Aanvraag bijzondere bijstand Sociale Dienst Amsterdam, regio Noord

Rapport. Datum: 23 mei 2003 Rapportnummer: 2003/148

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Mededelings- en onderzoeksplicht. Erfdienstbaarheid van weg t.b.v. het naburige perceel.

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 23 februari 1998 Rapportnummer: 1998/033

Rapport. Datum: 15 april 1999 Rapportnummer: 1999/180

Rapport. Datum: 18 oktober 2001 Rapportnummer: 2001/325

Ontvankelijkheid. Belangenbehartiging niet-opdrachtgever. Ongepast optreden. Misleiding.

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Datum: 26 maart 2002 Rapportnummer: 2002/088

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

PROTOCOL KLACHTEN- & GESCHILLENREGELING WILLEMS GERECHTSDEURWAARDERS & INCASSO RTW/EVE V4.0

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 26 november 2004 Rapportnummer: 2004/459

Rapport 1993/563, Nationale ombudsman, 13 augustus 1993

RAAD VAN DISCIPLINE in het ressort 's-gravenhage

Rapport. Datum: 26 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/249

De mondelinge behandeling van de klacht door de Raad heeft plaatsgevonden op 10 mei Hierop is klager in persoon verschenen, evenals beklaagde.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

WILLEMS GERECHTSDEURWAARDERS & INCASSO RTW V2.0 PROTOCOL KLACHTEN & GESCHILLENREGELING

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

De Raad van Toezicht Rotterdam geeft uitspraak in de klacht van

Collegialiteit. Contact opnemen met opdrachtgever van collega.

De Raad van Toezicht Utrecht van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in Onroerende Goederen NVM geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Optie en Bod. Onduidelijke biedingsprocedure. Onderhandelen met meerdere gegadigden.

Rapport. Datum: 23 maart 2000 Rapportnummer: 2000/114

Rapport. Datum: 28 januari 1999 Rapportnummer: 1999/027

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beoordeling. h2>klacht. Verzoeker klaagt er over dat:

Rapport. Datum: 23 februari 1999 Rapportnummer: 1999/065

Rapport. Datum: 21 juni 2000 Rapportnummer: 2000/224

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM DE LOOP VAN DE PROCEDURE

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST

Samenvatting. 1. Procedure

Collegialiteit. Ongepaste acquisitie.

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Datum: 24 augustus 1998 Rapportnummer: 1998/348

Raad van Toezicht Nederlandse Vereniging van Gecertificeerde Incasso-ondernemingen Postbus AG BUSSUM T: F:

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Rapport. Datum: 25 januari 2001 Rapportnummer: 2001/023

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Informatie aan niet-opdrachtgever. Bouwkundige staat. Mededelings- en onderzoeksplicht. Asbest.

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Onzorgvuldig handelen.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Fotoreportage. Reclamebord. Communicatie.

Beweerdelijk optreden voor meerdere partijen tegelijk. Gebreken aan het gekochte bij doorverkoop.

Informatie niet-opdrachtgever. Mededelings- en onderzoeksplicht. Perceelsoppervlakte.

31 augustus 17. Bijlage bij Klachtenprocedure. Reglement Klachtencommissie Balans

RAAD VAN TOEZICHT VOOR DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Postbus 3219, 2280 GE Rijswijk telefoon fax BESCHIKKING A. - B.

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende belangenbehartiging. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Onafhankelijkheid.

Rapport. Datum: 18 maart 1999 Rapportnummer: 1999/109

DE RAAD VAN TOEZICHT ZUID VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Reglement rechtsbescherming studenten en extranei HZ. Stichting Hogeschool Zeeland

Kiwa Bezwaarprocedure. Versie

Beoordeling Bevindingen

Te hoge huurprijs vastgesteld? Summiere onderbouwing taxatierapport. Gebrek aan communicatie.

Rapport. Datum: 19 januari 2001 Rapportnummer: 2001/016

Rapport. Datum: 11 maart 1999 Rapportnummer: 1999/100

Artikel 1 Definities... 2 Artikel 2 Algemeen... 2

RAPPORT. Bestuursorgaan : het College van burgemeester en wethouders Onderdeel : OCSW Dossiernummer :

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende overleg met opdrachtgever. Onjuiste informatie in verkoopbrochure.

De klacht is op 7 april 2017 behandeld door een kamer van de commissie, die als volgt is samengesteld:

Tot misverstand leidende informatie aan koper. Afwezigheid van berging. De Centrale Raad van Toezicht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

Hieronder worden alle termijnen genoemd in de procedure bij het College van Toezicht..

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 5 januari Rapportnummer: 2012/001

1. Onderwerp van d e klacht Onjuiste interpretatie van ondeugdelijke meetgegevens. 2. Advies van de voorzitter van de commissie.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Onafhankelijkheid. Belangenverstrengeling. Afbreken onderhandelingen.

De Raad van Toezicht Breda geeft de volgende uitspraak in de zaak van: mevrouw F., wonende te [adres], klaagster, tegen

Rapport. Datum: 12 september 2000 Rapportnummer: 2000/306

Informatie aan niet-opdrachtgever. Bestemming object. Mededelingsen onderzoeksplicht. Vergunning Waterschap.

Transcriptie:

1 RAAD VAN TOEZICHT VOOR Postbus 3219 2280 GE RIJSWIJK DE OCTROOIGEMACHTIGDEN Tel. 070-39 05 578 Fax 070-39 05 171 BESLISSING inzake de klacht van mevrouw A. (hierna: klaagster) tegen Ir. B. (hierna: beklaagde) Inleiding 1. Op 26 oktober 2004 heeft klaagster een schriftelijke klacht tegen beklaagde ingediend betreffende de Nederlandse octrooiaanvrage 000000, ingediend op YYYY 20ZZ. 2. Op 21 december 2004 heeft beklaagde een schriftelijke reactie aan de Raad van Toezicht gezonden. 3. Op 29 december 2004 heeft de Raad van Toezicht betrokkenen opgeroepen voor een zitting op 17 februari 2005. Deze zitting kon wegens ziekte van klaagster niet doorgaan. Daarop heeft de Raad van Toezicht een zitting uitgeschreven op 7 april 2005. Bij die zitting waren zowel beklaagde als klaagster aanwezig. De feiten 4. Op 16 september 2003 bezocht klaagster beklaagde voor een oriënterend gesprek. Klaagster heeft beklaagde bij de bespreking technische informatie verschaft. Aangezien het hier een oriënterende bespreking betrof, heeft beklaagde geen informatie behouden. 5. In de daarop volgende weken heeft beklaagde nog enkele malen telefonisch contact gehad met en advies verstrekt aan klaagster, maar geen nadere technische informatie ontvangen. 6. Op 20 oktober 2003 zond klaagster een dringende e-mail met nadere informatie en het begeleidende telefonische verzoek, snel een octrooiaanvrage in te dienen. In verband met de afwezigheid van beklaagde heeft zijn kantoorgenoot Drs. C. contact met klaagster gehad en na overleg met beklaagde besloten, de van klaagster ontvangen wetenschappelijke tekst minimaal te bewerken (dat wil zeggen de literatuurverwijzingen te verwijderen, de titel aan te passen en een brede conclusie toe te voegen) en de octrooiaanvrage in kwestie bij het Bureau voor de Industriële Eigendom in te dienen, teneinde een voorrangsdatum zeker te stellen. Indiening van de octrooiaanvrage vond op dezelfde dag plaats. Er werd afgezien van de betaling van de indieningstakse en het indienen van een verzoek tot het uitvoeren van een nieuwheidsonderzoek.

2 Reden voor deze handelwijze was het feit, dat er in dit geval geen gelegenheid was om de standaardprocedure te volgen, volgens welke het kantoor van beklaagde, D., voor elke cliënt in principe op basis van betaling van een voorschotbedrag werkt. Het kantoorprincipe werd opzij gezet om tegemoet te komen aan het kennelijk dringende verzoek van cliënte. 7. Op 24 oktober 2003 ontving beklaagde een vormgebreken-brief van het Bureau voor de Industriële Eigendom met betrekking tot de ingediende aanvrage. Beklaagde heeft deze brief terzijde gelegd, aangezien hij ervan uitging, dat hij binnen afzienbare tijd nadere nieuwe informatie van klaagster zou ontvangen, op basis waarvan hij in staat zou worden gesteld een volwaardige octrooiaanvrage op te stellen. Daarbij zou het lot van de ingediende Nederlandse octrooiaanvrage niet relevant zijn, aangezien deze uitsluitend een voorrangsdatum moest opleveren. 8. Op 28 oktober 2003 ontving beklaagde een e-mail van een bij de uitvinding betrokken adviesbureau, met nadere informatie over de stand der techniek, in de vorm van diverse hyperlinks. Beklaagde heeft deze informatie op telefonisch verzoek van klaagster bestudeerd in het licht van de ingediende octrooiaanvrage. 9. Op 5 november 2003 ontving beklaagde een met "spoed, spoed!!!!!" gemarkeerde e-mail van klaagster, waarin klaagster beklaagde verzocht een concept-overeenkomst te bestuderen, die op zichzelf met de voortgang van de octrooiaanvrage geen, althans geen herkenbare, relatie had. Beklaagde heeft de betreffende informatie nog dezelfde dag bestudeerd en daarover klaagster per e-mail gerapporteerd. Bij die gelegenheid heeft beklaagde tevens gerapporteerd over zijn bevindingen met betrekking tot de stand der techniek zoals genoemd in de e-mail van 28 oktober 2003. Over de ingediende Nederlandse octrooiaanvrage schreef beklaagde in zijn e-mail van 5 november 2003: "De Nederlandse octrooiaanvrage dient grondig herschreven te worden om als uitgangspunt voor een octrooiverleningsprocedure te kunnen dienen. Ook zullen uitvoeringsvormen en werkwijzen voor... (om redenen van vertrouwelijkheid is een deel van het citaat geschrapt) moeten worden toegevoegd. Verder zullen specifieke toepassingen moeten worden aangegeven. Op basis hiervan kunnen dan octrooiclaims worden geformuleerd. Het lijkt verstandig (met name ten aanzien van eventuele rechten in de US) een nieuwe aanvrage voor te bereiden in de vorm van een internationale (PCT-) octrooiaanvrage, zodra meer zicht is op de hiervoor genoemde lacunes". 10. Op 13 november 2003 ontving beklaagde enige algemene aanwijzingen van klaagster per e-mail. Aangezien de omschrijvingen uiterst summier en algemeen waren, heeft beklaagde niet gereageerd in afwachting van meer gedetailleerde informatie.

3 11. In de maanden daarna heeft beklaagde het dossier terzijde geschoven. Hij had niets meer van klaagster vernomen en nam aan, dat de ontwikkelingen meer tijd in beslag namen dan voorzien. 12. De gemaakte kosten bleven vooralsnog ongedeclareerd. 13. Op 27 januari 2004 bracht het Bureau voor de Industriële Eigendom haar beschikking tot weigering van de behandeling van de aanvrage uit. 14. Op 27 september 2004 is er op initiatief van klaagster weer telefonisch contact tussen klaagster en beklaagde geweest, waarbij nog steeds enige nieuwe inhoudelijke informatie ontbrak. Afgesproken werd, dat beklaagde zou rapporteren over de stand van zaken (verval van de Nederlandse aanvrage, voorbereiding van een vervolgaanvrage) en dat beklaagde klaagster aanwijzingen zou geven voor de vervolgactiviteiten. 15. Op 29 september 2004 heeft beklaagde dit overzicht verzonden, vergezeld van een declaratie voor de in 2003 verrichte werkzaamheden, alsmede een voorschotnota voor de verwachte kosten die zouden samenhangen met de indiening van een PCT-aanvrage. Telefonisch had beklaagde klaagster verzocht hem zo spoedig mogelijk van nadere technische informatie te voorzien, desnoods in gedeelten, zodat hij reeds voorbereidend werk kon doen. 16. Op 4 oktober 2004 zond beklaagde aan klaagster op haar telefonische verzoek een toelichting op de declaratie van 29 september 2004. Klaagster had met name bezwaar tegen het in rekening gebrachte honorarium voor het uitgebrachte advies d.d. 5 november 2003. Beklaagde heeft klaagster aangeboden, hierin enige coulance te betrachten. Als reactie hierop ontving beklaagde op 5 oktober 2005 een e-mail van klaagster met een voorstel voor een regeling tot betaling van de met voorbereiden en indiening van een PCT-aanvrage samenhangende kosten. Beklaagde heeft hierop op 6 oktober 2004 per e-mail gereageerd met het verzoek de uitstaande declaratie per omgaande te voldoen, nadere octrooiinhoudelijke informatie te verschaffen en afspraken te maken over de organisatie en betaling van vervolgwerkzaamheden. 17. Op 18 oktober 2004, dus twee dagen vóór afloop van de prioriteitstermijn, had beklaagde nog steeds niets van klaagster vernomen. Daarom heeft beklaagde klaagster een e-mail gezonden met de dringende vraag, hoe verder te gaan. Beklaagde heeft hierop geen reactie ontvangen. 18. Beklaagde zond klaagster vervolgens op 25 oktober 2004 een creditnota ter creditering van de eerder verzonden voorschotnota. Beklaagde heeft daarop zijn dossier gesloten. 19. Klaagster heeft vóór afloop van de prioriteitstermijn op 20 oktober 2004 een ander octrooibureau opdracht gegeven tot het indienen van een PCTaanvrage met inroeping van het prioriteitsrecht van de door beklaagde ingediende Nederlandse octrooiaanvrage.

4 20. Ter zitting heeft beklaagde de normale procedure in gevallen als deze als volgt beschreven: Als de tijd het toelaat, wordt aan de opdrachtgever voor een octrooiaanvrage een voorschotnota verzonden, na betaling waarvan de betreffende opgedragen werkzaamheden worden uitgevoerd. Na het indienen van de octrooiaanvrage wordt de aanvrage in het termijnbewakingssysteem opgenomen. Dit systeem genereert onder meer tijdig (dat wil zeggen enkele maanden vóór afloop van de termijn) een mededeling aan de behandelende octrooigemachtigde, dat de cliënt moet worden gewaarschuwd voor de op handen zijnde afloop van het prioriteitsjaar. Na ontvangst van het indieningsbewijs wordt dit met een aanbiedingsbrief doorgeleid naar de cliënt, samen met een declaratie voor de uitgevoerde werkzaamheden. In het geval van een spoedindiening wordt wel, zoals in dit geval, een octrooiaanvrage in voorlopige vorm ingediend. Deze wordt zo snel mogelijk vervolgd door een reglementair en inhoudelijk correcte definitieve octrooiaanvrage. De cliënt wordt voorafgaand aan of na het indienen van de octrooiaanvrage, respectievelijk in een uitzonderingsgeval de reglementaire vervolgaanvrage, gevraagd, of hij prijs stelt op een officieel nieuwheidsonderzoek. Twee a drie maanden voorafgaand aan de afloop van het prioriteitsjaar, of bij gelegenheid van rapportering van de ontvangst van de resultaten van het officiële nieuwheidsonderzoek, ontvangt de cliënt een mededeling met betrekking tot de op handen zijnde afloop van het prioriteitsjaar. In geval van het uitblijven van een reactie wordt ten minste één maal herinnerd. 21. Ter zitting heeft beklaagde meegedeeld, dat de ingediende octrooiaanvrage in het administratieve termijnbewakingssysteem van het kantoor was opgenomen. De Raad van Toezicht. overwegende. dat beklaagde, in tegenstelling tot de normale kantoorprocedure, na het indienen van de voorlopige octrooiaanvrage weinig of geen initiatief heeft genomen om snel te komen tot een definitieve aanvrage;

5 dat het Bureau voor de Industriële Eigendom een vormgebreken-brief heeft gestuurd, waarop beklaagde niet heeft gereageerd en klaagster daarover niet heeft geïnformeerd; dat beklaagde niet heeft gereageerd op de door klaagster op 13 november 2003 gezonden aanvullende informatie;dat beklaagde het formele verval van de octrooiaanvrage niet aan klaagster heeft gerapporteerd; dat beklaagde aan klaagster niet de noodzakelijke tijdige melding met betrekking tot het op handen zijnde aflopen van het prioriteitsjaar heeft gezonden; dat beklaagde de indieningsgegevens pas bijna een jaar na indiening van de voorlopige octrooiaanvrage heeft gezonden; dat beklaagde aan de Raad van Toezicht geen administratieve gegevens met betrekking tot de termijnbewaking heeft overgelegd; dat beklaagde, ondanks het feit, dat de octrooiaanvrage in het administratieve systeem van het kantoor was opgenomen en hij derhalve van de termijnadministratie een mededeling moet hebben ontvangen met betrekking tot de op handen zijnde afloop van het prioriteitsjaar, geen desbetreffende mededeling aan klaagster heeft gezonden; dat klaagster kort voor het einde van het prioriteitsjaar zelf het initiatief heeft moeten nemen om contact met beklaagde op te nemen en deswege aan een ander octrooibureau opdracht heeft gegeven tot het indienen van een PCTaanvrage met inroeping van het prioriteitsrecht van de door beklaagde ingediende aanvrage; dat beklaagde zowel in zijn brief aan de Raad van Toezicht van 21 december 2004 als ter zitting heeft erkend, dat hij een actievere houding had moeten aannemen; dat beklaagde in zijn informatieplicht jegens klaagster ernstig en verwijtbaar tekortgeschoten is; dat dit temeer klemt in het onderhavige geval, waarin klaagster voor beklaagde herkenbaar onervaren in octrooizaken was; beslissende verklaart de door klaagster ingediende klacht gegrond, en legt beklaagde de maatregel van BERISPING op Uitgesproken door de Voorzitter van de Raad van Toezicht in de zitting van 23 juni 2005, waarvoor beklaagde bij aangetekende brief met handtekening retour d.d. 31 mei 2005 is opgeroepen. Beroep tl

6 Van deze beslissing kan op basis van artikel 23w lid 1 Rijksoctrooiwet 1995 beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te 's-gravenhage. Gedaan te 's-gravenhage op 18 mei 2005, Mr.Ir. J.H.F, de Vries, Voorzitter Ir. B.H.J. Schumann, secretaris J.W. Rongen, lid Mr.Drs. L.A.C.M. van Wezenbeek, lid Ir. FJ. Smit, lid Een kopie van deze Beslissing wordt tevens verzonden naar het Bestuur van de Orde van Octrooigemachtigden.