Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /gvda. BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE BVBA TRANSFURANS CHEMICALS MET BETREKKING TOT EEN INRICHTING, GELEGEN TE 2440 GEEL, INDUSTRIEPARK - LEUKAARD 2. De deputatie van de provincie Antwerpen Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Gelet op het besluit van 6 februari 1991 van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de milieuvergunning (Vlarem), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (Vlarem II), zoals gewijzigd bij latere besluiten; Gelet op de mededeling op 31 mei 2006 ingediend door de, gevestigd Leukaard 2 te 2440 Geel, strekkende tot het bekomen van een akteneming om een chemisch bedrijf, gelegen te 2440 Geel, Industriepark - Leukaard 2, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) 5-M-30/f, 5-M-36/d, te veranderen als volgt: Wijziging door: herrubriceren van de coverbranding met aardgas van destillatieresidu s - voor maximaal 5% op jaarbasis en 10% ogenblikkelijk van het nominaal thermisch vermogen - in de stoomketel met een warmtevermogen van 9 MW uit rubriek 2.3.4.k naar rubriek 43.1.3 zodat deze voortaan omvat 7 verwarmingstoestellen met een gezamenlijk warmtevermogen van 480 kw, een stoomketel van 9 MW met meeverbranding met aardgas van Residu tardestillatie en Residu topfractie zuivering furfurylalcohol als biomassa-brandstof voor maximaal 5% op jaarbasis en 10% ogenblikkelijk van het nominaal thermisch vermogen, en 2 branders van elk 330 kw (totaal 10,140 MW rubriek 43.1.3) stopzetting van het breken en verpakken van 120 ton/jaar acetylfuraan (7.1.3) stopzetting van de opslag van 35 ton acetylfuraan, waarvan 10 ton in vrieswagen (17.2.2) Uitbreiding met: een extra opslagtank van 3.000 m³ voor furfurylalcohol (17.3.3.3 17.3.6.3), waarbij de totale opslag voor furfurylalcohol in de inrichting niet toeneemt, m.a.w. een opslag van max. 6.048 m³ of 6.834 ton furfurylalcohol voor een totaal van 7.452,36 ton schadelijke, irriterende, corrosieve of oxiderende stoffen in rubriek 17.3.3.3 en 13.132 m³ P3-producten. Vlarem-rubricering: 7.1.3-17.2.2-17.3.3.3-17.3.6.3-43.1.3 Gelet op de volgende vergunningstoestand met betrekking tot de exploitatie van de inrichting op de datum van de indiening van de voormelde mededeling: Besluit nr. MLAV1/02-410 dd. 13 februari 2003 van de deputatie houdende vergunning tot het verder exploiteren van een chemisch bedrijf voor een termijn verstrijkend op 13 februari 2023; Besluit nr. MLAV1/04-148 dd. 12 augustus 2004 van de deputatie houdende vergunning tot uitbreiding voor een termijn verstrijkend op 13 februari 2023 Koningin Elisabethlei 22 2018 Antwerpen 1 T 03 240 50 11 F 03 240 57 79

2/8 Gelet op het feit dat deze mededeling voor de eerste maal werd ingediend op 31 mei 2006; op het feit dat op datum van 14 juni 2006 de mededeling ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Administratie voor Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer; op het laattijdig gunstig advies dd. 31 augustus 2006; op volgende elementen uit dit advies : 1. Het voorwerp van onderhavige aanvraag betreft in hoofdzaak de verandering van een chemisch bedrijf; 2. De exploitant vraagt om rubriek 2.3.4.k te schrappen uit de vergunning en het meeverbranden in de stoomketel van de destillatieresidu s met aardgas op te nemen in de rubriek 43.1.3. Het vermogen van de stoomketel, nl. 9 MW is reeds opgenomen in de vergunning onder rubriek 43.1.3. De residu s die de exploitant wenst mee te verbranden zijn: a) Residu tardestillatie b) Residu topfractie zuivering furfurylalcohol Door de 2 residustromen te mengen in de residutank kunnen de ingedikte furfuralpolymeren voldoende vloeibaar gehouden worden bij een temperatuur van 50 C. De gemengde residustroom bestaat volledig uit hoogmoleculaire organische koolwaterstoffen waarin nog een hoeveelheid furfural, furfurylalcohol en andere moleculen wordt geïdentificeerd; de stroom bestaat enkel uit koolstof, zuurstof en waterstof. Andere hetero-atomen zoals stikstof, zwavel of chloor zijn niet aanwezig in de residustroom. De gemengde residustroom met een calorische waarde van ca. 5.000 kcal/kg, wordt via een geïsoleerde leiding naar een aparte brander in de stoomketel gebracht waar hij geïnjecteerd wordt. De temperatuur van de brander is rond de 1.600 C om een ogenblikkelijk volledige verbranding van het materiaal te bekomen. De meeverbranding blijft beperkt tot maximaal 5% op jaarbasis en maximaal 10% ogenblikkelijk van het nominaal thermische vermogen van de installatie. 3. De ketel is uitgerust met een continue meting voor O 2, CO 2 en CO in de uitlaatgassen, waardoor de luchttoevoer geregeld wordt om een optimale verbranding te bekomen. 4. Aan de aanvraag is een schrijven van de OVAM, dd. 10.11.2005 toegevoegd waaruit blijkt dat voor het gebruik van deze residu s in de stoomketel de destilaatresidu s niet meer als afvalstof moeten beschouwd worden, maar als een normale vloeibare brandstof kunnen aanzien worden. In het schrijven van het kabinet, dd. 05.12.2005, wordt aangegeven dat de destilatieresidu s van de furfurylproductie als biomassa geclassificeerd kan worden. Hieruit volgt dat het schrappen van rubriek 2.3.4.k en vervangen door rubriek 43.1.3 kan geakteerd worden. 5. De exploitant vraagt een wijziging van de meetfrequentie op basis van de mogelijkheden die zijn opgenomen in Art. 5.2.3bis.4.12 en Art. 5.43.2.2.3 van Vlarem II en de analyseresultaten toegevoegd aan de aanvraag. Overeenkomstig de bovenvermelde artikelen en de analyseresultaten opgenomen in de synthesenota van het VITO en in het MER, kan de voorgestelde meetfrequentie gevolgd worden. 6. De exploitant meldt: a) het stopzetten van het breken en verpakken van 120 ton/jaar acetylfuraan in rubriek 7.1.3. b) stopzetting van de opslag van 35 ton acetylfuraan, waarvan 10 ton in vrieswagen in rubriek 17.2.2. 7. De exploitant vraagt de uitbreiding met een extra opslagtank van 3.000 m³ voor furfurylalcohol, zonder toename van de werkelijk opgeslagen hoeveelheid. De inrichting is momenteel vergund voor een totale opslag van max. 6.048 m³ of 6.834 ton furfurylalcohol. Furfurylalcohol is schadelijk en P3 en ingedeeld in rubriek 17.3.3.3, waarvoor de inrichting

3/8 vergund is voor max 7.452,36 ton schadelijke, irriterende, corrosieve of oxiderende stoffen, en in rubriek 17.3.6.3, waarvoor de inrichting vergund is voor max. 13.132 m³ P3-producten. 8. In de vergunningsaanvraag met besluit MLAV1/00-405 dd. 12.04.2001, heeft de exploitant een uitbreiding aangevraagd van de opslag furfurylalcohol, waarbij een nieuw tankenpark met 2 tanks van elk 3.000 m³ zouden voorzien worden. Eén van deze 2 tanks is niet geplaatst, maar er werd gewerkt met productwissels in de bestaande opslagtanks en in de hervergunning is de totale opslaghoeveelheid furfurylalcohol behouden. Om de productwissels in de andere opslagtanks te beperken wordt nu bijkomend opnieuw de tank van 3.000 m³ gemeld. Deze nieuwe tank, genaamd D61, wordt nu geplaatst op dezelfde locatie als van de aanvraag mlav1/00-405, m.a.w. in het tankenpark samen met de tank D60 (ook 3.000 m³). Het tankenpark, dat vloeistofdicht is, heeft een inkuipingscapaciteit van meer dan 3.000 m³ waarmee voldaan wordt aan de bepaling van Vlarem II dienaangaande. De houder D61 wordt uitgevoerd identiek aan de vergunde houder D60. De tanks zijn voorzien van een overvulwaarschuwingssysteem op 95% vullingsgraad en van een tweede overvulwaarschuwingssysteem op basis van elektronische peilmeting. 9. Bij de aanvraag MLAV1/00-405 was een addendum aan het VR VR/98/8 toegevoegd aangezien de toenmalige aanvraag ook de uitbreiding van de furfural-opslag giftige stof - beoogde. De uitbreiding met de opslag van de furfurylalcohol, niet VR-plichtig, in de twee tanks van elk 3.000 m³ werd eveneens geëvalueerd in dit addendum. De conclusie van het addendum luidt als volgt: Alle ongevalscenario s met betrekking tot het uitbreidingsproject van de opslag van furfural en furfurylalcohol worden onderzocht op hun effectafstanden. Geen van de berekeningen leidde tot een overschrijding van het 1% letaliteitsniveau ter hoogte van de bedrijfsgrens, zodat de scenario s ook niet meer als relevant dienen te worden beschouwd in het kader van het extern risico. Gelet op het feit dat de huidige melding overeenkomt met de toenmalige aanvraag en gelet op bovenvermelde conclusie van de VR-deskundige, kan ingeschat worden dat de bijkomende opslagtank geen bijkomend risico inhoud naar de omgeving en kan bijgevolg akte genomen worden van de uitbreiding met deze opslagtank. 10. Overwegende dat de gemelde verandering niet van die aard is dat ze een bijkomend risico voor de mens of een aantasting van het leefmilieu inhoudt of de bestaande hinder vergroot. Gelet op het stilzwijgend gunstig advies van de Cel Ruimtelijke Ordening van de Afdeling ROHM van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM); Gelet op het advies dd. 7 juli 2006 van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM) (kenmerk BA/OA/LU06-662); op volgende elementen uit dit advies : 1. Deze aanvraag is een mededeling kleine verandering (klasse I -inrichting) Het betreft : a) Het verbranden van destillatieresidu s in de stoomketel; b) Het bijplaatsen van een opslagtank voor het eindproduct; c) Het stoppen van de maalactiviteit en de opslag van acetylfuraan. 2. Rubriek 2.3.4k) coverbranding van destillatieresidu s vervalt omdat deze activiteit onder 43.1.3 wordt aangevraagd: meeverbranding van biomassa brandstof in stoomketel ter vervanging van aardgas (maximaal 5 %) 3. De bedoeling is om in de stoomketel twee vloeibare residu-stromen van het furfurylalcoholproductieproces te verbranden, nl.: a) Residu afkomstig van de tar (= polymeer) behandeling b) Residu afkomstig van de topfractie van de destillatie voor zuivering van furfurylalcohol. 4. De gemengde residustroom (calorische waarde 5000 kcal/kg) wordt via een geïsoleerde leiding naar een aparte brander in de stoomketel gebracht waarbij hij geïnjecteerd wordt. De temperatuur aan de brander van de stoomketel is ongeveer 1600 zodat het materiaal

4/8 ogenblikkelijk volledig verbrandt. Door de coverbranding van de gemengde residustroom wordt maximaal 10 % van de noodzakelijke warmte gegenereerd; op basis van de hoeveelheid residu s wordt op jaarbasis gemiddeld 5 % van het nominaal thermisch vermogen door residu s geleverd. Afhankelijk van het productieregime kan de bijdrage van residu tot het nominaal thermisch vermogen op bepaalde momenten tot maximaal 10 % oplopen terwijl op andere momenten enkel aardgas wordt gestookt. 5. Met betrekking tot het verbranden van deze destillatieresidu s heeft de OVAM zich uitgesproken over het statuut van deze residu s: in dit specifieke geval moeten de residu s niet als afvalstof bekeken worden maar mogen ze verbrand worden als een vloeibare brandstof onder rubriek 43.1.3. i.p.v. coverbranding onder rubriek 2.3.4.k. (In de praktijk blijft Transfurans Chemicals het residu verder verbranden zoals in het verleden). 6. In 2002 werd de MER energetische valorisatie van destillatieresidu s opgesteld. Dit was noodzakelijk op basis van artikel 3.7 van het Besluit van de Vlaamse Regering houdende organisatie van de milieueffectbeoordeling van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen van 23 maart 1989, gewijzigd door het Besluit van 10 maart 1998 voor installaties voor de verbranding, chemische omzetting of storting op of in de grond van gevaarlijke afvalstoffen. Uit deze analyse bleek dat er een relatieve verhoging van de uitstoot SO 2, stof, CO en TOC te verwachten is. De vrachten HCl, HF en dioxines blijven beperkt. Een gunstig effect wordt verwacht op de uitstoot van NO x. 7. In het dossier heeft het VITO ook een bijlage toegevoegd om de emissiegrenswaarden te bepalen bij het meeverbranden van de destillatieresidu s. Deze werden berekend op basis van de mengregel van VLAREM II 5.2.3bis 1.16-19 bij een meeverbranding van maximaal 10 % residu. De milieucoördinator van TRANSFURANS CHEMICALS heeft op 04.07.06 telefonisch verklaard aan deze emissiegrenswaarden te willen voldoen. Tevens werd een voorstel voor meetfrequenties gedaan. De emissiemetingen die in de periode 2004-2006 werden uitgevoerd voldeden aan het voorstel van VITO voor emissiegrenswaarden. 8. Overwegende het OVAM-standpunt (AB/OA/NV/05-1248) dat de destillatieresidu s van de furfurylalcoholproductie (enkel de specifieke stof en het specifieke verwerkingstraject waarnaar verwezen wordt in desbetreffend standpunt) als een normale vloeibare brandstof beschouwd kunnen worden en verbrand kunnen worden in de stookinstallatie vergund onder rubriek 43; 9. Overwegende dat de emissiegrenswaarden in de milieuvergunning dd.13.02.2003 berekend werd op basis van een gemiddelde meeverbranding van 5 % volgens artikel 5.2.3.1.5. 4 van VLAREM II; dat de emissiegrenswaarde volgens 5.2.3bis1.16 berekend moet worden op basis van de maximale input, zijnde 10 %; dat deze emissiegrenswaarde bijgevolg gecorrigeerd dient te worden. 10. Overwegende dat de exploitant het voorstel van VITO (waarbij een maximale meeverbranding van 10% vooropgesteld wordt) naar emissiegrenswaarden en meetfrequenties wil naleven; dat deze piste van milieuoogpunt te verdedigen is; 11. Gelet op wat voorafgaat, beschouwt de OVAM deze aanvraag voor het meeverbranding van het destillatieresidu van de furfurylalcoholproductie als biomassa (in de stoomketel ter vervanging van aardgas (maximaal 10 %)) onder rubriek 43.1.3 ZONDER ADVIESBEVOEGDHEID voor de OVAM. Overwegende dat de meegedeelde verandering geen toevoeging van kadastrale percelen betreft; Overwegende dat de inrichting overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem in dezelfde klasse blijft ingedeeld; dat de verandering derhalve geen indeling van de inrichting in een hogere klasse tot gevolg heeft;

5/8 Overwegende dat de meegedeelde verandering onder de toepassing valt van de bepalingen van artikel 6 bis 3 van het Vlarem; Overwegende dat de gunstige adviezen in aanmerking worden genomen; Overwegende dat volgens het advies van de AMV tevens een wijziging wordt gevraagd van de meetfrequentie op basis van de mogelijkheden die zijn opgenomen in artikelen 5.2.3bis.4.12 en 5.43.2.2.3 van Vlarem II; dat een wijziging van een voorwaarde niet kan toegestaan worden volgens de procedure van een mededeling van kleine verandering ; dat voor het bekomen van een afwijking van een Vlarem-voorwaarde een dossier moet ingediend worden overeenkomstig artikel 45 van Vlarem I; Overwegende dat de meegedeelde verandering niet van die aard is dat ze een bijkomend risico voor de mens of een aantasting van het leefmilieu inhoudt en dat de bestaande hinder niet vergroot; dat de meegedeelde verandering bijgevolg overeenkomstig artikel 6 quater, 4 van het Vlarem in aanmerking komt voor aktename geldend als vergunning; B E S L U I T : ARTIKEL 1 - Voorwerp van de akte 1. Akte wordt genomen van de mededeling van de dd. 31 mei 2006 ingediend, inzake de verandering van het vergunde chemische bedrijf te 2440 Geel, Industriepark - Leukaard 2, kadastergegevens (afdeling-sectie-perceelnummer) : 5-M-30/f, 5-M-36/d als volgt: Wijziging door: herrubriceren van de coverbranding met aardgas van destillatieresidu s - voor maximaal 5% op jaarbasis en 10% ogenblikkelijk van het nominaal thermisch vermogen - in de stoomketel met een warmtevermogen van 9 MW uit rubriek 2.3.4.k naar rubriek 43.1.3 zodat deze voortaan omvat 7 verwarmingstoestellen met een gezamenlijk warmtevermogen van 480 kw, een stoomketel van 9 MW met meeverbranding met aardgas van Residu tardestillatie en Residu topfractie zuivering furfurylalcohol als biomassa-brandstof voor maximaal 5% op jaarbasis en 10% ogenblikkelijk van het nominaal thermisch vermogen, en 2 branders van elk 330 kw (totaal 10,140 MW rubriek 43.1.3) stopzetting van het breken en verpakken van 120 ton/jaar acetylfuraan (7.1.3) stopzetting van de opslag van 35 ton acetylfuraan, waarvan 10 ton in vrieswagen (17.2.2) Uitbreiding met: een extra opslagtank van 3.000 m³ voor furfurylalcohol (17.3.3.3 17.3.6.3), waarbij de totale opslag voor furfurylalcohol in de inrichting niet toeneemt, m.a.w. een opslag van max. 6.048 m³ of 6.834 ton furfurylalcohol voor een totaal van 7.452,36 ton schadelijke, irriterende, corrosieve of oxiderende stoffen in rubriek 17.3.3.3 en 13.132 m³ P3-producten. Vlarem-rubricering: 7.1.3-17.2.2-17.3.3.3-17.3.6.3-43.1.3 ARTIKEL 2 De meegedeelde verandering waarvan akte wordt genomen mag niet langer geëxploiteerd worden dan de vergunningstermijn van de lopende vergunning, zijnde 13 februari 2023. ARTIKEL 3

6/8 De volgende voorwaarden worden opgelegd en dienen strikt nageleefd te worden bij de exploitatie van de verandering die het voorwerp is van de akteneming : 1. Algemene : V01: Algemene milieuvoorwaarden - algemeen: Hoofdstuk 4.1, 4.6, 4.7, 4.8 en bijlage 4.1.8 V02: Algemene milieuvoorwaarden - geluid: Hoofdstuk 4.5 en bijlagen 2.2.1, 2.2.2, 4.5.1, 4.5.2, 4.5.3, 4.5.4, 4.5.5 en 4.5.6 2. Sectorale : V46: Opslag van gevaarlijke stoffen - ondergrondse en bovengrondse houders: Afdelingen 5.17.1, 5.17.2 en 5.17.3 en bijlagen 5.17.1, 5.17.2, 5.17.3, 5.17.4, 5.17.5, 5.17.6 en 5.17.7 V61: Luchtverontreiniging - thermische centrales, stookinstallaties en verbrandingsovens: Hoofdstuk 5.20 (uitgezonderd Afdeling 5.20.2: petroleumraffinaderijen) en Hoofdstuk 5.43 3. Bijzondere : / De opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden kunnen teruggevonden worden in Vlarem II (of bijgevoegde cd-rom). Deze zijn evenwel louter indicatief; bij wijzigingen van Vlarem II wordt de exploitant immers steeds geacht de meest actuele versie van de van toepassing zijnde bepalingen na te leven. ARTIKEL 4 - Onderhavige akteneming doet geen afbreuk aan de rechten van derden. ARTIKEL 5 - Voor elke verandering van de vergunde inrichting gelden de bepalingen van hoofdstuk III-bis van titel I van het Vlarem. Elke overname van de inrichting door een andere exploitant dient vóór de datum van inwerkingtreding van de overname gemeld aan de vergunningverlenende overheid, overeenkomstig de bepalingen van artikel 42 van het Vlarem. Een hernieuwing van de vergunning moet worden aangevraagd overeenkomstig de bepalingen van het Vlarem uiterlijk tussen de 18 de en de 12 de maand vóór het verstrijken van de vergunningstermijn van de lopende vergunning.

7/8 ARTIKEL 6 - Tegen onderhavige akte, bedoeld onder artikel 1, kan bij aangetekend schrijven binnen 30 dagen na de bekendmaking ervan beroep worden aangetekend bij de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, Graaf de Ferraris-gebouw, Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 Brussel. Antwerpen, in zitting van 14 september 2006. Aanwezig: de heer C. Paulus, Gouverneur-Voorzitter, de heren L. Helsen en F. Geudens, mevrouw M. De Graef, de heren M. Wellens en C. Masson, leden en de heer D. Toelen, Provinciegriffier. Verslaggever: C. Masson In opdracht: De Provinciegriffier, De Voorzitter, D. Toelen C. Paulus

8/8 Bijlage bij besluit dd. 14 september 2006 De in artikel 3 van dit besluit opgesomde algemene en sectorale milieuvoorwaarden worden aan de exploitant louter ter indicatie meegegeven. De exploitant wordt immers geacht altijd de voor zijn inrichting van toepassing zijnde algemene en sectorale voorwaarden van Vlarem II na te leven. Dit betekent ook dat indien deze voorwaarden wijzigen, de exploitant steeds geacht wordt de meest recente versie ervan na te leven. De tekst van de in artikel 3 genoemde voorwaarden vindt de exploitant terug in de bij deze vergunning gevoegde cd-rom. Indien gewenst, kan de exploitant altijd een papieren afdruk bekomen bij de vergunningverlenende overheid. Deze cd-rom wordt niet meegestuurd naar de andere rechthebbenden van de beslissing. Het provinciebestuur gaat er immers van uit dat deze reeds zelf over een exemplaar van Vlarem II beschikken waarin ze de van toepassing zijnde hoofdstukken of artikelen kunnen raadplegen.